‘Gedenken wij dankbaar’. Over het eucharistisch gebed

Dankzij de liturgische vernieuwing van het Tweede Vaticaans Concilie is het eucharistisch gebed in onze kerken weer tot klinken gebracht. Niet mondjesmaat, maar voluit, van het begin tot het einde. Vanaf de openingsdialoog tot en met de afsluitende doxologie: “Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn…”

Jubilate 19, 3 (september 1986)

Cees Janssens

Niet alle veranderingen zijn verbeteringen, zegt de volksmond. In dit geval gaat het duidelijk om een verandering die wel een verbetering is. Niemand verlangt terug naar de in stilte gebeden canon. Dat betekent niet dat de huidige praktijk altijd en overal ideaal is. Kerkgangers weten wel beter. Het heeft er soms alle schijn van dat de liturgievernieuwing de problemen rond het eucharistisch gebed eerder heeft vergroot dan verkleind.

Het hek van de dam?

In de vroegere praktijk was de canon een onaantastbaar gegeven; een soort Heilige der Heiligen, dat slechts met gedempte stem en als het ware op kousevoeten werd betreden. In de nu gangbaar geworden praktijk is er van deze schroom weinig overgebleven. Jan en alleman is zich met het eucharistisch gebed gaan bemoeien. De meest vreemde creaties zagen het daglicht, de meest wonderlijke gedachten werden er in uitgedrukt. Liturgische doe-het-zelvers leken soms een kruising tussen een maximum aan goede wil en een minimum aan kennis van zaken. Het zal niemand verbazen dat het eucharistisch gebed er niet altijd zonder kleerscheuren is afgekomen.

Het abc van de liturgie

Enige kennis van hol liturgische abc is in onze dagen onontbeerlijk. Aan het eucharistisch gebed vanlt deze stelling uitstekend te illustreren. In de tijd dat de liturgie maar één canon kendo, waren er geen problemen. Geen mens maakte zich druk over de eisen waaraan dit gebed moest voldoen. De tekst was voorgegeven en daarmee was de liturgische kous af. Nu het aantal liturgische gebeden aanzienlijk is uitgebreid, is de kwestie van de normen, waaraan een tekst moet voldoen, plotseling aktueel geworden. We hebben het dan nog alleen maar over de tekst. Goede liturgie vraagt echter om meer dan woorden alleen. Wat is bijvoorbeeld de taak van de priester bij dit alles en wat de rol van de gemeenschap? Hoe zit het met de rite: en de gebaren bij het eucharistische gebed? Hoe komt er zoiets als een goede muzikale vormgeving tot stand?

Goed of niet goed?

in een vorige bijdrge – zie Jubilate van september 1985 – hebben we een poging gedaan het eucharistische gebed, en daarmee de eucharistie zelf, kort te typeren. Wij kwamen toen uit bij deze “Het gaat om de lofprijzing van de Vader, de gedachtenis van de Zoon en de bede om de Heilige Geest”. Wanneer wij eucharistie vieren, dan zijn dit de bouwstenen voor het eucharistisch gebed. Altijd. Overal. Op deze regel bestaan geen uitzonderingen. Wie wat anders wil, moet zijn toevlucht nemen tot een anderssoortige viering. Maar wie eucharistie wil vieren kan aan deze uitgangspunten niet voorbij.

Geen eucharistie zonder relatie tot Vader, Zoon en Geest. Geen eucharistie zonder lofprijzing, gedachtenisviering en smeekbede. Een eucharistisch gebed waarin deze elementen niet zijn aan te wijzen, is zeker geen goed eucharistisch gebed. Zo simpel ligt dat. Alle hout is geen timmerhout. We hebben hier te maken met een minimumeis, een soort onderste grens. Wat daaronder blijft is brandhout. Naar boven daarentegen zijn er geen grenzen. Het kan immers altijd nog beter.

Bidden naar joods model

De christelijke liturgie heeft haar wortels in de joodse wereld. Ons eucharistisch gebed draagt daarvan de sporen. We moeten heel zuinig zijn op dit erfgoed, het vertegenwoordigt klasse. De drieslag lofprijzing, gedachtenis en smeekbede getuigt daarvan.

Wanneer de vrome israeliet zich tot zijn God wendt, dan is het eerste waarvan hij blijk geeft: God is God. Dat besef wordt uitgedrukt in de lofprijzing: “Gezegend is onze God, groot is Hij en zeer te prijzen…” De christelijke kerk heeft deze goede gewoonte overgenomen, in het eucharistisch gebed valt dat ook heel duidelijk te zien. Het element lofprijzing krijgt daarin altijd het eerste woord. Dat gebeurt op steeds wisselende en toch altijd weer dezelfde manier in de prefatie en het daarbij aansluitende ‘Heilig, Heilig, Heilig’. Wie meent dat het hierbij gaat om elementen die niet meer van deze tijd zijn, heeft van waarachtige liturgie kennelijk nog niets begrepen. In de joodse vroomheid wordt de lofprijzing gevolgd door de gedachtenis. Gedenken, dat is een grondwoord in de bijbelse wereld. Het is het present stellen van Gods weldaden door ze een voor een op te roepen. Het is de levende traditie, het besef te staan in één grote werkelijkheid, samen met hen die ons voorgingen en – hopelijk – met hen die na ons zullen komen. Bij de viering van de eucharistie speelt dit ‘gedenken’ een uiterst belangrijke rol. Deze gedachtenis kan op velerlei wijze worden ingevuld, maar centraal staat altijd de gedachtenis van Hem, die als Messias ons door God is gegeven: Jesus, de Christus. “Gedenken wij dankbaar de daden des Heren, zijn leven, zijn dood en verrijzenis…” Géén eucharistie zonder dit ‘gedenken’ in opdracht van de Heer zelf: “B|ijft dit doen om Mij te gedenken”.

De smeekbede, ons ‘bidden’ in de zin van ‘vragen’, komt pas daarna. Een fatsoenlijk gelovige begint niet met vragen, hij begint met loven en prijzen, vervolgens gedenkt hij, en tenslotte mag hij ook vragen. Vragen dat alles waarvan het gedenken spreekt, hier en nu, vandaag en morgen, ook voor ons zal mogen gelden. Vragen dat het ook voor ons en voor onze kinderen zo mag zijn dat Jesus onze Messias is en zijn Vader ook onze Vader.

Het loven wordt vooral met de Vader in verband gebracht, het gedenken geldt allereerst de Zoon, het smeken is vooral een smeken om de Geest, kort begrip van alles wat God ons geven wil.

Waar blijven de consecratiewoorden?

Er zijn mensen die denken dat een eucharistisch gebed altijd goed is, wanneer de consecratiewoorden er maar in voorkomen. Deze mening delen wij niet. De consecratiewoorden, ook wel instellingswoorden genoemd, vormen ongetwijfeld een belangrijk element binnen het geheel, maar zijn toch niet meer dan een onderdeel. Zij roepen de werkelijkheid op van ’s Heren dood en verrijzenis. Daarmee behoren zij tot het hart van de viering. Maar ook het hart heeft zijn plaats in een groter geheel. Als element van de gedachtenis van Jesus kunnen de consecratiewoorden alleen goed funktioneren in samenhang met de lofprijzing van de Vader en de bede om de Geest. Wie de consecratiewoorden isoleert van de rest van de gedachtenis, en wie vervolgens deze gedachtenis weer losmaakt uit het grotere verband van de lofprijzing en de bede om de Geest, die veroorzaakt een soort liturgische kortsluiting. Wie het eucharistisch gebed versmalt tot alleen de consecratiewoorden, die heeft misschien van veel dingen verstand, maar zeker niet van liturgie.

Roepen om de Geest

Het merkwaardige verschijnsel doet zich voor dat de consecratiewoorden vaak overbelicht worden en dat de bede om de Geest vaak onderbelicht blijft. Toch gaat het ook bij het derde element van de genoemde trits om een belangrijk gegeven. De roep-om-de-Geest, de zogenaamde epiclese, heeft betrekking op de gaven van brood en wijn maar evenzeer op de gelovigen die zich rond het altaar hebben verzameld. De Geest wordt geroepen om zowel het brood en de wijn als deze gelovigen om te vormen en te maken tot ‘Lichaam van Christus’. Een eucharistisch gebed waarin een dergelijke epiclese ontbreekt kan de toets der kritiek niet doorstaan. Ieder weldenkend christen beseft dit ook wel enigszins; zonder de Geest zijn wij als kerk nergens.

Meer dan woorden alleen

De liturgie kan met woorden alleen niet volstaan. Het eucharistisch gebed vormt geen uitzondering op deze regel. Alle zintuigen zijn geroepen mee te doen, wanneer net er om gaat het geloof te vieren. Ieder van de aanwezigen is geroepen deelnemer te zijn, met hoofd en hart, met handen en voeten. Ieder vervult de hem of haar toekomende rol. Niets meer, maar ook niets minder. De rol van de gemeenschap is een andere dan die van de priester die voorgaat. De rol van de cantor of het koor is weer een andere. Hier zijn spelregels in Het geding, gedragsregels of hoe men ze noemen wil. Men doet er goed aan deze regels serieus te nemen. De kwaliteit van de viering is er mee gemoeid. En altijd is er de ‘verhoogde toon’ van zang en muziek.‘Altijd’ klinkt het wat voorbarig, maar wat niet is kan komen. De vernieuwing van de liturgie staat nog in de kinderschoenen. Eens zal toch net besef moeten doorbreken dat het eenvoudig niet gaat zonder die verhoogde toon. Wanneer wij door schade en schande wijs moeten worden, dan kunnen wij nog wel eens héél wijs worden.

‘…En maak ons één.’ De voorbereiding op de communie

In de Algemene Inleiding op het Missaal wordt het eucharistisch gebed aangeduid als “het centrum en het hoogtepunt van heel de viering” (nr. 4). In deze lijn doordenkend kunnen wij de communie beschouwen als de bekroning van de viering. Na de uitnodiging ‘neemt, eet, drinkt’ voegen wij de daad bij het woord. Wij eten en drinken van de gaven die de Heer ons aanbiedt. Iedereen van ons weet dat dit communiceren niet onmiddellijk volgt na het ‘amen’ op het eucharistisch gebed.

Jubilate 20, 3 (september 1987)

Cees Janssens

Onze liturgie voegt hier verschillende gebeden en riten in, die een laatste voorbereiding willen zijn op de communie. Tegelijkertijd maken deze woorden en gebaren iets duidelijk van de betekenis van het communiceren. Zij leggen de ‘binnenkant’ ervan als het ware reeds open. Achtereenvolgens gaat het daarbij om het Gebed des Heren: het ‘Onze Vader’, de vredeswens en wet breken van het brood.

Het ‘Onze Vader’

Voordat de gelovigen gaan delen in de gaven des Heren bidden zij het gebed des Heren. Dat is de eeuwen door het vaste gebruik in de kerken ‘all over the world’. Twee beden krijgen daarbij bijzonder relief, een extra klemtoon: ‘geef ons heden ons dagelijks brood’ en ‘vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven’. De Inleiding op het Missaal tekent hierbij aan dat net gaat om “de zuivering van zonden, zodat net heilige werkelijk aan de heiligen gegeven wordt” (nr. 56a). Voor wie het niet weten mocht: ‘de heiligen’, dat zijn ‘de gelovigen’, zij die door het doopsel zijn gaan delen in de heiligheid van hun Heer. Met deze zelfde woorden worden de gelovigen in de kerken van het oosten tot op de dag van vandaag aangesproken: “Het Heilige is voor de heiligen”.

Een viering kan niet uit louter hoogtepunten bestaan. Maar toch, hier
gaat het om een topmoment, een ogenblik van intens gebed, hoorbaar, zichtbaar en voelbaar. Een goede vormgeving is hier onontbeerlijk, evenals een sfeer van aandacht en inkeer. Bidden is ook een heel lijfelijke aangelegenheid. Zingen – in een rustig tempo en met halve stem –, staan, de handen omhooggeheven… het kan wonderen doen.

De vrederitus

In de vrederitus gaan gebed en gebaar samen, het gebed om vrede wordt gevolgd door een gebaar van vrede. Zo luidt althans de theorie. De praktijk is vaak anders. Nergens blijkt de Nederlandse gelovige zo’n houten klaas als hier. De vredeskus in de vorm van een omhelzing of een accolade is practisch uitgestorven, terwijl het kussen buiten het kerkgebouw pathologische vormen dreigt aan te nemen. Een handdruk als gebaar van vrede? Vergeet het maar. In negen van de tien gevallen luidt net parool blijkbaar: ‘aan mijn lijf geen polonaise’.

“Wat net vredesgebaar betreft moeten de bisschoppenconferenties de vorm vaststellen, naar de aard en gewoonte der volkeren” zegt de Algemene Inleiding op het Missaal (nr. 56b). In ons land is er echter niets vastgesteld, en – wat erger is – wordt er nauwelijks iets gepraktiseerd. De oproep uit net missaal: ‘wenst elkaar de vrede’ blijft bijna overal een dode letter.

De lege plaatsen in onze kerken zijn, naar de bevinding van deskundigen, niet alleen het gevolg van geloofsverdamping. Er is meer aan de hand. Gemis aan menselijke warmte en tekort aan voelbare verbondenheid eisen ook hun tol. Aan het weer kunnen wij weinig veranderen, met de praktijk van de vredeswens ligt dat anders.

Het breken van het brood

“De handeling van het breken van het brood, door Christus bij het laatste avondmaal verricht, gaf in de apostolische tijd haar naam aan heel de eucharistische viering. Deze ritus heeft niet slechts een praktische bedoeling, maar betekent ook dat wij die met velen zijn, in de communie één lichaam worden door het deelnemen aan het ene levensbrood da Christus is (1 Kor. 10,17)” (Algemene Inleiding op het Missaal, nr. 56c) De ritus van het brood breken deelt vaak het lot van de vredesgroet, hij is er niet echt. Opnieuw stoten wij op een merkwaardig fenomeen. ‘Breken en delen’ lijkt voor velen nog de enige bruikbare term te zijn om de eucharistie aan te duiden en tegelijkertijd wordt er in de liturgische praktijk nauwelijks iets gebroken. Naar twee kanten worden hier fouten gemaakt. De eucharistie laat zich niet reduceren tot ‘breken en delen’ – denk maar aan de betekenis van het eucharistisch gebed! – en het teken van het breken van het brood kan niet worden gemist. Mogen delen in het éne Brood van de Heer en daardoor één lichaam worden, de ritus van het breken van het brood bedoelt deze geloofswerkelijkheid tot uitdrukking te brengen. Tijdens het breken van het brood wordt “de aanroeping Lam Gods door het koor of de voorzanger gezongen of met luide stem gezegd, terwijl het volk erop antwoordt. Deze aanroeping kan zo lang herhaald worden als de broodbreking duurt” (Algemene Inleiding nr. 56e). Het Lam Gods is een begeleidingszang. Een soort litanie, met een wisselend aantal aanroepingen. En weer moeten we zeggen: dit is de theorie, de praktijk is meestal anders. In veel gevallen begeleidt het Lam Gods een handeling die er niet is. In meerdere opzichten ‘kan’ dat niet. Theoretisch kunnen wij nu twee kanten uit: ofwel het Lam Gods achterwege laten ofwel de broodbreking gaan praktiseren. De laatste oplossing is de enige juist. Zij ligt ook in de lijn van waar het in de eucharistie om is begonnen.

Huiswerk in overvloed

Deze globale bespreking van de voorbereiding op de communie levert ons huiswerk in overvloed op. Vaak wordt de schuld van ongeveer alles wat niet deugt binnen de kerk in de schoenen geschoven van de paus of van de bisschoppen. Dat zal in dit geval niet gaan. Dit huiswerk kan alleen ter plaatse worden gemaakt. Hier zijn wij zelf de eerst verantwoordelijken.

Meerstemmige zang bij de communie

In dit nummer van Jubilate is veel aandacht voor de Communiezang. Mij is gevraagd aandacht te schenken aan de mogelijkheden voor meerstemmige zang bij de communie. Het toeval wil, dat A. Hollaardt in het septembernummer van het Gregoriusblad een helder artikel schrijft over betekenis en vormen van de communiezang.

Jubilate 21, 1 (januari 1988)

Walther Cantrijn

De criteria die hij daar noemt voor communiezangen in de volkstaal, gelden eveneens voor de communiezang die op latijnse tekst gezongen wordt. “De communiezang wordt inhoudelijk bepaald door zijn funktie en plaats binnen de liturgie: hij begeleidt de communiegang van de gemeenschap. Als zodanig heeft hij een uitgesproken eucharistische strekking of hij vertolkt op meer algemene wijze de godsdienstige gevoelens van de gemeenschap op het ogenblik van de communie.” Einde citaat.

Als we hiervan uitgaan is onmiddellijk duidelijk wat we niet moeten doen: een ‘leuk’ stuk uit de kast halen, zonder op de tekst te letten. Het is aan te bevelen, dat de dirigent het repertoire van zijn koor eens doorlicht en datgene wat voor het zingen tijdens de communie in aanmerking komt, op een lijst bijeen zet, zodat hij bij de voorbereiding van de dienst, (dat doet hij toch zeker wel ruim tevoren?) meteen kan zien wat geschikt is. Op die lijst zullen dan, wat het Latijnse repertoire betreft motetten voorkomen als: Pange Iingua, Adoro te, Sacris solemniis, Ave verum, O sacrum convivium en andere met gelijke eucharistische strekking. Ook zettingen van lof- en dankpsalmen komen in aanmerking, zoals b.v. psalm 148 en 150, waarvan in de nederlandstalige muziek de zettingen van Antoine Oomen en Henk in ’t Veld waarschijnlijk bekend zijn. Ook zal men op bepaalde feestdagen gebruik kunnen maken van meerstemmige zettingen van de communieantifoon, zoals die in het misformulier van die dag vóór komt. Die verwijst dan vaak naar datgene wat men in de woorddienst al gehoord heeft. En, aldus Hollaardt in zijn al eerder aangehaald artikel: “Er bestaat een innig verband tussen het woord van de Heer, dat men gehoord heeft en de eucharistische gave.” Zo verwijst bijvoorbeeld de Communio Pascha nostrum met Pasen naar de eerste lezing van Paulus aan de Corinthiërs. Op het feest van Onnozele Kinderen de Communio ‘Vox in Rama’ naar het evangelie.

Ik heb U nu aangegeven, waar U op moet letten bij Uw keuze van communiezangen. Want concreet aangeven: dat moet U eens zingen, is onbegonnen werk. Want tot wie richt ik mij? Tot het mannenkoor, het dameskoor of het gemengde koor. Moet het twee-, drie- of vierstemmig zijn? Latijn of nederlands? Daarvoor moet ik U dus verwijzen naar de catalogi van uitgevers; naar ons eigen informatiecentrum Donek in Utrecht (tel. O30 – 513739. Frits Strating); naar het blad Continuo.

Wat m.i. ook kan is het Benedictus zingen van de mis, waarvan men in de dienst ook andere delen heeft gezongen.

Wat niet kan, maar wel gebeurt soms is het zingen van een Ave Maria bij de Communie; dat heeft niets te maken met onderwaardering van de moeder Gods, maar dat gezang past daar gewoon niet.

Nog enkele praktische opmerkingen tot besluit.

Als er nog een slotzang volgt, kan men beter de communiezang beginnen zogauw de priester de Gaven gaat uitdelen; daarna eventueel orgelspel; dan volgen niet direkt twee gezangen op elkaar. Een latijns motet bij de communie, in een voor het overige nederlandse dienst, kan op die plaats: mijn ervaring is, dat dat niet als storend wordt ervaren.

Veel succes bij het zoeken van geschikte meerstemmige muziek bij de communie: het bovenstaande kan U misschien toch hierbij van dienst zijn.

Communiezang: onderwijl of na afloop. Brood van leven, levend brood

Als we gaan spreken over de communiezang, moeten we om te beginnen een duidelijk onderscheid maken. Omdat in onze westerse liturgie de communiezang eeuwenlang de zang is geweest ter begeleiding van de communie van de priester (de gelovigen gingen onder een gezongen mis niet ter communie), en deze nuttiging slechts een kort moment duurde, is het zingen van een uitgebreide communiezang, meestal bestaande uit een antifoon met een groot aantal psalmverzen, in onbruik geraakt. Wat overbleef was een enkelvoudige communie-antifoon uit net Graduale, waarbij het zingen van zelfs één psalmvers niet voorkwam, tenzij in de z.g. Requiemmis. In de vernieuwde liturgie, wordt duidelijk gesproken over de mogelijkheid om te zingen tijdens of na het uitreiken van de heilige communie.

Jubilate 21, 1 (januari 1988)

Fr. Nico Wesselingh O.S.B

Ziehier de bedoelde tekst uit het Missale Romanum: “Terwijl het heilig sacrament door priester en gelovigen genuttigd wordt zingt men het gezang bij de communie. Het doel van dit gezang is: de geestelijke vereniging van de communicanten door de eenheid van stemmen uit te drukken, te getuigen van de innerlijke vreugde, en het ontvangen van het Lichaam van Christus nog meer tot iets gemeenschappelijks te maken. Dit gezang wordt ingezet wanneer de priester communiceert en duurt voort, al naar het nuttig lijkt, zolang de gelovigen communiceren. Wordt er een lofzang na de communie gezongen, dan houde men tijdig op met het gezang bij de communie.” (no. 56).

Mogelijkheden

Er kan dus gekozen worden voor een gezang onder het communie-uitreiken en verder niets, voor een gezang na het communie-uitreiken, of voor beide. Bij het maken van de keuze, zal men enkele zaken in de gaten moeten houden. Zingt het koor onder het communiceren, dan zal men er voor zorgen dat het koor ook de gelegenheid krijgt aan de communie deel te nemen. De communie is immers een van de hoogtepunten van de viering, waaraan heel de gemeenschap deel moet kunnen nemen, Als er ook nog een gezang na de communie volgt heeft het z’n voordeel om aan het begin van het communiceren instrumentale muziek te laten horen: b.v. orgelmuziek, of orgel met een ander instrument. Dan krijgen de koorleden de gelegenheid om rustig ter communie te gaan, wat vooral van belang is, als het koor nog op een ‘koorzolder’ staat, achter in de kerk.

Uiteraard kan men ook andersom te werk gaan: het koor begint met het zingen van een kort gezang, waarna de instrumentalisten de verdere tijd onder het uitreiken vullen met muziek. Nog een andere mogelijkheid is: alleen instrumentale muziek onder het communie-uitreiken. Na een korte stilte voor dankzegging wordt dan iets gezongen als afsluiting van de communie-ritus.

Zang onder de communie

Is er geen instrumentale muziek, dan komt de vraag op: door wie moet zo’n gezang worden gezongen? Gezien het gemeenschappelijke gebeuren van het communiceren (Het Missaal zegt: “Terwij| het heilig sacrament door priester en gelovigen genuttigd wordt…”), is gemeenschapszang hier het meest gewenst. Maar wees voorzichtig! Wie op dat ogenblik een strofenlied gaat zingen, zal spoedig merken dat de samenhang niet goed lukt, als het lied niet goed uit het hoofd gekend is. Immers: men staat op van zijn plaats om naar voren te gaan en is ook mentaal bezig met het ontvangen van de communie. Dan ook nog lezen uit een boek is teveel gevraagd. De concentratie wordt toch al op de proef gesteld, als de hele groep in beweging komt en zich gaat verplaatsen. Niet zingen dan? Het kan toch wel, maar dan past het beste een beurtzang, b.v, uit een psalm, met een kort refrein, dat iedereen (spoedig) kent. Een of enkele voorzangers kunnen de verzen zingen, zodat het koor onderwijl rustig kan communiceren. Als voorbeeld drukken wij hier twee gezangen af. Een is afkomstig uit het Graduale Simplex (p. 460). Het betreft psalm 33, vanouds de psalm voor tijdens de communie, gezien het vers: smaakt en ziet: mild is de Heer. Dat vers ‘Gustate…’ wordt hier als keervers gebruikt voor de veertigdagentijd. Het andere keervers, een drievoudig Alleluia, wordt door het jaar gezongen.

Het tweede voorbeeld, in de landstaal nu, komt uit wisselende gezangen, een beurtzang uit de Psalm 145, met een kort en kernachtig keervers.communie1

Na de communie

Als iedereen op zijn plaats is teruggekeerd, kan meteen de communiezang worden gezongen. Men kan ook een ogenblik van stilte inlassen. De cultus van de stilte komt in onze vieringen nauwelijks aan bod. Als er nergens anders een moment van stilte is in de viering, zou men die zeker hier moeten inlassen. Stilte met een eenvoudig en niet opdringend instrumentaal spel kan zeer sfeervol zijn. Aan het einde van die stilte kan dan ook iets gezongen worden waarvan de mensen de tekst niet uit het hoofd kennen. Ze hebben nu immers de liedbundel weer bij de hand

Welke eisen?

Het zal niet moeilijk zijn geschikte gezangen voor dit moment te vinden. Toch dienen wel enkele criteria in acht te worden genomen: de tekst moet bij voorkeur iets met de eucharistie te maken hebben, of met de tijd van het jaar. De tekst moet niet te ‘zwaar’ zijn. Een lied als ‘Uit vuur en ijzer, zuur en zout…’ kan hier echt niet. Ook ‘Zo maar een dak boven wat hoofden’ hoort hier beslist niet thuis. Maar in de Advent zou je best het Rorate hier kunnen zingen. Andere motieven die hier goed op hun plaats zijn: vreugde, lofzang, dankzegging, smeking.

En het koor dan?

Een goede wijze van werken, vooral als het uitreiken wat langer duurt, is de mogelijkheid om te beginnen met een eenvoudig gezang, waaraan de hele gemeenschap kan deelnemen, eventueel voorgezongen door een of enkele cantores. En als dan het koor weer op zijn plaats is, een meerstemmig motet te zingen. Het gemeenschapsvormende van de samenzang is dan aan bod gekomen, en ook het koor kan zich doen horen.

Waarom is niet helemaal duidelijk, maar het lijkt erop dat zo’n moment niet al te eclatant moet zijn. De trompetten moeten nog niet juichen. Dat moment komt nog: als afsluiting van de viering. Voor velen heeft het ontvangen van het Lichaam en Bloed van Christus naast een gemeenschappelijk aspect ook ie1 van individuele devotie en verstilling. Het stil gebed na de communie houdt daar ook verband mee. Een al te luidruchtig klinkend koorzang kan daaraan afbreuk doen.

Elck wat wils?

Wie creatief is, kan van dit moment in de viering best iets maken. Er zijn elementen genoeg: samenzang, koorzang, instrumentale muziek. En de keuze in te spelen of te zingen ‘nummers’ is groot genoeg. Wie het Gregoriaans een goed hart toedraagt, kijke eens in het Graduale (Niet meer vragen welke druk. Er is er maar een meer: die van 1974!). Daar staan, behalve de communio’s bij elke zondag, ook nog een zevental oommunio’s, die op iedere zondag gezongen kunnen worden, omdat de teksten ervan op de eucharistie betrekking hebben. U vindt ze opgenoemd op blz. 391. En neem dan eens de oude traditie ter hand en zing er een paar psalmverzen bij. In het lijstje op diezelfde pagina worden de bijbehorende psalmen en verzen aangegeven.

En laten we eerlijk zijn: goede stilte onder het uitreiken in sobere tijden, b.v. in de veertigdagentijd, kan iets heel indringends hebben als afwisseling.

Slotzang

Al met al hebben we hier alleen nog maar gesproken over de zang onder de communie en na het uitreiken van de communie. De zang die zo hier en daar klinkt na het slotgebed of zelfs na de zegen, en die je de slotzang zou kunnen noemen, vormt weer een hoofdstuk apart, daar gaan we het de volgende keer over hebben. Dat wordt dan waarschijnlijk tevens de laatste aflevering van de tweestemmige ‘motetten’ die Cees Janssens en ondergetekende in zo goede harmonie de laatste jaren op U hebben afgevuurd. Je zou het onze (voorlopige?) slotzang kunnen noemen.communie2

De communieritus: ‘Een tafel richt gij mij aan’ (Psalm 23, 5)

Het ontvangen van de communie vormt de bekroning en daarmee tevens de afsluiting van de eucharistieviering. Het liturgisch ritueel is helder en ongecompliceerd. De praktijk laat zien dat ook hier een goede vormgeving geen vanzelfsprekendheid is.

Jubilate 21, 1 (januari 1988)

Cees Janssens

Vragen te over

Wie reikt de communie uit? Alleen de dienstdoende priester of ook anderen? Hoe reiken zij de communie uit? Moet de communie trouwens wel worden uitgereikt? Leven wij niet in een tijd van zelfbediening? Wat wordt er eigenlijk uitgereikt? Zijn er gaven afkomstig uit deze viering of gaven van een vorige viering die in het tabernakel zijn bewaard? Welke tekenwaarde is hier in het geding? Wordt er eucharistisch brood op de tong gelegd of in de hand gegeven? Wordt er onder twee gedaanten gecommuniceerd? Hoe verloopt de bekercommunie in voorkomende gevallen? Wordt er uit de beker gedronken of wordt er ingedoopt? Welke vorm zou de voorkeur verdienen? Welke woorden en formuleringen worden er gebruikt? Wat zegt degene die de communie uitreikt? Wat antwoordt degene die de communie ontvangt? Wat is de betekenis van deze woorden? Welke gebaren spelen bij het uitreiken en ontvangen een rol? Zijn deze gebaren ook uitdrukking van een diepere betekenis? Welke zou dat dan we! zijn?

We kunnen nog meer vragen stellen. Wordt er ook gezongen bij net communiceren? Wat is op dit moment passend? Is b.v. een Maria-lied hier op zijn plaats? En hoe staat het met een lied van Maria, zoals het Magnificat? Wordt er gezongen tijdens het communiceren of na het communiceren? Kan het eventueel allebei? Wie zingt er? Het koor? Het volk? Samen? Afwisselend? Heeft een cantor hier ook een functie? En dan nog iets. Zou enige tijd van persoonlijk, stil gebed wenselijk zijn? Wat is de functie van het afsluitende gebed door de voorganger? Is dat een ‘gebed na de communie’ of een ‘slotgebed’? Maakt dat enig verschil? Wat past hier het best?

Enige antwoorden

Het is duidelijk dat we onmogelijk op al deze vragen kunnen ingaan, Laten lezers zelf – alleen of in vereniging maar eens een poging ondernemen in deze richting. Onderstaande notities willen daarbij een klein steuntje in de rug bieden. Het zijn maar aanzetten tot een antwoord. De goede verstaander heeft aan een half woord genoeg hopen we.

Ook bij het uitreiken van de communie kan in onze dagen duidelijk worden dat de priester er niet alleen voor staat. Maar voor allen geldt dat zij deze liturgische dienst op waardige wijze verrichten. Woorden èn gebaren verdienen blijvend de nodige aandacht. De hostie wordt getoond alvorens zij wordt gegeven. De woorden ‘Lichaam van Christus’ worden beantwoord met het ‘amen’ van de ontvanger.

Een geloofsbelijdenis in het klein

Wij ontvangen wat wij zijn, en wij worden steeds meer wat wij ontvangen: lichaam van Christus. We houden onze hand op – wat er echt toe doet wordt een mens altijd gegéven – en wij belijden in geloof: amen, ja, zo is het.

De mogelijkheid om de communie op de hand te ontvangen is, samen met de geloofsbelijdenis in ons ‘amen’, een van meest geslaagde onderdelen van de liturgische vernieuwing. Een ritueel dat als geen ander met toewijding moet worden voltrokken.

‘Zingt Jubilate voor de Heer’

Tijdens of na het communiceren zal er gezongen moeten worden. Over het hoe en wat wordt elders in deze aflevering gesproken, Hier alleen iets over het waarom. We volstaan met een verwijzing naar de Algemene Inleiding op het Missaal. Het Zingen bij de communie, aldus nr.56 i, heeft tot doel “de geestelijke vereniging van de communicerenden door de eenheid van stemmen uit te drukken, te getuigen van de innerlijke vreugde en het ontvangen van het Lichaam van Christus nog meer tot iets gemeenschappelijks te maken.” Uit deze woorden blijkt dat het gezamenlijk zingen het best aan deze doelstellingen beantwoordt. Koor en gemeenschap, in afwisseling met elkaar, is hier de ideale vormgeving.

Pleidooi voor stilte

Zingen en zwijgen zijn geen concurrerende bezigheden. Alles op zijn tijd. Het ene kan bevruchtend inwerken op het andere. Soms kan het allebei, zingen en stil worden in persoonlijk gebed. Een andere keer zal men een keuze doen tussen beide mogelijkheden. Zo staat het ook in de Inleiding op het Missaal: “A|s de communie uitgereikt is, bidden de priester en de gelovigen eventueel enige tijd in stilte. Ook kan heel de gemeenschap, als men hieraan de voorkeur geeft, een lofzang, een psalm of een ander loflied zingen.” (nr. 56 j).

Gebed na de communie

Nr. 57 van de Inleiding op het Missaal bevat nog een belangrijke aanwijzing: “In het gebed na de communie bidt de priester om de vruchten van het mysterie dat gevierd werd. De gelovigen maken dit tot hun gebed door de akklamatie Amen.” In de praktijk komt het zelden voor dat dit gebed overal op slaat en overal over gaat, behalve over de eucharistie en de daarbij behorende lofprijzing en dankzegging. Dat is een kwalijke zaak. Het door velen vermaledijde Missaal weet gelukkig beter. Er valt nog veel te leren.

Gedachten bij een lied: Heer, herinner u de namen

Dit maal een lied waarbij ik speciaal gedacht heb aan hen die regelmatig rouwdiensten verzorgen. In G.v.L. staat op blz. 609 een register op het liturgisch jaar. Geheel onderaan vindt u een aantal gezangen die bestemd zijn om gezongen te worden bij een Uitvaart. Na enig aarzelen heb ik gekozen voor lied no. 453. Ik zeg U er echter meteen bij dat dit lied niet een van de gemakkelijksten is. Toch bied ik u het lied ‘Heer, herinner u de namen van hen die gestorven zijn’ aan, omdat ik het spijtig zou vinden als dit lied ongebruikt zou blijven.

Jubilate 20, 2 (mei 1987)

Th. Klaus

Ik zei u zo juist dat ik wel even geaarzeld heb bij het kiezen van dit lied. Mijn aarzeling ligt niet alleen bij de moeilijkheidsgraad van de melodie, maar ook bij de inhoud van de tekst.Heer_herinner_u

Als u aandachtig en op uw gemak de tekst doorleest, zoudt u bij de eerste twee strofen kunnen opmerken: Is het zo erg met ’n mens gesteld? Is het niet wat erg donker aangezet? Weet dan dat de dichter M. Verdaasdonk (1918–1966) in het dagelijks leven als voorzitter verbonden was aan de Rabobank te Amsterdam, m.a.w. hij wist uit dagelijkse ervaring hoe een mensenleven in elkaar kón zitten met, naast het vele schone en goede, ook zijn pijn zijn lijden en zijn eenzaamheid. In strofe drie wordt echter al verwezen naar de vergeving – Maria Magdalena en de rover aan het kruis – en in strofe vier wordt terecht gevraagd: “Waarheen zuilen wij anders gaan.” Een tekst dus die, ondanks het wat donker lijkend begin, vol warmte zit, de warmte van het geloof, van de hoop, van de genade.

(DRUKFOUT: in regel 7 van de eerste strofe moet u NA veranderen in NAAR.)

De melodie van Herman Strategier richt zich geheel naar de tekst; rustig declamerend helpt zo’n melodie de tekst te ondersteunen en te verhevigen.

Gaan we de melodie van wat dichterbij bekijken dan merken we dat er van de acht regels maar twee aan elkaar gelijk zijn (regel 1 en 3). Zit er dan verder geen houvast in de melodie? Jawel, maar anders dan ik u in een vorige Jubilate wel eens heb laten ontdekken. De componist werkt hier met een soort kleine kernen. Ik kan u dat het beste laten zien aan de hand van het volgende: b.v. een drietal dalende noten zoals -e-d/g-f-e/a-g-f in regel 5 en 6 (dit dalende motief komt reeds in regel 2 voor) of een drietal stijgende noten zoals a-b-ois/b-cis-d in regel 7 (ook dit motief is al in regel 4 aanwezig). Zo iets noemt men sequenzen; eenzelfde motief hoger of lager herhalen. Maar genoeg gewerkt met het ontleedmes. Ofschoon ik er van overtuigd ben, dat u een melodie beter gaat zingen, als u iets van de opbouw begrijpt.

Ik vraag nog wel uw aandacht voor het begin van regel 4 en vooral voor heel regel 7. Studeer deze passages zeer zorgvuldig in, anders blijft u er altijd mee sukkelen.

Zing bij elkaar wat bij elkaar hoort en draag de tekst rustig voor. Rustig voordragen wil echter niet zeggen ‘saai’ of zonder ‘leven’. Er mag best een zekere gloed in deze melodie doorklinken, dus beslist geen weke, slappe klaagzang.

Maak wat van de smekende aanhef, buit de sequenzen uit, gebruik de chromatisch stijgende stuwing, zing de regels twee aan twee als een eenheid. Houdt de noten zeer gebonden met de juiste klemtonen in de tekst. En let tenslotte op de plaats van komma’s en punten. Zo wordt het een waardige en waardevolle melodie, die past in een verzorgde uitvaartliturgie.

Durven wij zeggen… Het Onze Vader

Intermezzo?

Na alles wat we in de offerritus tot nu toe gehad hebben, lijkt een moment van rust te zijn aangebroken. Na de Prefatie, met de doxologie Heilig, na de consecratie met zijn akklamatie, na de intercessiegebeden en de doxologie aan het einde van de Canon, zal het ook wel tijd worden om het even kalmaan te gaan doen. Die indruk krijg je dan ook vaak wel, wanneer je aan een viering deelneemt. Zo’n gevoel van: het eucharistisch hooggebed hebben we gehad, het communie-uitreiken komt straks, nu is er een intermezzo. We zijn dan ook op bekend terrein: het Onze Vader gaat nu gebeden worden. Dat gebed dat we van onze kinderjaren af kennen, en dat we zo vaak te snel en te gedachtenloos zeggen.

Jubilate 20, 3 (september 1987)

Fr. Nico Wesselingh O.S.B.

Onze Vader

Maar dat is eigenlijk een vergissing. Het Missaal spreekt niet van intermezzo. De ritus ook niet. Als de priester, na de doxologie van de Canon, de kelk en de pateen heeft neergezet, komt hij al meteen met een plechtige oproep: Aangespoord door een gebod van de Heer en door zijn goddelijk woord onderricht, durven wij zeggen. Wat is dat? Tot nu toe werd voor een gebed alleen maar gezegd: Laten wij bidden. Hier krijgt de uitnodiging veel meer gewicht. Waar is dat voor? Het staat er duidelijk in: het is Christus zelf die ons dit gebed heeft geleerd, Hij heeft het ons voorgebeden. Dat is de reden, waarom het ‘Gebed des Heren’ volgens de richtlijnen bij voorkeur gezongen wordt. Bij zeggen klinkt het gemakkelijk zo dof, zo ongenuanceerd, zo weinig zeggend. Dus ook hier moet eigenlijk gezongen worden. Er zijn verschillende melodieën voor, ook in Gezangen voor Liturgie.

Sleutelen aan tekst

Hiermede zou genoeg gezegd kunnen zijn over het Onze Vader. Maar er zijn toch enkele zaken waarop ik hier graag zou willen wijzen. Voorop dit: Het Onze Vader is van afkomst en qua karakter zo verheven, dat je aan die tekst niet zomaar moet gaan sleutelen. Waarschijnlijk vanuit het idee, dat net allemaal wat afgezaagd klinkt, hebben sommigen zich aan net ‘parafraseren’ gezet. Dat gaat van enkele lichte veranderingen tot volledige verminking toe. Wat vindt u van het Onze Vader, dat ik eens bij een uitvaart hoorde, en dat tot een gebed tot de overledene was gemaakt, beginnend met ‘Onze pappie, die nu in de hemel zijt…?’

Oecumenisch

Er is echter een verandering van de tekst, die volkomen gewettigd is. Dat is de tekst van het oecumenisch Onze Vader. Hier in Nederland zitten wij met het probleem, dat wij een andere vertaling gebruiken van het Onze Vader dan onze reformatorische broeders. (En de Vlaamse christenen weer een andere). Echt een beeld van de gespletenheid op religieus gebied in onze contreien. Deze tekst is even officieel als de tekst die wij van kindsbeen af kennen. Sommigen denken, dat die tekst alleen bedoeld is voor bijeenkomsten van christenen van verschillende denominaties. Deze tekst is eigenlijk voor al onze vieringen bedoeld. Vandaar dat ik ook niet begrijp, dat in het nieuwe Altaarmissaal de oecumenische tekst alleen maar achterin wordt gegeven, en zonder melodie. Het zou eigenlijk andersom moeten zijn. in Frankrijk heeft men al jaren geleden de tekst gezamenlijk vertaald. Daar bidden nu alle christenen dezelfde vertaling. Wie zei ooit, dat Fransen niets begrijpen van oecumene? En wie in ons lijfboek Gezangen voor Liturgie kijkt, ziet daar drie toonzettingen voor het Onze Vader, maar zal tevergeefs zoeken naar de oecumenische tekst. Overigens drukken wij hier als voorbeeld het Onze Vader in de toonzetting van Herman Strategier af. Niet alleen omdat dat een goede, nog vrij onbekende melodie is, maar ook omdat deze componist van naam juist dezer dagen zijn 75e verjaardag viert.onzevader

Versplinterd

Goed. Het Onze Vader is gezongen. De priester gaat verder. Waarmee? Met een gebed. Zomaar een gebed? Nee, hij gaat verder met het z.g. Embolisme. Een moeilijk te vertalen term, die zoveel betekent als ‘uitbreiding’. Maar die wel alles te maken heeft met datzelfde Onze Vader. Het begint niet voor niets met ‘Verlos ons, Heer, van alle kwaad…’ Zo eindigde ook het Onze Vader. En daar hoort dan weer de doxologie achter: Want van U is het Koninkrijk en de kracht…

Die drie vormen eigenlijk zo’n eenheid, dat ze eigenlijk alle drie gezongen zouden moeten worden.

Probleem

In gemeenschappen waar men niet veel zingt, of waar dagelijks een eucharistie gevierd wordt, kan men zoiets, dat ‘alles zingen’ wel wat veel vinden. Niet geheel onbegrijpelijk. Want kort daarop komt dan weer het gezongen Lam Gods. Voor sommigen in sommige omstandigheden teveel van het goede. Dan zou het een goede zaak zijn om afwisseling te praktiseren. Daarbij misschien in het oog houdend, dat op zon- en feestdagen de zang wat meer aan bod mag komen.

Broodbreking

De vredeswens is een gebeuren zonder zang. Er zou van zichzelf al muziek moeten zitten in dit gebeuren, maar dat is vaak niet het geval. Cees Janssens spreekt daar wel over, dat is niet mijn taak. Komen we bij het Lam Gods. Dat is inderdaad een begeleidingsgezang. Jammer dat soms het zingen van het Lam Gods in het luchtledige komt te hangen, omdat de breking al voor de consecratie heeft plaatsgevonden. De priester staat dan gewoon te wachten totdat het zingen van het Lam Gods is afgelopen. Kan hij tenminste weer verder gaan. Waarom gaan we altijd nog verder met het gebruik van een aparte hostie voor de priester, van het formaat, dat we eeuwenlang hebben gebruikt voor de stille mis? Er zijn speciale grote hosties, waar ook echt iets aan te breken valt. Een grote hostie, die bij de opheffing ook achter in de kerk als zodanig herkenbaar is, in b.v. 20 stukjes breken, dat vraagt enige tijd, dat vormt een ceremonie, en daaronder kan dan het Lam Gods gezongen worden. Zo is het ook bedoeld.

En zo is de voorbereiding op de communie klaar. We hebben woorden van Christus in de mond durven nemen. We hebben tot God gebeden om het dagelijks brood en om vergeving, we hebben in de vredewens ook naar elkaar een gebaar van vergeving gemaakt, en weten dat Christus als brood van God voor ons gebroken is. Nu kan dan de eucharistische maaltijd beginnen. Maar daarover de volgende keer.

Eind goed, al goed

Het einde van de viering kun je vergelijken met het begin, wat de eisen van de zang betreft. Hebben we indertijd uiteengezet, dat bij het begin een goede intredezang, vooral in de vorm van samenzang, nodig is om gemeenschap te vormen, om de aanwezigen een gevoel te geven dat ze niet alleen als individuen, maar ook als groep bij elkaar horen, aan het einde geldt datzelfde. Nu niet naar het begin van de viering toe, maar naar het weer uiteengaan. Nog een keer onderstrepen we wat er in de viering allemaal is gezongen en beleden, wat we gezamenlijk hebben gevierd. Daartoe dient de slotzang. En wat is er dan beter, dan dat heel de gemeenschap in dialoog met de priester dit duidelijk laat horen? Daarom is dit een oproep tot het zingen van de slotritus.

Jubilate 21, 2 (mei 1988)

Fr. Nico Wesselingh O.S.B.

Niet moeilijk

Misschien denkt u nu: niet zo moeilijk doen. Maar mag ik er u op wijzen dat het helemaal niet moeilijk is? De priester aan het altaar slaat gewoon pagina 1405 van het Altaarmissaal op. Daar staan alle benodigde noten. De gelovigen vinden in Gezangen voor Liturgie onder nummer 341 precies dezelfde melodie (zie voorbeeld). Drie keer doen, en iedereen kent het al.einde_viering

Variatie

In de Altaarmissaal staan ook enkele varianten; de zegen zoals die door een bisschop wordt gegeven; de zegen op hoogtijdagen zoals Kerstmis en Pasen. En wie nog meer variatie wil, kijke nog eens in ons onvolprezen G.v.L. Onder no. 342 staat een melodie voor de slotformule van J. Vermulst. En aan het einde van 343 was zelfs nog een klein stukje ruimte om de formule met dubbel Alleluia voor de Paasweek af te drukken.

Opmerkenswaard

Er is een reden waarom de melodie van Floris van der Putt (zie muziekvoorbeeld) zo goed werkt: het slot-Amen is verdubbeld. Dat geeft het gelovig hart de mogelijkheid om zich even uit te zingen, kort maar krachtig. De melodie stijgt bij het tweede Amen naar een soort dominant en blijft daarop staan. Moet je dat een goed gevulde kerk horen zingen, ondersteund door een goede orgelbegeleiding! Echt een afsluiting, een onderstreping. Je weet dan dat je iets gevierd hebt, samen met anderen.einde_viering2

Hoogfeesten

Zoals hierboven door Cees Janssens al is aangeduid, geefi het Missaal nog een twintigtal plechtige teksten voor de zegen. Bestemd voor bepaalde feestdagen. Wij drukken er hier een van af. U vindt hem met tekst en melodie in G.V.L., en wel onder nummer 343. Ziet u dat de zegenformule, hier voor Pasen, een drievoudige geworden is? Dat is steeds zo met die plechtige zegens. Na elke formule wordt ‘recto tono’ door allen Amen geantwoord. Na de derde formule komt dan de gewone zegen, zoals we die hierboven ook al zagen. In het Altaarmissaal staat ook nog met melodie afgedrukt de zegen voor Kerstmis. U vindt die op bladzijde 1407. De andere achttien zegens staan er niet in. Maar eerlijk gezegd lijkt me dat ook niet nodig. Het gaat steeds om dezelfde elementaire melodische formule en hetzelfde antwoord. Misschien kan uw pastoor dat zelf op deze formule passen. En voelt hij zich daartoe niet bekwaam, dan ligt hier een duidelijke taak voor de dirigent.

Voor Pasen (en eigenlijk voor de hele Paasweek) is de afsluiting bedoeld met het dubbele Alleluia, zoals we dat nog kennen vanuit de Gregoriaanse traditie. Goed bruikbaar, al vind ik het accent in het antwoord (God zij dank gebrácht) letterlijk en figuurlijk misplaatst. Wij zingen al jaren: Dank aan God de Héer, en dat sluit beter aan bij de melodie. De uitdrukking is zo duidelijk dank brengen, dat je dat accent niet zomaar kunt verplaatsen. ###Toegift
In mijn jonge jaren ging er geen Zondagse Hoogmis voorbij, of het koor zong aan het slot een motet of iets dergelijks. De priester knielde dan met de misdienaars, na het laatste evangelie of na het Domine salvum fac, op de onderste trede. En de ‘beminde gelovigen’ deden hetzelfde, op die paar na, die altijd al bij het begin van het laatste evangelie de kerk verlieten. Later heb ik begrepen dat dit een particulier gebruik was van een dorpsparochie.

Het zou nu niet meer passen om dat na de zegen en de wegzending te doen. Cees Janssens zegt dat hierboven ook duidelijk. Maar er is nog een andere mogelijkheid: tussen het gebed na de communie en de zegen. Ik zou er overigens voor willen pleiten om dit gebruik voorzichtig eens uit te proberen. Als het koor echt iets in zijn mars, of in zijn repertoire heeft, kan het daar iets kwijt. Vooral als zo’n motet duidelijk rekening houdt met de liturgische tijd. Hoor je niet vaak, dat het koor vindt dat het te weinig aan zijn trekken komt in de vernieuwde liturgie? Hier ligt dan een mogelijkheid. Als er goed gezongen wordt, en vooral: als het niet te lang duurt, hebt u kans van slagen, bijvoorbeeld op hoogfeesten. Ik voorzie alleen moeilijkheden als bij u de meest opvallende trent in de parochiële liturgie is: haast. In sommige kerken is er een soort existentiële angst dat het te lang zou duren. Niemand maakt Zondags haast, het is immers een rustdag. Maar in de liturgie schijnt bij sommigen haast de eerste stem te zingen. Ik ben ervan overtuigd dat de gelovigen van zich niet zo haastig zijn… als de liturgie maar goed verloopt en de onderdelen zonder haperen in elkaar grijpen. Wel duidelijk afspreken met de celebrerende priester, want hij moet dan de zegen en wegzending pas verrichten als de zang van het koor beëindigd is.

Organist

Zo ingericht, kan het einde van de viering toch de nodige allure krijgen. En natuurlijk wordt van de organist verwacht dat hij bij het weggaan van de celebrant en diens assistenten en bij het weggaan van de gelovigen een goed stuk laat horen. In de orgellitteratuur bestaan vanouds veel stukken onder de titel Sortie. Dat betekent gewoon: Compositie om te spelen als de mensen de kerk verlaten. Sommige organisten klagen dat de mensen niet blijven zitten om tot het einde naar hun spel te luisteren. Maar dit moment is geen concert-moment, maar een moment waarop de organist een handeling begeleidt: het heengaan.

Zo wordt het echt: eind goed, al goed. Realiseer ik me nu, dat dit gezegde naar ik hoop ook van toepassing mag zijn op de stukjes die Cees Janssens en ondergetekende nu al ettelijke jaren voor u geschreven hebben. We hebben er zelf ook wel iets van geleerd: eens goed nadenken en alles op een rijtje zetten. Als u er ook iets van geleerd hebt, mogen wij tevreden zijn.

Gedachten rond een lied: O kom, o kom, Immanuel

Dit keer een lied voor de Advent: O kom, O kom, Immanuel. Misschien een wat onbekend gezang, maar ik wil er u graag eens kennis mee laten maken. Wellicht herinnert u zich nog het zingen van de O antifonen tijdens de laatste zeven dagen voor Kerstmis. Steeds beginnend met de uitroep O en gevolgd door de Bijbelse Messiastitel.

Jubilate 19, 3 (september 1986)

Th. Klaus

Elke dag een nieuwe naam voor de komende Verlosser. We zullen ze ter herinnering nog eens voor u op een rijtje zetten.

Sapientia Wijsheid
Adonaï Heer
Radix Jesse Wortel van Jesse (lsaï)
Clavis David Sleutel van David
Oriens Opgaande Zon (Orient)
Rex gentium Koning der volkeren
Emmanuel God met ons

Als we nu de beginletters van de latijnse tekst van beneden naar boven lezen, vormen zich de woorden ero cras d.w.z. ‘Morgen zal Ik er zijn’. Anders gezegd: morgen vieren we de geboorte van Christus. De speelse en vindingrijke geest van de Middeleeuwers komt in het bovenstaande verrassend om de hoek kijken. Dichter Willem Barnard, die zo vaak met onze rijke romeinse liturgie bezig is geweest en zo’n uitstekende feeling voor en kennis van de Bijbel aan de dag legde, kneedde ook deze oude latijnse antifonen onder zijn dichtershanden en vormde een prachtige, inhoudsvolle adventstekst, met bovendien nog een duidelijke verwijzing naar Paulus. “Weest blij, weest blij, ik zeg het nogmaals, weest blij”. (Fil. 4)

Heeft u dat ook wel eens dat u schrikt van een tekst. En dan bedoel ik niet vanwege zijn smakeloosheid of vanwege de prietpraat, maar omdat de tekst zo vreemd en zo moeilijk lijkt (en vaak ook wel is). En toch… als we er dan eens rustig naar kijken, de tekst aandachtig lezen, er eens over willen nadenken, merken we dat zo’n tekst (ook deze van Willem Barnard) vol verrassingen zit, inhoud heeft, deugdelijk voedsel is.

De herkomst van de melodie is niet meer exact te achterhalen. In Gezangen voor Liturgie staat dat T. Helmore de toondichter is. Deze Engelse predikant en musicus heeft de melodie wel op een bepaalde manier genoteerd (in 1854), maar niet gecomponeerd. De melodie is vrij oud en men veronderstelt dat deze melodie zelfs terug zou kunnen gaan op een oude gregoriaanse kyrie-zang. Hoe dan ook, één ding is in ieder geval duidelijk: de uitvoeringswijze. De melodie mag niet ‘in vieren gehakt’ worden. Kijk door de notatie heen. Als u nog regelmatig gregoriaans zingt of als u het gregoriaans nog in uw bloed heeft zitten, zult u met deze melodie zeker raad weten. Vergeet de maatstrepen dan ook maar en laat de melodie stromen. En let eens op de twee melismen (notengroepjes) die u regelmatig tegenkomt. Het eerste groepje op Im-manuel, herhaald in regel 4 en 5, het tweede groepje op Is-rael, herhaald in regel 6.

Breng een zekere vaart in de melodie zonder te overdrijven. Geef steeds extra aandacht aan de melismen, zodat ze blijven ‘leven’ en niet ontaarden in een dreun. Probeer de melodie zo natuurlijk mogelijk te houden, geen zware accenten, maar licht en blij, want morgen is het zover, dan vieren we het feest van Zijn komst.

En dan nog dit. De eerste vier regels zouden we kunnen zingen als couplet (koor of cantor), de laatste twee regels als refrein (volk). Laat dan wel geen grote opening vallen tussen regel 4 en 5, dat doen we bij de andere regels toch ook niet. Alle goeds met dit adventslied.

De afsluiting van de viering: ‘Gaat nu alleen heen in vrede’

Met het gebed na de communie is de viering van de eucharistie ten einde. Wat gedaan moest worden is gedaan: het woord is verkondigd, het sacrament is gevierd. Nu volgt alleen nog de slotritus. Deze bestaat uit de groet en de zegen van de priester en de eigenlijke wegzending. Daarmee wordt de gemeenschap heengezonden “Opdat eenieder, de Heer lovend en zegenend; naar zijn dagelijkse bezigheden terug kan keren” (Alg. Inl., nr. 57b).

*Jubilate 21, 2 (mei 1988)

Cees Janssens

In de praktijk omvat de slotritus vaak nog méér elementen: op tal van plaatsen worden er vóór de zegen enkele mededelingen gedaan, dikwijls spreekt de priester nog een kort woord tot besluit, soms wordt er een slotlied gezongen.

Wie al deze elementen overziet komt al gauw tot de bevinding dat een goede vormgeving van de slotritus geen vanzelfsprekendheid is. Er zijn vele manieren om een dienst goed te besluiten, er zijn eveneens vele manieren om het minder goed te doen. Parallel aan de uitdrukking ‘een goed begin is het halve werk’ zou hier kunnen gelden ‘eind goed al goed’.

Mededelingen en slotwoord

Sommige mededelingen en aankondigingen horen thuis vóór of tijdens de dienst, andere kunnen het best in de slotritus een plaats krijgen. Het huidige missaal wijst deze plaats dan ook aan als de meest geschikte (Alg. Inl. nr. 123). De mogelijkheid bestaat dat de priester nog een slotwoord spreekt, zoiets als een zendingswoord (Alg. Inl. nr. 11). Enige terughoudendheid is hier wel op zijn plaats. Allerwegen hoort men klachten over het te verbale karakter van onze huidige liturgie. Wie een slotwoord wil spreken doe het in elk geval kort en terzake.

“Zegene u de Almachtige”

Het belangrijkste onderdeel van de slotritus is de zegen die de priester over de gemeenschap uitspreekt. Woord en gebaar zijn hier beide van belang. De viering mag niet als een nachtkaars uitgaan. De zegenbede worde markant gesproken en het bijbehorende gebaar zij welsprekend.

Bij bijzondere gelegenheden of feesten kan de zegen, die in feite een gebed is over het volk, worden uitgesproken in een plechtige, meer uitgebreide vorm. Het missaal biedt daarvoor twintig verschillende teksten. Het zou jammer zijn de hier geboden mogelijkheden niet te benutten.

Daarnaast biedt het missaal nog zesentwintig verschillende ‘gebeden over het volk’ waarvan bij de slotzegen gebruik kan worden gemaakt. Daarbij gaat het om gebeden waarin Gods bijstand wordt afgesmeekt over het volk, dat weer terugkeert naar zijn dagelijkse bezigheden. Schrijver dezes maakt er regelmatig gebruik van om jarige kerkgangers Gods beste zegen toe te bidden. Liturgie en leven kunnen nu eenmaal op zeer verscheiden wijzen samengaan.

De zegenbede kan door de priester ook worden gezongen. De onvolprezen Floris van der Putt heeft er bijzonder bruikbare zangwijzen voor geschreven. Het slot van de viering krijgt dan een liturgisch-muzikale afronding, die de vraag naar wel of geen slotlied al voor een stuk beantwoordt.

“Ite, missa est”

De laatste liturgische hervorming heeft de volgorde tussen zegen en wegzending omgekeerd, zodat nu op een meer logische manier de wegzending na de zegen wordt gesproken: “Gaat nu allen heen in vrede”.

Wanneer de zegen gezongen wordt ligt het voor de hand ook de wegzending te zingen. Deze teksten zijn in de bestaande muzikale zettingen dan ook terecht als een geheel behandeld, ook al neemt in voorkomende gevallen de diaken de honneurs waar bij de wegzending.

In de liturgie van Pasen wordt een dubbel Alleluia toegevoegd. Wie daarbij de oude gregoriaanse zangwijs wil gebruiken kan dit gemakkelijk doen uitgaande van een tekstlezing als deze: “Gaat nu allen heen, alleluia, a||eluia“; “God zij dank gebracht, alleluia, alleluia”. Goede liturgie kleurt mee met de tijd van het jaar, soms tot in de slotritus toe.

Zingen we nog iets na?

Strikt genomen past na de wegzending geen slotzang meer. Het ‘gaat nu allen heen in vrede’ betekent niet ‘en blijf nog even om te zingen’. De liturgische boeken zwijgen over een slotlied in alle talen. Hier is het allereerst de taak van de organist die dienst feestelijk af te sluiten.

In de praktijk verloopt een en ander soms niet precies volgens deze regels. Zeker wanneer de priester en zijn assistenten in processie de kerk verlaten is een dergelijke slotzang, parallel aan het lied bij de intocht, heel reëel. Bij bijzondere gelegenheden is het niet anders. Het Regina Coeli als een groet aan de Moeder van de verrezen Heer misstaat hier niet op de zondagen van de paastijd, zeker niet in dit Mariajaar. Het Ave Maria na de huwelijksdienst is alom bekend en geliefd. Beter hier, aan het einde, dan tijdens het communiceren! Waar feeling voor liturgie en goede smaak elkaar de hand reiken wordt altijd wel iets goeds geboren. Ook van de viering van de liturgie geldt dat we het goede niet mogen maken tot vijand van het betere.