De paaskaars

In het vierde evangelie getuigt Jezus van zichzelf: “Ik ben het licht der wereld. Wie mij volgt dwaalt niet rond in de duisternis, maar zal het licht des levens bezitten” (Joh. 8, 12). Alles wat zich in de nacht van Pasen in onze liturgische viering rond de paaskaars afspeelt kan worden beschouwd als een poging dit evangeliewoord te verbeelden.

Cees Janssens

Jubilate 29, 1 (januari 1996)

In het nachtelijk duister wordt een kaars ontstoken. Deze kaars wordt vervolgens plechtig de donkere kerkruimte binnengedragen. Tot driemaal toe klinkt, als een geloofsbelijdenis, de roep ‘Licht van Christus’. De aanwezigen antwoorden ‘Heer, wij danken U’ en ontsteken hun eigen kleine kaarsen aan het licht van de paaskaars. Aansluitend wordt het Exsultet aangeheven waarin de diepzinnige betekenis van deze nacht en deze kaars wordt bezongen.

En hoe! In de zangwijs van het Exsultet overtreft het gregoriaans bijna zichzelf.

Symbool van de verrezen Heer

De viering van de paasnacht is het hart van het paastriduum, de driedaagse waarin het lijden, de dood en de verrijzenis van Christus worden gevierd. De paaskaars nu heeft alles te maken met deze verrijzenis. Wij zeggen daarom: de paaskaars is het symbool van de verrezen Heer. Vandaar ook de benaming paaskaars. Vandaar de rol die deze kaars speelt in de liturgie van de vijftigdagen, de paastijd. Vandaar ook de aanwijzing van de jongste liturgiehervorming om de paaskaars gedurende de rest van het jaar een plaats te geven in de nabijheid van de doopvont. Vandaar ook een soortgelijke aanwijzing de paaskaars goed zichtbaar op te stellen tijdens de viering van de uitvaart.

De bedoeling van dit alles laat zich gemakkelijk raden. Het gaat er om de samenhang te verduidelijken tussen het levenslot van de gelovigen en dat van hun Heer. De christen is geroepen te delen in de dood én in de verrijzenis van Christus.

Tijdens de paaswake zelf wordt deze samenhang op rituele wijze tot uitdrukking gebracht bij de zegening van het doopwater. De
voorganger dompelt de paaskaars in het water terwijl hij bidt: “Wij vragen U: laat door uw Zoon de levenskracht van de Heilige Geest als een storm over dit water gaan, zodat allen die door het doopsel samen met Christus zijn begraven, ook met Hem uit het graf zullen opstaan en leven”.

De paaskaars speelt een belangrijke rol in de liturgie van de paasnacht, een echte hoofdrol is voor haar echter niet weggelegd. Die blijft voorbehouden aan de lezing van de Schriften en de viering van de grote sacramenten: doopsel en eucharistie. De paaskaars is van een andere orde. Geen sacrament in de strikte zin van het woord. Wel een soort halfzusje, een sacramentale.

De zegening van het licht

De kerk heeft een tijd gekend dat zij de paaswake vierde zonder paaskaars. In de liturgie van de stad Rome heeft het zelfs tot ver in de middeleeuwen geduurd voordat de paaskaars er haar intrede deed. De praktijk als zodanig, een lichtritus bij het invallen van de duisternis, stamt uit de joodse wereld. Zij is daar tot op de huidige dag bewaard gebleven.

Met name in het ritueel waarmee op vrijdagavond de sabbat wordt verwelkomd. De tafel is gedekt en midden op tafel staan de kandelaars met de sabbatkaarsen. Het is de taak van de vrouw des huizes deze kaarsen aan te steken en de bijbehorende zegenbede uit te spreken: “Geloofd zijt Gij, Eeuwige onze God, Koning der wereld…”.

De christenen kenden al heel vroeg een soortgelijk ritueel bij het begin van de dagelijkse vesperviering, de avonddienst. De aanvang van onze huidige paaswake is er een overblijfsel van. Extra plechtig en feestelijk, maar in wezen identiek aan de oude praktijk van joden en christenen. Het licht wordt ontstoken – ‘Lumen Christi’ – en na bijbehorende zegening van het licht wordt aangeheven: ‘Exsultet iam angelica turba caelorum…’. Om beter recht te doen aan de betekenis van de paaskaars als symbool van de verrezen Heer zouden wij de tekst van dit Exsultet nader moeten bezien. In dit verband een onmogelijke opgave. Jammer.

Een vraag en een antwoord

Het oudste ons bekende bericht over de lichtceremonie van de paaskaars is interessant genoeg om hier te worden vermeld. Het gaat om een brief uit het jaar 384, door de diaken Praesidius van Piacenza gericht aan de heilige Hieronymus met het verzoek een lofzang op de paaskaars voor hem te schrijven, een ‘laus cerei’. Hieronymus wijst het verzoek af. De reden? Hij staat wantrouwend tegenover een dergelijke lofzang en is beducht voor heidense woordenkramerij die de christen niet past. Dan is er nog een tweede reden. Christenen zouden geen gebruik moeten maken van kaarsen. Dat riekt eveneens naar heidense praktijken. Het Oude Testament, aldus Hieronymus, vermeldt wel olielampen maar geen kaarsen voor de dienst in de tempel, en in het Nieuwe Testament is ook slechts sprake van lampen. Daar kon onze goede diaken het mee doen.

Licht van Christus

Wij leven niet meer in de tijd van Hieronymus. Zijn bekommernis om een authentiek christelijke liturgie is echter ook de onze. De kaars als liturgisch attribuut is inmiddels gekerstend. Kaarsen zijn niet meer uit onze liturgie weg te denken. Als symbool van de verrezen Heer is de paaskaars daarin veelbetekenend aanwezig.

“Het licht van Christus’ glorievolle verrijzenis moge uit ons hart: en onze geest de duisternis verdrijven”.

In ecclesiis benedicite Deo: acclamaties bij de intrede

Verheerlijkt God in uw samenkomsten. Ps. 67, vs. 27

Bedoeling

Onder deze titel zal in de komende nummers van Jubilate telkens een aflevering verschijnen over acclamaties in de Latijnse liturgie. Steeds komen één of meerdere acclamaties aan de beurt in de volgorde waarin ze in de Eucharistie optreden. Met voorbeelden erbij hopen we de koren en andere liturgische werkers wat op weg te helpen, om het onderdeel acclamaties wat in te voeren, te vernieuwen of aan te passen.Lees verder

Orgelkoralen in de liturgie 2

De organist(e) dient over een vooruitziende blik te beschikken. Terwijl bij het schrijven van dit artikel nog tropische temperaturen gehaald worden moeten we alweer nadenken over muziek voor Advent en Kerstmis. Immers het instuderen van nieuwe muziek vergt enige moeite en tijd, je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen.

Flip Veldmans

Jubilate 28, 3 (september 1995)

Om het zoeken naar nieuwe muziek te vergemakkelijken volgt hieronder weer een lijst met koraaltitels speciaal voor de Advent. Daarna zullen we kijken welke componisten hiervoor muziek hebben geschreven, uiteraard is dit slechts een summiere bloemlezing, enkele notenvoorbeelden zullen wederom niet ontbreken. Over de muziekvoorbeelden gesproken, ik krijg weleens het verzoek om het héle stuk af te drukken in plaats van slechts een fragment. Afgezien van het feit dat het gehele muziekwerk teveel plaats in zou nemen, zult u begrijpen dat dit auteursrechtelijk niet kan. De voorbeelden zijn bedoeld om een eerste indruk te geven, waarna u de bladmuziek zou kunnen aanschaffen. Het is niet de bedoeling om Jubilate op de orgellessenaar te zetten om vervolgens voor de liturgie klaar te zijn.

1. Georg Philipp Telemann ‘Herr Christ der einig Gottes Sohn’.

Advent:
1. Gottes Sohn ist kommen
2. Gott, heil’ger Schöpfer
3. Herr Christ, der einig Gottes Sohn
4. Lob sei dem allmächtigen Gott
5. Nun komm, der Heiden Heiland
6. Wachet auf, ruft uns die Stimme

2. Jacob Adlung ‘Herr Christ der einig Gottes Sohn’.

Hier volgt een uitgewerkte lijst met koralen. De nrs. verwijzen naar de hierboven genoemde titels:
1. J.S. Bach. band S, uitg. Peters. Dezelfde melodie als: Gott, durch deine Güte. Pedaliter, melodie canonisch in sopraan en bas.
J.S. Bach, band 6, uitg. Peters. Pedaliter: fugatovorm.
J.H. Buttstedt, serie Incognita Organo 4, uitg. Harmonia. Manualiter, koraal met 3 variaties.
F. Zachau, Orgelspiel im Kirchenjahr, uitg. Schott 4336. Dezelfde melodie als ln dulci jubilo. Manualiter, melodic fugatisch.
2. J.S. Bach, Orgelspiel im Kirchenjahr, uitg. Schott 4336. Dezelfde melodie als Lob sei dem allmachtigen Gott (zie ook daar). Manualiter.
3. J. Adlung, Musicq voor het Orgel (W. v. Twillert), uitg. Boeijenga, Sneek. Driestemmig pedaliter, melodie in de linkerhand.
D. Buxtehude, Sämtliche Orgelwerke band 4, uitg. Hansen 3928. Twee bewerkingen; pedaliter met versierde sopraan.
H.L. Hassler in ‘Die Kunst des Orgelspiels’ H. Keller, uitg. Peters 4517. Manualiter, vierstemmige koraalzetting.
J. Pachelbel, Ausgewählte Orgelwerke band 2, uitg. Bärenreiter 239. Pedaliter met omspelingen.
G.Ph. Telemann, Orgelwerke band I. uitg. Bärenreiter 3581. 1e zetting manualiter, melodie in de sopraan, 2e zetting tweestemmig (bicinium).
J.G. Walther, in 80 Choralvorspiele (H. Keller), uitg. Peters 4448. Driestemmig, manualiter.
4. J.S. Bach, band 5, uitg. Peters. Manualiter, fughetta.
J.S. Bach, in Orgelspiel im Kirchenjahr, uitg. Schott 4336. Dezelfde melodie als Gott heil’ger Schöpfer, driestemmig manualiter.
5. Anonymus (uit de Lüneburger Orgeltabulaturen), uitg. Commissie v.d. kerkmuziek van de Ned. Herv. Kerk. Vierstemmig manualiter, pedaal naar believen.
N. Bruhns, Orgelwerke, uitg. Peters 4855. Uitgebreid pedaliter stuk met echo’s; voor gevorderden.
J.H. Buttstedt, Alte Weihnachtlichemusik, uitg. Bärenreiter 826. Manualiter, vier-stemmig.
D. Buxtehude, Sämtliche Orgelwerke band 4, uitg. Hansen 3928. Pedaliter, versierde sopraan met uitkomende stem.
H. v. Herzogenberg, in Seasonal Chorale Preludes with Pedals (C.H. Trevor), uitg. Oxford University Press. Pedaliter, melodie met uitkomende stem in de sopraan.
G.F. Kauffmann in Ars Organi deel 2 van Fl. Peeters, uitg. Schott. Driestemmig, manualiter.
B. Resinarius in Orgelschule deel II van E. Kaller. uitg. Schott 2555b. Driestemmig pedaliter.
G. Scherff, 8 Choralvorspiele, uitg. Willemsen, Amersfoort. Trio. pedaliter, melodie in de sopraan.
A.N. Vetter, in 80 Choralvorspiele (H. Keller). uitg. Peters 4448. Vierstemmig, manualiter, fughette.
G. Zukriegel, 3 kleine Partiten fur Orgelpositiv, uitg. A. Coppenrath. Manualiter, koraal met 4 variaties.
6. O. Dienel, 43 Choralvorspicle opus 52, uitg. Willemsen. Pedaliter. fugatisch.
G.A. Homilius, serie Incognita Organo deel 27. uitg. Harmonia. Pedaliter, melodie in canon tussen sopraan en bas.
P. Kickstatt, Choralvorspiele heft 2, uitg. Moseler-Verlag. Driestemmig manualiter, fugatisch.
M. Reger, 30 kleine Choralvorspiele opus l35a., uitg. Peters 3980. Pedaliter, koraalmatig.
I.G. Walther, in 80 Choralvorspiele (H. Keller), uitg. Peters 4448. Driestemmig manualiter.
L. Wieruszowski, Choralvorspiele fur Orgel deel 2, uitg. Zwingli, Zurich. Pedaliter, cantus firmus in tenor.

3. Gerhard Zukriegel variatie 1 uit ‘Nun komm, der Heiden Heiland’.

Nog enkele laatste opmerkingen. Volgens het Triduum Sacrum moct men het gebruik in acht nemen om in de Advent het orgel alleen ter begeleiding van de gezangen te gebruiken. Het orgel kan wel zelfstandig bespeeld worden op de derde zondag van dc Advent (Gaudete). Of zelfstandig orgelspel zo strikt moet worden toegepast moet ieder zelf maar overdenken, in ieder geval verdraagt de adventsperiode geen uitbundig orgelspel, bovenstaande orgelkoralen sluiten goed aan bij deze liturgische periode. Succes met de studie.

4. Gerard Scherff ‘Nun komm, der Heiden Heiland’.

De adventskrans

Een krans van dennegroen, daarop vier witte kaarsen. een paars lint waaraan het geheel wordt opgehangen: ziedaar onze adventskrans. In de weken voor Kerstmis in menige kerk een vertrouwd gegeven. Een geliefd gegeven ook, zoals de Advent zelf veel gelovigen bijzonder dierbaar is.

Cees Janssens

Jubilate 18, 3 (september 1995)

Tweevoudig karakter

In de advent gaan godsdienstige motieven en natuursymboliek hand in hand. De combinatie van deze twee elementen bepaalt in hoge mate de aantrekkelijkheid en de charme van deze periode. De kerk ziet uit naar de komst van haar Heer en zij bereidt zich voor op de viering van zijn geboortefeest. Tegelijkertijd zien wij in de donkere dagen voor Kerstmis uit naar de terugkeer van het licht, het moment waarop de dagen weer gaan lengen. De adventskrans deelt in het tweevoudige karakter van de advent. Hij helpt ons op de hem eigen manier toe te leven naar het geboortefeest van onze Heer. Hij helpt ons ook de donkere dagen voor Kerstmis door te komen. In beide gevallen speelt het licht een beslissende rol, al dan niet geschreven met een hoofdletter.

Herkomst van de adventskrans

In onze katholieke wereld is de adventskrans een betrekkelijk recent verschijnsel. Alles lijkt er op te wijzen dat hij pas na de tweede wereldoorlog bij ons echt zijn intrede deed. Zelf is de adventskrans trouwens ook nog betrekkelijk jong. Voorzover bekend waren het Duitse protestanten die in 1839 in Hamburg voor de eerste keer een adventskrans ophingen. Die krans bestond toen uit een grote, houten ring waarop drieëntwintig kaarsen waren geplaatst, één voor elke dag van de advent van dat ]aar. Pas later, in 1860. begon men de krans met dennetakken te versieren, waardoor hij een soort halfbroertje werd van de reeds lang ingeburgerde kerstboom.

Vier, vijf, zes…

Het aantal kaarsen op de adventskrans werd al gauw teruggebracht tot vier. Speelden practische motieven daarbij een rol? Feit is dat op deze manier de vier zondagen, respectievelijk de vier weken van de advent sterker werden benadrukt. Vier kaarsen, het is tot op de dag van vandaag het gebruikelijke aantal. Maar het kan ook anders. Zo zijn er adventskransen bekend waarop vijf kaarsen zijn geplaatst. Dit aantal houdt verband met de vijf wijze maagden, de vijf verstandige bruidsmeisjes uit het evangelie, die midden in de nacht de komende Bruidegom met hun brandende lampen tegemoet gaan (vgl. Mt. 25, 1–13).

In 1987 publiceerde het tijdschrift Continuo de ‘Zang van het komende licht’, een lied van Jan Duin en Richard Bot, bedoeld niet alleen voor de advent, maar ook voor Kerstmis en Driekoningen. De komst van het licht, gevierd in zijn volle liturgische breedte. In de toelichting bij dit lied staat te lezen: “Een krans met zes lichtende kaarsen: die staat de redactie van Continuo voor ogen. Een krans, waarop iedere zondag van de advent en op Kerstmis en Driekoningen een nieuwe kaars wordt ontstoken.”

Licht als symbool

In de liturgie van de kerk speelt het licht op tal van manieren een rol. Niet alleen in de advent, maar het hele jaar door. Hoe kan het anders waar het bestaan van de mens wordt getekend door de afwisseling van licht en donker, door de opeenvolging van dag en nacht. De adventskrans met zijn lichten vormt aldus bezien slechts de zoveelste variatie op een thema dat onuitputtelijk blijft. Het heil dat God voor ons bereidt komt ter sprake in termen van licht.

Het één voor één ontsteken van de kaarsen van de adventskrans vraagt om enig ritueel, waarbij de betekenis van dit licht tot uitdrukking wordt gebracht. De liturgie van de advent en de kersttijd biedt een overvloed aan teksten die daarbij hulp kunnen bieden. “De Heer zal komen en al zijn heiligen met Hem en op die dag zal een groot licht verschijnen” (vgl. Zach. 14, 5 en 7). “Het volk dat in het donker wandelt ziet een groot licht” (Jes. 9, 1). “Sta op. laat het licht u beschijnen, Jerusalem, want de Zon gaat over u op” (Jes. 60, 1).

Licht fascineert, zeker het levende licht van kaarsvlammen. Dat vormt wel de verklaring van het feit dat in een land als Australië, waar Kerstmis midden in de zomer valt, geen advent denkbaar is zonder Candle-Light-Singing.

Groen, paars en wit

Het dennegroen waarmee de adventskrans wordt versierd is, net als de spar die als kerstboom fungeert, van huisuit een verlegenheidsoplossing. Midden in de winter biedt de natuur ons weinig andere mogelijkheden. Wij moeten er bi] de adventskrans niet teveel achter zoeken. De symboliek van leven-dat- niet-vergaat speelt bij het groen van de adventskrans hoogstens op de achtergrond een rol.

Anders is het met de kleur van het lint waarmee de krans wordt omwonden of waaraan hi] wordt opgehangen. De advent vraagt om paars. Blijft de krans ook met Kerstmis nog hangen dan wijkt het paars voor het wit van dc kersttijd. Wit! Rood is hier liturgisch gesproken uit den boze.

Zang van het komende licht

Het boven genoemde lied van Jan Duin en Richard Bot zouden we niet uit het oog mogen verliezen. Het kan ons goede diensten bewijzen. Of men nu een krans met vier of met zes kaarsen heeft, dit lied kan ons helpen te verstaan waarom het gaat in advent en kersttijd. “Sla uw ogen op naar het licht – daar de Heer.”

Het nut van het spelen van uitgeschreven partituren

Er verschijnen thans praktisch geen composities meer zonder dat er aandacht geschonken wordt aan de noden van de organist; een bundel zonder orgelbegeleidingen is haast niet meer denkbaar. Waarom toch deze aandacht v00r onze orgelspelers, en – waarschijnlijk een nog belangrijker vraag – waarom houden vele organisten zich niet aan deze begeleidingen?

Flip Veldmans

Jubilate 28, 2 (mei 1995)

Om met de eerste vraag te beginnen: je moet van goede huize komen om het zonder uitgeschreven orgelbegeleidingen te kunnen stellen. Het maakt niet uit of je als amateur of als professional werkzaam bent in de liturgie. De eenheid van melodie en begeleiding vraagt meestal om de oorspronkelijke begeleiding. Stijlgetrouw begeleiden in dc juiste sfeer is geen gemakkelijke opgave. Daarnaast gecomponeerde voor- en tussenspelen improviseren doet geen recht aan de compositie. Om maar meteen met de deur in huis te vallen, wanneer je bijv. de Willibrordusmis van Bernard Bartelink moet spelen, is dit onmogelijk vanuit een eenstemmige partij te doen:

1. Gedeelte uit de Lofzang Eer aan God in den hoge, GvL 233.

In de karakteristieke orgelpartij met prachtige voorhoudingsakkoorden volgt na ’Zoon van de Vader‘ een tussenspel van vijf maten. Probeer hier maar eens zelf iets te verzinnen! Sommige organisten laten gemakshalve daarom dit tussenspel zomaar weg. Maar realiseert u zich wel dat u hierdoor weinig respect toont voor de compositie en de componist hiermee geen plezier doet. Er dient te klinken:

2. Gedeelte uit de Willibrordusmis, uitgave Gooi & Sticht.

Toch overkomt het mij ook wel eens wanneer ik in een andere kerk moet spelen dat het koor zegt: “wij hebben helaas van deze mis geen orgelbegeleiding”. Daar ga je dan! Maar dit overkwam mij geen tweede keer, daarom is thans steeds de eerste vraag aan het koor: “wat wordt er gezongen?”. Ik kan dan eventueel eigen partituren meenemen, maar dit zou eigenlijk niet nodig moeten zijn.

Een ander voorbeeld. Wie kent niet ps. 126 ’Als God ons thuisbrengt uit onze ballingschap‘, in de zetting van Bernard Huijbers. U voelt waarschijnlijk al waar het probleem ligt. Juist!, in de overgang van vers 2 naar vers 3, waarin de compositie moduleert van Es groot naar F groot:

3. Gedeelte uit ps. 126.

De melodie in de orgelbegeleiding zit in de altpartij, daarboven komt een vrije sopraan, de driedeligheid verandert vanaf ‘regen’ in een tweedeligheid, waarbij de modulatie op een heel natuurlijke manier verloopt. De schitterende begeleiding van Huijbers is onmisbaar om dit alles tot klinken te brengen:

4. Gedeelte uit de orgelbegeleiding van ps. 126, uitgave Gooi & Sticht.

Een derde voorbeeld. De Wisselende Gezangen voor het liturgisch jaar, helaas nog steeds veel te weinig bekend. Prachtige melodieën in een gregorianiserende stijl. Misschien kent u deze:

5. Vers 1 uit ps. 23, De Heer is mijn herder, uitgave Annie Bank.

Wanneer je niet in het bezit bent van de orgelbegeleiding zul je de melodie gewoon meespelen. U ziet in de partituur dat op het orgel slechts lang aangehouden akkoorden klinken zonder melodie, een prachtige oplossing, waardoor alle aandacht gelegd wordt op de verkondiging van de tekst, waar het bij psalmverzen feitelijk om gaat.

Nogmaals voor alle duidelijkheid: niet alleen het wel of niet in staat zijn van het spelen van een verantwoorde begeleiding speelt een rol, het respect voor het geheel van de compositie is het uitgangspunt. Niet alleen de melodie vormt de compositie, de begeleiding is hier vaak onlosmakelijk mee verbonden. Pas het totaal bepaalt de sfeer waarin het stuk optimaal kan klinken. U zou eens moeten weten hoe lang de componist over een compositie nadenkt alvorens tot een definitief resultaat te komen, dit kun je als organist niet afdoen door het ter plaatste bedenken van een paar akkoordjes.

We komen toe aan vraag 2 van de inleiding: waarom houden organisten zich vaak niet aan de partituur. Hiervoor zijn verschillende redenen te bedenken:
– Veel organisten denken dat uitgeschreven begeleidingen voor hen te moeilijk zijn. Maar zij vergeten dat juist uitgeverijen begeleidingen verzorgen die voor de gemiddelde amateur-organist uitstekend speelbaar zijn.
– Het zal misschien een beetje hard aankomen, toch zeg ik het maar: gemakzucht. In mijn jarenlange ervaring als orgeldocent, cursusleider en medewerker aan werkwinkels van studiedagen word ik steeds met dit hardnekkige fenomeen geconfronteerd. Vooral amateur-organisten hebben de neiging hun eigen kunnen te overschatten. De inzet voor liturgie is in hun ogen al voldoende om zonder rancune er op los te spelen zonder zich te realiseren of het muzikaal én liturgisch wel verantwoord is.
– Er worden onvoldoende partituren aangeschaft. In bijv. kontakten met andere koren worden gezangen uitgewisseld, zeg maar gecopiëerd, zonder officiële partituren. Of bijv. in de weekenddiensten worden boekjes van Heeswijk of Gooi & Sticht gebruikt, waarbij voor de organist geen partituur aanwezig is. omdat deze apart moeten worden aangeschaft. De dooddoener – er is geen geld – is een slecht en zwak excuus.
– Er is geen orgelboek in de handel waar alle begeleidingen systematisch voor bijv. een bepaalde bundel in gerangschikt staan, zoals bijv. bij het ‘Liedboek voor de Kerken’ of bij de Belgische bundel ‘Zingt Jubilate‘.

Muziekuitgeverijen werken zo in de hand dat organisten niet weten waar ze iets kunnen halen, waar de partituur is uitgegeven. Wanneer Gooi & Sticht komt met een bundel als ‘Voor Podium en Zaal’ waarin bijv. composities van B. Huijbers op een bepaalde manier gerangschikt staan, zie ik niet in dat alle uitgavcn van Gooi & Sticht m.b.t. ‘Gczangen voor Liturgic’ ook niet in één bundel gerangschikt zouden kunnen worden. Dit geldt natuurlijk ook voor dc partituren van Annie Bank. Met twee of drie begeleidingsboeken zou de organist GvL compleet hebben, dit zou toch een prachtig cadeau zijn, en onze iiturgie geweldig ten goede komen? Maar waarschijnlijk denk ik te simplistisch.

Aanvulling 23 februari 2017: inmiddels is een bundel orgelbegeleidingen bij de liederen uit Gezangen voor Liturgie verschenen.

Ik hoop dat bovenstaand artikel aanleiding mag geven tot het inzicht dat een goede en verantwoorde orgelbegeleiding bijdraagt tot een beter funktioneren van de organist in de liturgie. Van harte wens ik u hierbij veel succes toe.

Gekleurde vocalen

Al enkele keren heb ik geschreven over vocalen. Wat moeten we doen om een mooie ie, aa, uu en ee enz. te zingen.

In deze aflevering van Jubilate wil ik iets schrijven over de kleur en het kleuren van de vocalen.

Wat is het verschil en hoe passen we dat toe?Lees verder

Orgelkoralen in de liturgie 1

Wekelijks worden organisten voor de vraag gesteld: wat kan ik spelen in de liturgische dienst? De meeste orgelspelers hebben (gelukkig) vele orgelboeken aangeschaft, hetzij op eigen kosten, hetzij op kosten van het kerkbestuur, waarbij dan de boeken bij het orgel blijven liggen, zodat ook collega-orgelspelers hiervan gebruik kunnen maken.

Lees verder

Vier evangelie-liederen

Naar aanleiding van een artikel van Cees Janssens in ons blad Jubilate van september 1994 met als titel ‘Een Evangelielied’, is mij gevraagd of ik 4 Evangelieliederen wilde uitzoeken: twee voor de 40 dagen- en twee voor de paastijd. Ik heb toen ons onvolprezen Doneksysteem geraadpleegd en aangezien wij momenteel in het C-jaar leven heb ik daarop gezocht.Lees verder

Zelfstandig orgelspel in de liturgie

Het orgel heeft een belangrijke taak toebedeeld gekregen in onze huidige liturgie. Welke stijl van kerkmuziek ook wordt gekozen; Latijn: gregoriaans of meerstemmig, Nederlands: één- of meerstemmig, de gemeenschap dient op enigerlei wijze in de zang te worden betrokken. Tevens kan het koor in zelfstandige koorzang zijn muzikale mogelijkheden ten dienste stellen aan de liturgie. Daarnaast is het gewenst ter bevordering van de muzikale afwisseling het orgel en/of andere instrumenten zelfstandig te gebruiken, in overeenstemming met karakter en inhoud van de viering. Volgens de officiële documenten mag het orgel in advent, veertigdagentijd, tijdens het Triduum Sacrum (Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Paaszaterdag) en in missen voor overledenen alleen ter begeleiding van de gezangen gebruikt worden. Uitzonderingen hierop zijn de derde zondag van de advent en de vierde zondag van de veertigdagentijd.Lees verder