Bewust zingen 7 Boventonen

In – Jubilate September 1986 – trof U het laatste artikel over stemvorming aan. Een flinke kloof dus tussen Bewust zingen VI en VII. Op verzoek deze rubriek voort te zetten ben ik weer aan het werk gegaan. Uiteraard zal het in ons artikel voornamelijk gaan over stemhygiëne: het brengen en houden van de stem in een goede conditie. Hoewel dit voor iedereen noodzakelijk is, mag dit in de vorming van een koorzanger nooit ontbreken.

Jubilate 21, 1 (januari 1988)

Zr. Leonie

Ik kan me indenken dat een koorleider eigenlijk veel kritischer zou willen zijn bij het aannemen van zangers, maar hij is al blij een behoorlijk parochiekoor op de been te houden. Na dit inleidend praatje stappen we de praktijk in. Als we een koordirigent zouden vragen eens een aantal fouten op een rijtje te zetten die bij koorzang kunnen optreden, dan zou onzuiver zingen er zeker instaan. Het begint meestal met een onzuivere inzet. Een onzuivere inzet is een niet voorbereide inzet, dit betekent: Oren en adem hebben niet of slecht gefunctioneerd. Belangrijk is: luisteren en nog eens luisteren. Eerst intensief ademen, nooit domweg ‘zomaar aanvallen’! Als de inzet zuiver is, dan kun je gerust zeggen dat er een stukje – goed werk – verricht is. Er zijn stemmen die ook gedurende de zang constant net tegen de toon aan zitten. U kent ze wel dat soort stemmen en heeft ervaring hoe onaangenaam het is zo’n stem als buurman te hebben. Heel belangrijk is, dat een toon de ademspanning houdt. De ademtechniek op peil houden dus. Als U in het koor niet alleen zingt, maar ook luistert hoe er in Uw omgeving wordt gezongen, dan zult U b.v. horen dat er stemmen zijn die een kale vlakke toon produceren. Stemvorming is dan wel aan te raden. Elk stemgeluid heeft iets heel eigens. In het optredende geluid klinken behalve de grondtoon een aantal boventonen mee. In het boek – Phonetiek – van Dr. L. Kaiser vond ik een interessante tabel, waaruit blijkt wat boventonen op het karakter van de klank vermogen.

KLANK SAMENSTELLING
week grondtoon alleen
vol grondtoon domineert
rijk grondtoon met lage boventonen[1]
breed grondtoon met veel boventonen
sohraal grondtoon zwak
doordringend boventonen boven de 6de of 7de sterk
hoi oneven boventonen
nasaal veel oneven boventonen

Uit: Phonetiek, Dr. L. Kaiser Uitg. Servire Den Haag

Bij mij kwam de vraag op: Hoe kun je zelf invloed uitoefenen op het meeklinken van de boventonen? Ik ben, na informatie hier en daar, toch met deze vraag blijven zitten.

Persoonlijk zoek ik net in de richting van adembeheersing en resonans. De bouw van het menselijk strottenhoofd en de bouw van de resonatoren (de diverse holten) zullen er ook niet vreemd aan zijn: resonansoefeningen: warm aanbevolen! Resonans kleurt en geeft draagkracht aan Uw stemgeluid. Bij serieuze oefening loopt de ontwikkeling van de klank van een goedkoop winkelbelletje tot de mooie bronzen klank van een gong. (Het is geen geloofspunt, maar wel de waarheid!) Dit keer geen aanvullende resonansoefeningen maar U vindt er nog al wat in de vorige nummers van Jubilate: Januari 85 p. 7; Mei 85 p. 9; September 85 p. 16; Januari 86 p. 10; September 86 p. 13. Veel sukses gewenst!


  1. Boventonen zijn tonen die uit zichzelf meeklinken met de grondtoon.  ↩

Gedachten rond een lied: Het lied van het lam en de herder (GvL 413)

Voor mij ligt een lied voor de veertigdagentijd, en, in tegenstelling tot het vorige lied, niet uit een ver verleden, maar van enkele tientallen jaren terug. Het lied van het lam en de herder is van nog vrij recente datum, nl. uit de vijftiger jaren.

Jubilate 21, 1 (januari 1988)

Th. Klaus

Het is ontstaan, zoals we al eens bij een vorig lied zijn tegengekomen, uit de vruchtbare samenwerking tussen dichter Barnard en cantor Mehrtens. En dan weet U intussen ook dat de tekst bij hen even belangrijk en voornaam is als de melodie.

Daarom ook deze keer, zoals U van mij kunt verwachten: “Kijk eens naar de tekst uit de eerste Petrusbrief” (hfdst. 2, v. 21 e.v.)

En leg daar de eerste zes strofen van dit lied naast. Of wellicht nog beter, laat de dirigent (of misschien zelfs de pastor wel) deze tekst tijdens de repetitieavond eens aan U voorlezen, terwijl U zelf de tekst van het lied in handen heeft. En misschien zegt U nu: “Het is toch nederlands, en dat verstaan we heus wel.” Natuurlijk verstaan we allen onze eigen taal, maar hoe gemakkelijk zingen we niet met veel overgave de noten, de melodie, terwijl we wat weinig aandacht voor de woorden hebben. Bovendien heb ik er nog een andere reden voor, maar daarover straks.

Wanneer Frits Mehrtens een melodie schrijft, zien we vaak een heel verrassende opbouw. Hij durft, of hij is in staat, van de geëffende paden af te wijken, hij kan van vaste maatpatronen afstappen, zonder gewild of gezocht over te komen.

Evenals in andere liederen, zoals in Jubilate en in Zingt voor de Heer, laat hij ook hier de tekst spreken en plooit daar ritme en melodie naar toe. Wat zal cantor Mehrtens de tekst vaak herlezen hebben.

De opbouw van de melodie

de eerste twee zinnen ontstaan als het ware rustig en zonder moeite uit de tekst, de derde zin gaat naar het hoogtepunt (de kwint), maar wordt heel fijntjes even afgeremd door een langere noot (de kwart), waardoor de declamatie van de tekst aan kracht wint, de slotzin beweegt zich weer rustig rond de grondtoon, met een uitloop naar de twee laatste (langere) noten. Zo eenvoudig eigenlijk, maar kom er maar eens op.

Hoe kun je dit lied het beste zingen?

Gewoon eenvoudig, vanuit de tekst. Vandaar mijn hint om de tekst samen eerst goed te bekijken.

Zing alle coupletten die U in de komende dienst nodig heeft en niet steeds alleen maar het eerste couplet alle aandacht geven. U loopt dan gevaar dat het lied bij een ander couplet in elkaar zakt.

Houdt een rustig tempo aan, zodat alle woorden hun waarde krijgen en vergeet daarbij niet dat de noten samen een geheel, een melodie moeten vormen. Bouw de melodie rustig op naar het hoogtepunt en neem van daaruit de spanning weer geleidelijk aan terug. Denk eens aan de manier waarop U een gregoriaanse hymne zingt of zong. Zorg voor voldoende ademsteun, zodat U deze mineur-melodie niet laat wegzakken en laat verworden tot een wat slappe brei.

Ingehouden zingen is óók zingen en zingen kan nooit zonder innerlijke veerkracht.

En, wat U al weet: maak niet op het eind van iedere regel een adempauze. Tenslotte, zorg er voor dat de allereerste noot niet langer wordt dan de bedoeling is. (Zouden we hier wellicht nog te maken hebben met een oude protestantse zangtraditie? Is het om iedereen de kans te geven aan te haken?) Geen gemakkelijk lied om U eigen te maken. Maar… ‘onbekend maakt onbemind’ en de ‘aanhouder wint’.

‘Gedenken wij dankbaar’. Over het eucharistisch gebed

Dankzij de liturgische vernieuwing van het Tweede Vaticaans Concilie is het eucharistisch gebed in onze kerken weer tot klinken gebracht. Niet mondjesmaat, maar voluit, van het begin tot het einde. Vanaf de openingsdialoog tot en met de afsluitende doxologie: “Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn…”

Jubilate 19, 3 (september 1986)

Cees Janssens

Niet alle veranderingen zijn verbeteringen, zegt de volksmond. In dit geval gaat het duidelijk om een verandering die wel een verbetering is. Niemand verlangt terug naar de in stilte gebeden canon. Dat betekent niet dat de huidige praktijk altijd en overal ideaal is. Kerkgangers weten wel beter. Het heeft er soms alle schijn van dat de liturgievernieuwing de problemen rond het eucharistisch gebed eerder heeft vergroot dan verkleind.

Het hek van de dam?

In de vroegere praktijk was de canon een onaantastbaar gegeven; een soort Heilige der Heiligen, dat slechts met gedempte stem en als het ware op kousevoeten werd betreden. In de nu gangbaar geworden praktijk is er van deze schroom weinig overgebleven. Jan en alleman is zich met het eucharistisch gebed gaan bemoeien. De meest vreemde creaties zagen het daglicht, de meest wonderlijke gedachten werden er in uitgedrukt. Liturgische doe-het-zelvers leken soms een kruising tussen een maximum aan goede wil en een minimum aan kennis van zaken. Het zal niemand verbazen dat het eucharistisch gebed er niet altijd zonder kleerscheuren is afgekomen.

Het abc van de liturgie

Enige kennis van hol liturgische abc is in onze dagen onontbeerlijk. Aan het eucharistisch gebed vanlt deze stelling uitstekend te illustreren. In de tijd dat de liturgie maar één canon kendo, waren er geen problemen. Geen mens maakte zich druk over de eisen waaraan dit gebed moest voldoen. De tekst was voorgegeven en daarmee was de liturgische kous af. Nu het aantal liturgische gebeden aanzienlijk is uitgebreid, is de kwestie van de normen, waaraan een tekst moet voldoen, plotseling aktueel geworden. We hebben het dan nog alleen maar over de tekst. Goede liturgie vraagt echter om meer dan woorden alleen. Wat is bijvoorbeeld de taak van de priester bij dit alles en wat de rol van de gemeenschap? Hoe zit het met de rite: en de gebaren bij het eucharistische gebed? Hoe komt er zoiets als een goede muzikale vormgeving tot stand?

Goed of niet goed?

in een vorige bijdrge – zie Jubilate van september 1985 – hebben we een poging gedaan het eucharistische gebed, en daarmee de eucharistie zelf, kort te typeren. Wij kwamen toen uit bij deze “Het gaat om de lofprijzing van de Vader, de gedachtenis van de Zoon en de bede om de Heilige Geest”. Wanneer wij eucharistie vieren, dan zijn dit de bouwstenen voor het eucharistisch gebed. Altijd. Overal. Op deze regel bestaan geen uitzonderingen. Wie wat anders wil, moet zijn toevlucht nemen tot een anderssoortige viering. Maar wie eucharistie wil vieren kan aan deze uitgangspunten niet voorbij.

Geen eucharistie zonder relatie tot Vader, Zoon en Geest. Geen eucharistie zonder lofprijzing, gedachtenisviering en smeekbede. Een eucharistisch gebed waarin deze elementen niet zijn aan te wijzen, is zeker geen goed eucharistisch gebed. Zo simpel ligt dat. Alle hout is geen timmerhout. We hebben hier te maken met een minimumeis, een soort onderste grens. Wat daaronder blijft is brandhout. Naar boven daarentegen zijn er geen grenzen. Het kan immers altijd nog beter.

Bidden naar joods model

De christelijke liturgie heeft haar wortels in de joodse wereld. Ons eucharistisch gebed draagt daarvan de sporen. We moeten heel zuinig zijn op dit erfgoed, het vertegenwoordigt klasse. De drieslag lofprijzing, gedachtenis en smeekbede getuigt daarvan.

Wanneer de vrome israeliet zich tot zijn God wendt, dan is het eerste waarvan hij blijk geeft: God is God. Dat besef wordt uitgedrukt in de lofprijzing: “Gezegend is onze God, groot is Hij en zeer te prijzen…” De christelijke kerk heeft deze goede gewoonte overgenomen, in het eucharistisch gebed valt dat ook heel duidelijk te zien. Het element lofprijzing krijgt daarin altijd het eerste woord. Dat gebeurt op steeds wisselende en toch altijd weer dezelfde manier in de prefatie en het daarbij aansluitende ‘Heilig, Heilig, Heilig’. Wie meent dat het hierbij gaat om elementen die niet meer van deze tijd zijn, heeft van waarachtige liturgie kennelijk nog niets begrepen. In de joodse vroomheid wordt de lofprijzing gevolgd door de gedachtenis. Gedenken, dat is een grondwoord in de bijbelse wereld. Het is het present stellen van Gods weldaden door ze een voor een op te roepen. Het is de levende traditie, het besef te staan in één grote werkelijkheid, samen met hen die ons voorgingen en – hopelijk – met hen die na ons zullen komen. Bij de viering van de eucharistie speelt dit ‘gedenken’ een uiterst belangrijke rol. Deze gedachtenis kan op velerlei wijze worden ingevuld, maar centraal staat altijd de gedachtenis van Hem, die als Messias ons door God is gegeven: Jesus, de Christus. “Gedenken wij dankbaar de daden des Heren, zijn leven, zijn dood en verrijzenis…” Géén eucharistie zonder dit ‘gedenken’ in opdracht van de Heer zelf: “B|ijft dit doen om Mij te gedenken”.

De smeekbede, ons ‘bidden’ in de zin van ‘vragen’, komt pas daarna. Een fatsoenlijk gelovige begint niet met vragen, hij begint met loven en prijzen, vervolgens gedenkt hij, en tenslotte mag hij ook vragen. Vragen dat alles waarvan het gedenken spreekt, hier en nu, vandaag en morgen, ook voor ons zal mogen gelden. Vragen dat het ook voor ons en voor onze kinderen zo mag zijn dat Jesus onze Messias is en zijn Vader ook onze Vader.

Het loven wordt vooral met de Vader in verband gebracht, het gedenken geldt allereerst de Zoon, het smeken is vooral een smeken om de Geest, kort begrip van alles wat God ons geven wil.

Waar blijven de consecratiewoorden?

Er zijn mensen die denken dat een eucharistisch gebed altijd goed is, wanneer de consecratiewoorden er maar in voorkomen. Deze mening delen wij niet. De consecratiewoorden, ook wel instellingswoorden genoemd, vormen ongetwijfeld een belangrijk element binnen het geheel, maar zijn toch niet meer dan een onderdeel. Zij roepen de werkelijkheid op van ’s Heren dood en verrijzenis. Daarmee behoren zij tot het hart van de viering. Maar ook het hart heeft zijn plaats in een groter geheel. Als element van de gedachtenis van Jesus kunnen de consecratiewoorden alleen goed funktioneren in samenhang met de lofprijzing van de Vader en de bede om de Geest. Wie de consecratiewoorden isoleert van de rest van de gedachtenis, en wie vervolgens deze gedachtenis weer losmaakt uit het grotere verband van de lofprijzing en de bede om de Geest, die veroorzaakt een soort liturgische kortsluiting. Wie het eucharistisch gebed versmalt tot alleen de consecratiewoorden, die heeft misschien van veel dingen verstand, maar zeker niet van liturgie.

Roepen om de Geest

Het merkwaardige verschijnsel doet zich voor dat de consecratiewoorden vaak overbelicht worden en dat de bede om de Geest vaak onderbelicht blijft. Toch gaat het ook bij het derde element van de genoemde trits om een belangrijk gegeven. De roep-om-de-Geest, de zogenaamde epiclese, heeft betrekking op de gaven van brood en wijn maar evenzeer op de gelovigen die zich rond het altaar hebben verzameld. De Geest wordt geroepen om zowel het brood en de wijn als deze gelovigen om te vormen en te maken tot ‘Lichaam van Christus’. Een eucharistisch gebed waarin een dergelijke epiclese ontbreekt kan de toets der kritiek niet doorstaan. Ieder weldenkend christen beseft dit ook wel enigszins; zonder de Geest zijn wij als kerk nergens.

Meer dan woorden alleen

De liturgie kan met woorden alleen niet volstaan. Het eucharistisch gebed vormt geen uitzondering op deze regel. Alle zintuigen zijn geroepen mee te doen, wanneer net er om gaat het geloof te vieren. Ieder van de aanwezigen is geroepen deelnemer te zijn, met hoofd en hart, met handen en voeten. Ieder vervult de hem of haar toekomende rol. Niets meer, maar ook niets minder. De rol van de gemeenschap is een andere dan die van de priester die voorgaat. De rol van de cantor of het koor is weer een andere. Hier zijn spelregels in Het geding, gedragsregels of hoe men ze noemen wil. Men doet er goed aan deze regels serieus te nemen. De kwaliteit van de viering is er mee gemoeid. En altijd is er de ‘verhoogde toon’ van zang en muziek.‘Altijd’ klinkt het wat voorbarig, maar wat niet is kan komen. De vernieuwing van de liturgie staat nog in de kinderschoenen. Eens zal toch net besef moeten doorbreken dat het eenvoudig niet gaat zonder die verhoogde toon. Wanneer wij door schade en schande wijs moeten worden, dan kunnen wij nog wel eens héél wijs worden.

‘…En maak ons één.’ De voorbereiding op de communie

In de Algemene Inleiding op het Missaal wordt het eucharistisch gebed aangeduid als “het centrum en het hoogtepunt van heel de viering” (nr. 4). In deze lijn doordenkend kunnen wij de communie beschouwen als de bekroning van de viering. Na de uitnodiging ‘neemt, eet, drinkt’ voegen wij de daad bij het woord. Wij eten en drinken van de gaven die de Heer ons aanbiedt. Iedereen van ons weet dat dit communiceren niet onmiddellijk volgt na het ‘amen’ op het eucharistisch gebed.

Jubilate 20, 3 (september 1987)

Cees Janssens

Onze liturgie voegt hier verschillende gebeden en riten in, die een laatste voorbereiding willen zijn op de communie. Tegelijkertijd maken deze woorden en gebaren iets duidelijk van de betekenis van het communiceren. Zij leggen de ‘binnenkant’ ervan als het ware reeds open. Achtereenvolgens gaat het daarbij om het Gebed des Heren: het ‘Onze Vader’, de vredeswens en wet breken van het brood.

Het ‘Onze Vader’

Voordat de gelovigen gaan delen in de gaven des Heren bidden zij het gebed des Heren. Dat is de eeuwen door het vaste gebruik in de kerken ‘all over the world’. Twee beden krijgen daarbij bijzonder relief, een extra klemtoon: ‘geef ons heden ons dagelijks brood’ en ‘vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven’. De Inleiding op het Missaal tekent hierbij aan dat net gaat om “de zuivering van zonden, zodat net heilige werkelijk aan de heiligen gegeven wordt” (nr. 56a). Voor wie het niet weten mocht: ‘de heiligen’, dat zijn ‘de gelovigen’, zij die door het doopsel zijn gaan delen in de heiligheid van hun Heer. Met deze zelfde woorden worden de gelovigen in de kerken van het oosten tot op de dag van vandaag aangesproken: “Het Heilige is voor de heiligen”.

Een viering kan niet uit louter hoogtepunten bestaan. Maar toch, hier
gaat het om een topmoment, een ogenblik van intens gebed, hoorbaar, zichtbaar en voelbaar. Een goede vormgeving is hier onontbeerlijk, evenals een sfeer van aandacht en inkeer. Bidden is ook een heel lijfelijke aangelegenheid. Zingen – in een rustig tempo en met halve stem –, staan, de handen omhooggeheven… het kan wonderen doen.

De vrederitus

In de vrederitus gaan gebed en gebaar samen, het gebed om vrede wordt gevolgd door een gebaar van vrede. Zo luidt althans de theorie. De praktijk is vaak anders. Nergens blijkt de Nederlandse gelovige zo’n houten klaas als hier. De vredeskus in de vorm van een omhelzing of een accolade is practisch uitgestorven, terwijl het kussen buiten het kerkgebouw pathologische vormen dreigt aan te nemen. Een handdruk als gebaar van vrede? Vergeet het maar. In negen van de tien gevallen luidt net parool blijkbaar: ‘aan mijn lijf geen polonaise’.

“Wat net vredesgebaar betreft moeten de bisschoppenconferenties de vorm vaststellen, naar de aard en gewoonte der volkeren” zegt de Algemene Inleiding op het Missaal (nr. 56b). In ons land is er echter niets vastgesteld, en – wat erger is – wordt er nauwelijks iets gepraktiseerd. De oproep uit net missaal: ‘wenst elkaar de vrede’ blijft bijna overal een dode letter.

De lege plaatsen in onze kerken zijn, naar de bevinding van deskundigen, niet alleen het gevolg van geloofsverdamping. Er is meer aan de hand. Gemis aan menselijke warmte en tekort aan voelbare verbondenheid eisen ook hun tol. Aan het weer kunnen wij weinig veranderen, met de praktijk van de vredeswens ligt dat anders.

Het breken van het brood

“De handeling van het breken van het brood, door Christus bij het laatste avondmaal verricht, gaf in de apostolische tijd haar naam aan heel de eucharistische viering. Deze ritus heeft niet slechts een praktische bedoeling, maar betekent ook dat wij die met velen zijn, in de communie één lichaam worden door het deelnemen aan het ene levensbrood da Christus is (1 Kor. 10,17)” (Algemene Inleiding op het Missaal, nr. 56c) De ritus van het brood breken deelt vaak het lot van de vredesgroet, hij is er niet echt. Opnieuw stoten wij op een merkwaardig fenomeen. ‘Breken en delen’ lijkt voor velen nog de enige bruikbare term te zijn om de eucharistie aan te duiden en tegelijkertijd wordt er in de liturgische praktijk nauwelijks iets gebroken. Naar twee kanten worden hier fouten gemaakt. De eucharistie laat zich niet reduceren tot ‘breken en delen’ – denk maar aan de betekenis van het eucharistisch gebed! – en het teken van het breken van het brood kan niet worden gemist. Mogen delen in het éne Brood van de Heer en daardoor één lichaam worden, de ritus van het breken van het brood bedoelt deze geloofswerkelijkheid tot uitdrukking te brengen. Tijdens het breken van het brood wordt “de aanroeping Lam Gods door het koor of de voorzanger gezongen of met luide stem gezegd, terwijl het volk erop antwoordt. Deze aanroeping kan zo lang herhaald worden als de broodbreking duurt” (Algemene Inleiding nr. 56e). Het Lam Gods is een begeleidingszang. Een soort litanie, met een wisselend aantal aanroepingen. En weer moeten we zeggen: dit is de theorie, de praktijk is meestal anders. In veel gevallen begeleidt het Lam Gods een handeling die er niet is. In meerdere opzichten ‘kan’ dat niet. Theoretisch kunnen wij nu twee kanten uit: ofwel het Lam Gods achterwege laten ofwel de broodbreking gaan praktiseren. De laatste oplossing is de enige juist. Zij ligt ook in de lijn van waar het in de eucharistie om is begonnen.

Huiswerk in overvloed

Deze globale bespreking van de voorbereiding op de communie levert ons huiswerk in overvloed op. Vaak wordt de schuld van ongeveer alles wat niet deugt binnen de kerk in de schoenen geschoven van de paus of van de bisschoppen. Dat zal in dit geval niet gaan. Dit huiswerk kan alleen ter plaatse worden gemaakt. Hier zijn wij zelf de eerst verantwoordelijken.

Meerstemmige zang bij de communie

In dit nummer van Jubilate is veel aandacht voor de Communiezang. Mij is gevraagd aandacht te schenken aan de mogelijkheden voor meerstemmige zang bij de communie. Het toeval wil, dat A. Hollaardt in het septembernummer van het Gregoriusblad een helder artikel schrijft over betekenis en vormen van de communiezang.

Jubilate 21, 1 (januari 1988)

Walther Cantrijn

De criteria die hij daar noemt voor communiezangen in de volkstaal, gelden eveneens voor de communiezang die op latijnse tekst gezongen wordt. “De communiezang wordt inhoudelijk bepaald door zijn funktie en plaats binnen de liturgie: hij begeleidt de communiegang van de gemeenschap. Als zodanig heeft hij een uitgesproken eucharistische strekking of hij vertolkt op meer algemene wijze de godsdienstige gevoelens van de gemeenschap op het ogenblik van de communie.” Einde citaat.

Als we hiervan uitgaan is onmiddellijk duidelijk wat we niet moeten doen: een ‘leuk’ stuk uit de kast halen, zonder op de tekst te letten. Het is aan te bevelen, dat de dirigent het repertoire van zijn koor eens doorlicht en datgene wat voor het zingen tijdens de communie in aanmerking komt, op een lijst bijeen zet, zodat hij bij de voorbereiding van de dienst, (dat doet hij toch zeker wel ruim tevoren?) meteen kan zien wat geschikt is. Op die lijst zullen dan, wat het Latijnse repertoire betreft motetten voorkomen als: Pange Iingua, Adoro te, Sacris solemniis, Ave verum, O sacrum convivium en andere met gelijke eucharistische strekking. Ook zettingen van lof- en dankpsalmen komen in aanmerking, zoals b.v. psalm 148 en 150, waarvan in de nederlandstalige muziek de zettingen van Antoine Oomen en Henk in ’t Veld waarschijnlijk bekend zijn. Ook zal men op bepaalde feestdagen gebruik kunnen maken van meerstemmige zettingen van de communieantifoon, zoals die in het misformulier van die dag vóór komt. Die verwijst dan vaak naar datgene wat men in de woorddienst al gehoord heeft. En, aldus Hollaardt in zijn al eerder aangehaald artikel: “Er bestaat een innig verband tussen het woord van de Heer, dat men gehoord heeft en de eucharistische gave.” Zo verwijst bijvoorbeeld de Communio Pascha nostrum met Pasen naar de eerste lezing van Paulus aan de Corinthiërs. Op het feest van Onnozele Kinderen de Communio ‘Vox in Rama’ naar het evangelie.

Ik heb U nu aangegeven, waar U op moet letten bij Uw keuze van communiezangen. Want concreet aangeven: dat moet U eens zingen, is onbegonnen werk. Want tot wie richt ik mij? Tot het mannenkoor, het dameskoor of het gemengde koor. Moet het twee-, drie- of vierstemmig zijn? Latijn of nederlands? Daarvoor moet ik U dus verwijzen naar de catalogi van uitgevers; naar ons eigen informatiecentrum Donek in Utrecht (tel. O30 – 513739. Frits Strating); naar het blad Continuo.

Wat m.i. ook kan is het Benedictus zingen van de mis, waarvan men in de dienst ook andere delen heeft gezongen.

Wat niet kan, maar wel gebeurt soms is het zingen van een Ave Maria bij de Communie; dat heeft niets te maken met onderwaardering van de moeder Gods, maar dat gezang past daar gewoon niet.

Nog enkele praktische opmerkingen tot besluit.

Als er nog een slotzang volgt, kan men beter de communiezang beginnen zogauw de priester de Gaven gaat uitdelen; daarna eventueel orgelspel; dan volgen niet direkt twee gezangen op elkaar. Een latijns motet bij de communie, in een voor het overige nederlandse dienst, kan op die plaats: mijn ervaring is, dat dat niet als storend wordt ervaren.

Veel succes bij het zoeken van geschikte meerstemmige muziek bij de communie: het bovenstaande kan U misschien toch hierbij van dienst zijn.

Gedachten bij een lied: Nu zijt wellekome

Eerst even terug naar het vorige lied. Jammer, maar het zetduiveltje is wel heel vervelend geweest. Het gaat over pag. 12 van Jubilate no. 2.

Daar staat dat de dichter van de liedtekst voorzitter was van de Rabobank te Amsterdam. Een mooie reclame, dat wel, maar dat stond niet in mijn ingeleverde tekst. Waarom was Dhr. Verdaasdonk zo goed vertrouwd met… omdat hij voorzitter was van de rechtbank te Amsterdam. Wel even anders dus.

En nu ons volgende lied. Als ik er een titel zou moeten zetten, zou dat bv. kunnen worden: ‘Een lied uit een ver verleden’.

Jubilate 20, 3 (september 1987)

Th. Klaus

En een ver verleden heeft dit prachtige lied zeker. We hebben hier te maken met een lied dat thuishoort bij de groep die men ‘leisen’ noemt (in regel 2 van het 2e couplet wordt er over gerept). Een leis heeft zijn naam te danken aan de tekst waarmee geëindigd wordt, nl. Kyri(e) eleis(on).

En dat is o.a. ’n reden waarom we van een ver verleden kunnen spreken. Bronnen-onderzoek brengt ons naar de 13e eeuw, maar de grote volksliedkenner Florimond van Duyse plaatst dit lied v.w. het Kyrieleisrefrein in de 11e eeuw. De eigenlijke betekenis van Kyrie eleison, nl. een smeekbede, een roep om ontferming zien we bij dergelijke leisen vaak verloren gaan en veranderen in de zin van een instemmen van allen met hetgeen we vieren of van zomaar een slotformule.

Veel geestelijke volksliederen (bedoeld voor allen!) kregen tijdens de vieringen een liturgische functie toebedeeld, zo bv. als antwoord op de preek of als volkse variant op een zo juist gezongen koorgezang.

Een voorbeeld dat u allen kent: de sequentia van Pasen Victimae Paschali Laudes werd gevolgd door het Paaslied Christus is opgestaan (G.v.L. no. 414).

Tussen haakjes, ook bij dit Paaslied vindt men in oude lezingen nog Kyrie als afsluiting i.p.v. Alleluia.

De inhoud van ons lied is heel eenvoudig en duidelijk. Het is een echt welkomstlied. Strofe 1: Wees welkom “hier al in dit aardrijk”.
Strofe 2: Wees blij en uit dat door samen te zingen over Jezus die geboren is uit een “Maged reine die hoog moet zijn geacht”.
Strofe 3: Een zinspeling op het verhaal van de herders. Bovendien herinnert men ons er aan, dat Bethlehem ‘de’ stad is, reeds eeuwen voorzegd.
Strofe 4: Een verwijzing naar het verhaal van de Wijzen. En dat allemaal ter ere van het Kind, dat voor alles en allen zorg draagt.

Vanwege deze brede inhoud is het lied geschikt voor een groot deel van de Kersttijd. Van een lied hoeft u natuurlijk niet steeds alle coupletten te zingen. Neem wat het beste in een bepaalde dienst past.

Als we de melodie bekijken, zien we vier zinnen, die heel evenwichtig zijn van opbouw. Het is een spel van stijgen en dalen, een spel van afwisseling en orde.

Toevallig? ls Kyrieleis ook nog het spiegelbeeld van ‘Nu zijt wellekome’. Een lied om samen en met enthousiasme te zingen. Doe het met een zekere vaart.

Neem als dirigent het lijnenspel goed in u op en dirigeer deze melodie beslist niet in vieren, u maakt er de melodie mee stuk. Echt in tweeën dirigeren, ook al lijkt het volk wat moeilijk mee te krijgen. Bovendien heeft u ook nog een meewerkende organist.

Communiezang: onderwijl of na afloop. Brood van leven, levend brood

Als we gaan spreken over de communiezang, moeten we om te beginnen een duidelijk onderscheid maken. Omdat in onze westerse liturgie de communiezang eeuwenlang de zang is geweest ter begeleiding van de communie van de priester (de gelovigen gingen onder een gezongen mis niet ter communie), en deze nuttiging slechts een kort moment duurde, is het zingen van een uitgebreide communiezang, meestal bestaande uit een antifoon met een groot aantal psalmverzen, in onbruik geraakt. Wat overbleef was een enkelvoudige communie-antifoon uit net Graduale, waarbij het zingen van zelfs één psalmvers niet voorkwam, tenzij in de z.g. Requiemmis. In de vernieuwde liturgie, wordt duidelijk gesproken over de mogelijkheid om te zingen tijdens of na het uitreiken van de heilige communie.

Jubilate 21, 1 (januari 1988)

Fr. Nico Wesselingh O.S.B

Ziehier de bedoelde tekst uit het Missale Romanum: “Terwijl het heilig sacrament door priester en gelovigen genuttigd wordt zingt men het gezang bij de communie. Het doel van dit gezang is: de geestelijke vereniging van de communicanten door de eenheid van stemmen uit te drukken, te getuigen van de innerlijke vreugde, en het ontvangen van het Lichaam van Christus nog meer tot iets gemeenschappelijks te maken. Dit gezang wordt ingezet wanneer de priester communiceert en duurt voort, al naar het nuttig lijkt, zolang de gelovigen communiceren. Wordt er een lofzang na de communie gezongen, dan houde men tijdig op met het gezang bij de communie.” (no. 56).

Mogelijkheden

Er kan dus gekozen worden voor een gezang onder het communie-uitreiken en verder niets, voor een gezang na het communie-uitreiken, of voor beide. Bij het maken van de keuze, zal men enkele zaken in de gaten moeten houden. Zingt het koor onder het communiceren, dan zal men er voor zorgen dat het koor ook de gelegenheid krijgt aan de communie deel te nemen. De communie is immers een van de hoogtepunten van de viering, waaraan heel de gemeenschap deel moet kunnen nemen, Als er ook nog een gezang na de communie volgt heeft het z’n voordeel om aan het begin van het communiceren instrumentale muziek te laten horen: b.v. orgelmuziek, of orgel met een ander instrument. Dan krijgen de koorleden de gelegenheid om rustig ter communie te gaan, wat vooral van belang is, als het koor nog op een ‘koorzolder’ staat, achter in de kerk.

Uiteraard kan men ook andersom te werk gaan: het koor begint met het zingen van een kort gezang, waarna de instrumentalisten de verdere tijd onder het uitreiken vullen met muziek. Nog een andere mogelijkheid is: alleen instrumentale muziek onder het communie-uitreiken. Na een korte stilte voor dankzegging wordt dan iets gezongen als afsluiting van de communie-ritus.

Zang onder de communie

Is er geen instrumentale muziek, dan komt de vraag op: door wie moet zo’n gezang worden gezongen? Gezien het gemeenschappelijke gebeuren van het communiceren (Het Missaal zegt: “Terwij| het heilig sacrament door priester en gelovigen genuttigd wordt…”), is gemeenschapszang hier het meest gewenst. Maar wees voorzichtig! Wie op dat ogenblik een strofenlied gaat zingen, zal spoedig merken dat de samenhang niet goed lukt, als het lied niet goed uit het hoofd gekend is. Immers: men staat op van zijn plaats om naar voren te gaan en is ook mentaal bezig met het ontvangen van de communie. Dan ook nog lezen uit een boek is teveel gevraagd. De concentratie wordt toch al op de proef gesteld, als de hele groep in beweging komt en zich gaat verplaatsen. Niet zingen dan? Het kan toch wel, maar dan past het beste een beurtzang, b.v, uit een psalm, met een kort refrein, dat iedereen (spoedig) kent. Een of enkele voorzangers kunnen de verzen zingen, zodat het koor onderwijl rustig kan communiceren. Als voorbeeld drukken wij hier twee gezangen af. Een is afkomstig uit het Graduale Simplex (p. 460). Het betreft psalm 33, vanouds de psalm voor tijdens de communie, gezien het vers: smaakt en ziet: mild is de Heer. Dat vers ‘Gustate…’ wordt hier als keervers gebruikt voor de veertigdagentijd. Het andere keervers, een drievoudig Alleluia, wordt door het jaar gezongen.

Het tweede voorbeeld, in de landstaal nu, komt uit wisselende gezangen, een beurtzang uit de Psalm 145, met een kort en kernachtig keervers.communie1

Na de communie

Als iedereen op zijn plaats is teruggekeerd, kan meteen de communiezang worden gezongen. Men kan ook een ogenblik van stilte inlassen. De cultus van de stilte komt in onze vieringen nauwelijks aan bod. Als er nergens anders een moment van stilte is in de viering, zou men die zeker hier moeten inlassen. Stilte met een eenvoudig en niet opdringend instrumentaal spel kan zeer sfeervol zijn. Aan het einde van die stilte kan dan ook iets gezongen worden waarvan de mensen de tekst niet uit het hoofd kennen. Ze hebben nu immers de liedbundel weer bij de hand

Welke eisen?

Het zal niet moeilijk zijn geschikte gezangen voor dit moment te vinden. Toch dienen wel enkele criteria in acht te worden genomen: de tekst moet bij voorkeur iets met de eucharistie te maken hebben, of met de tijd van het jaar. De tekst moet niet te ‘zwaar’ zijn. Een lied als ‘Uit vuur en ijzer, zuur en zout…’ kan hier echt niet. Ook ‘Zo maar een dak boven wat hoofden’ hoort hier beslist niet thuis. Maar in de Advent zou je best het Rorate hier kunnen zingen. Andere motieven die hier goed op hun plaats zijn: vreugde, lofzang, dankzegging, smeking.

En het koor dan?

Een goede wijze van werken, vooral als het uitreiken wat langer duurt, is de mogelijkheid om te beginnen met een eenvoudig gezang, waaraan de hele gemeenschap kan deelnemen, eventueel voorgezongen door een of enkele cantores. En als dan het koor weer op zijn plaats is, een meerstemmig motet te zingen. Het gemeenschapsvormende van de samenzang is dan aan bod gekomen, en ook het koor kan zich doen horen.

Waarom is niet helemaal duidelijk, maar het lijkt erop dat zo’n moment niet al te eclatant moet zijn. De trompetten moeten nog niet juichen. Dat moment komt nog: als afsluiting van de viering. Voor velen heeft het ontvangen van het Lichaam en Bloed van Christus naast een gemeenschappelijk aspect ook ie1 van individuele devotie en verstilling. Het stil gebed na de communie houdt daar ook verband mee. Een al te luidruchtig klinkend koorzang kan daaraan afbreuk doen.

Elck wat wils?

Wie creatief is, kan van dit moment in de viering best iets maken. Er zijn elementen genoeg: samenzang, koorzang, instrumentale muziek. En de keuze in te spelen of te zingen ‘nummers’ is groot genoeg. Wie het Gregoriaans een goed hart toedraagt, kijke eens in het Graduale (Niet meer vragen welke druk. Er is er maar een meer: die van 1974!). Daar staan, behalve de communio’s bij elke zondag, ook nog een zevental oommunio’s, die op iedere zondag gezongen kunnen worden, omdat de teksten ervan op de eucharistie betrekking hebben. U vindt ze opgenoemd op blz. 391. En neem dan eens de oude traditie ter hand en zing er een paar psalmverzen bij. In het lijstje op diezelfde pagina worden de bijbehorende psalmen en verzen aangegeven.

En laten we eerlijk zijn: goede stilte onder het uitreiken in sobere tijden, b.v. in de veertigdagentijd, kan iets heel indringends hebben als afwisseling.

Slotzang

Al met al hebben we hier alleen nog maar gesproken over de zang onder de communie en na het uitreiken van de communie. De zang die zo hier en daar klinkt na het slotgebed of zelfs na de zegen, en die je de slotzang zou kunnen noemen, vormt weer een hoofdstuk apart, daar gaan we het de volgende keer over hebben. Dat wordt dan waarschijnlijk tevens de laatste aflevering van de tweestemmige ‘motetten’ die Cees Janssens en ondergetekende in zo goede harmonie de laatste jaren op U hebben afgevuurd. Je zou het onze (voorlopige?) slotzang kunnen noemen.communie2

De communieritus: ‘Een tafel richt gij mij aan’ (Psalm 23, 5)

Het ontvangen van de communie vormt de bekroning en daarmee tevens de afsluiting van de eucharistieviering. Het liturgisch ritueel is helder en ongecompliceerd. De praktijk laat zien dat ook hier een goede vormgeving geen vanzelfsprekendheid is.

Jubilate 21, 1 (januari 1988)

Cees Janssens

Vragen te over

Wie reikt de communie uit? Alleen de dienstdoende priester of ook anderen? Hoe reiken zij de communie uit? Moet de communie trouwens wel worden uitgereikt? Leven wij niet in een tijd van zelfbediening? Wat wordt er eigenlijk uitgereikt? Zijn er gaven afkomstig uit deze viering of gaven van een vorige viering die in het tabernakel zijn bewaard? Welke tekenwaarde is hier in het geding? Wordt er eucharistisch brood op de tong gelegd of in de hand gegeven? Wordt er onder twee gedaanten gecommuniceerd? Hoe verloopt de bekercommunie in voorkomende gevallen? Wordt er uit de beker gedronken of wordt er ingedoopt? Welke vorm zou de voorkeur verdienen? Welke woorden en formuleringen worden er gebruikt? Wat zegt degene die de communie uitreikt? Wat antwoordt degene die de communie ontvangt? Wat is de betekenis van deze woorden? Welke gebaren spelen bij het uitreiken en ontvangen een rol? Zijn deze gebaren ook uitdrukking van een diepere betekenis? Welke zou dat dan we! zijn?

We kunnen nog meer vragen stellen. Wordt er ook gezongen bij net communiceren? Wat is op dit moment passend? Is b.v. een Maria-lied hier op zijn plaats? En hoe staat het met een lied van Maria, zoals het Magnificat? Wordt er gezongen tijdens het communiceren of na het communiceren? Kan het eventueel allebei? Wie zingt er? Het koor? Het volk? Samen? Afwisselend? Heeft een cantor hier ook een functie? En dan nog iets. Zou enige tijd van persoonlijk, stil gebed wenselijk zijn? Wat is de functie van het afsluitende gebed door de voorganger? Is dat een ‘gebed na de communie’ of een ‘slotgebed’? Maakt dat enig verschil? Wat past hier het best?

Enige antwoorden

Het is duidelijk dat we onmogelijk op al deze vragen kunnen ingaan, Laten lezers zelf – alleen of in vereniging maar eens een poging ondernemen in deze richting. Onderstaande notities willen daarbij een klein steuntje in de rug bieden. Het zijn maar aanzetten tot een antwoord. De goede verstaander heeft aan een half woord genoeg hopen we.

Ook bij het uitreiken van de communie kan in onze dagen duidelijk worden dat de priester er niet alleen voor staat. Maar voor allen geldt dat zij deze liturgische dienst op waardige wijze verrichten. Woorden èn gebaren verdienen blijvend de nodige aandacht. De hostie wordt getoond alvorens zij wordt gegeven. De woorden ‘Lichaam van Christus’ worden beantwoord met het ‘amen’ van de ontvanger.

Een geloofsbelijdenis in het klein

Wij ontvangen wat wij zijn, en wij worden steeds meer wat wij ontvangen: lichaam van Christus. We houden onze hand op – wat er echt toe doet wordt een mens altijd gegéven – en wij belijden in geloof: amen, ja, zo is het.

De mogelijkheid om de communie op de hand te ontvangen is, samen met de geloofsbelijdenis in ons ‘amen’, een van meest geslaagde onderdelen van de liturgische vernieuwing. Een ritueel dat als geen ander met toewijding moet worden voltrokken.

‘Zingt Jubilate voor de Heer’

Tijdens of na het communiceren zal er gezongen moeten worden. Over het hoe en wat wordt elders in deze aflevering gesproken, Hier alleen iets over het waarom. We volstaan met een verwijzing naar de Algemene Inleiding op het Missaal. Het Zingen bij de communie, aldus nr.56 i, heeft tot doel “de geestelijke vereniging van de communicerenden door de eenheid van stemmen uit te drukken, te getuigen van de innerlijke vreugde en het ontvangen van het Lichaam van Christus nog meer tot iets gemeenschappelijks te maken.” Uit deze woorden blijkt dat het gezamenlijk zingen het best aan deze doelstellingen beantwoordt. Koor en gemeenschap, in afwisseling met elkaar, is hier de ideale vormgeving.

Pleidooi voor stilte

Zingen en zwijgen zijn geen concurrerende bezigheden. Alles op zijn tijd. Het ene kan bevruchtend inwerken op het andere. Soms kan het allebei, zingen en stil worden in persoonlijk gebed. Een andere keer zal men een keuze doen tussen beide mogelijkheden. Zo staat het ook in de Inleiding op het Missaal: “A|s de communie uitgereikt is, bidden de priester en de gelovigen eventueel enige tijd in stilte. Ook kan heel de gemeenschap, als men hieraan de voorkeur geeft, een lofzang, een psalm of een ander loflied zingen.” (nr. 56 j).

Gebed na de communie

Nr. 57 van de Inleiding op het Missaal bevat nog een belangrijke aanwijzing: “In het gebed na de communie bidt de priester om de vruchten van het mysterie dat gevierd werd. De gelovigen maken dit tot hun gebed door de akklamatie Amen.” In de praktijk komt het zelden voor dat dit gebed overal op slaat en overal over gaat, behalve over de eucharistie en de daarbij behorende lofprijzing en dankzegging. Dat is een kwalijke zaak. Het door velen vermaledijde Missaal weet gelukkig beter. Er valt nog veel te leren.

Gedachten bij een lied: Heer, herinner u de namen

Dit maal een lied waarbij ik speciaal gedacht heb aan hen die regelmatig rouwdiensten verzorgen. In G.v.L. staat op blz. 609 een register op het liturgisch jaar. Geheel onderaan vindt u een aantal gezangen die bestemd zijn om gezongen te worden bij een Uitvaart. Na enig aarzelen heb ik gekozen voor lied no. 453. Ik zeg U er echter meteen bij dat dit lied niet een van de gemakkelijksten is. Toch bied ik u het lied ‘Heer, herinner u de namen van hen die gestorven zijn’ aan, omdat ik het spijtig zou vinden als dit lied ongebruikt zou blijven.

Jubilate 20, 2 (mei 1987)

Th. Klaus

Ik zei u zo juist dat ik wel even geaarzeld heb bij het kiezen van dit lied. Mijn aarzeling ligt niet alleen bij de moeilijkheidsgraad van de melodie, maar ook bij de inhoud van de tekst.Heer_herinner_u

Als u aandachtig en op uw gemak de tekst doorleest, zoudt u bij de eerste twee strofen kunnen opmerken: Is het zo erg met ’n mens gesteld? Is het niet wat erg donker aangezet? Weet dan dat de dichter M. Verdaasdonk (1918–1966) in het dagelijks leven als voorzitter verbonden was aan de Rabobank te Amsterdam, m.a.w. hij wist uit dagelijkse ervaring hoe een mensenleven in elkaar kón zitten met, naast het vele schone en goede, ook zijn pijn zijn lijden en zijn eenzaamheid. In strofe drie wordt echter al verwezen naar de vergeving – Maria Magdalena en de rover aan het kruis – en in strofe vier wordt terecht gevraagd: “Waarheen zuilen wij anders gaan.” Een tekst dus die, ondanks het wat donker lijkend begin, vol warmte zit, de warmte van het geloof, van de hoop, van de genade.

(DRUKFOUT: in regel 7 van de eerste strofe moet u NA veranderen in NAAR.)

De melodie van Herman Strategier richt zich geheel naar de tekst; rustig declamerend helpt zo’n melodie de tekst te ondersteunen en te verhevigen.

Gaan we de melodie van wat dichterbij bekijken dan merken we dat er van de acht regels maar twee aan elkaar gelijk zijn (regel 1 en 3). Zit er dan verder geen houvast in de melodie? Jawel, maar anders dan ik u in een vorige Jubilate wel eens heb laten ontdekken. De componist werkt hier met een soort kleine kernen. Ik kan u dat het beste laten zien aan de hand van het volgende: b.v. een drietal dalende noten zoals -e-d/g-f-e/a-g-f in regel 5 en 6 (dit dalende motief komt reeds in regel 2 voor) of een drietal stijgende noten zoals a-b-ois/b-cis-d in regel 7 (ook dit motief is al in regel 4 aanwezig). Zo iets noemt men sequenzen; eenzelfde motief hoger of lager herhalen. Maar genoeg gewerkt met het ontleedmes. Ofschoon ik er van overtuigd ben, dat u een melodie beter gaat zingen, als u iets van de opbouw begrijpt.

Ik vraag nog wel uw aandacht voor het begin van regel 4 en vooral voor heel regel 7. Studeer deze passages zeer zorgvuldig in, anders blijft u er altijd mee sukkelen.

Zing bij elkaar wat bij elkaar hoort en draag de tekst rustig voor. Rustig voordragen wil echter niet zeggen ‘saai’ of zonder ‘leven’. Er mag best een zekere gloed in deze melodie doorklinken, dus beslist geen weke, slappe klaagzang.

Maak wat van de smekende aanhef, buit de sequenzen uit, gebruik de chromatisch stijgende stuwing, zing de regels twee aan twee als een eenheid. Houdt de noten zeer gebonden met de juiste klemtonen in de tekst. En let tenslotte op de plaats van komma’s en punten. Zo wordt het een waardige en waardevolle melodie, die past in een verzorgde uitvaartliturgie.

Uit de orgelhoek: Buxtehude

Dit jaar is het 350 jaar geleden dat Dietrich Buxtehude werd geboren. Een naam die bij veel amateurorganisten onvoldoende bekend is, daarom is de herdenking een goede gelegenheid iets over deze componist te vertellen.

Jubilate 20, 2 (mei 1987)

Flip Veldmans

Dietrich werd in 1637 te Oldesloe in Holstein, in de buurt van Lübeck geboren. Hij kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader en later studeerde hij tevens bij Johann Lorentz zoon van een bekende orgelbouwer en gehuwd met een dochter van zijn beroemde leraar Jakob Praetorius. Op 20-jarige leeftijd aanvaardde Dietrich zijn eerste organistenbetrekking aan de Mariakerk te Helsingborn, waar zijn vader reeds eerder het organistenambt had uitgeoefend. Juist in deze tijd werden hier op de Sont herhaaldelijk zeeslagen gevoerd, vanwege de tol die door de Sont varende schepen moesten betalen, o.a. in 1658 waarbij Witte de With het leven liet en in 1659 die onder Michiel de Ruyter. Vanaf zijn 31stejaar vertrok hij naar LUubeck waar hij tot zijn dood in 1707 altijd gebleven is.

Zijn voorganger in de Mariakerk te Lübeck was de bekende Franz Tunder en evenals deze werd Buxtehude tevens kerkelijk ontvanger. Vier maanden na zijn ambtsaanvaarding trad hij in het huwelijk met Anna Tunder, de dochter van zijn voorganger. In de Mariakerk te Lübeck bevonden zich twee grote, bij een bombardement in 1942 verloren gegane orgels. Een drieklaviers instrument, gebouwd in 1518 aan de westkant van de kerk met 54 registers, en een in het noordelijk zijschip geplaatst orgel, bestaande uit 38 registers met Hoofdwerk-Rugpositief Borstwerk en Pedaal, gebouwd in 1477 en geheten het ‘Totentanzorgel’, genoemd naar het laat-middeleeuwse, met dodendansvoorstellingen beschilderde kapelletje, dat in de Mariakerk onder dit instrument aanwezig was. Behalve de twee grote orgels beschikte de Mariakerk ook over een positief voor het motettenkoor en tevens over een 8- en 16-voets regaal voor de lijdenstijd en de ‘Abendmusik’-concerten. Grote bekendheid genoot Buxtehude door zijn Abendmusiken (Voor het handhaven van de orde moest de stadswacht zorgen, die een enkele maal werd bijgestaan door soldaten!). Zo groot werd op de duur de roem van de Lübecker organist dat andere kunstenaars hun werk aan hem opdroegen o.a. Johann Pachelbel.

Toen Buxtehude oud werd begon hijzelf en het kerkbestuur moeite te doen een goede opvolger te vinden. Voorwaarde was we|… dat deze opvolger met een van zijn dochters zou huwen en dat hij de oude organist tot zijn dood zou verzorgen. Indien deze koppeling met de organistenbetrekking niet had bestaan dan was J.S. Bach wellicht de opvolger van Buxtehude geworden. Bachs verering voor Buxtehude was zo groot dat hij een voetreis van 450 km. van Arnstadt naar Lübeck maakte om Buxtehude, wiens composities hij reeds kende, ook als organist te leren kennen. Ondanks het verlof van slechts één maand verbleef Bach drie maanden in Lübeck en toen hij terugkeerde ‘met vermeerderde kennis’ kreeg hij een flinke uitbrander over het lange wegblijven en net verzaken van zijn plichten!

De orgelwerken van Dietrich Buxtehude zijn in 4 delen in 1952 verschenen bij uitgeverij Hansen onder redaktie van Josef Hedar. Tevens zijn ze o.a. in de Peters en de Bärenreiter-editie verschenen. In de eerste Hansen-band staan de Passacaglia, ciaconen en canzonen. Band 2 bevat de Preludes, toccata’s en fuga’s. In de derde band vinden we de koraalvariaties en in band 4 de koraalvoorspelen. De afgedrukte muziekillustraties zijn weer met de nodige zorgvuldigheid gekozen op niet te moeilijke speelbaarheid, ze geven eerlijkheidshalve geen doorsnede van de moeilijkheidsgraad, maar tonen wel dat ook deze prachtige muziek toegankelijk is voor de amateur-organist en met veel genoegen gebruikt kan worden. In de liturgie kan zij uitermate goed functioneren mits met het tijdeigene van het liturgisch jaar rekening wordt gehouden. Veel plezier!