Binnen het geheel van de Schrift nemen de vier evangelies een bevoorrechte plaats in. Dat heeft tot gevolg dat ook in de viering van de liturgie de evangelielezing als een hoogtepunt geldt. Met name in meer feestelijke vieringen is dat duidelijk. Rond de voorlezing van het evangelie worden alle zintuigen gemobiliseerd, worden alle registers opengetrokken. Het rechtstaan van de gelovigen is hier niet minder welsprekend dan het gebruik van kaarsen en wierook. Het evangelieboek wordt aangedragen onder het zingen van het Alleluia, en in vele kerken wordt dit na beëindiging van de lezing omhoog geheven en klinkt er een acclamatie. Het geheel vormt een typisch katholieke manier van omgaan met het Boek en het daarin vervatte woord van de Heer.
Cees Janssens
Jubilate 27, 3 (september 1994)
Een evangelielied
Steeds vaker kan men het meemaken dat er binnen dit ritueel ook een plaats wordt ingeruimd voor een lied. Het gaat daarbij om een strofisch lied dat ofwel de plaats van de acclamatie inneemt ofwel gezongen wordt na de homilie of de overweging. In de zondagse eucharistieviering fungeert dit lied soms als geloofsbelijdenis en komt het in de plaats van de gebruikelijke tekst van het Credo.
Het lied waarom het hier gaat wordt doorgaans aangeduid als ‘lied bij het evangelie’ of als ‘evangelielied’.
Spreekt men van ‘lied bij het evangelie’ dan kan men met de tekstkeuze nog alle kanten uit. Inhoudelijk hoeft er in dit geval geen rechtstreeks verband te bestaan tussen evangelie- en liedtekst. ‘Lied bij het evangelie’ duidt allereerst het moment aan waarop dit lied wordt gezongen, zoals dat ook het geval is bij een openingslied of een slotlied.
Bij gebruik van de term ‘evangelielied’ ligt dit anders. Hier zal als regel de tekst van het lied een onmiddellijke relatie dienen te bezitten met de tekst van het voorgelezen evangelie. Bijvoorbeeld in de vorm van een berijming daarvan.
Het bekende ‘Ik ben de wijnstok, mijn Vader de wijngaardenier’ kan hier onder verwijzing naar Joh.15, 1–7 als voorbeeld dienen. Een ideale situatie wordt bereikt wanneer het ‘lied bij het evangelie’ tevens een ‘evangelielied’ is in de aangeduide betekenis. Wanneer we de opkomst van dit zogeheten evangelielied mogen zien als een uiting van toenemende waardering in onze kerk voor het woord van de Schriften dan is dat een bemoedigend teken.
‘Ben ik van duitsen bloed’?
Als liturgisch fenomeen lijkt het evangelielied afkomstig te zijn uit de lutherse reformatie in Duitsland. Voor de bijbehorende benaming geldt waarschijnlijk hetzelfde.
De aanduiding ‘evangelielied’ ontbreekt niet alleen in dc gangbare katholieke zangbundels (Gezangen voor Liturgie, Zingt Jubilate), maar ook in het calvinistisch getinte Liedboek voor de Kerken. Hierin wordt wel gesproken van ‘bijbelliederen’ in het algemeen, maar niet van ‘evangelieliederen’. Wie in dit verband wijst op de ‘evangelie-motetten’ van een componist als Willem Vogel moge bedenken hier van doen te hebben met een protestant van lutherse signatuur.
Gebruik in de liturgie
Het zogenaamde evangelielied kan ons tal van goede diensten bewijzen in de meest uiteenlopende vormen van liturgie. Altijd wanneer in een liturgische samenkomst het evangelie wordt gelezen kan de inhoud van deze verkondiging worden onderstreept en worden toegeëigend met behulp van een goed gekozen en aandachtig gezongen evangelielied.
Woord- en gebedsdiensten in alle mogelijke variëteiten kunnen aan intensiteit en diepte winnen wanneer er een plaats wordt ingeruimd voor het evangelielied. De liturgische spelregels zoals die in onze kerk van kracht zijn vormen hier eerder een uitdaging dan een belemmering.
Wat het gebruik in de eucharistieviering betreft liggen de zaken begrijpelijkerwijs iets genuanceerder. Het is goed daar kennis van te nemen zoals het ook goed is daar rekening mee te houden.
Op het eerste gezicht lijkt het alsof onze katholieke traditie bij de viering van de eucharistie geen weet heeft van zoiets als een evangelielied. Bij nader toezien blijkt deze indruk niet geheel juist.
Woord en sacrament vormen in de katholieke visie een eenheid. Daarvandaan de praktijk om op zondag samen te komen voor een viering waarin de dienst van het woord wordt gevolgd door de viering van de eucharistie. Twéé tafels staan er in het heiligdom opgesteld, zo leert ons ook het laatste Concilie, en aan beide tafels worden wij door de Heer gevoed. Wij leven van zijn woord zoals wij ook leven van de gaven van zijn sacrament. De overtuiging dat beide van binnenuit op elkaar zijn betrokken heeft er toe geleid dat met name de evangelielezing vaan en veelbetekenende echo krijgt op het moment van het communiceren. Dat gebeurt in de zogenaamde communio-antifoon.
Een voorbeeld ter illustratie. Op het feest van Allerheiligen wordt als evangelie de tekst van de zaligsprekingen gelezen, Mt. 5, 1–12. De antifoon van de communio grijpt hierop terug door de passage Mt. 5. 8–10 te citeren: “Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden. Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid, want hun behoort het Rijk der hemelen.”
Dit ene voorbeeld zou kunnen worden aangevuld met vele andere. Het huidige Graduale Romanum bevat 163 ver- schillende communio-antifonen, 67 daarvan zijn ontleend aan het evangelie.
Er is veel voor te zeggen om in dc zondagse eucharistie aansluiting te zoeken bij deze, onze eigen traditie, wanneer het gaat om het evangelielied. Onze liturgische mogelijkheden worden er door vergroot. En vooral: wij blijven ons bewust van de samenhang die er bestaat tussen woord en sacrament. Een samenhang die deel uitmaakt van de rijkdom van onze katholieke geloofsbeleving.