In ecclesiis benedicite Deo: acclamaties bij de intrede

Verheerlijkt God in uw samenkomsten. Ps. 67, vs. 27

Bedoeling

Onder deze titel zal in de komende nummers van Jubilate telkens een aflevering verschijnen over acclamaties in de Latijnse liturgie. Steeds komen één of meerdere acclamaties aan de beurt in de volgorde waarin ze in de Eucharistie optreden. Met voorbeelden erbij hopen we de koren en andere liturgische werkers wat op weg te helpen, om het onderdeel acclamaties wat in te voeren, te vernieuwen of aan te passen.Lees verder

De adventskrans

Een krans van dennegroen, daarop vier witte kaarsen. een paars lint waaraan het geheel wordt opgehangen: ziedaar onze adventskrans. In de weken voor Kerstmis in menige kerk een vertrouwd gegeven. Een geliefd gegeven ook, zoals de Advent zelf veel gelovigen bijzonder dierbaar is.

Cees Janssens

Jubilate 18, 3 (september 1995)

Tweevoudig karakter

In de advent gaan godsdienstige motieven en natuursymboliek hand in hand. De combinatie van deze twee elementen bepaalt in hoge mate de aantrekkelijkheid en de charme van deze periode. De kerk ziet uit naar de komst van haar Heer en zij bereidt zich voor op de viering van zijn geboortefeest. Tegelijkertijd zien wij in de donkere dagen voor Kerstmis uit naar de terugkeer van het licht, het moment waarop de dagen weer gaan lengen. De adventskrans deelt in het tweevoudige karakter van de advent. Hij helpt ons op de hem eigen manier toe te leven naar het geboortefeest van onze Heer. Hij helpt ons ook de donkere dagen voor Kerstmis door te komen. In beide gevallen speelt het licht een beslissende rol, al dan niet geschreven met een hoofdletter.

Herkomst van de adventskrans

In onze katholieke wereld is de adventskrans een betrekkelijk recent verschijnsel. Alles lijkt er op te wijzen dat hij pas na de tweede wereldoorlog bij ons echt zijn intrede deed. Zelf is de adventskrans trouwens ook nog betrekkelijk jong. Voorzover bekend waren het Duitse protestanten die in 1839 in Hamburg voor de eerste keer een adventskrans ophingen. Die krans bestond toen uit een grote, houten ring waarop drieëntwintig kaarsen waren geplaatst, één voor elke dag van de advent van dat ]aar. Pas later, in 1860. begon men de krans met dennetakken te versieren, waardoor hij een soort halfbroertje werd van de reeds lang ingeburgerde kerstboom.

Vier, vijf, zes…

Het aantal kaarsen op de adventskrans werd al gauw teruggebracht tot vier. Speelden practische motieven daarbij een rol? Feit is dat op deze manier de vier zondagen, respectievelijk de vier weken van de advent sterker werden benadrukt. Vier kaarsen, het is tot op de dag van vandaag het gebruikelijke aantal. Maar het kan ook anders. Zo zijn er adventskransen bekend waarop vijf kaarsen zijn geplaatst. Dit aantal houdt verband met de vijf wijze maagden, de vijf verstandige bruidsmeisjes uit het evangelie, die midden in de nacht de komende Bruidegom met hun brandende lampen tegemoet gaan (vgl. Mt. 25, 1–13).

In 1987 publiceerde het tijdschrift Continuo de ‘Zang van het komende licht’, een lied van Jan Duin en Richard Bot, bedoeld niet alleen voor de advent, maar ook voor Kerstmis en Driekoningen. De komst van het licht, gevierd in zijn volle liturgische breedte. In de toelichting bij dit lied staat te lezen: “Een krans met zes lichtende kaarsen: die staat de redactie van Continuo voor ogen. Een krans, waarop iedere zondag van de advent en op Kerstmis en Driekoningen een nieuwe kaars wordt ontstoken.”

Licht als symbool

In de liturgie van de kerk speelt het licht op tal van manieren een rol. Niet alleen in de advent, maar het hele jaar door. Hoe kan het anders waar het bestaan van de mens wordt getekend door de afwisseling van licht en donker, door de opeenvolging van dag en nacht. De adventskrans met zijn lichten vormt aldus bezien slechts de zoveelste variatie op een thema dat onuitputtelijk blijft. Het heil dat God voor ons bereidt komt ter sprake in termen van licht.

Het één voor één ontsteken van de kaarsen van de adventskrans vraagt om enig ritueel, waarbij de betekenis van dit licht tot uitdrukking wordt gebracht. De liturgie van de advent en de kersttijd biedt een overvloed aan teksten die daarbij hulp kunnen bieden. “De Heer zal komen en al zijn heiligen met Hem en op die dag zal een groot licht verschijnen” (vgl. Zach. 14, 5 en 7). “Het volk dat in het donker wandelt ziet een groot licht” (Jes. 9, 1). “Sta op. laat het licht u beschijnen, Jerusalem, want de Zon gaat over u op” (Jes. 60, 1).

Licht fascineert, zeker het levende licht van kaarsvlammen. Dat vormt wel de verklaring van het feit dat in een land als Australië, waar Kerstmis midden in de zomer valt, geen advent denkbaar is zonder Candle-Light-Singing.

Groen, paars en wit

Het dennegroen waarmee de adventskrans wordt versierd is, net als de spar die als kerstboom fungeert, van huisuit een verlegenheidsoplossing. Midden in de winter biedt de natuur ons weinig andere mogelijkheden. Wij moeten er bi] de adventskrans niet teveel achter zoeken. De symboliek van leven-dat- niet-vergaat speelt bij het groen van de adventskrans hoogstens op de achtergrond een rol.

Anders is het met de kleur van het lint waarmee de krans wordt omwonden of waaraan hi] wordt opgehangen. De advent vraagt om paars. Blijft de krans ook met Kerstmis nog hangen dan wijkt het paars voor het wit van dc kersttijd. Wit! Rood is hier liturgisch gesproken uit den boze.

Zang van het komende licht

Het boven genoemde lied van Jan Duin en Richard Bot zouden we niet uit het oog mogen verliezen. Het kan ons goede diensten bewijzen. Of men nu een krans met vier of met zes kaarsen heeft, dit lied kan ons helpen te verstaan waarom het gaat in advent en kersttijd. “Sla uw ogen op naar het licht – daar de Heer.”

Vier evangelie-liederen

Naar aanleiding van een artikel van Cees Janssens in ons blad Jubilate van september 1994 met als titel ‘Een Evangelielied’, is mij gevraagd of ik 4 Evangelieliederen wilde uitzoeken: twee voor de 40 dagen- en twee voor de paastijd. Ik heb toen ons onvolprezen Doneksysteem geraadpleegd en aangezien wij momenteel in het C-jaar leven heb ik daarop gezocht.Lees verder

Het evangelielied

Binnen het geheel van de Schrift nemen de vier evangelies een bevoorrechte plaats in. Dat heeft tot gevolg dat ook in de viering van de liturgie de evangelielezing als een hoogtepunt geldt. Met name in meer feestelijke vieringen is dat duidelijk. Rond de voorlezing van het evangelie worden alle zintuigen gemobiliseerd, worden alle registers opengetrokken. Het rechtstaan van de gelovigen is hier niet minder welsprekend dan het gebruik van kaarsen en wierook. Het evangelieboek wordt aangedragen onder het zingen van het Alleluia, en in vele kerken wordt dit na beëindiging van de lezing omhoog geheven en klinkt er een acclamatie. Het geheel vormt een typisch katholieke manier van omgaan met het Boek en het daarin vervatte woord van de Heer.

Lees verder

Het koor en de vieringen van woord en gebed

Op de kontaktdag liturgie en kerkmuziek van een paar maanden geleden sprak ik een aantal ‘koormensen’ uit ons bisdom. Het ging onder andere over de rol van het koor bij andere vieringen dan de eucharistie. Een informatierondje gaf snel een beeld van de ontwikkelingen in de praktijk. Er zijn bijna geen koren meer die helemaal geen ervaring hebben met andersoortige liturgische vieringen.

Jubilate 26, 3 (september 1993)

Gerard Broekhuijsen

Nu maakt het echter wel verschil over welke situatie we spreken. De medewerking van een koor aan een boetedienst is geen enkel punt. Zo ook zingt men graag bij bijzondere gelegenheden als een dankdienst op oudjaarsavond of op de dodenherdenking van 4 mei. Maar een viering van woord en gebed die in de plaats komt van de zondagse eucharistieviering blijkt hier en daar problemen op te roepen. ‘Er zijn in ons koor een paar mensen die weg blijven als we dan moeten zingen. We spreken ze daar niet op aan. We laten het maar zo.’ Het is niet duidelijk wat de bezwaren van deze mensen precies zijn. Gaan ze ergens anders heen om de eucharistie te kunnen vieren? Blijven ze gewoon thuis omdat de kerk niet kan bieden waar ze op zondag om vragen? Of ergeren ze zich aan vieringen van woord en gebed waarin zomaar gewone gelovigen voorgaan, die niet het gezag en de deskundigheid hebben van de ambtsdragers?

Aan de manier waarop mensen erover praten, voel je dat het toch wat ergernis oproept. Je hoort bij een koor en dan heb je er maar te zijn op alle momenten dat dat koor zijn liturgische taak vervult. Aan de andere kant wil men de gevoeligheden van mensen respecteren. Als iemand zich nou werkelijk niet kan verenigen met de huidige ontwikkelingen, moet je dan eisen dat die persoon zich forceert? Hebben we allemaal niet wat moeite gehad met het feit dat op zondag af en toe de eucharistieviering moest vervallen? Moet je dan geen geduld hebben met degenen die er wat langer over doen om zich te verzoenen met de andere vormen? Het klinkt zo gemakkelijk: we kunnen toch samenkomen ook al is het vieren van de eucharistie niet mogelijk. De godsdienstige beleving van veel mensen is juist helemaal geworteld in dc eucharistie en vindt te weinig voedingsbodem in andere liturgische vormen.

Geen incidenten

De tijd is voorbij dat een viering van woord en gebed als een plotselinge noodoplossing voor de zaterdagavond of de zondag kon voorkomen. De verhalen zijn bekend over de priester die opeens uitviel en hoe de lector in overleg met de dirigent ervoor zorgde dat de verzamelde gelovigen niet naar huis hoefden worden gestuurd. In parochies waar mensen hun taak in de eucharistie al langer vervulden en waar men met elkaar overlegde over de liturgie, leverde het opvangen van een noodsituatie weinig problemen op. Heel anders lag het daar waar de priester alles tot in detail regelde en waar hij op zekere dag zijn vertrek aankondigde. Geen wonder dat daar de mensen in paniek raakten en zich afvroegen: hoe moet het verder met ons?

De liturgische vieringen worden steeds meer op regionaal niveau geregeld. Het vieren van de eucharistie op zondag is een groot goed voor de plaatselijke geloofsgemeenschap. De onderlinge solidariteit van de parochies laat niet toe dat de ene parochie wel heeft waar andere van verstoken blijft. Het tekort aan gewijde voorgangers tracht men zo eerlijk mogelijk te delen. Er wordt een schema gemaakt waarop eucharistievieringen en andere vieringen voor de kerken in de regio worden aangegeven. Nu zij structureel in het programma zijn opgenomen, kunnen ze ook tijdig worden voorbereid.

De rol van het koor

De aanwezigheid van het koor geeft meer kleur aan de liturgie. Dat geldt zeker voor de koren die in een goed samenspel met het volk de viering tot een gebeurtenis weten te maken. Vieringen van woord en gebed vormen daarop geen uitzondering. De werkgroep die een dergelijke viering moet voorbereiden is opgelucht als zij zich verzekerd weet van de medewerking van het koor. Het zou eigenlijk zo moeten zijn dat iemand namens het koor van het begin af aan betrokken is bij de voorbereiding van dc viering. Die persoon kan het groeiproces helemaal meemaken en vandaaruit de gezangen kiezen.

Wanneer het om een viering van woord en gebed op zaterdagavond of zondag gaat, zal men meestal de lezingen van het lectionarium willen aanhouden. Ook al kunnen we geen eucharistie vieren, de programmatische bezinning op de heilige Schrift gaat gewoon door. Zo wordt er geen breuk gemaakt in de liturgische periode waarin we ons bevinden. Zelfs de reeks zondagen door het jaar vertoont een onderlinge samenhang door de voortgaande lezing uit een van de evangeliën.

Het eigene

Er zijn gezangen die afgestemd zijn op de Schriftlezingen. De antwoordpsalm na de eerste lezing heeft een inhoudelijke band ermee. Dat betekent dat er een groot aantal van dergelijke psalmen zijn. Uit één psalm zijn vaak meerdere beurtzangen gedestilleerd die als antwoordpsalm kunnen fungeren. Je ziet dat bijvoorbeeld aan het Abdijboek, dc uitgave van de monniken waarin je de elementen voor een Nederlands gezongen koorgebed aantreft: de afdeling psalmen is dik, de afdeling beurtzangen is tweemaal zo dik.

Zelfs het ijverigste koor is niet in staat om alle antwoordpsalmen die het lectionarium ons aanbiedt op het repertoire te hebben. Ze zijn niet eens allemaal beschikbaar. En als ze dat wel zouden zijn, werd het volk horendol door al die verschillende gezangen waarop steeds weer eigen refreinen passen, die het volk moet zingen. Gelukkig is het ook mogelijk om de antwoordpsalm meer te koppelen aan de liturgische periode. Het boekje ‘Zet de zang in‘, uitgegeven door de NSGV, bevat veertien voorbeelden waarmee men het jaar rond kan gaan. Het is verstandig om langs de geleidelijke weg te bouwen aan inhoudelijke samenhang tussen het woord uit de Schrift en de gezongen reactie daarop.

Bij een viering van woord en gebed zou het koor van het begin af aan ‘de toon kunnen zetten’. Ik bedoel daarmee dat de opening niet de suggestie wekt dat het hier om een eucharistieviering gaat. Dat krijg je toch al gauw door openingslied, Heer ontferm U over ons en Eer aan God. Probeer bewust dat patroon te doorbreken.

De halleluia-acclamatie

Bij veel vieringen in onze kerken is deze acclamatie vóór het evangelie nog minder dan een ondergeschoven kind: zij wordt vaak gewoon weggelaten! Dat is toch wel heel jammer, want men laat dan de gelegenheid voor een waardevol liturgisch moment aan zich voorbijgaan, een moment waarop voor de deelnemers aan de viering zowel iets te zien, te horen, te ruiken als te doen valt. Zo’n uitgelezen kans voor een echt actieve deelname aan een viering zou je toch altijd moeten benutten.

Lees verder

Het openingslied

‘Een goed begin is het halve werk’, zegt een bekend spreekwoord. Dit is zeker ook van toepassing op het begin, de openingsritus, van een Eucharistieviering. De verzamelde gelovigen, van verschillende herkomsten met totaal verschillende achtergronden, dienen aan het begin van de viering een gemeenschap te gaan vormen, het volk Gods.

Lees verder

De geloofsbelijdenis: vreemd element of zinvol onderdeel?

Móet dat nou, na de preek zo’n loodzware tekst zeggen of zingen? Deze verzuchting zal ongetwijfeld regelmatig worden geslaakt door menig liturgist en kerkmusicus, verantwoordelijk voor de voorbereiding van een zinvolle en inspirerende zondagsviering.

Deze twijfel aan de zin van een officiële geloofsbelijdenis in de zondagse eucharistieviering leidt in verscheidene parochiekerken tot het eenvoudig weglaten ervan, de vervanging door een al dan niet strofisch ‘evangelielied’ of door een zelfgemaakte ‘geloofsverklaring’.

Alle reden om eens na te denken over functie en vormgeving van de geloofsbelijdenis in onze vieringen.Lees verder

Koor- en volkszang in woord- en gebedsdiensten

Inleiding gehouden door Gerard Broekhuijsen, op de Kontaktdag 6 maart 1993 te Roosendaal

Inleiding

Het gaat vandaag over zingen in woord- en gebedsdiensten. De ervaringen van u allen op dit terrein zullen heel verschillend zijn. Wellicht zijn er koorzangers bij die hun hele leven nooit in andere situaties hebben gezongen dan in eucharistievieringen.

Jubilate 26, 2 (mei 1993)

Gerard Broekhuijsen

Maar er zijn ook leden van kloostergemeenschappen aanwezig die vaker het getijdengebed zingen in de kapel dan dat zij zingen bij de eucharistie. Er zijn koren die al gewend zijn om ook andere vieringen dan de eucharistie mee te maken. Zij komen uit parochies waar niet meer altijd op zaterdagavond of zondag een mis is.

Het ziet er naar uit dat het aantal van deze parochies in de toekomst zal toenemen en dat er dus ook meer koren zullen worden geconfronteerd met een verbreding van hun taak. Het is dus goed om met elkaar te kijken wat dat voor de praktijk van een koor voor gevolgen heeft.

Koorzangers houden niet van lange verhalen. Zij luisteren liever naar muziekvoorbeelden dan naar beschouwingen. Daarom is er een grote rol toebedeeld aan de koorgroep o.l.v. Jozef Dekkers. Niet alleen om naar te luisteren overigens. De koorgroep fungeert als een aanjager voor ons allemaal, zodat we samen kunnen zingen zoals het behoort.

Samenkomen

Voor het voortbestaan van een plaatselijke geloofsgemeenschap is het belangrijk dat men blijft samenkomen.

Of negatief gezegd: een parochie die voor de liturgische vieringen en voor de bijeenkomsten op diakonaal en katechetisch vlak op anderen is aangewezen, zal na enige tijd verdwijnen. De kerk ter plaatse kan nooit alleen maar een administratieve aangelegenheid zijn waar geen levend gebeuren meer aan beantwoordt.

Het pastorale beleid is erop gericht dat zo lang mogelijk op zondag of zaterdagavond de eucharistie kan worden gevierd. Dat beantwoordt namelijk het duidelijkst aan de opdracht om de levende Heer Jezus Christus te gedenken en zijn paasmysterie te vieren. Mocht op een bepaald moment het vieren van de eucharistie niet mogelijk zijn dan wil dat nog niet zeggen dat we dan maar thuis moeten blijven. Andere vormen van liturgische samenkomsten kunnen dan in plaats van de eucharistie komen, zodat we de gedachtenis van de Heer levend houden in de gemeenschap door te luisteren naar zijn woord.

Daarnaast zijn er een aantal situaties waarbij een woord- en gebedsdienst niet zal plaatsvinden omdat er helaas geen eucharistie kan worden gevierd, maar omdat zo’n woord- of gebedsdienst beter beantwoordt aan de omstandigheden van dat moment. Zo is het een uitstekende gewoonte om het begin en het einde van de dag te heiligen met gebed. Daarvoor is een morgen- of avondgebed zinvoller dan een eucharistieviering. De avondwake voorafgaande aan de uitvaart is een betere vorm dan de avondmis. De bijzondere vieringen op weekdagen in de Veertigdagentijd ter voorbereiding op Pasen hebben vaak een andere vorm dan de gewone mis op een weekdag.

Bij deze liturgische vormen moet onmiddellijk worden opgemerkt dat ze zinvol blijven, ook als er een priester aanwezig is. De aanwezigheid van een priester wil niet zeggen dat er dan in elk geval eucharistie moet worden gevierd. Het enige dat je kunt zeggen dat de aanwezigheid van een priester op zaterdagavond of zondag de gelegenheid biedt om de eucharistie te vieren en dat er dan geen woord- en gebedsdienst in de plaats van de eucharistie komt. Zelfs niet om te oefenen… Het is beter om daar andere gelegenheden voor te zoeken. Of te kiezen voor een tijdstip dat er werkelijk geen priester is.

Onbekend

Voor veel mensen is het wennen. Woord- en gebedsdiensten zijn niet met gejuich ontvangen. Ook al herinnerden de ouderen zich rozenkransgebed, lof, aanbidding enzovoort. De laatste vijfentwintig jaar heeft alle nadruk gelegen op de eucharistieviering. Je kunt dat bijvoorbeeld afleiden uit de inhoud van veel zangbundels. Er staan psalmen in, maar de keuze en de vorm is vaak toegespitst op de antwoordpsalm van de eucharistieviering. Er staan gezangen in die bijna allemaal verwijzen naar de eucharistie. Verder geven ze vaak de orde van dienst van de eucharistieviering met de gebeden die daarin een vaste plaats hebben. Je zult tevergeefs zoeken naar psalmen die op een meditatieve wijze, over en weer gezongen kunnen worden of naar een lied in de morgen of avond.

De kerk mag dan in de officiële documenten belijden dat de Heer aanwezig is in de samengekomen gemeenschap en in het Woord van de Schrift, dat wil nog niet zeggen dat alle gelovigen dat werkelijk zo beleven. De vraag is dringend om dan toch tenminste te communie te mogen gaan. De aanwezigheid van de Heer in het teken van het eucharistisch brood wordt sterker ervaren dan in woord en samenkomst. Misschien komt dat omdat er veel langer en nadrukkelijker op gewezen is.

Koor

Het koor beschouw ik in een parochie als een soort liturgische werkgroep. Het heeft een liturgische taak. Vaak komt het koor elke week bij elkaar om te repeteren. Als je dat vergelijkt met avonden van werkgroepen, dan is dat een intensief programma. Nu is het zo dat koren niet alleen zingen, maar er wordt ook gepraat. Er is volop meningsvorming over allerlei zaken die de parochie betreffen, ook over de liturgie worden denkbeelden uitgewisseld.
De invloed van een koor in een parochie moet je niet onderschatten.

Ontwikkelingen in de liturgie waar het koor achter staat, hebben heel wat meer levenskansen dan ontwikkelingen waartegen het koor in verzet komt. Iedereen kent daar wel voorbeelden van. De negatieve verhalen over conflicten die de pan uitrezen zijn spannender dan de voorbeelden van koren die een gunstige invloed hadden op de nieuwe ontwikkelingen.

Er wordt van het koor het een en ander gevraagd. Wat ik daar straks van de zangbundels zei, geldt in het algemeen van het repertoire van het koor. Het is al jarenlang bijna uitsluitend op eucharistievieringen gericht.

Sommige gezangen passen niet in woord- en gebedsdiensten. Het Lam Gods bijvoorbeeld wordt gezongen bij het breken van het brood. Maar bij een communiedienst wordt het reeds gebroken brood gedeeld. Dus daar hoort het niet in. Het driemaal heilig is de acclamatie na de prefatie. Maar in een woord- en gebedsdienst is er geen eucharistisch gebed en dus ook geen prefatie.

Dat betekent niet dat het koor voor een ondankbare taak staat. Een liturgisch geëngageerd koor wordt zelfs aangetrokken door de taak om van een woord- en gebedsdienst een uitstekende viering te maken. Het is een uitdaging om te werken aan zo’n nieuwe vorm. Kunnen we erin slagen om het idee weg te nemen dat het hier gaat om een noodoplossing? En kunnen we er kwalitatief een liturgische gebeurtenis van maken die ook mensen met tegenzin over de drempel trekt? Een koor kan naast de enthousiaste werkgroep en naast de vrijwilliggers die leiding geven aan dergelijke vieringen een belangrijke factor zijn voor het slagen ervan.

Werkgroep en koor

In de dagelijkse praktijk heb ik vaker te maken met de liturgische werkgroepen die zich bekwamen op het gebied van woord- en gebedsdiensten dan met de koren. In sommige gevallen doen er mensen van het koor mee in de werkgroep en dat heeft zo zijn voordelen. Als dat niet het geval is probeer ik de werkgroep wat gevoelig te maken voor de situatie van een koor.

Het valt mij op dat er nogal eens huiver bestaat voor de houding van het koor. Men is soms bang om de medewerking van het koor te vragen voor de woord- en gebedsdienst. De veronderstelling leeft dat men daar niet positief tegenover staat. Ook al heeft men helemaal geen aanwijzingen hoe het koor zal reageren, ook ai is het in een parochie nog helemaal niet aan de orde geweest, men denkt dat het koor wel tegen zal zijn. De enige verklaring die ik daarvoor kan bedenken is dat men waarschijnlijk huiverig is voor de reacties van de parochie in het algemeen. Maar de parochianen komen verder niet zo vaak bij elkaar.

Het koor wel, en zoals gezegd er wordt niet alleen gezongen maar ook gepraat.

Jaren geleden al werd regelmatig aan jongerenkoren voorgesteld om eens in andere vieringen te zingen dan in de eucharistie. Dan zou men veel vrijer kunnen omspringen met liturgische vormen en de keuze van teksten. Dat riep ook weerstanden op, maar uit een heel andere hoek. Het jongerenkoor wilde de centrale plaats in het leven van de parochie, de eucharistieviering van zaterdagavond of zondag, niet verspelen.

De werkgroep zal moeten leren om rekening te houden met de mogelijkheden van een koor. Je kunt niet met een verlanglijstje met gezangen aankomen als er niet enkele repetities zijn om de zaken in te studeren of op te frissen. Verder wil een koor best dienstbaar zijn aan de volkszang, maar het moet ook de kans krijgen om echte koormuziek te zingen. Gelukkig verschijnen met de regelmaat van de klok composities die tegelijk recht doen aan koor en volkszang.