De liturgie van de Advent

‘Gezegend Hij Die Komt’

De feestkring rond Pasen heeft in de christelijke kerk de oudste rechten. En dat niet alleen, hij is ook van het grootste belang. Kerstmis moet het daartegen afleggen. De liturgische feestkring rond Kerstmis moet genoegen nemen met een tweede plaats. Daarmee wil niets gezegd zijn ten nadele van zoiets als een geboortefeest. Pasen is ook een geboortefeest. Daarbij gaat het om de Eerstgeborene uit de doden, de Eerstgeborene onder vele broeders en zusters. Het paasfeest was voor de eerste generaties van christenen geboortefeest genoeg. En de kerstviering is – het moge vreemd klinken – n[i]et allereerst geboorteviering.

Jubilate 25, 2 (mei 1992)

Cees Janssens

The Day of His Coming

Met Pasen gaat het om de Levende, de levende Heer. Met Kerstmis en alles wat daarbij hoort gaat het vooral om de Komende, de komende Heer. De geboorte van de Heer moet worden gezien in het perspectief van zijn komst. De Amerikaanse liturgist Thomas Talley typeert de kerstcyclus kort en krachtig als de viering van ‘The Day of His Coming’. In twee uitspraken kan de liturgie van de kersttijd worden getekend. Allereerst als vraag en verwachting: ‘Zijt Gij de Komende of hebben wij een ander te verwachten?’ Vervolgens als belijdenis en lofprijzing: ‘Gezegend Hij die komt in de naam des Heren’.

Een dubbel perspectief

De liturgie van de Advent is veel méer dan louter voorbereiding op Christus’ geboortefeest. Zij plaatst de eerste komst van de Heer in het brede verband van zijn verhoopte uiteindelijke komst. Geen tekst verwoordt dit dubbele perspectief beter dan de eerste prefatie van de Advent: ‘…zullen wij U danken, altijd en overal door Christus, onze Heer, die, toen Hij eertijds kwam, kwetsbaar en klein, het werk van uw genade heeft voltooid, en vlees geworden is en voor ons allen open heeft gedaan die deur naar een geluk dat eeuwig duurt, een land dat Hij beloofd heeft en ons geven zal: nu nog zien wij allen naar die toekomst uit, vol hoop en vastberaden; ooit zullen wij er binnengaan en wonen wanneer Hij komt in heerlijkheid… voorgoed.’ Een tekst waar een mens in de Advent mee uit de voeten kan.

In het getijdengebed van de eerste adventszondag krijgt de heilige Cyrillus, ooit bisschop van Jerusalem, het woord. Hij zegt: ’Wij verkondigen de komst van Christus. Niet alleen zijn eerste komst, maar ook de tweede, die veel heerlijker zal zijn dan de eerste.(…) Bij zijn eerste komst hebben wij geroepen: ‘Gezegend de Komende in de naam des Heren’, bij de tweede zullen wij weer hetzelfde roepen. Met de engelen zullen wij Hem tegemoet trekken, voor Hem knielen en roepen: ‘Gezegend de Komende in de naam des Heren’.

De liturgie van de Advent heeft een tweevoudig karakter. Oog daarvoor hebben is hier het begin van alle wijsheid. De liturgie maakt het ons daarbij niet moeilijk. Zij begint met het perspectief van de grote komst, Advent ten voeten uit. Pas in de periode van 17 tot 24 december wordt zij kerstvoorbereiding in de strikte zin van het woord, georiënteerd op ’s Heren eerste komst, zijn geboorte in de tijd.

De zondagen van de Advent

Vier zondagen telt de Advent, wie zou het niet weten. Wat ieder ook zou moeten weten is dat deze zondagen behoren tot de belangrijkste van het hele jaar. Deze zondagen zijn in de liturgie wat een voorrangswet is in het verkeer. Valt het feest van 8 december, Maria onbevlekt ontvangen, op zondag, dan wijkt niet de zondag maar de feestdag. Een aanwijzing voor hen die nader vorm geven aan de zondagsliturgie. Wanneer de kerk Advent viert dan willen wij dat weten, en dat is maar goed ook.

Het is boeiend om te zien hoe elk van de vier zondagen, ieder jaar weer, een eigen karakter heeft. Het leesrooster respecteert dat eigene wonderwel, of het nu gaat om de A-, de B- of de C-cyclus.

De eerste zondag staat altijd in het teken van de waakzaamheid: de Heer komt! Op de tweede zondag is het Johannes, de voorloper, die zijn oproep doet horen: ‘Bereidt de weg van de Heer’. Hij zegt het elk jaar anders, maar het is steeds hetzelfde appèl.

De derde zondag draagt de benaming Gaudete. De paarse kleur van de Advent kan op deze dag verschieten tot rozerood. Het is als een blos op het gelaat van de kerk bij het horen van het: ‘Verheugt u: de Heer is nabij’.

De vierde zondag tenslotte wijst ons op Jezus die geboren zal worden uit Maria. Ook deze zondag weet van geen wijken. Wanneer hij op 24 december valt dan is het niet de vigilie maar de zondag die het pleit wint. Deze vierde zondag van de Advent schenkt bijzondere aandacht aan de figuur van Maria, de moeder van de Heer. Op deze dag zou het Magnificat, de lofzang van Maria, in geen enkele dienst mogen ontbreken. Zelden is dit lied beter op zijn plaats. Een predikant die op deze zondag stilzwijgend voorbijgaat aan Maria verdient een onvoldoende op zijn rapport te krijgen.

De grote week van de Advent

Vanaf 17 december begint de liturgie de dagen te tellen. De eigenlijke kerstvoorbereiding is begonnen. De periode van 17 tot 24 december valt te beschouwen als de Grote Week van de Advent, te vergelijken met de Goede Week voorafgaande aan Pasen. Het is de tijd van de eigen misformulieren voor elke dag, de eigen lezingen ontleend aan het kindheidsevangelie van Matteus en Lukas. De tijd ook van de grote O-antifonen. Al meer dan duizend jaar staan deze messiaanse teksten als keervers bij het Magnificat in de vespers, het kerkelijk avondgebed. Sinds kort fungeren zij in aangepaste vorm ook als Alleluia-vers voor het evangelie in de eucharistieviering. Willem Barnard heeft verschillende keren geprobeerd deze oude Latijnse teksten in het Nederlands toegankelijk te maken. Met enig succes mogen we wel zeggen, Wat let ons deze woorden in de mond te nemen?

Koning der volken, heers alom
en, eerste van de aarde, kom!
Gij hoeksteen, maak ons samen één
verzamel allen om u heen!
O kom, ja kom, Emmanuel!
Verblijd uw volk, uw lsraël!

Het daget in het oosten

Wie heeft het daar over de adventskrans? Inderdaad, geen strikt liturgisch gegeven, maar daarom niet minder waardevol. De symboliek stamt af van onze germaanse voorouders. De groene takken spreken van hoop en leven, ‘ondanks winter, sneeuw en ijs’. het licht van de vier kaarsen, één voor één ontstoken vanuit een voortgaande verwachting, houdt een verwijzing in. ‘Het ware Licht, dat iedere mens verlicht, kwam in de wereld’ (Joh.1,9). de donkere dagen voor Kerstmis zijn niet donker voor hen die geloven. ‘Het daget in het oosten’.