100 einfache Lieder Religion

Dolf van Tongerlo, uitgever van ‘Levensecht’ in Brussel, gaf me laatst het boekje mee: 100 einfache Lieder Religion, samengesteld door Rolf Krenzer, uitgeverij Verlag Ernst Kaufmann, Lahr Kösel-Verlag, München 1978. Honderd eenvoudige liederen met een religieuze inhoud zijn in deze verzameling gebundeld. Na zorgvuldig voorbereidend werk zijn 85 totaal nieuwe liederen van verschillende componisten uitgekozen, de andere 15 liederen zijn eveneens nieuw, maar zijn reeds in andere bundels te vinden en blijken hun waarde al bewezen te hebben.

Jubilate 19, 2 (mei 1986)

Zr. Rafaël Bosters F.S.C.

De bedoeling van deze bundel is om de religieuze waarden van de Bijbelse boodschap voor de kinderen van de basisschool begrijpelijk en doorzichtig te maken, zo dat ze begrijpen wat ze zingen en het ook spelend kunnen weergeven. De samensteller en Gertrud Lorenz nebben hun liederen doorgewerkt met gehandicapte kinderen. Een belangrijk gezichtspunt voor deze liedkeuze is dat er een innig verband moet bestaan tussen voor het kind toegankelijke tekst en de melodie. De tekst moet door jongere en gehandicapte kinderen – toehoorders en zangers – begrepen kunnen worden en ook de mogelijkheid bieden, om dat wat de tekst wil uitdrukken in beweging en spel om te zetten.

Door het lage stemregister van veel van deze kinderen zijn de liederen laag opgetekend, maar net zal niet moeilijk zijn om dit in een andere toonsoort over te zetten, te transponeren. Enkele liederen zijn geschreven in de zgn. pentatoniek, de vijftonenmelodiek.

Kinderen willen zingen, spelen en musiceren. Heel mooi bleek dat met kerstmis in mijn nieuwe woonplaats Cuyk, waar achter mij in de kerk een meisje zong, luid en helder als een nachtegaal en na het eerste liedje tegen naar moeder zei: “Ik hoop, dat ze nog veel bekende liedjes zingen, kan ik lekker meedoen!”

Door het lied nebben we de grote mogelijkheid om kinderen ‘zingenderwijze net geloof binnen te zingen’ (Barnard) en zouden de volwassenen, aanwezig in gezinsvieringen e.d. dan ook niet meezingen?

Veel van deze liederen kunnen begeleid worden, al is het ‘maar’ door klappen, knippen met de vingers, stampen enz., maar ook door gebruik te maken van net klein Orffslagwerk e.d. Voor de gitaarspelende vader en moeder heeft Inge Lotz vele liederen voorzien van gitaarakkoordsymbolen.

De bundel heeft de volgende delen:

  1. Liederen voor net kerkelijk – Liturgisch – jaar.
  2. Liederen voor bepaalde dagen, die naast lof- en dankliederen ook thema’s over intermenselijke contacten en Gods schepping met voorbeelden uitbeelden.
  3. 4 Series van liederen, die in de eredienst kunnen gezongen worden als: openingsliederen, een Heer ontferm U, glorialiederen enz., maar ook akklamaties bij net aanbrengen van de gaven, bij de zegen, bij de lezing enz.
  4. Bijbelliederen, maar dan vooral uit het evangelie en vanzelf ontbreekt dan niet: Zacheüs, de blinde Bartimëus, de barmhartige Samaritaan, de verloren zoon, de heer die een feestmaal gaf.

De samensteller heeft ook 6 Nederlandse melodieën overgenomen nml. de no. 25,39,41,48,62 en 65 uit de bundel: Zing samen, muziek van Gerard van Hulst van de Nederlandse Zondagsschool Vereniging, Amsterdam. Uitg. Ploegsma, Amsterdam-C. Hierbij dan een ‘vertaling’ van een Paaslied no 28: Kommt, wir singen Halleluja!

100_einfache_lieder_1 100_einfache_lieder_2

Registers en registreren

In het januari-nummer van Jubilate is gesproken over een aantal registers en de opbouw van de verschillende voethoogten; de muziekvoorbeelden – gekozen voor de veertigdagentijd — brachten dit in praktijk. Dit maal zal ik, zoals beloofd, het een en ander over de totstandkoming van de klank in de pijp met zijn verschillende onderdelen vertellen. De muziekvoorbeelden, deze keer niet voor een specifieke liturgische periode gekozen, zijn eveneens een vervolg op het vorige artikel en zullen mogelijkheden aangeven om met een discantregister met beide handen op één klavier te spelen, waarbij toch een solostem klinkt.

Jubilate 19, 2 (mei 1986)

Flip Veldmans

registers_registreren_2

Canción para la Corneta con el Eco. Anoniem. Uit: Liber Organi deel XI, uitgave Schott 5467

Registers_registreren_1

Via de pijpvoet stroomt de wind bij de lippijp naar binnen. Aan de bovenzijde van de voet is de pijp afgesloten door de kern. Slechts aan de voorzijde tussen het onderlabium (labium = tip) en de kern zit een nauwe opening, de z.g. kernspleet. Doordat de wind via deze kernspleet ‘gericht’ wordt, wordt de luchtstroom door de onderkant van het bovenlabium als het ware ‘gekliefd’. Tussen het onder- en bovenlabium ontstaan luchtwervelingen. De luchtkolom in het corpus van de pijp raakt hierdoor in trilling en zo ontstaat de toon. U zult begrijpen dat vorm, wijdte, labiumbreedte, opsnede (het verschil in hoogte tussen onder- en bovenlabium), legering, etc. in belangrijke mate het klankkarakter van de pijp bepalen. De afwerking hiervan noemen we de intonatie. Om dit vak goed te beheersen is een zeer geoefend oor en grote vakmanschap vereist, immers de intonateur bepaalt uiteindelijk de klank van het instrument.

registers_registreren_3

Bij de tongpijp komt de aanspraak op een andere wijze tot stand: de opening tussen pijpvoet en beker zit tussen tong en lepel. De lepel of keel is een holle buis van messing aan een zijde afgevijld en aan de onderzijde afgesloten. Naast de tekening van de tongpijp ziet u enige lepelvormen. De veerkrachtige messing tong sluit de lepel af en wordt door een houten wig en de stemkruk (fosforbrons) op de lepel vastgedrukt. De wind ‘ontsnapt’ tussen de tong en de lepel en duwt die tong opzij, maar door zijn veerkracht veert de tong terug, de tong wordt dus aan het trillen gebracht en brengt de toon voort. De luchtkolom in de beker gaat hierdoor eveneens trillen en in deze schalbeker wordt de toon gevormd tot een mooi timbre. Zeer belangrijk voor de klank is de lepe|vorm en de lengte en opening van deze lepel in verhouding met de lengte en vorm van de schalbeker.

 

registers_registreren_5

Bij het intoneren van tongpijpen zijn drie dingen altijd een probleem:

a. een goede en snelle aanspraak van de tongpijp (ze willen nogal eens ‘lui’ zijn)
b. dezelfde onderlinge toonsterkte (de één mag ten opzichte van de ander niet sterker of zachter klinken)
c. naar de discant toe voldoende klanksterkte (tongpijpen neigen van nature naar een sterke bas en zachte discant).

 

 

registers_registreren_6

Overigens zijn de tekeningen overgenomen uit Inleiding tot de orgelbouw van Dhr. A.J. Gierveld m.m.v. J. Brink, uitgave van de Gereformeerde Organisten Vereniging. Voor diegenen die zich in de orgelbouw wat verder willen verdiepen een lezenswaardig boekje. Van harte aanbevolen!

Voluntary IV in g – Allegro van William Boyce. Uit: Ten Voluntaries for the Organ, uitgave Oxford University Press.

Voluntary IV in g – Allegro van William Boyce. Uit: Ten Voluntaries for the Organ, uitgave Oxford University Press.

Versus 2, Primi Toni Abraham van den Kerckhoven. UItgave Monumenta Musica Belgicae, Antwerpen.

Versus 2, Primi Toni Abraham van den Kerckhoven. UItgave Monumenta Musica Belgicae, Antwerpen.

Toen in het vorig artikel een aantal specifieke samengestelde vulstemmen ter sprake kwamen heb ik de sesquialter, de tertiaan en de cornet genoemd, karakteristieke registers uitstekend geschikt om stukken met uitkomende stem te spelen. Nu is er ook literatuur voor orgels met slechts één manuaal waarbij toch een solostem tot klinken kan
worden gebracht. U hebt al enige voorbeelden gezien. Let wel op de scheiding tussen bas en discant. Op Hollandse orgels ligt deze scheiding vaak tussen b° en o’ (centrale o). In Vlaanderen meestal tussen c’ en cis’ en op Franse en Spaanse orgels vaak tussen cis’ en d’. Wanneer de begeleiding boven deze scheiding uitkomt is dit op te lossen door een passage enigszins aan te passen. Ik zal enkele voorbeelden geven.

registers_registreren_8

Behandel een motiefherhaling altijd konsekwent. Met opzet heb ik de tweede noot gescheiden van de eerste noot, omdat hiertussen de frasering valt. Ook komt het voor dat de inleiding tot de solo boven de deling uitkomt. Trek in dit geval het discantregister pas op het moment waarop hij moet klinken. Zie voorbeeld 1 hieronder. Ook kan de solo in de linkerhand voorkomen. Neem bijv. Gedekt 8’ en Octaaf 4’ en als solostem een tongwerk. Als registratie kan bij deze stukken naast de solostem: als begeleiding bijv. genomen worden:

a. Gedekt 8’ en Prestant 4’ (Octaaf , . 4’)
b. Prestant 8’ en Octaaf 4’; dit slechts toepassen wanneer de prestant 8’ goed aanspreekt en in de bas niet te zwaar klinkt
c. Gedekt 8’ en Fluit 4’ bij een licht klinkende vulstem. De combinatie Prestant 8’ en Fluit 4’ moet in de regel worden vermeden, omdat door de relatief sterke prestant de zachtere fluit 4’ wordt ‘weggedrukt’ en daardoor te weinig helderheid geeft. Een 2-voets register zal de begeleiding vaak teveel laten overheersen. Bij een 5-sterke cornet zit in dit register al een 8’ en een 4’, toch kunt u rustig voor de begeleidende stemmen een 8’ en een 4’ bijtrekken, dit geeft de vulstem slechts een versterking van zijn grondstemmen. Indien u over een orgel met meerdere klavieren beschikt, kunt u de stukken vanzelfsprekend ook op 2 klavieren uitvoeren, er hoeft dan zoals in bovenstaande voorbeelden niets aangepast te worden. Veel succes!

Voorbeeld Fantasie du cornet para Monsieur Babou. Uit Thirteen pieces for the Organ, uitgave Kalmus 3414.

Voorbeeld 1: Fantasie du cornet para Monsieur Babou. Uit Thirteen pieces for the Organ, uitgave Kalmus 3414.

Voorbeeld 2: Segundo tiento de 4º. tono van Sebastián Durón.

Voorbeeld 2: Segundo tiento de 4º. tono van Sebastián Durón. Uit de Six Tientos, serie Orgue et Liturgie nr. 74, Editions musicales de la Schola Cantorum, Paris.

Voluntary 2 – Allegro van Henry Heron. Uit Ten Voluntaries, serie Incognita Organo, nr. 29, uitgave Harmonia Hilversum. Speel hier de bas de eerste vier maten één octaaf lager. Bij ‘Eccho Cornet’ gaat de cornet weg en kan de bas weer op de normale hoogte gespeeld worden.

Voluntary 2 – Allegro van Henry Heron. Uit Ten Voluntaries, serie Incognita Organo, nr. 29, uitgave Harmonia Hilversum. Speel hier de bas de eerste vier maten één octaaf lager. Bij ‘Eccho Cornet’ gaat de cornet weg en kan de bas weer op de normale hoogte gespeeld worden.

Ronò I van Giuseppe Ghererdeschi. Uit Musische Pistoiesi per Organo. UItgave Bärenreiter 1978.

Ronò I van Giuseppe Ghererdeschi. Uit Musische Pistoiesi per Organo. Uitgave Bärenreiter 1978.

Geheimnisvolle schepping

Over de symboliek van het water

Water, dat voorbij mij vaart, en
lonkt en lacht en groet mij,
staat een wijle stil, en
laat u ook van mij gegroet zijn.
Guido Gezelle

Jubilate 19, 2 (mei 1986)

Fr. Nico Wesselingh O.S.B

In het vorig nummner van Jubilate schreef Gerard Broekhuijsen een interessant artikel als inleiding op de betekenis van symbolen. Als logisch vervolg daarop deze overpeinzing, die zijn verhaal concreet maakt, of probeert te maken.

Water is vol geheimen. Het heeft de eigenschap zich aan te passen aan de vorm van de omgeving. Water vormt een geheel in een kopje, maar ook in de grote zee. Het kan beroerd worden door een storm en ook volkomen stil staan in een waterplas. Water heeft geen pretenties, het heeft geen eigen vorm zoals een boom of een huis. Het is er gelijkelijk voor alles en iedereen. Het vormt het bestanddeel voor een stromende rivier, altijd door, maar het laat zich ook gewoon wegwerpen op een straat. Als diende het nergens toe. Water heeft iets geheimzinnigs. Als je ergens in een bos een waterplas vindt, is toch altijd weer de vraag: hoe diep is het hier? Je kijkt op het oppervlak, maar kunt de diepte niet waarnemen. Het geeft zijn geheim ook niet prijs als je erom vraagt. Water is neutraal. Het is zichzelf, zonder zich op te dringen. Het is beschikbaar, zowel om de grond voor verdrogen te behoeden als om te drinken. Als het waar is dat een mens voor 96% uit water bestaat, dan zijn wij eigenlijk water. Water is in de oude opvatting bron van het leven op aarde. Niet alleen omdat zonder water geen plant of dier kan bestaan, maar ook omdat de ouden dachten dat vanuit het leven in de zee het leven op aarde is ontstaan. Dat kun je je letterlijk voorstellen: de zeegedrochten kropen aan land, leefden een tijd lang als amphibie in beiden (denk aan de kikkers) om uiteindelijk tot landdieren te worden. De moderne wetenschap geeft de oude denkers voor een groot deel gelijk. De ouden wisten dat het water vol leven is, ook al hadden ze geen microscopen om het leven-in-het-klein waar te nemen. Wie kans ziet om een druppel regenwater, b.v. uit een ton, onder een microscoop te leggen, krijgt een heel aparte wereld te zien vol van beweging en onbekende vormen.

Tweezijdig

Water is heel lief. Als het stilstaat en helder is, weerspiegelt het getrouw je gezicht als je er in kijkt. En als je het drinken wil, zal het zich niet verzetten. Maar water kan ook kwaadaardig worden. Je kunt erin verdrinken. De ouderen herinneren zich nog wel de Februariramp van 1953. Of de grote overstromingen in India en Mexico van het laatste jaar. Een kind, dat na enkele dagen vast te hebben gezeten in het water uiteindelijk toch door het water omkomt. Water kan redden; water kan vernietigen. Dat thema is al heel oud. De Zondvloed spreekt er al van: sommigen worden op het water ge red, in de Ark, anderen komen in het water om. Water heeft alles te maken met leven en dood. Het water ingaan, zoals het ongeboren kind verblijft in de moederschoot, en er uit gered worden, dat is de doop.

Vandaar dat dopen vanouds dan ook onderdompelen in water betekende. Helemaal eronder. Er werden drie vragen gesteld: Gelooft gij in God de Vader? Was het antwoord: Ja, ik geloof; dan vond de eerste onderdompeling plaats. Als ook de vraag naar het Geloot in de Zoon positief beantwoord werd, kwam de tweede onderdompeling, en na de belijdenis van de Geest de derde. Zo ging dat in het bad der wedergeboorte oudtijds.

Wij nebben dat wel heel erg teruggebracht, met die paar druppels water over het hoofd. Vandaar dat velen nog wel de symboliek van de afwassing bij de doop herkennen, maar de thematiek van de wedergeboorte is gewoon uit het gezichtsveld verdwenen.

Mens en water

Ook net leven van de mens heeft alles met water te maken. De negen maanden vóór de geboorte zijn een permanent bestaan van de vrucht in het water. Elke beweging wordt gedragen en geremd door net vruchtwater. En maandenlang houd de ongeboren vrucht mond en neus hermetisch gesloten, want het water mag niet ingeslikt worden. En wie het vruchtwater op zijn samenstelling gaat onderzoeken, zal ontdekken dat het het meeste lijkt op… zeewater. Toch een aanduiding in de richting van zeer primitief bestaan? En de evolutieleer komt niet verder dan de apen!

En als dan die vrucht ontworsteld is aan de moederschoot, is het eerste waarmee de nieuwe mens te maken krijgt het water, om te worden schoongewassen.

Wedergeboorte

Is het wonder dat de kerk voor de doop water gebruikt? Ja, de doop heeft iets te maken met schoonwassen. Maar de symboliek gaat dieper: het is een wedergeboorte, een uit het geestelijk vruchtwater omhoog komen om een nieuw leven te beginnen als christen.

Nieuwe ritus

Toen na het Tweede Vaticaans Concilie de Ritus van de toediening van de sacramenten werd herzien, heeft men de symboliek van het water weer duidelijk willen laten spreken. In de doopritus van de Oosterse Kerken is dat trouwens nooit weggeweest. Daar doopt men nog steeds op de oude manier: in het water.

In de vernieuwde ritus van de doop (Nationale Raad voor Liturgie, 1976) staat over het water (op blz. 19, no. 18–22):

  • “Het doopwater moet gewoon water zijn en schoon, dit vanwege de tekenwaarde (symboolwaarde) en de hygiëne.”
  • “In bepaalde streken zijn soms voorzieningen nodig om het doopwater te verwarmen.”
  • “Heeft men de beschikking over stromend water in de doopkapel, dan wordt hierover de zegening uitgesproken.”
  • “Men kan dopen door onderdompeling of door begieting; de eerste manier van dopen is meer geschikt om de deelname aan Christus’ dood en verrijzenis aan te duiden.”

Veel bedienaren van het doopsel hebben kennelijk over deze teksten heen gelezen. Waar wordt gedoopt in een behoorlijk bassin, waarbij net kind in verwarmd water wordt geplaatst, na van zijn gewone kleertjes te zijn ontdaan, om dan na het doopsel en na de zalving in zijn doopkleertjes te worden gestoken? Ik ken maar 3 van die plaatsen in Nederland. Waarschijnlijk denken velen, dat zoiets eigenlijk om allerlei theoretische en praktische redenen niet kan. Aangezien ondergetekende misschien wel vijftig doopsels op deze wijze heeft toegediend, kan hij dat gemakkelijk weerspreken. Maar dat valt buiten het bestek van dit artikel. Wie van de doop niet een routinezaak wil maken, maar meer een happening, vooral als er veel kinderen bij zijn, moet nog maar eens goed erover nadenken en misschien eens een proef nemen.

Water, voor sommigen is het de vloeistof die door ondergrondse leidingen op druk naar de woonhuizen wordt gevoerd: als je de kraan opendraait komt het er uit. Maar water is zo ontzaglijk veel meer. Water is onontbeerlijk. Zonder water geen leven, voor net lichaam niet, en ook niet voor de geest.

Water, dat van God gemaakt zijt,
op den eersten van de dagen;
water, dat van God gedeeld waart
op den dag van land en wateren;
machtig element der wateren,
hulpe en troost van al dat mensch is,
g’hebt het land gevoed, gij laaft het
zoo de moeder met heur kind doet;
g’hebt den vissche in u geborgen,
g’hebt de zwane op u gedragen,
’t glanzend vaartuig, de edele zwane,
zwemmend koningin der wateren;
g’hebt gevloeid uit priesterhanden,
op het voorhoofd van de volkeren,
krachtig element des doopsels;
g’hebt getinkeld in de schale,
’t gouden drinkvat der mysteriën…

Guido Gezelle

Gedachten rond Zingt voor de Heer een nieuw gezang

In Jubilate hopen wij voortaan ook uw aandacht te kunnen winnen voor ’n tekst en ’n melodie uit Gezangen voor Liturgie. Een nieuwe rubriek dus en waarom dan niet begonnen met ‘een nieuw gezang’ van de onvergetelijke cantor Frits Mehrtens op tekst van Ds. Willem Barnard, alias Guillaume v.d. Graft.

Jubilate 19, 2 (mei 1986)

Theo Klaus

Een ‘nieuw gezang’, maar dan niet in de betekenis van pas gemaakt, pas verschenen en weer spoedig versleten. Niet in de betekenis van zeer vluchtig, van korte duur, van het nieuw(tje) is er zo weer af, maar… in de betekenis van het gans andere, het duurzame, het wondervolle, steeds weer opnieuw verrassend. Of om met de tekst van het lied te spreken: ‘Hij gunt ons rust noch duur’. ‘Hij geeft ons leven zin en samenhang’. ‘Het is vol wonderen om ons heen’. Een lied van de nieuwe aarde. Een lied van de nieuwe mens, de mens-op-weg en God in ons midden.

Een lied met zoveel zijstraten, dat er steeds weer iets nieuws te ontdekken valt. Een lied voor een homilie. Een lied om samen te zingen.

Wanneer kunnen we dit lied gebruiken? Zowel in jaar A als in jaar B en C is het speciaal op z’n plaats op de vijfde zondag van Pasen. Bovendien als besluit van de Paaswake.

Maar openingszang en slotzang hangen niet noodzakelijk samen met het hoofdthema van de woorddienst. In de regel zijn ze van algemene aard en hebben betrekking op het liturgisch moment van de dienst, op het Verlossingsmysterie in het algemeen of op het Paasmysterie in het bijzonder.

Vandaar dat dit lied zich goed leent als afsluiting van een viering in de Veertigdagentijd en bij de zondagen door het jaar. Kortom een lied met veel gebruiksmogelijkheden.

Het ritme van deze melodie is verrassend. Terwijl de tweede en de vierde regel ritmisch gelijk zijn, hebben regel een en drie een heel eigen karakter. Laat iedere zin rustig doorstromen met de boog van de melodie als leiddraad. Laat de tekst bepalend zijn voor een matig, niet slepend tempo, zodat de inhoud van de tekst tot zijn recht kan komen. In de derde regel de eerste vijf noten (in tegenstelling tot regel een) laten doorlopen zonder een gejaagde indruk te maken. En zorg er voor dat op het eind van iedere regel geen grote gaten vallen. Als de dirigent of de cantor zich de melodie volkomen eigen hebben gemaakt, als het koor de melodie vanaf de eerste kennismaking goed heeft aangeleerd, dus zonder ritmische vergissingen, als de organist een verantwoorde begeleiding gebruikt, hoeven we niets meer te vrezen. Dan kan deze melodie met zijn rijke tekst ook uitstekend door de gehele gemeenschap worden gezongen. Een goed lied is een lied voor iedereen. Tot besluit Frits Mehrtens zelf over zijn lied.

“Wanneer is een lied moeilijk? Ik leerde de kinderen eens dit lied. Precies na een jaar vroeg ik hen: kennen jullie dit liedje nog en neuriede een regel voor. Heftig ja-geknik en daar kwamen alle vijf coupletten uit het hoofd.”

zingt_voor_de_heer

Literatuur voor de veertigdagentijd

De veertigdagentijd is weer in zicht. Veel organisten zijn nu reeds met de vraag bezig wat te spelen in deze liturgische periode. Daarom enige handreikingen.

Flip Veldmans

Verschenen in Jubilate 19, 1 (januari 1986)

In dit artikel staan weer een aantal muziekvoorbeelden afgedrukt ter illustratie met steeds een voorstel tot registratie van het stuk. Aan de hand van deze registraties is het misschien goed iets over de indeling van het pijpwerk en de verschillende registers te vertellen.

orgel_veertigdagen_1

We onderscheiden lip- en tongpijpen. Het verschil valt het eenvoudigst te omschrijven door bij een lippijp aan een houten blaasinstrument, en bij een tongpijp aan een koperen blaasinstrument te denken. Over de totstandkoming van de klank in de pijp en de verschillende onderdelen kom ik in een volgend artikel terug.

Willen we een register van normale toonhoogte krijgen (vergelijkbaar met bijv. de toonhoogte van een piano), dan hebben we een rij pijpen nodig waarvan de grootste pijp acht voet, d.i. ca. 2.40 m. lang is. Het hele register wordt naar deze langste pijp een achtvoetsregister genoemd (aangegeven als 8’). Een 4’ (=8‘:2) klinkt dus een octaaf hoger, een 2’ (=8’:4) twee octaven hoger, enz.

Wanneer de naam van de toon overeenkomt met de aangeslagen toets spreken we van grondstemmen. Wanneer de naam van de voortgebrachte toon niet overeenkomt met die van de aangeslagen toets, spreken we van een enkelvoudige vulstem. Bijv. 2 2/3’ (=8’:3); speelt u een c dan hoort u een g anderhalf octaaf hoger, of bijv. 1 3/5’ (=8’:5); speelt u de centrale c (c1)dan hoort u e3.

Ook kunnen we een indeling maken in open, gedekte en halfgedekte pijpen. Gedekte pijpen zijn aan de bovenzijde afgesloten met een ‘hoed’. Bij halfgedekte pijpen zit in deze hoed nog een buisje of roer. Open pijpen klinken sterker en laten hun boventonen t.o.v. hun grondtonen duidelijker horen dan gedekte en halfgedekte pijpen.

Halfgedekte registers zijn weer boventoonrijker dan gedekte registers. Open registers zijn bijv. de prestant, de octaaf, de mixtuur, de open fluit en de gamba. Gedekte registers bijv. de holpijp, de quintadeen, de bourdon, en een ha|fgedekt register is bijv. de roerfluit.

Worden verschillende boventoonreeksen verenigd in één register, dan spreken we van een samengestelde vulstem, bijv. een mixtuur of een cornet. De vulstemmen kunnen niet zelfstandig gebruikt worden (behalve de cornet), maar dienen steeds in combinatie met grondstemmen getrokken te worden. In onderstaand voorbeeld zijn ter verduideiijking de verschillende voetmaten in noten uitgedrukt.

orgel_veertigdagen_2

Bij gebruik van bijv. 8’ en 2 2/3’ ontstaat tussen de twee tonen een klankverschil van één octaaf plus een kwint, dit zal in veel gevallen niet goed ‘mengen’, trek er dan een viervoetsregister en eventueel een tweevoetsregister bij, dit geldt zeker ook voor hogere vulstemmen zoals de 1 3/5’ of de 1 1/3’. Bij grondstemmen kan dit wel, bijv. 8’ en 2’ of 8’ en 1’ omdat hier slechts de eerste boventoon versterkt wordt. Tongpijpen komen alleen voor in de voethoogten 32’, 16’, 8’, 4’ en (voor het pedaal) 2’. Dit register kan vaak als aanvulling in het volle werk getrokken worden of als uitkomende stem bijv. in de koraalvoorspel.

orgel_veertigdagen_6

We kennen nog een aantal speciale samengestelde vulstemmen, die behalve een octaafen kwintrij ook een tertskoor hebben. De sesquialter heeft doorgaans als samenstelling 2 2/3’ en 1 3/5’.

orgel_veertigdagen_3

Hij komt vaak alleen in de discant (v.a. de centrale c) voor. Bij dit register moet u minstens een 8’ trekken om weer de normale toonhoogte te krijgen en eventueel een 4’. De tertiaan komt voor in de samenstelling 1 3/5’ en 1 1/3’, evenals de sesquialter is het een discantregister; de g klinkt nu boven de e.

orgel_veertigdagen_4

Deze beide samengestelde vulstem-men behoren tot de familie van de prestanten. De cornet daarentegen is een fluitregister. Wanneer de cornet bijv. 5-sterk is, er klinken dan vijf pijpen per toets, is de samenstelling: 8’, 4’, 2 2/3’, 2’ en 1 3/5’

orgel_veertigdagen_5

De vulstemmen dienen om de orgelklank helderheid te geven en voor het spelen met een uitkomende stem.

orgel_veertigdagen_7

Zoals gezegd is bij de muziekvoorbeelden steeds een registratievoorstel genoteerd. Dit wil niet zeggen dat andere registraties niet wel mogelijk zijn. Veel hangt af van de klank van uw orgel, de intonatie, het systeem, de plaats van het orgel, de akoustische eigenschappen van het gebouw, etc. Elk orgel dient daarom individueel benaderd te worden, uiteindelijk zal de (goede) smaak van de organist de doorslag moeten geven.

orgel_veertigdagen_8

Als extra service volgt nu een uitgebreide lijst met eenvoudige orge||iteratuur voor veertigdagenen passie-
tijd. Uit de nrs.3,6, 11,13 en 17 zijn de muziekvoorbeelden genomen.

A. MANUALITER

COMPONIST EN TITEL UITGEVERIJ EN NUMMER
1. J.S. Bach koralen uit de Johannespassion Peters 39
J.S. Bach koralen uit de Matteüspassion Breitkopf 5700
389 choralgesange Breitkopf 3765
2. J.P. Sweelinck Instrumentale werken I Vereniging voor Ned. Muziekgeschiedenis 1968
3. Pachelbel 7 koraalpartita’s Bärenreiter 1016
4. C.F. Fischer Ariadne Musica Schott 2267
5. Scheidt Tabulatura Nova Breitkopf 1958
6. F. Telemann Orgelwerke (choralvorspiele)I Bärenreiter 3581
7. J.G. Walther Choralbearbeitungen I (A-H) Breitkopf 6945
Choralbearbeitungen II (I-Z) Breitkopf 6946

B. VERZAMELBANDEN

8. 80 choralvorspiele (17e en 18e eeuw) Peters 4448
9. Serie Oude Meesters 7 delen Harmonia
10. 12 anonieme orgelkoralen Commissie voor de kerkmuziek ned. herv. kerk
11. Seasonal choraie preludes I Oxford University Press

C . PEDALITER

12. J.S. Bach Orgelbüchlein Bärenreiter 145
13. D. Buxtehude Orgelwerke IV Hansen 3928
14. J. Pachelbel Orgelwerke II Bärenreiter 239
15. G. Bohm Orgelwerke II Breitkopf 6635
16. Seasonal chorale preludes I Oxford University Press
17. M. Reger 30 choralvorspiele op. 135A Peters 3980
18. H.Fr. Micheelsen Organistenpraxis III Hüllenhagen 3011
19. P. Post 6 Valeriusliederen Boeijenga

Bewust zingen 5

Verschenen in Jubilate 19, 1 (januari 1986)

Zr. Leonie Schoenmakers

Dit is alweer de vijfde keer dat ik u bezig ga houden met het wel en wee van het mooiste instrument: de menselijke stem. Eerlijk gezegd komt regelmatig de gedachte bij me op: Kàn dat wel, stemvorming plegen vanaf het blad? Hoe denkt u zelf daarover?

Vandaag staat de ademhaling weer ’ns voorop. Op pag. 22 van Jubilate sept. ’84 ging ’t over ‘de goede manier’ te veroveren, met als resultaat het volume aanzienlijk te vergroten. We noemen deze manier van ademen de lage of buikademhaling. We zijn intussen ruim ’n jaar verder. Iemand die regelmatig wil trainen heeft zeker z’n volume verbeterd.

Bekijk eens de tekening die hier voor u afgedrukt is. De gestippelde lijn geeft de stand aan bij de inademing. Het middenrif spreekt hier een voorname rol.

bewust_zingen_5_1

Ademoefening

  • Sluit één neusgat af en adem door ’t andere in (wisselen). Herhaal dit enkele keren; de uitzetting van de buikwand is duidelijk waar te nemen.
  • Leg de rechterhand op de buikwand, de linker opzij van de borstkas, de duim in het oksel v.d. arm. Adem nu in door de neus (ruiken) en u merkt dat ook de flanken uitzetten. Herhaal dit enkele keren.
  • Adem in door één neusgat. Bij de uitademing hardop tellen van 121 tot 131. Tempo: rustig en tevens goed articuleren).

N.B. Articulatie-oefeningen steeds voor de spiegel doen!

“Der Kranke atmet mit der Lungen, der Gesunde atmet mit der groszen Zehe”.

Na alles wat we samen besproken en geoefend hebben zult u ook wel zeggen: “Da’s ‘n goeie!”

Ontspanningsoefeningen

  • Zing ’n lied en draai af en toe ’t hoofd naar links en rechts, om te voorkomen dat er ongewenste spierspanningen optreden.
  • Het hoofd slap naar voren, naar achteren, naar links en naar rechts laten vallen.
  • Buig voorover en laat de armen slap naast ’t lichaam bengelen.

NB. Doe de oefeningen vooral mühelos, met weinig inspanning dus.

Resonans

In het vorige nummer gaf ik een korte inleiding op ’t begrip resonans.

De grote opgave voor de veredeling van de stem door het werken aan de resonans betekent, dat alle holten die met lucht gevuld zijn, bij de toongeving de trillingen moeten ontvangen en doorgeven.

Het beproefde hulpmiddel om de resonans bij de zanger bewust te maken is de neusmedeklinkers m, n, ng, te verbinden met vokalen.

Doe eens zorgvuldig deze oefening:

bewust_zingen_5_2

N.B. De uitvoering zacht uitvoeren. Niet duwen met de adem. m betekent: de m opnieuw aanzetten, zodat de resonans op de vokaal eu
wordt overgebracht.

  • Doe eens de volgende waarnemingen: Zoemen op m, maak hierbij de mondholte zo ruim mogelijk door de tanden van elkaar te verwijderen.
  • Herhaal, maar houd de oren dicht.
  • Herhaal en trek het gehemelte hoog op (denk aan geeuwen!) merk op hoeveel voller de zoemtoon wordt.
  • Probeer het ook ’ns wat hoger, lager, zachter, luider.

Stemoefening aan de hand van een lied

Uit de onvergetelijke rijkdom van kerstliederen koos ik dit keer: Het viel eens hemels douwe (15de
eeuw). Werkwijze:

  • Zoem de melodie op m…, daarna op ng.
  • Zing de melodie op meu, zeer gebonden en zacht.
  • Lees voor ’n spiegel de tekst hardop en daarna fluisterend. Kijk of de geronde klinkers ou en oo mooi gevormd zijn.
  • Zing het lied zacht en vloeiend; luister kritisch naar uw stemgeluid.

bewust_zingen_5_3

Het is een fijnzinnig lied, dat z’n ingetogen karakter verliest als u ’t hard zingt.

Het lied is genomen uit de bundel Natali Gaudio. 26 Kerstliederen met begeleiding. Uitgave: Wed. J.R. van Rossum, Utrecht.

Geef ons vandaag een teken van liefde

Verschenen in Jubilate 19, 1 (januari 1986)

Gerard Broekhuijsen

Met de woorden van psalm 103 zingen wij vaak ons verlangen uit om een teken van God te mogen ontvangen: “Hoe is uw naam, waar zijt
Gij te vinden, eeuwige God, wij willen U zien".

Wij vragen om symbolen van zijn aanwezigheid, om dingen die ons laten ervaren dat Hij er is. Het kunnen ook handelingen zijn, waarin iets van Gods liefde tot ons komt. Dan spreken we van ‘riten’. Over deze twee woorden, symbolen en riten, gaat dit artikeltje.

Symbool

Er is een verhaal van een man in het oude Griekenland, die de gewoonte had om na een maaltijd een schotel door midden te breken. Dat deed hij als hij met iemand heel plezierig getafeld had. Bij het afscheid gaf hij de helft van de schotel mee aan zijn gast. Als deze jaren later terug kwam, kon hij laten zien dat de breuklijn van zijn scherf aansloot bij die van zijn gastheer. Dan zou hij opnieuw welkom zijn.

Die scherf is een symbool in letterlijke zin. Hij kan aaneengevoegd worden met de andere helft. Meestal gebruiken we het woord minder letterlijk en dan wordt er een ding mee bedoeld, dat een onzichtbare werkelijkheid toch tastbaar maakt.

De voorbeelden liggen voor het oprapen. Liefde tussen mensen is een onzichtbare werkelijkheid. Ook al zie je dat een man bloemen meebrengt voor zijn vrouw. Dat mensen heel verllefd naar elkaar zitten kijken. Dat een jongen en een meisje elkaar kussen. Het zijn allemaal tekenen van liefde, maar het is niet de liefde zelf die je ziet. De zichtbare dingen helpen ons om ons bewust te blijven van de werkelijkheid, waarnaar het symbool verwijst.

Zijn wij symboolarm?

Men zegt dat de mensen van vandaag niet meer gevoelig zijn voor symbolen. We zouden geen oog meer hebben voor de tekenwaarde van de dingen. Vooral de nuttigheid en de bruikbaarheid van de dingen interesseert ons.

Het ligt er maar aan waar je hart vol van is. Wanneer je bijvoorbeeld alles afmeet aan het geld dat ervoor betaald moet worden, dan groeit dat uit tot een symbool. Dan maak je geen mooie of interessante reis, maar een dure reis. Dan had je geen avontuurlijke en geïmproviseerde vakantie, maar je was lekker goedkoop uit. Zelfs bij een schilderij wordt niet meer op de artistieke waarde gelet maar op de veilingprijs en beleggingswaarde.

Anderen zien kans om vrijwei alles in verband te brengen met sexualiteit. Machine-onderdelen krijgen dubbelzinnige namen. Bij de scheepvaart is het al heel oud. Een palletje van een sluiting heet een ‘mannetje’ en ‘patertje‘ en ‘nonnetje’ zijn onderdelen van een antiek log.

Symbolen in de liturgie

Een aantal symbolen ervaren wij nu als typisch voor de eredienst. Maar ze gaan allemaal terug op het gewone, dagelijkse leven. Het waterbad van het doopsel en de zalving die erop volgt hebben hun wortels in de badcultuur. De olijfolie was bekend om zijn genezende kracht, zowel bij inwendig als bij uitwendig gebruik. Er waren zoveel toepassingen dat je van wonderolie kunt spreken. Geen wonder dat deze olie het symbool werd van de ziekenzalving. Brood en wijn, als de gewone middelen van bestaan, waren voor de joden geen profane zaken. Men was zich bij elke maaltijd bewust van het Godsgeschenk van leven, land en gezondheid. Daarom nam de huisvader brood en wijn in zijn handen en dankte God. Dit gegeven heeft Jezus aangegrepen om symbool te zijn van zijn overgave aan de Vader. In deze tekenen is Hij blijvend onder ons aanwezig. Wie zegt dat dit máár een symbool is met een ondertoon van ‘niet echt’ heeft te weinig door wat de geweldige betekenis van symbolen is.

Samen over de drempel

Kleine kinderen worden met een ritueel naar bed gebracht. De handelingen volgen elkaar op in een vast patroon. Het nuchtere wassen en tandenpoetsen verloopt volgens ongeschreven regels. Napraten over de dag, voorlezen, onderstoppen en en kruisje op het voorhoofd. Alle handelingen gebeuren met een zekere rust. Ze hebben de uitstraling van: je hoeft niet bang te zijn voor de nacht, wij zijn bij je en we houden van je. Het ritueel brengt dat woordeloos over.

Er is iemand gestorven. Je krijgt er bericht van en je weet dat dit niet zomaar een mededeling is. Er worden tekenen van meeleven verwacht. Je hoort er te zijn, bij de avondwake op de vooravond van de uitvaart, bij de begrafenis of crematie. De handdruk bij het condoleren is anders dan bij een begroeting. Het dragen van de dode is niet zomaar een vorm van verplaatsen. Het is een teken van respekt. Mensen staan elkaar bij op deze moeilijke momenten.

Er zijn nog meer van die drempels die je niet op je eentje neemt: volwassen worden, trouwen, het krijgen van je eerste kind, het betrekken van een nieuw huis, een nieuwe baan.

Een zakenman kwam uit een vergadering en zei: “Het was een rituele dans”. Hij bedoelde dat de vergadering alleen maar voor de vorm was en geen vruchten heeft afgeworpen. Rituelen lijken ondoelmatig, maar ze zijn dat niet. Het welzijn van mensen en van de samenleving kan er van afhangen. Zeker het welzijn van de geloofsgemeenschap, die onnoembare dingen wil beleven in riten en symbolen.

Nogmaals: de Prefatie ‘Verheft uw hart’

Verschenen in Jubilate 19, 1 (januari 1986)

Fr. N. Wesselingh O.S.B.

Vorige keer hebben we aangetoond, dat de Prefatie en het Heilig eigenlijk altijd gezongen moeten worden. Nu gaan we bezien, welke problemen we daarbij tegenkomen en hoe we die bevredigend kunnen op|ossen.

Latijn of Nederlands?

Een vraag die zich als eerste aandient is: moet de Prefatie in het Latijn of in het Nederlands gezongen worden? Er zijn priesters die voor altijd en voor alle omstandigheden eenmaal een keuze hebben gemaakt: De Prefatie wordt bij een plechtige viering altijd in het Latijn gezongen of altijd in het Nederlands. Als argumentering hoor je dan meestal redeneringen als: In het Nederlands bestaat geen goede melodie voor de Prefaties, dus zing ik ze in het Latijn. Een ander zegt: In een viering die voor het grootste deel in de landstaal geschiedt, past geen Latijnse Prefatie. Weer een ander draait het gewoon om en zegt: In een viering die voor een groot deel in het Latijn geschiedt, past geen Nederlandse Prefatie. Er zijn er ook (en vermoedelijk vrij veel) die de weg van de minste weerstand nemen, en eenvoudig nooit meer een Prefatie zingen. Dat daarmee de uitnodiging: ‘met alle engelen en heiligen loven en aanbidden wij U en zingen U toe vol vreugde’ toch wel wat prozaïsch in de lucht komt te hangen, deert hen blijkbaar niet of dringt niet tot hen door.

Niet principieel

Moet de vraag omtrent Latijnse of Nederlandse Prefatie ’n principieel antwoord krijgen? Volgens mij niet. Het gebruik van Latijn of landstaal is sinds Vaticanum II geen principiële zaak meer. Beide kunnen en mogen worden gebruikt. Behalve in verband met een aantal eenvoudige gezangen, waarvan het Concilie vraagt dat het volk ze niet zal verleren, wordt nergens van voorkeur gesproken. Zeker niet voor wat de Prefaties betreft. Daarom: Het maakt niet uit In welke in welke taal Prefatie en Heilig worden gezongen, want de koren van engelen zingen samen met de heiligen in een bonte schakering van alle talen. En elke taal is goed genoeg om God te prijzen.

Bis

Misschien is er één reden te noemen, waarom de Latijnse Prefatie de voorkeur verdient. En dat betreft de schoonheid en de zeggingskracht van de traditionele melodie. Deze melodie is misschien wat versleten geraakt door het veelvuldig gebruik van vroeger. En dat is dan jammer, want ze verdient beter.

Hoe prachtig die melodie is, wordt duidelijk uit het volgende verhaal. Mozart heeft niet zo erg veel affiniteit gehad met liturgie. Natuurlijk wist hij ais bijzonder begaafd componist hoe je voor de Iiturgie moet schrijven. Zijn veie Missen (opdrachten!) getuigen daarvan. Toen hij eens bij de ‘première’ van zo’n Mis het orgel bespeelde, raakte hij geboeid door het horen zingen van de Prefatie. Toen de dienstdoende priester het ‘…sine fine dicentes’ had gezongen, vergat hij niet alleen het Sanctus in te zetten, maar begon enthousiast te applaudiseren en te roepen: Bis, bis, bis! Het is me niet bekend of die priester toen de Prefatie opnieuw gezongen heeft, maar het lijkt me onwaarschijnlijk!

Waar vind ik ze?

Voor wat de Latijnse Prefaties betreft, zal de een of ander nog wel eens teruggrijpen naar een Altaarmissaal van vóór Vaticanum II. Daarin vindt men alle toenmalige Prefaties getoonzet. inderdaad: toenmalig. Want het totaal aantal Prefaties in het Missaal van na Vaticanum II is ongeveer vier maal zo groot ais voordien. Staan al die nieuwe Prefaties in het huidige Altaarmissaal? Jazeker, maar niet getoonzet. Eén staat er met noten (zie voorbeeld) en daarboven staat een z.g. rubriek, die vermeldt, dat de priester de andere Prefaties op dezelfde wijze zelf kan zingen vanaf de ‘droge’ tekst. Dat klinkt natuurlijk heel aardig, maar de meeste priesters hebben al moeite genoeg om de gedrukte noten te zingen, laat staan dat ze a l’improviste een Prefatie gaaf kunnen zingen, de kortere en langere zinnen juist gedoseerd en gelardeerd met de gebruikelijke flexen, medianten en cadensen.

Wie toch alle Prefaties in het Latijn wil kunnen zingen, kan een apart boek kopen, waar alle 80 Prefaties in staan, in de Tonus simplex en in de Tonus solemnis. In dat boek staan trouwens alle melodieën, die bij een Latijnse viering door de priester kunnen worden gezongen, van kruisteken tot wegzending toe. De titel is: Ordo Cantus Missae. De prijs is jarenlang vrij bescheiden geweest. Er is nu een nieuwe, herziene druk uit. Weliswaar mooier dan de oude. Maar de prijs is ernaar: ƒ 88,-. Het is verkrijgbaar bij de Benedictijnen van Vaals (Abdij Benedictusberg, Mamelis 39, 6295 NA Lemiers).

Sinds het verschijnen van dit artikel is er een nieuwe uitgave beschikbaar gekomen: Ordo Missae in Cantu, onder meer verkrijgbaar bij Berne Media

Omdat ik denk dat velen er niet zoveel duitjes voor over zullen hebben, blijft de mogelijkheid van het oude Latijnse Missaal reëel. Wel jammer voor die veie Prefaties die dan nooit aan bod zullen komen.

En de Nederlandse?

Eigenlijk is het met de Nederlandse Prefaties op muziek niet zo bijzonder gesteld. Kort na het invoeren van de Landstaal verschenen er toonzettingen van de Prefaties in het Nederlands. Er was er een, die een omwerking was van de Latijnse Prefatie-melodie. Nu is die melodie daarvoor helaas niet geschikt, en bovendien is het in die uitgave ook niet goed toegepast. A. Kurris heeft daarover ooit in het Gregoriusbiad een artikel geschreven. Ons aller bekende Flor van der Putt heeft een eigen Prefatietoon gemaakt en daarop wat Prefaties getoonzet. De toon is een zeer bruikbare en de toepassing is goed. Maar… dat alles dateert van de tijd van vóór het nieuwe Missaal. Dus ook hier vallen de nieuwe Prefaties weg. Bovendien zijn ze naar ik meen al vele jaren niet meer verkrijgbaar. Wie ze niet heeft kan er niet meer aankomen. Toen in 1978 het nieuwe Altaarmissaal verscheen, heeft de redactie gekozen voor de toonzetting van Fl. v.d. Putt. En terecht. Maar van de 80 Prefaties zijn er ook in dat Missaal maar een tiental opgenomen met melodie. Wel begrijpelijk: het boek is eigenlijk toch al te dik, en met al die toonzettingen zou het nog een stuk dikker zijn geworden. Ze staan bovendien nogal ruim in hun jas op de pagina (zie voorbeeld).

In de kast.

Je zou je kunnen afvragen, of die andere prefaties dan niet getoonzet zijn door diezelfde componist? Het antwoord moet luiden: Ja, die zijn allemaal door v.d. Putt getoonzet. Maar ze liggen op het secretariaat van de Nationale Raad voor Liturgie in de kast. Of in een la, maar dat maakt geen verschil. Waarom wordt daar niets mee gedaan? Dat is gemakkelijk uit te leggen. De N.R.L. zou ze graag uitgeven; vindt ook dat dat zou moeten gebeuren, want de priesters moeten ze op z’n minst kunnen gaan zingen. Maar wie op de hoogte is van druktechnieken weet, dat muziekdruk een erg dure druk is. En als dat boek met die Prefaties dan zo’n honderd gulden moet gaan kosten, dan raak je het niet kwijt. Dat zou een grote financiële strop worden voor de N.R.L. En daarom beginnen ze er niet aan. En daarom modderen we maar 20 wat verder met onze Nederlandse Prefaties. Misschien dat er nog wel ooit een oplossing voor dit probleem komt. Het is te hopen, want de huidige situatie is bepaald zeer onbevredigend. Pleiten voor het zingen van de Prefatie in de landstaal als die eigenlijk maar voor een achtste deei verkrijgbaar is, is goed beschouwd van de gekke.

Twee melodieën.

Er zijn in Gods Kerk altijd uitslovers geweest. Tussen het uitkomen van het nieuwe Latijnse en het nieuwe Nederlandse Missaal zijn zeven jaren verlopen. in die tijd hebben sommigen een Nederlandse vertaling van die Prefaties gemaakt, en ondergetekende heeft ze getoonzet. Op een eigen toon. Toen de officiële vertaling verscheen, zijn we opnieuw begonnen, want je gaat niet als plaatselijke kerk je eigen vertaling aanhouden. Toen hebben we ook op de toon van v.d. Putt de resterende Prefaties getoonzet, niet wetende dat hij dat zelf al had gedaan. Zodoende heb ik wel een tweehonderd Prefaties getoonzet, en ik dank God nog dagelijks, dat ik er geen Prefatiecomplex van heb overgehouden! Zelf reserveren wij de toonzetting van v.d. Putt voor de zon- en feestdagen, en de eigen toon voor de weekdagen. Dat functioneert goed, maar je moet er niet aan denken om beide tonen te gaan uitgeven. Het boek waarin dat zou komen zou zeker honderd gulden gaan kosten. De eigen toon wat minder professioneel (losbladig systeem?) uitgeven zou natuurlijk kunnen, maar je kunt toch moeilijk het beleid van de N.R.L. doorkruisen. Wie een goede oplossing weet, late het horen. Misschien dat er wel een prijs wordt uitgeloot voor een goede suggestie!

Hele weg.

Van het vroegere ‘moeten’ zingen van de Prefatie zijn we al een heel eind weg. Sommigen zullen het p|eiten-voor-de-gezongen-Prefatie als een terugkeer naar het oude interpreteren. Dat is echter niet mijn bedoeling. In het bovenstaande en ook in de vorige aflevering heb ik geprobeerd aan te tonen, dat een niet gezongen Prefatie een onding is en waarom. Dat zijn allemaal objectieve zaken. Het zal wel lang duren voor we weer een gezonde traditie in dezen hebben. Daaraan moet wat worden gewerkt, zowel op landelijk als op lokaal vlak. Want ‘schrijven over’ haait niets uit als men in de praktijk niets verandert. Al was het maar, dat op hoogtijdagen (straks is het weer Pasen) de verkondigende waarde van deze teksten een onderstreping zouden krijgen door een goede melodie, die ook nog goed gezongen wordt. Met een beetje goede wil is daarin toch wel iets te bereiken?

Nogmaals_prefatie_ 2

Nogmaals_prefatie_1

Omdat het aantal Prefaties sterk vermeerderd is, wordt het moeilijk om voor elk apart tekst en melodie te geven. Daarom wordt hier als voorbeeld slechts één Prefatie afgedrukt, in de eenvoudige en in de plechtige toon. Op dezelfde wijze kan men de melodieén voor de andere samenstellen.

Donek

Donek staat voor Documentatie Nederlands- en Latijnstalige Kerkmuziek en is ontwikkeld door de NSGV. Het is een programma op internet waarmee alle Nederlandstalige eenstemmige en meerstemmige liturgische muziek kan worden opgezocht. Vanaf 2016 kan er naast Latijn ook anderstalige muziek worden opgezocht met een link om deze meteen gratis te downloaden!

In Donek vind je alle gezangen voor elk type liturgieviering op zon- en feestdagen; weekdagen; aansluitend bij leesroosters, Bijbelteksten of diverse thema’s. Ook is er alle denkbare informatie te vinden over ruim 25.000 titels, waaronder uitgevers, begeleidingen, meerstemmige bewerkingen, componisten enz. geschikt voor elk type koor en iedere denkbare bezetting. In Donek vind je bij veel titels ook het geluidsvoorbeeld.

Donek is bedoeld voor zowel de rooms-katholieke als de protestantse liturgie.

Donek kost € 25,00 per jaar

Een abonnement afsluiten kan individueel maar ook per parochie of gemeente. Stuur een bericht naar ondersteuning@donek.nl onder vermelding van naam en adresgegevens en de mededeling: ‘abonnement Donek’.
Eerst Donek gratis proberen?
Stuur een bericht naar ondersteuning@donek.nl onder vermelding van naam en adresgegevens en de mededeling: “drie maanden gratis Donek”. Je ontvangt een toegangscode die drie maanden functioneert.
Meer info op www.donek.nl of www.nsgv.nl

‘Uit uw hemel zonder grenzen’ – orgelbegeleiding

Verschenen in Jubilate 21, 3 (september 1988)

Flip Veldmans

De orgelbegeleiding van dit lied is te vinden in ‘Liturgische gezangen’ deel 2, nr. 92 uitgave Gooi & Sticht.

Aanvulling 10 juli 2015: de partituur is tegenwoordig te downloaden van de site van Gooi en Sticht

Omdat deze zesdelige partituuruitgave genoegzaam bekend mag worden geacht hoef ik op deze plaats daar niet verder over uit te wijden. Laten we maar eens kijken hoe we zelf tot een eenvoudige, maar bruikbare begeleiding kunnen komen.

Allereerst bestuderen we de toonsoort. Organisten nemen nogal eens klakkeloos de voorgeschotelde toonsoort over. Vaak blijkt een toontje lager of iets hoger veel prettiger om te zingen. Heel globaal kunnen we de omvang van een lied het beste nemen tussen c’ en c”. Samenzang is er niet alleen voor de bassen of de sopranen onder ons kerkvolk, maar lukt pas als iedereen de kans krijgt mee te doen.

Dit lied heeft als toonsoort de toonladder van G grote terts. De laagste toon is d’ en de hoogste toon d”; in dit geval kunnen we dus G groot aanhouden.

Dan komt het moeilijkste punt van het harmoniseren: het ‘aanvoelen’ van de tonale funkties. Dit klinkt misschien wat moeilijk; ik wil hiermee zeggen dat niet elk akkoord op elke willekeurige plaats gebruikt kan worden.

Wanneer we ons beperken tot grondakkoorden dan zijn er in principe drie mogelijkheden, bijv. bij de tonen g en d:

Uit uw hemel 3

We kunnen dus niet zomaar een akkoord ergens plaatsen, maar moeten kijken naar de samenhang van de akkoorden onderling, de spanning of ontspanning die akkoorden kunnen oproepen, het vermijden van bepaalde parallellen, kortom ze plaatsen in de funktie die de toonsoort met zich meebrengt.

De hoofdfunkties zijn: tonika, subdominant en dominant. Tonika is beginpunt, eindpunt, rustpunt, ontspanning. Dominant roept spanning op, gaat naar iets toe, is zeker geen rustpunt, wil vaak gaan naar een ontspanning, naar een oplossing. Subdominant kan beschouwd worden als een opstap, een tussenhalte of overbrugging tussen tonika en dominant. In het notenvoorbeeld is akkoord g de tonika in de toonsoort G, akkoord c heeft subdominantfunktie. De toon d kan dominant (D) of tonikafunktie (G) hebben.

Het voert te ver om hier al te diep op deze materie in te gaan, daarvoor zoudt u eens een begeleidings-cursus moe- ten volgen, de Gregoriusvereniging wil u graag hierbij helpen. Een ding is zeker, zomaar een akkoordje pakken wat het beste uitkomt is er zeker niet bij, met overleg en beraad moeten we tot een goede keuze zien te komen. We gaan regel 1 en 2 nu nader bekijken, boven de noten zetten we de tonale funkties:

Uit uw hemel 2

X) G6 is de eerste omkering van het G-akkoord, de grondtoon g komt nu niet in de bas maar de terts b. Het e-akkoord op deze plaats vermijden i.v.m. parallellen.

Een belangrijke rege! in de harmonieleer is het in tegenbeweging laten gaan van de bas ten opzichte van de sopraan.

Voorbeeld:

UIt uw hemel 1

Ziet u de tegenbeweging van de bas? D2 is de 3e omkering van het dominant-septimeakkoord, de septime komt in de bas. D6/4 is de 2e omkering van de dominant-drieklank D, de kwint komt in de bas.

Thans hebben we al twee moge|ijkheden voor de beginregels van dit lied. Er zijn meer mogelijkheden. Dat is ook het interessante om hiermee bezig te zijn, aldoende ontdek je steeds meer mogelijkheden en ben je in staat bijv. variatie aan te brengen in de coupletten. Maar dit vergt natuurlijk wel veel studie.

Eén ding is zeker, bereid een melodie altijd voor, niet alleen wat betreft de keuze van de akkoorden, maar ook bijv. de registratie. Geef zorg aan het voorspel, speel dit in precies hetzelfde tempo als het lied en neem hiervoor een andere registratie. Maak op het einde van het voorspel geen groot ritenuto, maar laat als het ware het voor spel doorlopen over de halve rust heen naar de opmaat van het lied, hierdoor ontstaat een eenheid tussen voorspel en lied.