De adventskrans

Een krans van dennegroen, daarop vier witte kaarsen. een paars lint waaraan het geheel wordt opgehangen: ziedaar onze adventskrans. In de weken voor Kerstmis in menige kerk een vertrouwd gegeven. Een geliefd gegeven ook, zoals de Advent zelf veel gelovigen bijzonder dierbaar is.

Cees Janssens

Jubilate 18, 3 (september 1995)

Tweevoudig karakter

In de advent gaan godsdienstige motieven en natuursymboliek hand in hand. De combinatie van deze twee elementen bepaalt in hoge mate de aantrekkelijkheid en de charme van deze periode. De kerk ziet uit naar de komst van haar Heer en zij bereidt zich voor op de viering van zijn geboortefeest. Tegelijkertijd zien wij in de donkere dagen voor Kerstmis uit naar de terugkeer van het licht, het moment waarop de dagen weer gaan lengen. De adventskrans deelt in het tweevoudige karakter van de advent. Hij helpt ons op de hem eigen manier toe te leven naar het geboortefeest van onze Heer. Hij helpt ons ook de donkere dagen voor Kerstmis door te komen. In beide gevallen speelt het licht een beslissende rol, al dan niet geschreven met een hoofdletter.

Herkomst van de adventskrans

In onze katholieke wereld is de adventskrans een betrekkelijk recent verschijnsel. Alles lijkt er op te wijzen dat hij pas na de tweede wereldoorlog bij ons echt zijn intrede deed. Zelf is de adventskrans trouwens ook nog betrekkelijk jong. Voorzover bekend waren het Duitse protestanten die in 1839 in Hamburg voor de eerste keer een adventskrans ophingen. Die krans bestond toen uit een grote, houten ring waarop drieëntwintig kaarsen waren geplaatst, één voor elke dag van de advent van dat ]aar. Pas later, in 1860. begon men de krans met dennetakken te versieren, waardoor hij een soort halfbroertje werd van de reeds lang ingeburgerde kerstboom.

Vier, vijf, zes…

Het aantal kaarsen op de adventskrans werd al gauw teruggebracht tot vier. Speelden practische motieven daarbij een rol? Feit is dat op deze manier de vier zondagen, respectievelijk de vier weken van de advent sterker werden benadrukt. Vier kaarsen, het is tot op de dag van vandaag het gebruikelijke aantal. Maar het kan ook anders. Zo zijn er adventskransen bekend waarop vijf kaarsen zijn geplaatst. Dit aantal houdt verband met de vijf wijze maagden, de vijf verstandige bruidsmeisjes uit het evangelie, die midden in de nacht de komende Bruidegom met hun brandende lampen tegemoet gaan (vgl. Mt. 25, 1–13).

In 1987 publiceerde het tijdschrift Continuo de ‘Zang van het komende licht’, een lied van Jan Duin en Richard Bot, bedoeld niet alleen voor de advent, maar ook voor Kerstmis en Driekoningen. De komst van het licht, gevierd in zijn volle liturgische breedte. In de toelichting bij dit lied staat te lezen: “Een krans met zes lichtende kaarsen: die staat de redactie van Continuo voor ogen. Een krans, waarop iedere zondag van de advent en op Kerstmis en Driekoningen een nieuwe kaars wordt ontstoken.”

Licht als symbool

In de liturgie van de kerk speelt het licht op tal van manieren een rol. Niet alleen in de advent, maar het hele jaar door. Hoe kan het anders waar het bestaan van de mens wordt getekend door de afwisseling van licht en donker, door de opeenvolging van dag en nacht. De adventskrans met zijn lichten vormt aldus bezien slechts de zoveelste variatie op een thema dat onuitputtelijk blijft. Het heil dat God voor ons bereidt komt ter sprake in termen van licht.

Het één voor één ontsteken van de kaarsen van de adventskrans vraagt om enig ritueel, waarbij de betekenis van dit licht tot uitdrukking wordt gebracht. De liturgie van de advent en de kersttijd biedt een overvloed aan teksten die daarbij hulp kunnen bieden. “De Heer zal komen en al zijn heiligen met Hem en op die dag zal een groot licht verschijnen” (vgl. Zach. 14, 5 en 7). “Het volk dat in het donker wandelt ziet een groot licht” (Jes. 9, 1). “Sta op. laat het licht u beschijnen, Jerusalem, want de Zon gaat over u op” (Jes. 60, 1).

Licht fascineert, zeker het levende licht van kaarsvlammen. Dat vormt wel de verklaring van het feit dat in een land als Australië, waar Kerstmis midden in de zomer valt, geen advent denkbaar is zonder Candle-Light-Singing.

Groen, paars en wit

Het dennegroen waarmee de adventskrans wordt versierd is, net als de spar die als kerstboom fungeert, van huisuit een verlegenheidsoplossing. Midden in de winter biedt de natuur ons weinig andere mogelijkheden. Wij moeten er bi] de adventskrans niet teveel achter zoeken. De symboliek van leven-dat- niet-vergaat speelt bij het groen van de adventskrans hoogstens op de achtergrond een rol.

Anders is het met de kleur van het lint waarmee de krans wordt omwonden of waaraan hi] wordt opgehangen. De advent vraagt om paars. Blijft de krans ook met Kerstmis nog hangen dan wijkt het paars voor het wit van dc kersttijd. Wit! Rood is hier liturgisch gesproken uit den boze.

Zang van het komende licht

Het boven genoemde lied van Jan Duin en Richard Bot zouden we niet uit het oog mogen verliezen. Het kan ons goede diensten bewijzen. Of men nu een krans met vier of met zes kaarsen heeft, dit lied kan ons helpen te verstaan waarom het gaat in advent en kersttijd. “Sla uw ogen op naar het licht – daar de Heer.”

Het nut van het spelen van uitgeschreven partituren

Er verschijnen thans praktisch geen composities meer zonder dat er aandacht geschonken wordt aan de noden van de organist; een bundel zonder orgelbegeleidingen is haast niet meer denkbaar. Waarom toch deze aandacht v00r onze orgelspelers, en – waarschijnlijk een nog belangrijker vraag – waarom houden vele organisten zich niet aan deze begeleidingen?

Flip Veldmans

Jubilate 28, 2 (mei 1995)

Om met de eerste vraag te beginnen: je moet van goede huize komen om het zonder uitgeschreven orgelbegeleidingen te kunnen stellen. Het maakt niet uit of je als amateur of als professional werkzaam bent in de liturgie. De eenheid van melodie en begeleiding vraagt meestal om de oorspronkelijke begeleiding. Stijlgetrouw begeleiden in dc juiste sfeer is geen gemakkelijke opgave. Daarnaast gecomponeerde voor- en tussenspelen improviseren doet geen recht aan de compositie. Om maar meteen met de deur in huis te vallen, wanneer je bijv. de Willibrordusmis van Bernard Bartelink moet spelen, is dit onmogelijk vanuit een eenstemmige partij te doen:

1. Gedeelte uit de Lofzang Eer aan God in den hoge, GvL 233.

In de karakteristieke orgelpartij met prachtige voorhoudingsakkoorden volgt na ’Zoon van de Vader‘ een tussenspel van vijf maten. Probeer hier maar eens zelf iets te verzinnen! Sommige organisten laten gemakshalve daarom dit tussenspel zomaar weg. Maar realiseert u zich wel dat u hierdoor weinig respect toont voor de compositie en de componist hiermee geen plezier doet. Er dient te klinken:

2. Gedeelte uit de Willibrordusmis, uitgave Gooi & Sticht.

Toch overkomt het mij ook wel eens wanneer ik in een andere kerk moet spelen dat het koor zegt: “wij hebben helaas van deze mis geen orgelbegeleiding”. Daar ga je dan! Maar dit overkwam mij geen tweede keer, daarom is thans steeds de eerste vraag aan het koor: “wat wordt er gezongen?”. Ik kan dan eventueel eigen partituren meenemen, maar dit zou eigenlijk niet nodig moeten zijn.

Een ander voorbeeld. Wie kent niet ps. 126 ’Als God ons thuisbrengt uit onze ballingschap‘, in de zetting van Bernard Huijbers. U voelt waarschijnlijk al waar het probleem ligt. Juist!, in de overgang van vers 2 naar vers 3, waarin de compositie moduleert van Es groot naar F groot:

3. Gedeelte uit ps. 126.

De melodie in de orgelbegeleiding zit in de altpartij, daarboven komt een vrije sopraan, de driedeligheid verandert vanaf ‘regen’ in een tweedeligheid, waarbij de modulatie op een heel natuurlijke manier verloopt. De schitterende begeleiding van Huijbers is onmisbaar om dit alles tot klinken te brengen:

4. Gedeelte uit de orgelbegeleiding van ps. 126, uitgave Gooi & Sticht.

Een derde voorbeeld. De Wisselende Gezangen voor het liturgisch jaar, helaas nog steeds veel te weinig bekend. Prachtige melodieën in een gregorianiserende stijl. Misschien kent u deze:

5. Vers 1 uit ps. 23, De Heer is mijn herder, uitgave Annie Bank.

Wanneer je niet in het bezit bent van de orgelbegeleiding zul je de melodie gewoon meespelen. U ziet in de partituur dat op het orgel slechts lang aangehouden akkoorden klinken zonder melodie, een prachtige oplossing, waardoor alle aandacht gelegd wordt op de verkondiging van de tekst, waar het bij psalmverzen feitelijk om gaat.

Nogmaals voor alle duidelijkheid: niet alleen het wel of niet in staat zijn van het spelen van een verantwoorde begeleiding speelt een rol, het respect voor het geheel van de compositie is het uitgangspunt. Niet alleen de melodie vormt de compositie, de begeleiding is hier vaak onlosmakelijk mee verbonden. Pas het totaal bepaalt de sfeer waarin het stuk optimaal kan klinken. U zou eens moeten weten hoe lang de componist over een compositie nadenkt alvorens tot een definitief resultaat te komen, dit kun je als organist niet afdoen door het ter plaatste bedenken van een paar akkoordjes.

We komen toe aan vraag 2 van de inleiding: waarom houden organisten zich vaak niet aan de partituur. Hiervoor zijn verschillende redenen te bedenken:
– Veel organisten denken dat uitgeschreven begeleidingen voor hen te moeilijk zijn. Maar zij vergeten dat juist uitgeverijen begeleidingen verzorgen die voor de gemiddelde amateur-organist uitstekend speelbaar zijn.
– Het zal misschien een beetje hard aankomen, toch zeg ik het maar: gemakzucht. In mijn jarenlange ervaring als orgeldocent, cursusleider en medewerker aan werkwinkels van studiedagen word ik steeds met dit hardnekkige fenomeen geconfronteerd. Vooral amateur-organisten hebben de neiging hun eigen kunnen te overschatten. De inzet voor liturgie is in hun ogen al voldoende om zonder rancune er op los te spelen zonder zich te realiseren of het muzikaal én liturgisch wel verantwoord is.
– Er worden onvoldoende partituren aangeschaft. In bijv. kontakten met andere koren worden gezangen uitgewisseld, zeg maar gecopiëerd, zonder officiële partituren. Of bijv. in de weekenddiensten worden boekjes van Heeswijk of Gooi & Sticht gebruikt, waarbij voor de organist geen partituur aanwezig is. omdat deze apart moeten worden aangeschaft. De dooddoener – er is geen geld – is een slecht en zwak excuus.
– Er is geen orgelboek in de handel waar alle begeleidingen systematisch voor bijv. een bepaalde bundel in gerangschikt staan, zoals bijv. bij het ‘Liedboek voor de Kerken’ of bij de Belgische bundel ‘Zingt Jubilate‘.

Muziekuitgeverijen werken zo in de hand dat organisten niet weten waar ze iets kunnen halen, waar de partituur is uitgegeven. Wanneer Gooi & Sticht komt met een bundel als ‘Voor Podium en Zaal’ waarin bijv. composities van B. Huijbers op een bepaalde manier gerangschikt staan, zie ik niet in dat alle uitgavcn van Gooi & Sticht m.b.t. ‘Gczangen voor Liturgic’ ook niet in één bundel gerangschikt zouden kunnen worden. Dit geldt natuurlijk ook voor dc partituren van Annie Bank. Met twee of drie begeleidingsboeken zou de organist GvL compleet hebben, dit zou toch een prachtig cadeau zijn, en onze iiturgie geweldig ten goede komen? Maar waarschijnlijk denk ik te simplistisch.

Aanvulling 23 februari 2017: inmiddels is een bundel orgelbegeleidingen bij de liederen uit Gezangen voor Liturgie verschenen.

Ik hoop dat bovenstaand artikel aanleiding mag geven tot het inzicht dat een goede en verantwoorde orgelbegeleiding bijdraagt tot een beter funktioneren van de organist in de liturgie. Van harte wens ik u hierbij veel succes toe.

Gekleurde vocalen

Al enkele keren heb ik geschreven over vocalen. Wat moeten we doen om een mooie ie, aa, uu en ee enz. te zingen.

In deze aflevering van Jubilate wil ik iets schrijven over de kleur en het kleuren van de vocalen.

Wat is het verschil en hoe passen we dat toe?Lees verder

Orgelkoralen in de liturgie 1

Wekelijks worden organisten voor de vraag gesteld: wat kan ik spelen in de liturgische dienst? De meeste orgelspelers hebben (gelukkig) vele orgelboeken aangeschaft, hetzij op eigen kosten, hetzij op kosten van het kerkbestuur, waarbij dan de boeken bij het orgel blijven liggen, zodat ook collega-orgelspelers hiervan gebruik kunnen maken.

Lees verder

Vier evangelie-liederen

Naar aanleiding van een artikel van Cees Janssens in ons blad Jubilate van september 1994 met als titel ‘Een Evangelielied’, is mij gevraagd of ik 4 Evangelieliederen wilde uitzoeken: twee voor de 40 dagen- en twee voor de paastijd. Ik heb toen ons onvolprezen Doneksysteem geraadpleegd en aangezien wij momenteel in het C-jaar leven heb ik daarop gezocht.Lees verder

Zelfstandig orgelspel in de liturgie

Het orgel heeft een belangrijke taak toebedeeld gekregen in onze huidige liturgie. Welke stijl van kerkmuziek ook wordt gekozen; Latijn: gregoriaans of meerstemmig, Nederlands: één- of meerstemmig, de gemeenschap dient op enigerlei wijze in de zang te worden betrokken. Tevens kan het koor in zelfstandige koorzang zijn muzikale mogelijkheden ten dienste stellen aan de liturgie. Daarnaast is het gewenst ter bevordering van de muzikale afwisseling het orgel en/of andere instrumenten zelfstandig te gebruiken, in overeenstemming met karakter en inhoud van de viering. Volgens de officiële documenten mag het orgel in advent, veertigdagentijd, tijdens het Triduum Sacrum (Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Paaszaterdag) en in missen voor overledenen alleen ter begeleiding van de gezangen gebruikt worden. Uitzonderingen hierop zijn de derde zondag van de advent en de vierde zondag van de veertigdagentijd.Lees verder

Het evangelielied

Binnen het geheel van de Schrift nemen de vier evangelies een bevoorrechte plaats in. Dat heeft tot gevolg dat ook in de viering van de liturgie de evangelielezing als een hoogtepunt geldt. Met name in meer feestelijke vieringen is dat duidelijk. Rond de voorlezing van het evangelie worden alle zintuigen gemobiliseerd, worden alle registers opengetrokken. Het rechtstaan van de gelovigen is hier niet minder welsprekend dan het gebruik van kaarsen en wierook. Het evangelieboek wordt aangedragen onder het zingen van het Alleluia, en in vele kerken wordt dit na beëindiging van de lezing omhoog geheven en klinkt er een acclamatie. Het geheel vormt een typisch katholieke manier van omgaan met het Boek en het daarin vervatte woord van de Heer.

Lees verder

Gedachten bij een lied: Abide with me – Blijf mij nabij

Soms zweven we in onze kerken muzikaal tussen kunst en kitsch. Dat kan komen vanwege de keuze van ons repertoire, het kan ook zijn dat we in de uitvoering onze gevoelens te veel laten spreken.

Theo Klaus

Jubilate 27, 2 (mei 1994)

Moeten we ons gevoel er dan buiten laten? Natuurli]k niet, muziek zonder gevoel is geen muziek. Maar te veel gevoel is niet goed, zelfs meer, te veel gevoel is niet acceptabel, is onecht, en dat mogen we eikaar niet aandoen. Geen valse sentimenten, niet over de schreef gaan.

Waarom deze inleiding, dit praatje over sentimenteel? Vanwege de gedachten die rond bepaalde liederen bij mij opkomen. Er zijn nu eenmaal liederen die het gevaar in zich hebben om tot kitsch te verworden. Een voorbeeld daarvan is het veel gezongen, maar o zo gevaarlijke lied ‘Abide with me’, ‘Blijf mij nabij’.
Het is de kunst om daar geen kitsch van te maken.

Ontstaan

In Ednam, Schotland, wordt in 1793 Henri Francis Lyte geboren. Hij studeert medicijnen en theologie. Naast zijn werk als parochiegeestelijke maakt hi] zich nog op een andere manier verdienstelijk voor de Anglikaanse eredienst, hij schrijft namelijk geestelijke gedichten. Ze zijn van een dergelijk goed gehalte; dat ze bekroond worden.

Ziekte maakt aan zijn werk in de vissersgemeente van Lower Brixham een te vroeg einde. De tuberculose had toegeslagen, een voor die ti]d ongeneeslijke ziekte. In september 1847 houdt hi] zijn laatste dienst. Hij wist dat de dood niet meer veraf was. Na de dienst zet hij zich achter zijn bureau, de tekst vloeit als een lange ademstroom vol vertrouwen en geloof uit zijn pen. Hij schrijft zijn laatste gedicht, het bekend gebleven Abide with me.

Na deze afscheidsdag vertrok Lyte naar Zuid-Frankrijk om verlichting re zoeken van zijn kwaal in een mild klimaat. Hij was echter ongeneeslijk ziek en stierf zoals zoveel negentiende-eeuwers. In Nice is zijn graf, dat als sterfdag aangeeft: 20 november 1847. (W. Barnard in Compendium bij het Liedboek).

Tekst

We kennen de omstandigheden waarin de tekst is ontstaan. We kijken naar de tekst en merken dat we (niet verwonderlijk) te maken hebben met een avondlied, dat niet alleen spreekt over dc avond van dc dag, maar ook over de avond van het leven.

  1. Abide with me; fast falls the eventide;
    The darkness deepens; Lord, with me abide
    When other helpers fail, and comforts flee,
    Help of the helpless. O abide with me.
  2. Swift to its close ebbs out life’s little day,
    Earth’s joys grow dim, its glories pass away;
    Change and decay in all around I see;
    O Thou, Who changest not, abide with me.
  3. I need Thy presence every passing hour:
    What but Thy grace can foil the tempter‘s power?
    Who like Thyself my guide and stay can be?
    Through cloud and sunshine, Lord, abide with me
  4. I fear no foe with Thee at hand to bless;
    Ills have no weight, and tears no bitterness;
    Where is death’s sting? where, Grave, thy victory?
    I triumph still, if Thou abide with me.
  5. Hold Thou Thy Cross before my closing eyes;
    Shine through the gloom, and point me to the skies;
    Heav‘n’s morning breaks, and earth’s vain shadows flee;
    In life, in death, o Lord, abide with me.

In parochiebundels en in het Liedboek voor de Kerken komen we verschillende herdichtingen tegen. De tekst, die we in onze parochiekerken nogal eens aantreffen is van de hand van W. Stroux, een andere, de tekst uit hct Liedboek, is het werk van drie tekstdichters, nl. van W. Barnard, Ad den Besten en W. van der Molen.

  1. Blijf mij nabij, wanneer de avond is,
    wanneer het Licht vergaat in duisternis.
    Wanneer geen mens mijn hulpeloosheid ziet,
    bid ik tot U, o Heer, verlaat mij niet.
  2. Reik mij uw hand en spreek uw reddend woord,
    wijs mij de weg en leid mij veilig voort.
    Blijf mij nabij in vreugde en verdriet.
    Ik heb U lief, o Heer, verlaat mij niet.
  3. Wanneer uw licht mij voorgaat in de nacht
    wanneer ik hoor dat U mij thuis verwacht,
    dan weet ik, Heer, dat U mijn zwakheid ziet,
    dan zeg ik dank, want U verlaat mij niet.
  4. Blijf mij nabij. wanneer het duister daalt.
    De nacht valt in, waarin geen licht meer straalt.
    Andere helpers, Heer, ontvallen mij.
    Der hulpelozen hulp, wees mij nabij.
  1. Wees bij mij, nu de dag ten einde spoedt.
    Alles verdoft, wat glans bezat en gloed.
    Alles vervalt in ‘t wisselend getij,
    maar Gij die eeuwig zijt, blijf mij nabij.
  2. U heb ik nodig, uw genade is
    mijn enig licht in nacht en duisternis.
    Wie anders zal mijn leidsman zijn dan Gij!
    In nacht en ontij, Heer, blijf mij nabij.
  3. Ik vrees geen kwaad, want bij mij is de Heer.
    Tranen en leed zijn nu niet bitter meer.
    Waar is de prikkel, dood, Wat dreigt ge mij?
    Ik triomfeer, mij is de Heer nabij.
  4. Houd, Heer, uw kruis hoog voor mijn brekend oog,
    licht in het duister, wijs mij de weg omhoog.
    Uw dag breekt aan, de schaduw gaat voorbij.
    In dood en leven, Heer, wees Gij nabij.

Na het lezen van de teksten zal het u niet bevreemden dat dit gezang in menige uitvaartdienst wordt aangetroffen.

Ik weet, dat de meningen hierover sterk uiteenlopen. Het is dan ook niet alleen maar als aardigheid bedoeld, dat ik in mijn inleiding de woorden kunst en kitsch heb gebruikt. Een ding is echter zeker: naar welke kant de weegschaal doorslaat zal zeker ook afhangen van de manier, waarop u de tekst en de melodie zingt. Uw uitvoering bepaalt in grote mate of we met kitsch of met kunst te maken hebben. Over de uitvoering straks meer.

Melodie

In de vorige eeuw verscheen in Engeland het officiële liedboek voor de Anglicaanse Kerk. Dit boekwerk ‘Hymns Ancient and Modern’ was van de hand van de in Londen geboren componist William Henry Monk (1823-I899).

Tijdens zijn leven was hi] organist en koorleider van het bekende King’s College en later organist aan de St. Matthew’s. In 1882 behaalde hij het doctoraat in de muziek aan de universiteit van Durham. Zijn muzikale leven werd voor een groot gedeelte gevuld met de dagelijkse verzorging van de liturgische diensten. Het meest in het oog springend daarbij was zijn talent om op een bijzondere wijze de gemeentezang te stimuleren en in stand te houden. Die deelname van de hele gemeente was zo bijzonder, dat zijn Kerk wijd en zijd bekend raakte als ‘hymn loving church’.

Zijn vele composities waren vaak geschreven met het oog op de bevordering van de volkszang. Vandaar ook zijn bovengenoemde uitgave, die aanvankelijk onder de naam ‘Monk’s Book’ verscheen. Een van de composities daarin is, u raadt het al, Abide with me.Melodie Abide with me

Bekijken we de melodie, dan zien we dat de omvang beperkt is tot zes tonen: lopend van es naar c. Deze beperkte omvang geeft iedereen de kans om de melodie mee te zingen. Deze beperking van het aantal noten (noch hoog, noch laag) geeft bovendien aan de melodie een zekere bescheidenheid, een zekere ingetogenheid.

Dit gevoel, deze indruk van ingetogenheid, bescheidenheid, kleinheid wordt onderlijnd door hetgeen door de vrouw van Monk na zijn dood is verteld over het ontstaan van dc compositie. Hij schreef de melodie zonder enige aarzeling neer “ergens buiten, in een tijd van grote zorg, nadat we enige tijd samen hadden gekeken naar de schoonheid van de ondergaande zon”.

Duidelijk gegrepen door de schroom voor het mysterieuze, voor het overweldigende. Zowel de grootsheid van het heelal, als ook het ovewveldigende van de dood maken ons klein, bescheiden, ingetogen.

Uitvoering

We weten nu in welke omstandigheden de tekst is ontstaan. We kennen ook het tijdstip waarop de melodie is neergeschreven. Tijdens de laatste momenten van het leven, tijdens de laatste stralen van de zon.

We kennen de sfeer waarin het geheel is gevat. Als we de melodie gaan uitvoeren, moeten we deze kennis laten meewegen. Dit gezang heeft duidelijk geen behoefte aan uitschieters, maar veel eer aan een meditatieve benadering.

Met deze wetenschap in zijn achterhoofd en de nodige muzikaliteit in zijn bagage heeft de dirigent zich voor de repetitie reeds een beeld gevormd hoe hij dit gezang wil laten klinken. Nu dc uitvoerenden nog op dezelfde lijn krijgen.

Wat is het dan fijn, dat we in een tijd leven waarin het mogelijk is om met een recorder opnamen te maken. Doe dat eens, wanneer u dit lied aan het zingen bent.

Zo, de opname is gemaakt, gaat u nu eens zo kritisch mogelijk naar u zelf luisteren. Misschien schrikt u al van de eerste klank. Inderdaad, daar zit al een eerste hindernis. Klinkt ‘Blijf’ wel zoals u dat graag zou horen? En zo luistert u maar door. Zijn we goed verstaanbaar? Nee he, niet zo duidelijk gearticuleerd.

Wat lelijk klonk dat bij ‘wanneer’. Merkt u, hoe moeilijk het is om zo’n zogenaamd eenvoudig lied goed te zingen. Merkt u, hoe moeilijk het is om niet af te glijden naar lelijke accenten, zoals bij ‘duisternis, hoe moeilijk het is om bv. ‘hulpeloosheid’ goed gearticuleerd en toch heel natuurlijk te laten klinken. Merkt u, hoe lastig het is om gezamenlijk dezelfde articulatie te maken en om niet na elk-brokje-melodie adem te halen.

Zoals u weet uit vorige artikeltjes van mij, bestaat ook hier de melodie uit twee grote zinnen, die u schematisch zo kunt neerschrijven:

regel 1 = A regel 2 = B samen zin 1
regel 3 = A‘ regel 4 = C samen zin 2

U zingt natuurlijk iedere regel in één adem. Laat alles mooi doorstromen.

Maar, let daarbij wel op valse accenten, op lelijke glijers van de ene naar de andere noot/lettergreep. Zorg voor een goede ademsteun.

Ontdekt u nu via zo’n bandopname hoe moeilijk het is om de melodie heel eerlijk te zingen, om een melodie verfijnd te houden, om er geen sentimentele kitsch van te maken?

Wat is zo’n recorder onbarmhartig! Misschien heft u nooit geweten wat er allemaal mis kan gaan. Maar het is wel een goed hulpmiddel om te weten te komen, wat u aan uw koorklank, aan uw uitspraak c.d. kunt verbeteren.

Nu begrijpt u waarschijnlijk de opmerkingen van uw dirigent beter.

Toespijs

Meestal zult u dit lied eenstemmig zingen. Mocht u echter voor een bijzondere gelegenheid naar een meerstemmige zetting zoeken, dan geef ik u twee mogelijkheden. Jan Vermulst heeft een zetting gemaakt voor vierstemmig gemengd koor. In de toonzaal van het Diocesaan Pastoraal Centrum ligt deze partituur ter inzage. Daarnaast is er een driestemmige zetting, te vinden in de kooruitgave bij ‘Honderdnegentien Gezangen’. Deze driestemmige zetting is van Jan Pasveer.

Gezang 87.

Voor de organist nog dit. De organist van de H. Hartkerk in Etten-Leur, Gerard Scherff, heeft een orgelwerk getiteld ‘Blijf mij nabij’ geschreven.