Verschenen in Jubilate 19, 1 (januari 1986)
Fr. N. Wesselingh O.S.B.
Vorige keer hebben we aangetoond, dat de Prefatie en het Heilig eigenlijk altijd gezongen moeten worden. Nu gaan we bezien, welke problemen we daarbij tegenkomen en hoe we die bevredigend kunnen op|ossen.
Latijn of Nederlands?
Een vraag die zich als eerste aandient is: moet de Prefatie in het Latijn of in het Nederlands gezongen worden? Er zijn priesters die voor altijd en voor alle omstandigheden eenmaal een keuze hebben gemaakt: De Prefatie wordt bij een plechtige viering altijd in het Latijn gezongen of altijd in het Nederlands. Als argumentering hoor je dan meestal redeneringen als: In het Nederlands bestaat geen goede melodie voor de Prefaties, dus zing ik ze in het Latijn. Een ander zegt: In een viering die voor het grootste deel in de landstaal geschiedt, past geen Latijnse Prefatie. Weer een ander draait het gewoon om en zegt: In een viering die voor een groot deel in het Latijn geschiedt, past geen Nederlandse Prefatie. Er zijn er ook (en vermoedelijk vrij veel) die de weg van de minste weerstand nemen, en eenvoudig nooit meer een Prefatie zingen. Dat daarmee de uitnodiging: ‘met alle engelen en heiligen loven en aanbidden wij U en zingen U toe vol vreugde’ toch wel wat prozaïsch in de lucht komt te hangen, deert hen blijkbaar niet of dringt niet tot hen door.
Niet principieel
Moet de vraag omtrent Latijnse of Nederlandse Prefatie ’n principieel antwoord krijgen? Volgens mij niet. Het gebruik van Latijn of landstaal is sinds Vaticanum II geen principiële zaak meer. Beide kunnen en mogen worden gebruikt. Behalve in verband met een aantal eenvoudige gezangen, waarvan het Concilie vraagt dat het volk ze niet zal verleren, wordt nergens van voorkeur gesproken. Zeker niet voor wat de Prefaties betreft. Daarom: Het maakt niet uit In welke in welke taal Prefatie en Heilig worden gezongen, want de koren van engelen zingen samen met de heiligen in een bonte schakering van alle talen. En elke taal is goed genoeg om God te prijzen.
Bis
Misschien is er één reden te noemen, waarom de Latijnse Prefatie de voorkeur verdient. En dat betreft de schoonheid en de zeggingskracht van de traditionele melodie. Deze melodie is misschien wat versleten geraakt door het veelvuldig gebruik van vroeger. En dat is dan jammer, want ze verdient beter.
Hoe prachtig die melodie is, wordt duidelijk uit het volgende verhaal. Mozart heeft niet zo erg veel affiniteit gehad met liturgie. Natuurlijk wist hij ais bijzonder begaafd componist hoe je voor de Iiturgie moet schrijven. Zijn veie Missen (opdrachten!) getuigen daarvan. Toen hij eens bij de ‘première’ van zo’n Mis het orgel bespeelde, raakte hij geboeid door het horen zingen van de Prefatie. Toen de dienstdoende priester het ‘…sine fine dicentes’ had gezongen, vergat hij niet alleen het Sanctus in te zetten, maar begon enthousiast te applaudiseren en te roepen: Bis, bis, bis! Het is me niet bekend of die priester toen de Prefatie opnieuw gezongen heeft, maar het lijkt me onwaarschijnlijk!
Waar vind ik ze?
Voor wat de Latijnse Prefaties betreft, zal de een of ander nog wel eens teruggrijpen naar een Altaarmissaal van vóór Vaticanum II. Daarin vindt men alle toenmalige Prefaties getoonzet. inderdaad: toenmalig. Want het totaal aantal Prefaties in het Missaal van na Vaticanum II is ongeveer vier maal zo groot ais voordien. Staan al die nieuwe Prefaties in het huidige Altaarmissaal? Jazeker, maar niet getoonzet. Eén staat er met noten (zie voorbeeld) en daarboven staat een z.g. rubriek, die vermeldt, dat de priester de andere Prefaties op dezelfde wijze zelf kan zingen vanaf de ‘droge’ tekst. Dat klinkt natuurlijk heel aardig, maar de meeste priesters hebben al moeite genoeg om de gedrukte noten te zingen, laat staan dat ze a l’improviste een Prefatie gaaf kunnen zingen, de kortere en langere zinnen juist gedoseerd en gelardeerd met de gebruikelijke flexen, medianten en cadensen.
Wie toch alle Prefaties in het Latijn wil kunnen zingen, kan een apart boek kopen, waar alle 80 Prefaties in staan, in de Tonus simplex en in de Tonus solemnis. In dat boek staan trouwens alle melodieën, die bij een Latijnse viering door de priester kunnen worden gezongen, van kruisteken tot wegzending toe. De titel is: Ordo Cantus Missae. De prijs is jarenlang vrij bescheiden geweest. Er is nu een nieuwe, herziene druk uit. Weliswaar mooier dan de oude. Maar de prijs is ernaar: ƒ 88,-. Het is verkrijgbaar bij de Benedictijnen van Vaals (Abdij Benedictusberg, Mamelis 39, 6295 NA Lemiers).
Sinds het verschijnen van dit artikel is er een nieuwe uitgave beschikbaar gekomen: Ordo Missae in Cantu, onder meer verkrijgbaar bij Berne Media
Omdat ik denk dat velen er niet zoveel duitjes voor over zullen hebben, blijft de mogelijkheid van het oude Latijnse Missaal reëel. Wel jammer voor die veie Prefaties die dan nooit aan bod zullen komen.
En de Nederlandse?
Eigenlijk is het met de Nederlandse Prefaties op muziek niet zo bijzonder gesteld. Kort na het invoeren van de Landstaal verschenen er toonzettingen van de Prefaties in het Nederlands. Er was er een, die een omwerking was van de Latijnse Prefatie-melodie. Nu is die melodie daarvoor helaas niet geschikt, en bovendien is het in die uitgave ook niet goed toegepast. A. Kurris heeft daarover ooit in het Gregoriusbiad een artikel geschreven. Ons aller bekende Flor van der Putt heeft een eigen Prefatietoon gemaakt en daarop wat Prefaties getoonzet. De toon is een zeer bruikbare en de toepassing is goed. Maar… dat alles dateert van de tijd van vóór het nieuwe Missaal. Dus ook hier vallen de nieuwe Prefaties weg. Bovendien zijn ze naar ik meen al vele jaren niet meer verkrijgbaar. Wie ze niet heeft kan er niet meer aankomen. Toen in 1978 het nieuwe Altaarmissaal verscheen, heeft de redactie gekozen voor de toonzetting van Fl. v.d. Putt. En terecht. Maar van de 80 Prefaties zijn er ook in dat Missaal maar een tiental opgenomen met melodie. Wel begrijpelijk: het boek is eigenlijk toch al te dik, en met al die toonzettingen zou het nog een stuk dikker zijn geworden. Ze staan bovendien nogal ruim in hun jas op de pagina (zie voorbeeld).
In de kast.
Je zou je kunnen afvragen, of die andere prefaties dan niet getoonzet zijn door diezelfde componist? Het antwoord moet luiden: Ja, die zijn allemaal door v.d. Putt getoonzet. Maar ze liggen op het secretariaat van de Nationale Raad voor Liturgie in de kast. Of in een la, maar dat maakt geen verschil. Waarom wordt daar niets mee gedaan? Dat is gemakkelijk uit te leggen. De N.R.L. zou ze graag uitgeven; vindt ook dat dat zou moeten gebeuren, want de priesters moeten ze op z’n minst kunnen gaan zingen. Maar wie op de hoogte is van druktechnieken weet, dat muziekdruk een erg dure druk is. En als dat boek met die Prefaties dan zo’n honderd gulden moet gaan kosten, dan raak je het niet kwijt. Dat zou een grote financiële strop worden voor de N.R.L. En daarom beginnen ze er niet aan. En daarom modderen we maar 20 wat verder met onze Nederlandse Prefaties. Misschien dat er nog wel ooit een oplossing voor dit probleem komt. Het is te hopen, want de huidige situatie is bepaald zeer onbevredigend. Pleiten voor het zingen van de Prefatie in de landstaal als die eigenlijk maar voor een achtste deei verkrijgbaar is, is goed beschouwd van de gekke.
Twee melodieën.
Er zijn in Gods Kerk altijd uitslovers geweest. Tussen het uitkomen van het nieuwe Latijnse en het nieuwe Nederlandse Missaal zijn zeven jaren verlopen. in die tijd hebben sommigen een Nederlandse vertaling van die Prefaties gemaakt, en ondergetekende heeft ze getoonzet. Op een eigen toon. Toen de officiële vertaling verscheen, zijn we opnieuw begonnen, want je gaat niet als plaatselijke kerk je eigen vertaling aanhouden. Toen hebben we ook op de toon van v.d. Putt de resterende Prefaties getoonzet, niet wetende dat hij dat zelf al had gedaan. Zodoende heb ik wel een tweehonderd Prefaties getoonzet, en ik dank God nog dagelijks, dat ik er geen Prefatiecomplex van heb overgehouden! Zelf reserveren wij de toonzetting van v.d. Putt voor de zon- en feestdagen, en de eigen toon voor de weekdagen. Dat functioneert goed, maar je moet er niet aan denken om beide tonen te gaan uitgeven. Het boek waarin dat zou komen zou zeker honderd gulden gaan kosten. De eigen toon wat minder professioneel (losbladig systeem?) uitgeven zou natuurlijk kunnen, maar je kunt toch moeilijk het beleid van de N.R.L. doorkruisen. Wie een goede oplossing weet, late het horen. Misschien dat er wel een prijs wordt uitgeloot voor een goede suggestie!
Hele weg.
Van het vroegere ‘moeten’ zingen van de Prefatie zijn we al een heel eind weg. Sommigen zullen het p|eiten-voor-de-gezongen-Prefatie als een terugkeer naar het oude interpreteren. Dat is echter niet mijn bedoeling. In het bovenstaande en ook in de vorige aflevering heb ik geprobeerd aan te tonen, dat een niet gezongen Prefatie een onding is en waarom. Dat zijn allemaal objectieve zaken. Het zal wel lang duren voor we weer een gezonde traditie in dezen hebben. Daaraan moet wat worden gewerkt, zowel op landelijk als op lokaal vlak. Want ‘schrijven over’ haait niets uit als men in de praktijk niets verandert. Al was het maar, dat op hoogtijdagen (straks is het weer Pasen) de verkondigende waarde van deze teksten een onderstreping zouden krijgen door een goede melodie, die ook nog goed gezongen wordt. Met een beetje goede wil is daarin toch wel iets te bereiken?