‘Gezegend hij die komt’: de kersttijd

25 december staat op de kerkelijke kalender te boek als de datum van het geboortefeest van onze Heer. Kerstmis zogezegd. Volgens het huidige missaal begint de viering van dit feest reeds in de avond van de 24e december met de vigiliemis van Kerstmis. “Heden nog zult gij weten dat de Heer ons komt redden, en morgen zult ge zijn heerlijkheid zien.” Aldus de openingstekst in het missaal, dat hier even vrijmoedig als trefzeker omgaat met de toezegging van Moses in Ex. 16, 6–7.

Jubilate 25, 3 (september 1992)

Cees Janssens

Kerstmis op 24 december? Steeds meer begint het er in onze streken op te lijken dat Kerstmis niet op 25 december maar op 24 december valt. Geen ontwikkeling in de goede richting. Wat te denken van een parochie met bijna een half dozijn nachtmissen op 24 december? Een parochie die op 25 december volstaat met een enkele viering waarbij het parochieblad laconiek aantekent: ‘geen intentie’. Wil de kerk zichzelf uit de markt prijzen? De uitholling van de christelijke feestdagen kunnen wij inderdaad maar het best zelf ter hand nemen! Er is niets tegen om de kerstviering in te zetten op de avond van 24 december. Een goed begin is nooit weg. Maar het feest mag niet opgaan in wat als het begin ervan is bedoeld.

‘Midden in de winternacht…’

Het missaal van 1970 heeft de aloude gewoonte van de drie missen met Kerstmis bewaard. Niet in de vorm van drie aaneengesloten vieringen zoals de ouderen onder ons dat hebben gekend, maar wel als markeringen van de tijd van samenkomst. Met alles wat daarmee gepaard gaat aan symboiiek en zeggingskracht. Nachtmis, dageraadsmis en dagmis.

Kerstmis staat en valt voor velen met de nachtmis. Alweer zo’n gegeven om zorgvuldig mee om te gaan. De nachtmis hoort in de nacht thuis en nergens anders. Wie van de nachtmis een avondmis maakt – om van erger niet te spreken – heeft niet begrepen waarom het gaat.

“In de omgeving bevonden zich herders die in het open veld gedurende de nacht hun kudde bewaakten” (Lk. 2,8). In de Schrift is dit ‘gedurende de nacht’ altijd een veelbetekenend gegeven. De liturgie is dezelfde overtuiging toegedaan. Zij weet waarom er gewaakt moet worden. Zoals in de 2e prefatie van de Advent: ‘opdat Hij ons zal vinden: wakend en biddend…’. Het is als een echo van het woord in Lk. 12,37: ‘Gelukkig de dienaars die de Heer bij zijn komst wakende zal vinden’. Over adventsspiritualiteit gesproken. ‘Midden in de winternacht ging de hemel open…’

Van Kerstmis naar Epiphanie

Er is een oude traditie die zegt dat de twaalf dagen tussen het feest van de Geboorte en dat van de Verschijning zeer heilig en geheimzinnig zijn. Een van de stukken van Shakespeare dankt er zijn naam aan: ‘Twelfth Night’. Ons beter bekend als ‘Driekoningenavond’. Feesten vragen tijd. De viering van het Kerstfeest vormt op deze regel geen uitzondering. Vandaar een gegeven als de Kersttijd in de liturgie. Een periode waarin wij voortdurend op een andere manier bezig blijven met hetzelfde gegeven: de komst van de Heer in ons midden.

Het octaaf van Kerstmis

Meer nog dan de huidige liturgische kalender kan een oude kalender uit Noord-Afrika ons duidelijk maken waarom het hier gaat. We lezen daar: 25 december; geboortedag van onze Heer Jezus Christus, de Zoon Gods; 26 december: geboortedag van de heilige Stefanus, de eerste martelaar; 27 december: geboortedag van de heilige Johannes de Doper, en van de apostel Jacobus die door Herodes werd gedood; 28 december: geboortedag van de heilige kinderen die door Herodes werden gedood.

Hier wordt het geboortefeest van de Heer in het juiste perspectief geplaatst. Zoals prof.Monnich het uitdrukt: “geboorte is niet leven en sterven, maar sterven en leven”. Wij kunnende Tweede Kerstdag, feest van de martelaar Stefanus, niet missen, willen wij de draagwijdte vatten van de Eerste Kerstdag. Stefanus mag dan ook niet achter de kerstboom verdwijnen. Warenhuizen en winkelbedrijven ruimen de kerstversiering onmiddellijk na de kerstdagen op. De commercie heeft geen weet van waarachtig vieren, haar is het slechts om de buit begonnen. Wij moeten ons daardoor niet op sleeptouw laten nemen. Voor de gelovigen begint het pas. Wij laten ook de kerststal voorlopig staan. AI was het maar om niet in verlegenheid te geraken wanneer de wijzen ons straks vragen: ‘Waar is de pasgeboren koning der Joden?’ (Mt. 2,2).

Oud en Nieuw

In 46 voor Christus heeft Gajus Julius Caesar het begin van het jaar van 1 maart verplaatst naar 1 januari. Tot in onze tijd zien we hoe allerlei motieven op deze dag, octaafdag van Kerstmis, zijn samengebraoht. De geboorte, de besnijdenis en de naamgeving van Jezus, het moederschap van Maria en het begin van het nieuwe jaar. Wie oog heeft voor de samenhang van al deze motieven kan ook liturgisch op 1 januari uit de voeten. Elk jaar geldt als een jaar van de Heer. leder weet wat bedoeld is met de uitdrukking Anno Domini 1992. Onze jaartelling zelf verwijst permanent naar de geboorte van Jezus Christus. Een goed voorbeeld van motiefcombinatie vinden we in het gebed over de offergaven van deze dag: ‘God, alle goed begint bij U en vindt in U zijn vervulling. Gij zijt in ons het werk begonnen met uw genade, wij vragen U, nu wij vol blijdschap de Moeder Gods gedenken: voltooi in ons het geluk waarvan Gij de oorsprong zijt.’

Openbaring des Heren

25 december en 6 januari vormen de twee brandpunten van de ellips die onze kerstviering is. Opnieuw blijkt hoeveel er rondom de komst van de Heer te overdenken en te vieren valt. Op 6 januari gaat het allereerst om de openbaring aan de heidenen, hoewel van oudsher op deze dag de aandacht ook uitgaat naar de Doop in de Jordaan en de bruiloft te Kana.

Wij spreken van Driekoningen, maar weten heel goed dat het niet om koningen maar om magiërs gaat, wijzen uit het oosten. Het getal drie? Het evangelie rept er niet over. En toch… De volksvroomheid heeft de boodschap van deze dag terdege begrepen. Goed dat we de kerststal hebben laten staan want daarin is het allemaal te zien. Drie koningen: een blanke, een gele en een zwarte. Drie koningen: de eerste als een bejaarde man met grijze haren, de tweede een figuur in de kracht van zijn leven, de derde als een jonge, nog baardeloze man. Hier kan geen predikant tegenop. De Messias van Israël is er inderdaad voor alle volkeren en voor alle leeftijden en voor alle geslachten, wie en waar en wat zij ook zijn.

Het feest van de Openbaring van de Heer verdient het royaal te worden gevierd. De commercie loopt ons hierbij niet voor de voeten, de kerk kan er zichzelf zijn met vergezichten die er zijn mogen.

Doop van de Heer

De zondag ná Driekoningen is gewijd aan het doopsel van de Heer in de Jordaan. Weer horen wij van een hemel die open gaat, boven het hoofd van de Zoon die ons geschonken is, de Veelgeliefde. Een uitgelezen zondag voor de bediening van de doop of voor een doopgedachtenis in de vorm van een besprenkeling met wijwater bij de aanvang van de dienst. Het mag er allemaal zijn, het missaal weet ervan mee te praten.

2 februari en 25 maart

De kerstviering heeft een soort open einde. Met de doop van de Heer wordt de kersttijd besloten, maar het feest van 2 februari laat zien dat dit niet de hele waarheid is, 25 maart bevestigt het op eigen wijze.

Beide feesten werden in het oude missaal als Maria-feesten beschouwd, tegenwoordig gelden zij allereerst als feesten van de Heer. Vandaar de nieuwe benamingen. Op 2 februari gaat het primair om de Opdracht van de Heer, op 25 maart richt de boodschap aan Maria onze aandacht naar de Aankondiging van de Heer.

In Vlaanderen krijgt het feest van 2 februari veelal de plaats die het toekomt. Moeders met kleine kinderen staan daarbij voorop. In Nederland zouden we desnoods de bejaarden centraal kunnen stellen. In het gezelschap van Simeon en Anna zijn ze in goed gezelschap. Als het feest maar gevierd wordt! Het gaat ook op deze dag om het komen van de Heer. “Let op, Hij komt… Maar wie kan de dag van zijn komst verdragen?” (Mal. 3, 1–4, eerste lezing).

25 maart vormt een hoofdstuk apart. Daar valt een boek over te schrijven. De datum van 25 maart houdt verband met de datum van 25 december: van de aankondiging van de geboorte tot de geboorte zelf tellen wij, zoals bekend, negen maanden. De betekenis van 25 maart reikt echter verder. De kortste en de langste dag, de dagen van de dag- en nachtevening zijn sinds mensenheugenis beleefd als heel bijzonder. Het zijn de scharnierpunten van het jaar. De liturgie verstaat de kunst om de kosmische tijd op te nemen in de viering van het heil. Vandaar 25 december als geboortefeest van de Heer, en 25 maart als de aankondiging van deze geboorte. De meest veelbetekende dagen van het jaar zijn gekoppeld aan de meest veelbetekende gebeurtenissen uit de geschiedenis van ons heil. Het kan daarom niet verbazen dat 25 maart werd gezien als de dag van de schepping, als de dag van het offer van Isaak, de dag van de uittocht van de lsraëlieten uit Egypte. In de christelijke traditie gold 25 maart wel als geboortedag van Jezus, als sterfdag van Jezus, als dag van zijn opstanding. De huidige liturgie houdt het bij de aankondiging van de Heer, Maria Boodschap.

“Hi1 die is en die was en die komt” (0penbaring 1, 8)

De feesten van 25 maart en 25 december gebruiken de kalender om het geloof tot uitdrukking te brengen. Het geloof dat de Heer één Heer is van de tijd. Het wordt met evenzoveel woorden uitgesproken bij het begin van de paaswake. De voorganger tekent de paaskaars met kruis en jaartal en zegt: Christus gisteren en heden – begin en einde – Alpha en Omega – Hem behoren tijd en eeuwigheid.

Uit de orgelhoek: Het lied van de dag des Heren (Stralsund 1640/1665)

‘Het bruidspaar heeft als openingslied gevraagd: Dit is de dag’ zegt de pastor tegen de organist. ‘Dat is goed’ zegt de organist, maar moppert ondertussen bij zichzelf, hadden ze niet een origineler lied kunnen kiezen, het is ook altijd hetzelfde!

Inderdaad te pas en te onpas wordt dit lied aangeheven. Maar vloeit de verveling bij de organist vaak niet voort uit steeds maar weer hetzelfde eerste regeltje als voorspel, en steeds maar weer dezelfde akkoorden op dezelfde plaats, drie coupletten lang. Geen wonder dat je dan een hekel krijgt aan een lied, maar geldt dat niet voor ieder gezang?

Jubilate 25, 2 (mei 1992)

Flip Veldmans

Ik zal een poging wagen dit bekende gezang nieuw leven in te blazen, want het prachtige lied met zijn sterke melodie verdient het niet in de hoek te worden geschoven. lk kan zo een handvol liederen noemen die hiervoor beter in aanmerking komen…

Beginnen we met het voorspel.

Wanneer een lied vaak wordt gezongen en daardoor goed gekend geworden is, is het helemaal niet nodig steeds de beginregel als voorspel te nemen. Het voorspel van Jan Böhmer uit Ludiale (besteladres: Bergstraat 17, 6701 AB Wageningen tel. 08370–12881) kan als leidraad dienen om kreatiever hiermee om te gaan:lied_dag_des_heren-1

Probeer steeds wel het tempo van het lied in het voorspel tot uitdrukking te brengen, en het voorspel niet te beëindigen met een vertraging, anders komt het lied moeizaam op gang. Tevens moet de organist alert zijn op het houden van het juiste tempo. De eerste twee zinnen eindigen steeds met een noot van drie tellen. Vaak wordt dan de nieuwe zin te laat ingezet. De organist werkt dit in de hand wanneer hij de slotnoot precies drie tellen vasthoudt. Houdt de noot daarom twee tellen vast en daarna een rust van een tel, en begin de nieuwe zin exact op de eerste tel van de volgende maat. U zult zien dat dit werkt. We zijn ongemerkt bij de bespreking van de begeleiding aangeland. Een drietal voorbeelden zal ik de revue laten passeren. Allereerst uit Harmoniale I (besteladres: Harmonia, Postbus 210, 1230 AE Loosdrecht, tel. 02158–27595) het volgende voorspel en zetting, tevens technisch de gemakkelijkste van de drie en geschreven in een modern klankidioom:lied_dag_des_heren-2

Vervolgens uit 71 Kerkliederen van Jan Vermulst (uitgave: Gooi en Sticht, Postbus 133, 3740 AC Baarn, tel. 02154–15320) deze zeer bruikbare en stevige begeleiding. In verband met plaatsruimte heb ik de toegevoegde tegenstem weggelaten:lied_dag_des_heren-3

Tenslotte als laatste van de drie voorbeelden de zetting van Jan Mirck, oud-direkteur van net Ned. Instituut voor kerkmuziek, waar ik mijn opleiding heb genoten en waar ik nog steeds met veel genoegen en dankbaarheid naar terugzie. De begeleiding is afkomstig uit de bundel ‘Eenvoudige voorspelen en begeleidingen bij 25 veelgezongen melodieën’ (uitgave Gooi en Sticht).

Eerlijkheid gebied mij te zeggen dat deze begeleidingen technisch iets moeilijker zijn te spelen dan de eerste twee bundels. Let op de fraaie imitatie bij de tweede zin:lied_dag_des_heren-4lied_dag_des_heren-5

Wanneer er iets meer tijd beschikbaar is, bijvoorbeeld bij de intocht van het bruidspaar in de kerk, speel dan eens dit preludium genomen uit de bundel ‘voorspelen bij Zang en Tegenzang’ (uitgave: Annie Bank te bestellen via Harmonia). U zult niet meteen de melodie herkennen, maar deze fraaie compositie van Mathieu Dijker sluit toch uitstekend aan bij het gezang:lied_dag_des_heren-6

Nu we het toch over muziek hebben rond dit lied wil ik u graag wijzen op (alweer) een drietal stukken over het gezang. Allereerst van Johann Gottfried Walther uit ‘Achtzig Choralvorspiele Deutscher Meister’ verzameld door Hermann Keller (ultgave: Peters nr. 4448). Ter illustratie de eerste twee regels, zie de voorimitaties in het manuaal en daarna de melodie in het pedaal. Het stuk kan stevig worden geregistreerd met een tongwerk in het pedaal en kan uitstekend dienen als naspel:lied_dag_des_heren-7

Als tweede voorbeeld nr. 18 uit 43 Choralvorspiele opus 52 van Otto Dienel die leefde van 1839 tot 1905 (uitgave: J.C. Willemsen, Amersfoort nr. 714). Ook deze compositie vraagt om een stevige registratie. Bepaal het tempo aan de hand van de 16e noten in de tweede regel:lied_dag_des_heren-8

En als laatste uit ’30 Choralvorspiele opus 135A van Max Reger (uitgave: Peters nr. 3980) onderstaand voorbeeld. Zie de canon tussen sopraan en bas:lied_dag_des_heren-9

In de inleiding hadden we het over de eentonigheid van de begeleiding. Mag ik u tenslotte als ‘toetje’ deze eigen begeleiding aanbieden waarbij de melodie niet in de sopraan ligt maar hoofdzakelijk verborgen zit in de altpartij. Deze zetting kan prima dienen voor het laatste couplet en geeft ineens een andere dimensie aan de melodie:lied_dag_des_heren-10

Na al deze voorbeelden kan ik mij niet meer voorstellen dat u zult zeggen: hadden ze niet een ander lied kunnen nemen.

Ik denk zelfs dat u blij zult zijn dat het lied weer op het programma staat zodat u de vele mogelijkheden die het gezang biedt kunt laten horen en de feestelijkheid van de dag mede kunt ondersteunen. Het bruidspaar zal u hiervoor dankbaar zijn. Veel succes!

Gedachten rond een lied: Stralsund 1640/1665

Op zondagavond komt er op de Britse zender BBC 1 een programma getiteld Songs of Praise (herhaling op maandag). Over het algemeen vind ik het indrukwekkende uitzendingen. Indrukwekkend vanwege het enthousiasme, indrukwekkend vooral vanwege de oprechte geloofsbeleving, die er uit spreekt. Tijdens een van die uitzendingen zong men het onderstaande, ons allen zeer bekende, gezang. Toevalligerwijze hoorde ik dit lied een week later opnieuw, nu tijdens een soortgelijk programma op de Duitse televisie.

Jubilate 25, 2 (mei 1992)

Theo Klaus

Naar aanleiding daarvan kwam bij mij de volgende gedachte naar boven: ‘Wat zijn we in Nederland, na dik vijfentwintig jaar liturgievernieuwing, nog vaak armetierig bezig. Met weinig moeite kan het zoveel rijker, zoveel aantrekkelijker, zoveel bevredigender. Liturgie vieren met deelname van de hele gemeenschap hoeft toch niet per definitie saai te zijn. En… wat kan een koor daarbij niet een prachtige taak vervullen’.

Een beetje achtergrond

De melodie, waar ik op doel en welke u hieronder vindt afgedrukt, wordt in vele landen, in vele kerken en bij allerlei gelegenheden gezongen.

Wie de maker van de melodie is, weten we niet. U treft dan ook boven de melodie slechts de plaats van herkomst, namelijk Stralsund, aan. Waar dat stadje ligt? Wanneer u vanaf Berlijn recht naar boven gaat, door het vroegere hertogdom Mecklenburg, komt u aan de Oostzee. Daar ligt het havenplaatsje Stralsund. vroeger een grote verbindingsmogelijkheid naar Zweden.

Achter de aanduiding Stralsund treffen we vaak een jaartal aan. Dit jaartal slaat op de ons oudst bekende bundel, waarin de melodie genoemd of afgedrukt staat. De geleerden zijn het echter niet geheel met elkaar eens over het precieze tijdstip van uitgave. Vandaar dat u verschillende jaartallen kunt tegenkomen, namelijk 1640 en 1665.

De melodiestralsund

Bij het bekijken van de melodie valt ons meteen op dat de eerste twee zinnen identiek zijn. Met een stap van tonica (f) naar dominant (c), gevolgd door de terts (a), zet de onbekende componist meteen een stoere melodie neer, waaraan de gepunteerde ritmen nog een extra ondersteuning toevoegen. Zien we daarbij ook niet over het hoofd de voorlaatste noot (g), die met de laatste noot (f) voor een prachtige strakke afsluiting van de eerste twee zinnen zorgt.

De tweede helft van onze melodie lijkt op net eerste gezicht wat minder strak in elkaar gezet. Veel speelser, fantasievoller, verrassender. Hier treffen we geen twee volledige zinnen aan, de regels 3 – 4 en 5 lijken eerder drie losse fragmenten. Toch hebben we hier te maken met een sterkere eenheid dan men zou denken. Er loopt een dwingende lijn doorheen. Kijkt u maar eens mee.

Regel 3 begint op de dominant, regel 4 begint op de terts (denk aan regel 1 en 2). Regel 5 begint weer op de dominant. Regel 3 eindigt op een a, 1 regel 4 op een d, een mooie kwintverhouding. En… om de cirkel rond te maken… regel 5 lijkt heel sterk op de tweede helft van regel 1 en 2. Je zou nog kunnen zeggen, dat regel 3 en 4 tweemaal een aanloop vormen naar de slotregel.

In regel 4 zijn maat 1 en 2 elkaars spiegelbeeld. Een vaak voorkomende formule.

De uitvoering

Het is een strakke, pittige melodie. Neem een kordaat tempo en houdt dat tempo ook vol. Zing vooral niet zeurend. Geef de halve noot met punt de juiste waarde, maar ook niet meer. Pas daar vooral op voor onnodige vertragingen!! Hoe vaak worden daardoor melodieën beschadigd, ontkracht, wordt daardoor een prachtige notenstroom stuk gemaakt. Pas ook op voor valse accentueringen. Het kan al meteen raak zijn bij de derde noot. Denk regel 3 – 4 en 5 als een eenheid. Wat niet wil zeggen, dat u buiten adem de laatste noot moet halen. Haal snel ruim adem om de melodie de nodige body te blijven geven, maar nogmaals maak daarvoor geen onnodige verlenging aan het eind van de regels. Laat de tweede helft van de melodie niet aan spanning verliezen, want ook deel twee is onderdeel van die strakke, pittige melodie.
Een veel voorkomende fout is nog: het niet accuraat uitvoeren van de gepunteerde figuur (kwart – punt – achtste). Pas daarbij op dat de achtste noot niet wordt verdoezeld, dat erop wordt versneld.

De tekst

De oudst bekende tekst is van student Joachim Heck (17e eeuw). Deze jongeling uit Dresden had er behoefte aan zijn verliefde hart te luchten en schreef op boven afgedrukte melodie een schoon minnelied. Ik laat voor u graag een stukje van de eerste strofe afdrukken, opdat u enigszins een indruk krijgt hoe fraai de tekst zich voegt naar de melodie. Let u bijvoorbeeld eens op het woord ‘nicht’ (derde noot) en op de herhaalde klank van de klinkers.

Seh’ ich nicht blinkende
flinkende
Sterne aufgehen ?
Seh’ ich nicht lachende
Wachende
Wachter da stehen ?

Een veertigtal jaren later heeft Joachim Neander (theoloog en dichter, geboren in 1650 te Bremen) de ons bekende tekst ‘Lobe den Herren’ geschreven.

Het studentenlied is zo goed ais vergeten, de geestelijke tekst leeft nog volop in vele landen.

Zoals u weet, is het niet bij die ene tekst gebleven. De melodie is drager geworden van vele teksten. Ik zal uw geheugen een steuntje geven.

  • Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt en gegeven.
  • Gij die verrezen zijt, Heer, in het licht van uw luister.
  • Komen ooit voeten gevleugeld mij melden de vrede.
  • Lof zij de Heer, de almachtige Koning der ere.
  • U, Heer, zij lof gebracht, U klinkt ons feestlied ter ore.
  • Zingt een nieuw lied voor de Koning van hemel en aarde.
  • Zingt God, de Heer, de almachtige Koning ter ere.

Wellicht kent u nog andere teksten. Keus te over dus.

Het koor en de goe-gemeente

Actieve deelname van de gehele gemeenschap is inherent aan liturgie vieren. Het is een aanwinst van de laatste decennia, die in de praktijk van elke zondag nog niet altijd even sprankelend te voorschijn komt. In feite niet zo vreemd. Immers van oudsher zorgden celebrant en koor wel voor de diensten en met die opvatting zijn de meeste zondagse kerkgangers opgegroeid of vergroeid.

En dan ineens mogen we allen meedoen. Dat is geen eenvoudige zaak. Dat moet men leren, zeker als het om zingen gaat (geen traditie) en als er zoveel nieuw materiaal op je afkomt. Ook dirigent en koorzangers moesten (moeten?) er aan wennen, dat ze er mede-zingers bijgekregen hebben.

Er waren nogal wat koren met angst, koren, die bang waren hun taak kwijt te raken. De koorleden moesten ervan overtuigd raken, dat hun taak rijker en veelzijdiger was geworden. immers, naast hun aloude taak om luister bij te zetten, was er een nieuwe, even belangrijke en waardevolle taak aan toegevoegd, namelijk met hun stem en hun vakkennis de goe-gemeente ter zijde staan.

Het koor zingt voor, het koor laat horen hoe de nieuwe melodieën moeten klinken, in het juiste tempo, met de juiste accentuering. Het koor stimuleert en de gelovigen gaan er zin in krijgen mee te mogen doen.

Daarnaast kan het koor een gezang ook rijker maken, feestelijker laten klinken door er ter afwisseling een meerstemmig gezongen couplet tussen te lassen. Dat is toch weer even iets anders, dan steeds zo maar vier of vijf coupletten te moeten zingen. Vandaar dat ik u de laatste tijd een aantal bewerkingen aanreik.

Nog enkele bemerkingen:

  • Laat uw koor niet sneller zingen dan de goe-gemeente aankan. Dat geeft oorlog tussen koor en volk. Dat is niet zo aangenaam om mee te maken.
  • Dirigeer niet enkel de koorzangers. Het volk heeft ook leiding nodig. Ook al denkt men dat ze niet kijken, die leiding hebben ze toch graag.
  • Dirigeer duidelijk. Geef een begrijpelijke opslag, maak een duidelijke slag. Aan veel krulbewegingen heeft men geen houvast.
  • Zing niet zo hard door de microfoon mee, dat men de neiging krijgt de kabels door te knippen. Probeer er een gewoonte van te maken in het geheel niet mee te zingen.

De meerstemmigheid

Aangezien de melodie vaak werd en wordt gezongen is het niet verwonderlijk, dat vele componisten er begeleidingen, variaties, voorspelen, bewerkingen etc. voor geschreven hebben.

Zo dadelijk zal ik u de wat eenvoudiger zettingen noemen, maar eerst wil ik u opmerkzaam maken op de bekende Koraal-Kantate ‘Lobe den Herren’ (no. 137) van J.S. Bach. In dat werk kunnen we kennis maken met de onuitputtelijke fantasie van de grote meester. Voor ieder couplet had hij weer een andere inval. Een onvoorstelbare rijkdom. (Een van de bewerkingen vermeld ik hieronder.)

Misschien een cadeautje voor een jubilerende dirigent, organist of koorlid. Een tweede componist, die onze melodie op een knappe manier heeft bewerkt, is Hugo Distler (1908–1942). Zijn werk is heel fris van klank en ook hier kunnen we spreken van een aantal verrassende compositie-vondsten.

Nam Bach alle vijf de strofen, Distler heeft zich beperkt tot de eerste twee strofen.
Begeleidingen, voor- en tussenspelen bij onze melodie zijn onder andere te vinden in:

  • ZANG EN TEGENZANG de no’s 188=388; 195=294=339
  • EENVOUDIGE VOORSPELEN EN BEGELEIDINGEN (G & S)
  • J. Böhmer – HARMONIALE. Eenvoudige begeleidingen (Harmonia)
  • J. Böhmer – LUDIALE. Eenvoudige voor- en tussenspelen (Harmonia)

Koorzettingen

Een greep uit de vele mogelijkheden.

Dit is de dag
in Zang en Tegenzang
T 340 2 st. zetting voor SA of TB, H. Strategier
T 341 3 st. zetting voor STB, H. Strategier
T 342 4 st. zetting voor SATB, J.S. Bach

in 71 Kerkliederen
4 st. zetting voor SATB, orgel en trompet, J. Vermulst

Gij die verrezen zijt
in Zang en Tegenzang
T 190 2 st. zetting voor SA of TB+orgel, M. Dijker
T 191 3 st. zetting voor STB of SAB, M. Dijker
T 192 4 st. zetting voor SATB M. Dijker

Lof zij de Heer
in Honderd negentien gezangen
4 st. gemengd, J. Pasveer (uitg. Proost en Brandt nv. Amsterdam)

U, Heer, zij lofgebracht
in Adem, onder no. 2 4 st. gemengd, H. Distler (zie boven) voorzien van Nederlandse tekst-Gabriël Smit.

Zingt een nieuw lied
in Zang en Tegenzang T 29O=T 190; T 291=T 191 ; T 289=T 192

Zingt God de Heer
in Zang en Tegenzang T 343=T 340; T 344=T 341 ; T 345=T 342

in G & S
0878 voor 2/3 gel. stemmen, volkszang, orgel en/of trompet, J. Vermulst
0877 voor 4 st. gemengd koor, volkszang, orgel en/of trompet, J. Vermulst

Wat zou het een verrijking kunnen zijn, wanneer we onze vieringen wat beter gingen aankleden. Succes.

De liturgie van de Advent

‘Gezegend Hij Die Komt’

De feestkring rond Pasen heeft in de christelijke kerk de oudste rechten. En dat niet alleen, hij is ook van het grootste belang. Kerstmis moet het daartegen afleggen. De liturgische feestkring rond Kerstmis moet genoegen nemen met een tweede plaats. Daarmee wil niets gezegd zijn ten nadele van zoiets als een geboortefeest. Pasen is ook een geboortefeest. Daarbij gaat het om de Eerstgeborene uit de doden, de Eerstgeborene onder vele broeders en zusters. Het paasfeest was voor de eerste generaties van christenen geboortefeest genoeg. En de kerstviering is – het moge vreemd klinken – n[i]et allereerst geboorteviering.

Jubilate 25, 2 (mei 1992)

Cees Janssens

The Day of His Coming

Met Pasen gaat het om de Levende, de levende Heer. Met Kerstmis en alles wat daarbij hoort gaat het vooral om de Komende, de komende Heer. De geboorte van de Heer moet worden gezien in het perspectief van zijn komst. De Amerikaanse liturgist Thomas Talley typeert de kerstcyclus kort en krachtig als de viering van ‘The Day of His Coming’. In twee uitspraken kan de liturgie van de kersttijd worden getekend. Allereerst als vraag en verwachting: ‘Zijt Gij de Komende of hebben wij een ander te verwachten?’ Vervolgens als belijdenis en lofprijzing: ‘Gezegend Hij die komt in de naam des Heren’.

Een dubbel perspectief

De liturgie van de Advent is veel méer dan louter voorbereiding op Christus’ geboortefeest. Zij plaatst de eerste komst van de Heer in het brede verband van zijn verhoopte uiteindelijke komst. Geen tekst verwoordt dit dubbele perspectief beter dan de eerste prefatie van de Advent: ‘…zullen wij U danken, altijd en overal door Christus, onze Heer, die, toen Hij eertijds kwam, kwetsbaar en klein, het werk van uw genade heeft voltooid, en vlees geworden is en voor ons allen open heeft gedaan die deur naar een geluk dat eeuwig duurt, een land dat Hij beloofd heeft en ons geven zal: nu nog zien wij allen naar die toekomst uit, vol hoop en vastberaden; ooit zullen wij er binnengaan en wonen wanneer Hij komt in heerlijkheid… voorgoed.’ Een tekst waar een mens in de Advent mee uit de voeten kan.

In het getijdengebed van de eerste adventszondag krijgt de heilige Cyrillus, ooit bisschop van Jerusalem, het woord. Hij zegt: ’Wij verkondigen de komst van Christus. Niet alleen zijn eerste komst, maar ook de tweede, die veel heerlijker zal zijn dan de eerste.(…) Bij zijn eerste komst hebben wij geroepen: ‘Gezegend de Komende in de naam des Heren’, bij de tweede zullen wij weer hetzelfde roepen. Met de engelen zullen wij Hem tegemoet trekken, voor Hem knielen en roepen: ‘Gezegend de Komende in de naam des Heren’.

De liturgie van de Advent heeft een tweevoudig karakter. Oog daarvoor hebben is hier het begin van alle wijsheid. De liturgie maakt het ons daarbij niet moeilijk. Zij begint met het perspectief van de grote komst, Advent ten voeten uit. Pas in de periode van 17 tot 24 december wordt zij kerstvoorbereiding in de strikte zin van het woord, georiënteerd op ’s Heren eerste komst, zijn geboorte in de tijd.

De zondagen van de Advent

Vier zondagen telt de Advent, wie zou het niet weten. Wat ieder ook zou moeten weten is dat deze zondagen behoren tot de belangrijkste van het hele jaar. Deze zondagen zijn in de liturgie wat een voorrangswet is in het verkeer. Valt het feest van 8 december, Maria onbevlekt ontvangen, op zondag, dan wijkt niet de zondag maar de feestdag. Een aanwijzing voor hen die nader vorm geven aan de zondagsliturgie. Wanneer de kerk Advent viert dan willen wij dat weten, en dat is maar goed ook.

Het is boeiend om te zien hoe elk van de vier zondagen, ieder jaar weer, een eigen karakter heeft. Het leesrooster respecteert dat eigene wonderwel, of het nu gaat om de A-, de B- of de C-cyclus.

De eerste zondag staat altijd in het teken van de waakzaamheid: de Heer komt! Op de tweede zondag is het Johannes, de voorloper, die zijn oproep doet horen: ‘Bereidt de weg van de Heer’. Hij zegt het elk jaar anders, maar het is steeds hetzelfde appèl.

De derde zondag draagt de benaming Gaudete. De paarse kleur van de Advent kan op deze dag verschieten tot rozerood. Het is als een blos op het gelaat van de kerk bij het horen van het: ‘Verheugt u: de Heer is nabij’.

De vierde zondag tenslotte wijst ons op Jezus die geboren zal worden uit Maria. Ook deze zondag weet van geen wijken. Wanneer hij op 24 december valt dan is het niet de vigilie maar de zondag die het pleit wint. Deze vierde zondag van de Advent schenkt bijzondere aandacht aan de figuur van Maria, de moeder van de Heer. Op deze dag zou het Magnificat, de lofzang van Maria, in geen enkele dienst mogen ontbreken. Zelden is dit lied beter op zijn plaats. Een predikant die op deze zondag stilzwijgend voorbijgaat aan Maria verdient een onvoldoende op zijn rapport te krijgen.

De grote week van de Advent

Vanaf 17 december begint de liturgie de dagen te tellen. De eigenlijke kerstvoorbereiding is begonnen. De periode van 17 tot 24 december valt te beschouwen als de Grote Week van de Advent, te vergelijken met de Goede Week voorafgaande aan Pasen. Het is de tijd van de eigen misformulieren voor elke dag, de eigen lezingen ontleend aan het kindheidsevangelie van Matteus en Lukas. De tijd ook van de grote O-antifonen. Al meer dan duizend jaar staan deze messiaanse teksten als keervers bij het Magnificat in de vespers, het kerkelijk avondgebed. Sinds kort fungeren zij in aangepaste vorm ook als Alleluia-vers voor het evangelie in de eucharistieviering. Willem Barnard heeft verschillende keren geprobeerd deze oude Latijnse teksten in het Nederlands toegankelijk te maken. Met enig succes mogen we wel zeggen, Wat let ons deze woorden in de mond te nemen?

Koning der volken, heers alom
en, eerste van de aarde, kom!
Gij hoeksteen, maak ons samen één
verzamel allen om u heen!
O kom, ja kom, Emmanuel!
Verblijd uw volk, uw lsraël!

Het daget in het oosten

Wie heeft het daar over de adventskrans? Inderdaad, geen strikt liturgisch gegeven, maar daarom niet minder waardevol. De symboliek stamt af van onze germaanse voorouders. De groene takken spreken van hoop en leven, ‘ondanks winter, sneeuw en ijs’. het licht van de vier kaarsen, één voor één ontstoken vanuit een voortgaande verwachting, houdt een verwijzing in. ‘Het ware Licht, dat iedere mens verlicht, kwam in de wereld’ (Joh.1,9). de donkere dagen voor Kerstmis zijn niet donker voor hen die geloven. ‘Het daget in het oosten’.

Stemvorming: om tien uur ’s morgens… en dan zingen?

Wakker worden

Het komt nogal eens voor dat zangers en zangeressen ’s morgens om tien uur of nog vroeger in de kerk de heilig mis met hun stemmig gezang moeten opluisteren. Uit ervaring weet ik dat dat niet altijd mee valt.

Om tien uur ’s morgens is ons lichaam nog niet top-fit. We kunnen namelijk last hebben van vervelende slijmproppen en irritante kriebels die ons het zingen onmogelijk maken. Kortom onze stem mist alle souplesse die wij van haar op andere – meer gunstige tijdstippen – wel mogen verwachten.

Jubilate 25, 1 (januari 1992)

Cécile Creusen

’s Avonds zingen we doorgaans veel beter. Ons lichaam is dan wakker. Onze stem is ondertussen soepel geworden van het praten en alle oneffenheden zijn verdwenen mits we niet worden geplaagd door verkoudheden.

Streng zijn voor uzelf

Hoe krijgen we onszelf en ons stemapparaat zo in vorm dat we ’s morgens ook goed kunnen zingen?

Het begint al met de avond van tevoren. Ga niet te laat naar bed en vermijd rokerige ruimten. Rook zelf zeker niet!!

Ook een glas helder bier of het overheerlijke rode wijntje kan roet in het eten strooien. Roken en het gebruik van alcohol maken de stembanden stroef en lui. Als u dan toch niet helemaal ongezellig wilt doen, neem dan bij voorkeur een glaasje witte wijn.

Ochtendgymnastiek

Wanneer u ’s morgens gaat zingen, staat u ongeveer anderhalf uur voor het tijdstip van optreden op. Uw lichaam moet namelijk de kans krijgen om wakker te worden. De eerste oefening is niet zo moeilijk. U gaat eens lekker douchen. Onder de douche – ge- nietend van de warme waterstralen – begint u een beetje te neuriën. Niet teveel want dan zingt u ook niet lekker. Vervolgens drinkt u een lekker kopje thee met een klein beetje citroen erin of koffie zonder melk en eet u daarbij een boterham. Producten zoals melk, sinaasappelsap en appelsap kunt u beter niet nemen omdat zij de slijmproductie versterken.

Na het ontbijt – ongeveer drie kwartier voor de heilige mis – gaat u inzingen. Rustig opbouwend van laag naar hoog. De volgende oefeningen zijn hiervoor uitstekend geschikt.

Oefening 1:
Zoek de goede resonans achter de neus (ogen) en laat de toon op en neer bewegen zonder (h’s).

Een keer ‘noe’ en daarna alleen ‘oe’… of ‘a’… of ‘ie’.om_tien_uur-1

Oefening 2: Ook bij deze oefening alleen bij de eerste toon de ‘n’ gebruiken en voor de volgende noten alleen de vocaal ‘oe’. Maak van deze oefening een vloeiende beweging.om_tien_uur-2

Oefening 3: Deze oefening is bedoeld voor de articulatie. U maakt dunne ‘n’s’ met het puntje van de tong tegen de achterkant van de snijtanden van de bovenkaak. U dient dit razendsnel te doen. De vocalen veranderen elke keer van ‘o’ naar ‘a’.om_tien_uur-3

Voor alle drie de oefeningen geldt dat we telkens dezelfde oefening een halve toon hoger zingen. Na de oefeningen zingt u het repertoire even door. U kunt ook de voor u lastige passages uit de muziek voor de zekerheid doornemen. Hierbij moet u vooral letten op een goede lage adem zoals ik heb beschreven in het nummer van mei ’91. Indien alles naar wens verloopt, kunt u met de oefeningen stoppen. U moet nog wat energie overhouden voor het echte optreden.

Het optreden

U kunt het beste een kwartier voor de dienst aanwezig zijn. Wanneer u op het laatste nippertje komt binnengehold, wordt het losgetrilde slijm uit de longen – dat normaal geen kwaad kan – door de trilhaartjes in de luchtpijp op uw stembanden gedeponeerd. Na ongeveer 10 à 15 minuten is dat weer over. De start van het optreden wordt gestoord en dat is jammer van alle goede voorbereidingen.

Ik hoop dat u met deze praktische tips voortaan ’s morgens om tien uur of nog vroeger lekker los en helder kunt zingen. Succes ermee!

Omgaan met kerktoonladders 3

U hebt van mij nog een afsluitend artikel tegoed over de toepassing van kerktoonladders. Door persoonlijke omstandigheden heeft het artikel wat op zich laten wachten, maar hier is het dan toch. Ik stel voor eerst nog eens de beide vorige artikelen aandachtig door te lezen en de muziekvoorbeelden op een instrument te spelen (deel I in het septembernummer van 1990 en deel II in het daaropvolgende januarinummer, dan bent u weer helemaal bij.

Jubilate 25, 1 (januari 1992)

Flip Veldmans

Aan de hand van enkele gezangen uit Gezangen voor Liturgie ga ik de behandelde stof illustreren. Het lied ‘Christus is opgestaan’ GvL 414, zie de uiteenzetting van Theo Klaus in zijn rubriek ‘Gedachten rond een lied‘ staat in d-dorisch. De reeks is d-e-f-g-a-b-c-d zonder verhogingen of verlagingen Het verschil met d-mineur zit dus in de b in plaats van de bes (dorische sext) en min of meer in de c in plaats van de cis (leidtoon van d-harmonisch). Bekijken we thans de begeleiding uit Harmoniale I van Jan Böhmer:begeleiding_christus_is_opgestaan-1

U ziet steeds het gebruik van de b, behalve de bes in maat 3 van het voorspel en maat 14 van de begeleiding, maar die zijn bedoeld als doorgangsnoten.

Laten we ook eens kijken naar de zetting van Hans Leo Hassler, zie het genoemde artikel van Theo Klaus. De eerste zin sluit af in A-majeur, de reden hiervoor is dat in de toen gebruikelijke middentoonstemming de grote tertsen c-e. d-fis, es-g, e-gis, f-a, g-b, a-cis en bes-d rein gestemd waren en daardoor als rustpunten klonken. De 2e zin sluit af in D-majeur om dezelfde reden. De zin ‘dus willen wij allen vrolijk zijn’ staat ;in F-majeur, het gebruik van de bes is derhalve toegestaan.

Wat ik met beide voorbeelden wil aantonen, is dat het omgaan met kerktoonladders op twee manieren gezien kan worden:

1e. uitgaan van de toonreeks zoals die moet worden toegepast,

2e. als uitgangspunt nemen de oorsprong van het lied en de in die tijd gebruikelijke stemming.

Laten we eens kijken naar een frygische melodie bijvoorbeeld Psalm 19: Hemelen dauwt uit den hoge. De componist Hans Besselink heeft het refrein aldus geharmoniseerd:begeleiding_christus_is_opgestaan-2

U vindt deze zetting van de schitterende Wisselende Gezangen voor het Liturgisch Jaar onder andere in de verkorte uitgave van deze serie, uitgegeven door Annie Bank (ABK 226).

Een voorbeeld van een mixolydische reeks is het lied GvL 471 Ik groet u vol genade. De harmonisatie is uit 60 kerkliederen van Jan Vermulst, uitgave Gooi en Sticht:begeleiding_christus_is_opgestaan-4

Duidelijk is, hoop ik, dat de fis (kenmerkend voor G-majeur) vermeden moet worden, waardoor de karakteristieke mixolydische septiem naar voren treedt.

De aeolische ladder wordt veelvuldig toegepast (GvL 408, 426, 428, 430, 431, 435 en ga zo maar door).

Ter illustratie heb ik het lied gekozen Gvl 546 Wie als een god wil leven hier op aarde. De begeleiding is van B. Huijbers en staat in deel I van de serie Liturgische Gezangen uitgegeven bij Gooi en Sticht:begeleiding_christus_is_opgestaan-5

Ik besef dat de stof niet gemakkelijk is, maar hoop in ieder geval begrip voor de materie op te wekken. Het pleidooi om gebruik te maken van goede bestaande orgelbegeleidingen wordt hierdoor alleen maar versterkt.

Tenslotte noem ik als aanvulling op het artikel van Theo Klaus nog enkele orgelwerken over ‘Christ ist erstanden’:

  • J.C. Fischer 1670–1746 Ariadne Musica (serie Liber Organi deel II) uitg. Schot 2267
  • idem in 80 Choralvorspiele (H. Keller) uitg. Peters 4448
  • Anonimus (serie Liber Organi deel VIII) Orgelmeister der Gotik uitg. Schott 2556
  • Seasonal Chorale Preludes (2 delen manualiter en 2 delen met pedaal) uitg. Oxford University Press
  • R. Bibl 1832–1902 Variationen und Fuge Liber Christus ist erstanden uitg. Harmonia.

Gedachten bij een lied: Christus is opgestaan

In de liedbundel van onze lagere school stond boven ’Christus is opgestanden’ de mededeling Ootmarsum 12de eeuw. Daar was ik best een beetje trots op. Zo van: Goh, toen al Nederlandse liederen!

Maar het is gegaan als met onze Laurens Janszoon Koster. Uiteindelijk bleek Gutenberg de echte uitvinder te zijn.

Zo ook bij het paaslied, waarover ik vandaag iets wil vertellen. Ook hier ligt de oorsprong niet in ons eigen landje, maar in de regio Beieren. Wel blijft overeind staan dat wij dit gezang al heel vroeg in onze cultuur hebben opgenomen.

Jubilate 25, 1 (januari 1992)

Th. Klaus

Een stukje verleden

Het paaslied ‘Christ ist erstanden’ hoort thuis bij de paassequentia Victimae Paschali laudes. Het is van oorsprong geen uitgebreid strofenlied, zoals wij het nu kennen, maar veeleer een soort acclamatie, een feestelijke paasroep.

De oudste vorm van het lied kende namelijk maar een enkel couplet met als afsluiting Kyrie Eleison. Dat ene couplet diende als refrein. Het kerkvolk gaf daarmee in zijn eigen taal antwoord op het door de clerus in het Latijn gezongen Victimae.

Naast de afsluiting met Kyrie eleison komen we de afsluiting met Alleluia tegen. Niet zo vreemd gezien de tijd en de plaats van het gezang, namelijk in de paastijd en vlak voor de verkondiging van het Evangelie.

NB. U ziet, dat er ook toen al plaats was ingeruimd voor de zang van het kerkvolk. En niet zo maar als een randgebeuren, maar als wezenlijk onderdeel, als een beaming op hetgeen er zo juist gezongen was.

De tekst

Het is in de loop der jaren niet bij het ene couplet gebleven. Al spoedig kreeg men behoefte aan meerdere coupletten. Men wilde al zingende meerdere gedachten kwijt. Dat verschijnsel is geen zeldzaamheid. Mag ik u in dit verband nog even herinneren aan ons vorig lied (Jubilate 1991 nr. 3) met, op een bepaald moment, zelfs 25 coupletten. Op die manier ontstonden er allerlei versies.

Ook in onze hedendaagse bundels komen we allerlei tekst-versies tegen, waarbij we in het algemeen het volgende onderscheid kunnen maken. We zien teksten, die vrij letterlijk teruggaan op de oorspronkelijke versie en we krijgen te maken met teksten die een nieuwe herdichting rond het paasmysterie geven. Als voorbeelden noem ik:

Liedboek voor de kerken
Christus is opgestanden
al uit der moordenaars handen.
Dus willen wij allen vrolijk zijn,
Christus zal onze trooster zijn.
Kyrieleis.

Al zijn wij Gods gevangen,
naar Christus is ons verlangen.
Het kruis dat moeten wij dragen,
zullen wij Christus behagen,
Kyrieleis.

Christus heefl geleden,
Hij heeft voor ons gestreden,
de vijand is verwonnen,
de dood heeft Hij verslonden.
Kyrieleis.

Christus is nedergestegen,
Hij heeft victorie verkregen.
Hij is ons allen een Medicijn,
Christus zal onze Verlosser zijn.
Kyrieleis.

Christus is nu verrezen,
dus willen wij vrolijk wezen.
De dood heeft verloren haren naam
Christus verlost ons al te saam.
Kyrieleis.

Gezangen voor Liturgie
Christus is opgestaan,
leeg is het graf, Hij leeft voortaan.
In dat bittere tweegevecht Sloeg Hij de dood, wij zijn terecht.
Hallelujah.

Christus komt uit de nacht,
licht en vrede ons gebracht.
Maar nog is oorlog om ons heen,
liet Hij ons toch weer dood alleen?
Hallelujah.

Heer, ons geloof bezwijkt
als Gij ooit uit ons midden wijkt.
‘Zie, lk ben en lk blijf met U,
heilige geestkracht geef ik u.’
Hallelujah.

Leg ons de schriften uit.
Toon ons toch aan dat Gij het zijt!
Voer ons binnen het groot geheim
dat Gij een lijdende mens moest zijn.
Hallelujah.

Mijn Heer, mijn God zijt Gij.
Daarom, Christus, gedenken wij
uw verrijzenis uit het dood,
hier in het breken van het brood.
Hallelujah.

Zou men in de praktijk het lied willen laten samengaan met het Victimae paschali, dan zou men zich kunnen beperken tot couplet 1 en couplet 5 om daarna af te sluiten met het Alleluia.

Nogmaals een stukje verleden

Het lied is zo bekend en populair geweest, dat er ook buiten de liturgie te pas en te onpas teksten op werden gemaakt.

In 1506 redt graaf Edsard I van Oostfriesland de stad Groningen uit de handen van Vyth van Drachsdorf, bevelhebber van de hertog van Saksen. Als de graaf de stad binnentrekt, luiden de klokken en zingt men:

Christus is upgestande,
Herr Vyth moet nu uth dissen lande,
des willen wij alle froh syn
Grave Edsard wil onze troost syn.
Kyrie eleison.

En bij het beleg van Haarlem in 1573 werd er door soldaten, die in dienst van Spanje vochten, gezongen:

Christus is opgestanden
te Haarlem is een buit voorhanden,
des willen wij allegader vrolijk zijn
morgen zal de stad ons eigen zijn.
Kyrielyson.

De melodie

Zoals ik al vermeld heb, is ‘Christus is opgestanden’ oudtijds ontstaan als een soort antwoord, als een soort refrein bij het Victimae. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de melodieën een herkenbare verwantschap vertonen. Dat de componist zich door het notenmateriaal van de sequentia heeft laten inspireren, blijkt heel duidelijk, wanneer u de hoofdnoten van de laatste regels van het Victimae vergelijkt met de hoofdnoten van ons lied.christus_is_opgestaan-1

Gaan we de opbouw van onze melodie nader bekijken, dan onderscheiden we een hoofdmelodie en een refreinmelodie.christus_is_opgestaan-2

De hoofdmelodie zet in op de kwint (dominant) en heeft een prachtige accentuering (c-d) op het voornaamste woord. In de tweede regel ontspant de melodie zich en daalt zeer beheerst naar het rustpunt op de tonica (grondtoon).

In de derde regel zit wel een stijging, maar slechts tot de dominant. Met hetzelfde notenmateriaal als in de tweede regel keren we terug naar een bijna rust, want met de laatste noot van regel vier koppelen we Kyrie of Alleluia er aan vast.

De alleluia-melodie gaat terug naar het begin van de hoofdmelodie en blijft zich dan uitzingen rond de tonen: a-c-d
een trapje lager: c-a-f
nog een trapje lager: a-f-d

Uitvoering

Zing het lied pittig. Maak reeds van de inzet een feest en laat het niet verslappen. Houd een fris tempo aan. Een taak voor de dirigent!!! Geef leiding aan de gemeentezang. Laat ze niet aan hun lot over. Sla geen mooie, nietszeggende krullen, maar gebruik een duidelijke, niet mis te verstane dirigeertaal. Ga maar eens voor een spiegel staan. En wat voor een pracht kans voor de organist om daarbij behulpzaam te zijn. Anders gezegd: neem bij het voorspel meteen het juiste tempo, anders sticht men verwarring.

Begeleidingen

Bij Gooi en Sticht te Hilversum zijn de volgende begeleidingen verschenen:

  • Onder nummer OB–28 een orgelzetting door Bernard Huijbers.
  • In de bundel orgelbegeleidingen bij de Parochiebundel vindt u onder no. 138 een zetting van Edward Stam.
  • In de bundel ‘Eenvoudige voorspelen en begeleidingen bij vijf en twintig veelgezongen melodieën‘ treft u een voorspel (kort) en een orgelzetting aan van de hand van Maurice Pirenne.

Bij uitgeverij Annie Bank tenslotte:

  • In de bundel Zang en Tegenzang onder T 156 een begeleiding van Jan Mirck.

Zettingen

In de zo juist genoemde uitgave Zang en Tegenzang:
– T 157 een zetting voor S-A+orgel van Jan Mirck.
– T 158 een zetting voor C-T of A-B a capeIIa van Jan Mirck.
– T 159 een zetting voor S-A-T-B a capella van Jan Mirck.

Tenslotte nog dit. In het Cantorijboek I, uitgave no. 102 van ‘Centrum voor de protestantse kerkzang’ treffen we onder no. 14 een heel merkwaardige homofone zetting aan getoonzet door Jan van der Biezen.christus_is_opgestaan-3

Zoals u ziet, bestaat deze zetting uit een Cantus firmus met 2 bovenstemmen en 3 onderstemmen.

Jan van der Biezen geeft er deze aanwijzingen bij.

‘Deze cantorijzetting is op drie manieren uitvoerbaar.
1. De Cantus firmus met de bovenstemmen.
2. De Cantus firmus met de onderstemmen.
3. Alle stemmen.’

Dit cantorijboek is getekend en gedrukt door scriptorium Annie Bank. Ik kocht het een twintigtal jaren geleden bij Algemene Muziekhandel W. Alphenaar Kruisweg 49 te Haarlem voor de prijs van ƒ 2,15. Dat weet ik, omdat de prijs ook op de titelbladzijde staat ingetekend. TH. KLAUS

Gedachten bij een lied: Er is een roos ontsprongen

De uitvinding van de boekdrukkunst is ook voor de verspreiding van gezangen van grote betekenis geweest. Dat geldt met name voor het lied van deze keer ‘Er is een roos’i’. Jarenlang is de bekendheid van dit lied beperkt gebleven tot slechts een paar bisdommen, namelijk Mainz en Trier, maar na de uitvinding van de drukletters raakte genoemd lied spoedig over een veel groter gedeelte van West Europa bekend.

Jubilate 24, 3 (september 1991)

Th. Klaus

De tekst

Met de tekst is men blijkbaar niet altijd en overal even gelukkig geweest. In de 5 voorbije eeuwen zien we dan ook heel wat verschillende pogingen verschijnen. En tot op de dag van vandaag zijn we er nog steeds niet in geslaagd, vind ik, om onder de fraaie melodie een alleszins bevredigende tekst te plaatsen.

Uitzonderingen bevestigen de regel. Die uitzondering daarop lijkt mij de tekst van Jan Wit, die u in het Liedboek voor de Kerken aantreft.

Niet alleen de tekst, maar ook het aantal strofen wisselde in de afgelopen eeuwen sterk. Zo telde het lied rond 1600, schrik niet, drie en twintig strofen. Men had toen blijkbaar nog tijd om over zijn geloof te zingen.

Strofe een begon met de mededeling, dat een roos uit de stam van Jesse een bloem had voortgebracht. En, nadat uit de tweede strofe blijkt dat Maria die roos is, gaat het verhaal eerst echt van start. Men zingt over de verschijning van de engel, de reactie van Maria, het bezoek aan nicht Elisabeth. Er wordt gezongen over de volkstelling, de geboorte, de herders, de driekoningen, de besnijdenis. Er wordt lofgebracht aan de Drievuldigheid om tenslotte te eindigen met een gebed tot Maria.

In de loop der tijden heefl de melodie steeds nieuwe teksten meegekregen. En in feite is dat nog steeds zo. Slaat U voor de aardigheid maar eens een paar hedendaagse liedbundels open.

Gezangen voor Liturgie:
Er is een roos ontsprongen
uit ene wortelstam.

Liedboek van de Kerken:
Er is een roos ontloken
uit barre wintergrond.

Uitg. A. bank:
Er is een roos ontsprongen uit eed’|en worteltronk.

I.C.L.Z. bundel:
Er is een roos ontsprongen
aan Davids koningsstam.

De melodie

Niet alleen de tekst onderging in de loop der jaren veranderingen, ook bij de melodie komen we twee verschillende versies tegen.er_is_een_roos

Bij het bekijken van de beide versies zien we, dat het verschil niet zit in het melodisch materiaal, doch uitsluitend in het ritme, in de lengte van de noten. We zien ook dat het aantal regels zich beperkt tot zeven. Veelal zullen we een even aantal regels aantreffen, vanwege het feit dat een melodie meestal bestaat uit een aantal volledige zinnen, bestaande uit een voorzin en een nazin.

In ons geval blijken we te maken te hebben met drie volledige zinnen met tussen zin twee en zin drie een klein ’tussenwerpsel’. Dat kleine tussenwerpsel is een uitstapje naar de onderkwint. Het wandelingetje begint op een terts (a), waarna we afdalen naar de kwint (c). Maar niet zomaar een rijtje noten van a-g-f-e-d-c, maar in een andere rangschikking. Men gaat een beetje spanning opwekken door tertsen tegenover elkaar te plaatsen: g tegenover e, f tegenover d. (contrast-tertsen). Let maar eens op hoe vaak in melodieën deze manier van spanning-opwekken wordt aangewend.

Nog even terug naar de drie volledige zinnen. U heeft intussen al gemerkt dat het een identieke drieling is, volkomen gelijk aan elkaar. De zin begint min of meer reciterend met op het voornaamste woord de accentuering c-c-c-d-c-c. Die accentuering wordt, zoals zo vaak, gemaakt door middel van de bovensecunde. De voorzin eindigt dan op de terts. Deze voorzin heeft een soort oervorm, bestaande uit drie tonen, c-d-a- of, als U dat gemakkelijker vindt, sol-la-mi. Deze drie ‘oertonen’, ik noem ze maar even zo, komen we regelmatig in allerlei rangschikkingen tegen. Om maar vlug een paar voorbeelden te geven: ‘Zakdoekje leggen‘, ‘Sinterklaas kapoentje’, ‘Stille nacht’. Driemaal dezelfde drie tonen, driemaal een andere sfeer! De nazin loopt heel rustig naar de grondtoon. Wel maakt men tegen het einde even gebruik van de ondersecunde (e), waardoor de grondtoon een extra bevestiging meekrijgt.

De twee versies

De eerste versie zou ik de wat meer ingehouden, vertellende lezing willen noemen, De melodie kabbelt rustig voort op de achtste noten, plooit zich heel soepel naar de tekst, slechts enkele malen gelardeerd met een halve noot. Dit om de voor- en na-zinnen wat afrondingen mee te geven. Voeg er daarom ook geen extra vertragingen aan toe, dat is alleen maar ten nadele van de mooie melodische stroom.

De tweede versie staat iets steviger op zijn voeten. Meteen al door de eerste noot. Deze geeft al direct een iets ander karakter aan de melodie. Noemde ik de eerste versie eerder vertellend, dan zou ik de tweede meer als aankondigend willen bestempelen. Dat iets andere karakter wordt in de tweede helft van de zin nog versterkt door het gebruik van syncopen.

Door beide versies wat beter te bekijken zult U ook tot een iets andere manier van uitvoeren komen. Zo ziet U, dat het voor iedere dirigent, organist en cantor nuttig kan zijn, ook al is een melodie nog zo bekend, steeds thuis zijn repetitie goed voor te bereiden. U zult ervaren hoe boeiend zo’n puzzeltocht kan zijn én hoe anders U repetitie gaat geven. Bekijk thuis onder andere hoe de ritmische figuren technisch in elkaar zitten, zoals de syncopen in onderhavig lied.er_is_een_roos-2

Als zo’n figuur bij U vlees en bloed is geworden, dan heeft U een goede basis om deze ritmische moeilijkheid duidelijk, maar vooral heel soepel, aan Uw koor voor te doen en aan te leren. Zulke figuren moeten vanzelf gaan, heel ongedwongen overkomen, zonder hun specifieke effect te verliezen. Niet krampachtig, dat klinkt altijd onnatuurlijk, dus lelijk.

P.S. U weet toch dat er directie-cursussen worden gegeven door de N.S.G.V.!

Zettingen

In de al eens eerder genoemde uitgave ‘71 Kerkliederen’ (G. en S.), bezorgd door Jan Vermulst, vindt U een zetting voor vierstemmig gemengd koor met trompetsolo.

De tweede versie heefl mijns inziens een streepje voor. Niemand minder dan Michaél Praetorius (1571–1621) maakte een schitterende zetting voor vierstemmig gemengd koor.

Nog een kleine aanvulling. Bij Harmonia – Hilversum verscheen in 1967 een pocketboek met kerstliederen onder de naam ‘Er is een roos ontloken‘. In dit kleine bundeltje vindt U een zestal kerstliederen, waaronder als eerste het lied waaraan de bundel zijn naam ontleend. De bewerkingen van de liederen werden door Martin Koekelkoren (Maastreechter Staar) geschreven voor vierstemmig gemengd koor en orgel. De begeleidingen kunt U echter in plaats van door een orgel ook laat spelen door een koperkwartet. Weer eens wat anders.

Eveneens alweer wat jaren geleden, namelijk in 1968, verscheen bij G. en S. een kerstnachtwake onder de titel ‘Heden en hier en in die dagen‘. Het is een dienst voor de kerstnacht. In deze dienst treft u onder andere de bovengenoemde vierstemmige zetting van Michael Praetorius aan, maar nu met een geheel andere tekst. Huub Oosterhuis schreef onder de kerstmelodie geen vertaling of bewerking van de ons zo vertrouwde tekst, maar maakte de nieuwe woorden: Vanwaar zijt Gij gekomen.

Het zijn enige mogelijkheden om dit schone lied te laten zingen met Uw koor én met de hele gemeenschap.

Stemvorming: zingen in de juiste lichaamshouding

In de praktijk komt het nogal eens voor dat mensen tijdens het zingen zich niet of onvoldoende bewust zijn van hun lichaamshouding. In deze rubriek ga ik met U kort op de juiste lichaamshouding in. In de vorige aflevering – zoals U wellicht nog weet – schreef ik over de ademhaling. In dat verband stipte ik de lichaamshouding al even aan. In deze rubriek ‘Stemvorming’ geef ik U enkele praktische tips, zodat U zelf Uw lichaamshouding – tijdens het zingen – kunt controleren en corrigeren.

Jubilate 24, 3 (september 1991)

Cecile Creusen

1. De juiste lichaamshouding

Om Uw geheugen een beetje op te frissen herhaal ik voor U – uit de vorige aflevering – telegramsgewijs de belangrijkste punten voor een juiste lichaamshouding.

Voeten in een kleine spreidstand. Het gewicht rust op de voorvoet. De knieën zijn lichtjes gebogen. De heupen bevinden zich een etage hoger maar in dezelfde lijn als de knieën. Weer een verdieping hoger bevinden zich de schouders, ook weer in dezelfde lijn als de knieën en de voeten. Het hoofd zit in het verlengde van de ruggegraat en moet soepel kunnen bewegen. Niet te veel naar voren of naar achteren.

2. Een afwijkende lichaamshouding

In de alledaagse zangpraktijk – zowel solo als in een koor – kom ik verschillende lichaamsnoudingen tegen. Als ik ervan uitga dat de meeste mensen een gezond bewegend lichaam bezitten – uitgezonderd mensen met een handicap – neem ik tocn vaak rare bewegingen tijdens het zingen waar.

Ter illustratie som ik voor U enkele – vaak komische – ‘afwijkende’ lichaamsnoudingen op:
Op de tenen gaan staan bij hoge noten.
Het trekken van een scheve mond.
Het meenemen van de schouders, vooral als het gevoelig wordt.
Het bewegen van het hoofd naar voren of naar achteren.
Het naar voren trekken van de kaak.
Staan met een holle respectievelijk bolle rug.
En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Al deze min of meer ‘afwijkende’ lichnaamshoudingen treft U in net normale dagelijkse leven niet aan. Maar als mensen gaan zingen, is net alsof zij een metamorfose ondergaan. Tijdens net zingen openbaren zich de meest vreemde lichaamshoudingen. Vaak is de zanger/es zicn van deze wat vreemd aandoende lichaamshouding dan ook niet bewust. Als U het zelf niet in de gaten heeft, kunt U er ook niets aan veranderen. Daarom volgen hieronder enkele praktische tips.

3. Controleren en corrigeren van de lichaamshouding tijdens het zingen

Controleren en corrigeren van de lichaamshouding kan heel eenvoudig door gewoon in een grote spiegel te kijken terwijl U zingt.

Een andere mogelijkheid is de houding door een collega-zanger/es te laten controleren, en omgekeerd.

Blijf bewust op de houding letten als het controle middel niet meer aanwezig is.

Het is namelijk makkelijker een hoge noot met twee voeten op de grond te zingen dan in een onstabiele houding. Het strottehoofd produceert dan onbelemmerd het geluid en de ademhaling functioneert natuurlijker.

Zingen vergt veel energie, daarom is het zonde om onze kostbare energie te verkwisten aan onnodige bewegingen.

4. Oefeningen voor een juiste lichaamshouding

Zittend op een kruk
– Losmaakoefeningen
1. Het hoofd, met gesloten ogen en half geopende mond, laten rondwentelen in twee richtingen.
2. Met het bekken kanteten naar voren en naar achteren, met holle rug en losse buikwand en afgewisseld met ronde rug en buik ingetrokken en aangespannen.
3. Bekken kantelen gecombineerd met arm- en beenbewegingen:
a. bekken kantelen (zodat de rug hol wordt) en daarbij de armen omhoog strekken, daarna het bekken terugkantelen en armen los laten vallen
b. met gekanteld bekken (bolle rug) een been optillen; buikwand aanspannen, het bekken terugkantelen en het been weer laten zakken.

De volgende oefeningen zijn in rugligging.
– Ter versterking van de buikspieren:
1. a. de buik intrekken en de rug naar de grond duwen;
b. de buik intrekken en tegelijkertijd het hoofd optillen.

2. Bewegingen met de benen ter versterking van de buikspieren:
a. benen, met knieën opgetrokken en voetzolen plat op de grond, optrekken naar de buik; eerst apart en dan beide tegelijk.
b. de benen, zelfde stand als bij 2a, optrekken naar de buik, omhoog strekken, buigen en weer neerzetten
c. de benen, zelfde stand als bij 2a, optrekken naar de buik, omhoog strekken en gestrekt weer neerleggen. Om een rechte rug te krijgen kan men als oefening met de rug tegen een muur gaan staan. Hakken iets van de muur. Zorg dat zowel de schouderbladen als het zitvlak de muur raken. Probeer in deze rechte houding eens een lied te zingen. Misschien voelt het de eerste keer wel vreemd aan, maar het is een goede houding.
Veel succes ermee en tot de volgende aflevering.

Het mysterie van de juiste ademtechniek

1. Introductie

Als nieuwe columniste in de rubriek ‘stemvorming’ zal ik mij even aan u voorstellen.

Cécile Creusen is mijn naam. lk studeer momenteel nog zang aan het Rotterdams Conservatorium bij Wendela Bronsgeest en hoop volgend jaar deze studie te beëindigen. lk geef privézanglessen en daarnaast stemvorming aan de jongens van het Sacramentskoor in Breda. Zelf maak ik deel uit van een klein ensemble ‘de Lambertus Cantorij’ te Etten-Leur dat onder leiding van Michel Gottmer staat. Voorts ben ik als solist te horen bij koorconcerten en recitals.

Jubilate 24,2 (mei 1991)

Cecile Creusen

Zoals de titel al verraadt, wil ik het hebben over de voor mij juiste ademtechniek en de toepassing ervan bij het zingen. U zult wel denken weer die ademhaling? Ja, want de ademhaling vormt een van de belangrijkste basiselementen van de zangtechniek.

2. Waarom ademen wij?

Op de eerste plaats om ons lichaam van zuurstof te voorzien. In verband met het zingen ademen wij om tijdens de uitademing onze stembanden in trilling te brengen waardoor er een toon geproduceerd kan worden.

Om optimaal van ons ademhalingsapparaat (longen, luchtpijp, borstkas, spieren) gebruik te kunnen maken, moet onze lichaamshouding stabiel en ontspannen zijn.

3. De ideale houding

De voeten iets uit elkaar, het gewicht voor 2/3 op de voorvoet laten rusten. De knieën moeten licht gebogen (niet op slot) zijn. Als we verder naar boven kijken dan dienen de heupen zich lijnrecht boven de knieën te bevinden. Gaan we nog verder naar boven dan staan de schouders weer in één lijn met de heupen. Het lichaam wordt dus logisch opgebouwd. Het hoofd zit in het verlengde van de ruggegraat en moet soepel kunnen bewegen. Niet te ver naar voren of achter bewegen. Als we recht vooruit kijken, richting dirigent, dan staat het hoofd in de juiste positie, Alleen in een logisch opgebouwd lichaam is een natuurlijke ademhaling mogelijk.

4. De ademhaling

Laat ik voor u eens de belangrijkste elementen van de ademtechniek en de toepassing ervan op een rijtje zetten. Als wij inademen gaat het middenrif omlaag, de ribben van de borstkas zetten uit en de longen vullen zich met lucht. Omdat de borstkas zich vergroot, wordt de buikholte verkleind met het gevolg dat de ingewanden in de buikholte een uitweg zoeken en de buikwand iets naar voren gaat.

Welke van deze logische gevolgen zijn voor zangers belangrijk. Aansluitend op het bovenstaande, is het belangrijk dat tijdens de ademhaling de schouders laag blijven. De onderste ribben zetten uit en de buikwand moet vrij kunnen bewegen. Dus niet bang zijn voor een ‘dikke’ buik.

Oefening 1

Denk als u inademt alleen aan het uitzetten van de onderste ribben (die zitten bijna in uw middel) en een losse buik. Als u namelijk de ribben uitzet heeft u vanzelf al ingeademd. Let er ook op dat de ademweg vrij is. Dat betekent een open mond, de keelholte is ontspannen en de luchtpijp voelt open als een orgelpijp. De ademweg is vrij als de ademhaling geruisloos verloopt.

Oefening 2juiste_ademtechniek-1

Bij deze oefening kunt u wat geluid produceren met de bovenstaande wijze van ademhalen.

U zingt de eerste twee tonen op ‘noe oe’ – dan ademt u uit en weer in – dan de volgende twee tonen op ‘noe oe’ – dan ademt u weer uit en in – dan de laatste vijf tonen op een adem. Bij elke ademhaling denken: de onderste ribben uit, schouders laag, een losse buik, en een niet hoorbare ademhaling.

Toepassing

Als de twee aangegeven oefeningen soepel verlopen, is toepassing op de volgende liederen mogelijk.

Lied 1: ‘Kom Schepper, Geest, daal tot ons neer.’ In dit lied staat na elke frase een rust, op deze plaats kunnen we dus ademhalen. Hier hebben we even tijd. Wel door blijven tellen. Probeer tijdens dit lied de behandelde ademhaling toe te passen. Zorg ervoor dat niet in het eerste woord al de helft van onze kostbare adem is vervlogen. Probeer de adem gelijkmatig over de zin te verdelen. Het laatste woord zal dan net zo duidelijk zijn als het eerste.

In de ademlengte kunnen we ons trainen door af en toe het tempo wat langzamer te nemen en toch de zinnen op een adem te zingen.juiste_ademtechniek-2

Lied 2: ‘Tot U ben ik gezonden.’ In dit lied is geen rust te bekennen, het stroomt de hele tijd door. Hier is het belangrijk dat de ademhaling zeer snel gebeurt zodat er geen ‘gaten’ vallen. De ademplaatsen zijn nu de plaatsen waar in de tekst komma’s staan of de plaatsen waar men in de spreektaal ook adem zou halen. Nooit midden in een woord. Probeer het eens.juiste_ademtechniek-3

Ik hoop met deze tips het mysterie van de juiste ademtechniek voor u enigszins te hebben verduidelijkt. Succes ermee.