“Blijvend zijn wij U dank verschuldigd…” Over het eucharistisch gebed

Het eucharistisch gebed vraagt nogmaals onze aandacht. Deze keer is het ons vooral te doen om de opbouw van dit gebed. En wel meer en detail dan de voorafgaande keren. In de vorige bijdragen vroegen we aandacht voor het gegeven dat ons geloof in God als Vader, Zoon en Heilige Geest de structuur van het eucharistisch gebed bepaalt. We hebben dat inzicht uitgedrukt in de formule: “Het gaat om de lofprijzing van de Vader, de gedachtenis van de Zoon en de bede om de Heilige Geest.”

Jubilate 20, 1 (januari 1987)

Cees Janssens

Feest der herkenning?

Wie met deze formule in zijn achterhoofd een van onze huidige eucharistische gebeden bekijkt, kan voor verrassingen komen staan. Wat blijkt? De meeste teksten zijn helemaal niet zo duidelijk herkenbaar als gebouwd op deze driedeling van Vader, Zoon en Geest. Althans, daar heeft het alle schijn van. De structuur van de meeste gebeden blijkt veel ingewikkelder dan de geboden theorie deed veronderstellen. Hoe zit dat nou?

De Twaalf Artikelen

Het is met het eucharistisch gebed een beetje als met de Geloofsbelijdenis van de Apostelen. Daarin belijden wij ons geloof in God als Vader, Zoon en Heilige Geest. Wij noemen deze tekst ‘de twaalf artikelen’, maar we zouden even goed of zelfs beter kunnen spreken van ‘de drie artikelen’. De belijdenis van de drie-ene God (= drie artikelen) wordt in deze tekst nader ontvouwd in een groot aantal geloofsuitspraken (= twaalf artikelen). Bij het eucharistisch gebed is het niet anders. De trinitaire structuur is als grondpatroon wel degelijk aanwezig, maar krijgt een nadere uitwerking in meerdere elementen.

Acht elementen

De inleiding op het missaal somt in nr. 55 niet minder dan acht van dergelijke elementen op. Hierna vindt U de tekst van eucharistisch gebed nr.V – bekend als ‘de canon van de Boskapel’ te Nijmegen – in zijn geheel afgedrukt. De geleding van dit gebed is aangegeven door opschriften, die corresponderen met die welke de inleiding op het missaal aangeeft.

Wie zich de tijd en de rust gunt dit geheel aandachtig te bezien, zal al gauw tot de ontdekking komen dat de grote lijn van de driedeling heel wel is terug te vinden in deze compositie. De aanwezigheid van een enkele syncope doet daaraan geen afbreuk, integendeel.

Eucharistisch Gebed nr.V (Canon van de Boskapel)

De Heer zij met u / En met uw geest. / Verheft uw hart. / Wij zijn met ons hart bij de Heer. / Brengen wij dank aan de Heer onze God. / Hij is onze dankbaarheid waardig. Met naam en toenaam Als een kleine handreiking geven we hier een opsomming van deze acht elementen, vergezeld van een heel beknopte toelichting.

1. Lofprijzing/dankzegging

U danken wij, Heer God, omwille van uw heerlijkheid, en om heil en genezing te vinden zullen wij uw naam verkondigen, al onze dagen maar vooral in deze tijd bezingen wij U. Want ons paaslam, Christus, is voor ons geslacht. Wat oud was is te niet gedaan; wat neerlag is tot nieuw leven opgericht: in Christus is ons leven geheel en al hersteld. Vreugde vervult ons, mensen die op aarde wonen, vreugde vervult de engelen in de hemel, de machten en krachten die U loven, die U dit lied toejuichen zonder einde. 1. De lofprijzing oftewel dankzegging, die vooral in de prefatie tot uitdrukking komt. Wisselend naargelang tijden en seizoenen en toch ook altijd weer hetzelfde.

2. Acclamatie

Heilig, heilig, heilig, de Heer, de God der hemelse machten. Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt in de naam des Heren. Hosanna in den hoge. 2. Het ‘Heilig, Heilig, Heilig’, de acclamatie bij uitstek! Heel de gemeenschap is daarbij betrokken, in vereniging met de hemelse machten. Met minder kunnen we hier niet toe.

(Lofprijzing/dankzegging: vervolg)

God, onze Vader, wij danken U met heel ons hart, want Gij hebt ons tot leven geroepen. Gij hebt ons bestemd voor het geluk in Jezus, uw Zoon, onze Heer. In Hem zien wij uw goedheid en uw wil om ons allen te redden. Hij is het verlossende Woord, uw helpende hand. Nooit willen wij vergeten hoe Hij een werd met ons in lijden en dood. Onze last maakte Hij tot de Zijne, zijn trouw werd de onze. Blijvend zijn wij U dank verschuldigd om Hem.

3. (Consecratie)epiclese

God, onze Vader, wij vragen U: zend over dit brood en deze wijn de kracht van uw Heilige Geest; dat zij voor ons het Lichaam en Bloed worden van uw veelgeliefde Zoon, Jezus Christus. 3. De epiclese, de aanroeping van de Geest over de gaven van brood en wijn. Ook wel consecratie-epicIese genoemd. Tussenkomst van de Heilige Geest is hier niet alleen dringend gewenst maar is absolute noodzaak.

4. Instellingsverhaal en consecratie

Toen het paasfeest op handen was kwam zijn uur. Hij had de zijnen in de wereld bemind; nu gaf Hij hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe. In het bewustzijn dat Hij van U was uitgegaan en naar U terugkeerde, heeft Hij het brood in zijn handen genomen en zijn ogen opgeslagen naar U, God, zijn almachtige Vader, de zegen uitgesproken, het brood gebroken en aan zijn leerlingen gegeven met de woorden: Neemt en eet hiervan, gij allen, want dit is mijn Lichaam, dat voor u gegeven wordt. Zo nam Hij ook, toen zij gegeten hadden, de beker in zijn handen, Hij sprak de zegen en het dankgebed, reikte hem over aan zijn leerlingen en zei: Neemt deze beker en drinkt hier allen uit, want dit is de beker van net nieuwe altijddurende Verbond, dit is mijn Bloed dat voor u en alle mensen wordt vergoten tot vergeving van de zonden. Blijft dit doen om Mij te gedenken. Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Als wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker, verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt. 4. Het instellingsverhaal en de consecratie. Deze verhalende teksten staan hier in een context van gebed. Dat heeft zo zijn consequenties voor de manier waarop ze worden gesproken. Priesters dienen zich dat goed te realiseren.

5. Anamnese/gedachtenisviering

Trouw aan dit woord, Vader, gedenken wij Jezus Christus, uw Zoon, onze Heer: zijn overgave in lijden en dood, de overwinning van zijn verrijzenis en de glorie van zijn hemelvaart. 5. De anamnese oftewel gedachtenis-viering, waardoor de kerk de opdracht van de Heer ten uitvoer brengt om Hem en zijn heilsdaden te blijven gedenken.

6. Aanbieding van het offer

Wij bieden U deze gaven aan, het Levende Brood en de Heilzame Beker, terwijl wij vol vertrouwen uitzien naar zijn komst in heerlijkheid. 6. De aanbieding van het offer. Tijdens deze gedachtenis biedt de kerk, vooral zoals zij hier en nu vergaderd is, in de Heilige Geest aan de Vader het offer aan. Daarin – en dat is een uiterst belangrijke opdracht – bieden de gelovigen ook zichzelf aan als een levende offergave voor God.

7. (Communie)epiclese/voorbede

Zend nu, Vader, de Trooster en Helper in ons midden, uw Heilige Geest. Wek de gezindheid van Jezus Christus in ons hart. Sterk ons vertrouwen, verruim onze liefde. Raak ons met het vuur van uw Geest en breng ons elkaar nabij. Vrijmoedig in deze Geest bidden wij U, Vader, voor uw heilige kerk. Bescherm haar en leid haar; geef haar vrede en eenheid over de hele wereld. Geef wijsheid en kracht aan Paus Johannes-Paulus, aan onze bisschop Hubertus, en aan allen die Gij als herders in uw kerk hebt aangesteld. Gedenk in uw goedheid ook degenen, die een bijzondere plaats innemen in ons hart en vergeet niet hen, die door de dood van ons zijn heengegaan. Samen met heel uw volk, met de maagd Maria, de moeder van de Heer, met de apostelen, martelaren en al uw heiligen; samen ook met allen ter wereld, die op U hun vertrouwen hebben gesteld, vragen wij om uw barmhartigheid, erkennen wij uw grootheid en brengen wij U onze dank, door Jezus, uw Zoon, onze Heer. 7. De epiclese, de aanroeping van de Geest over de hier en nu vergaderde kerkgemeenschap. Ook wel communie-epiclese genoemd, ter onderscheiding van de boven vermelde oonsecratie-epiolese. Nog een andere benaming is voorbede. Welke benaming men er ook aan geeft, het gaat hier om een afbidden van de Geest over de kerkgemeenschap, opdat ook zij waarachtig Lichaam van Christus moge worden door het nuttigen van de eucharistische gaven. Er worden hier niet zonder reden zoveel namen genoemd. De kerk reikt tot over de grenzen van dit aardse bestaan. Levenden en doden, zaligen en heiligen, zij horen er allen bij.

8. Slotdoxologie

Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer onze God, almaohtige Vader, in de eenheid van de Heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. AMEN. 8. De slotdoxologie, de afsluitende lofprijzing van God de Vader door Jezus Christus in de Heilige Geest. De acclamatie van het volk in een overtuigd en overtuigend ‘amen’ bekrachtigt en besluit deze doxologie.

Acclamaties

Elk eucharistisch gebed kent reeds enkele vaste acclamaties. Daar is om te beginnen het ‘Heilige…’, verder het ‘A|s wij dan eten…’ of een soortgelijke tekst, en tenslotte het ‘Amen’. Wanneer wij dit aantal willen uitbreiden, bijvoorbeeld om de gelovigen op een aangepaste wijze in dit gebed te betrekken of om het eucharistisch gebed muzikaal meer tot zijn recht te laten komen, dienen we zeer zorgvuldig te werk te gaan. Minstens twee vragen moeten beantwoord worden: welke tekst kan hier en nu worden gebruikt? En: op welke plaats kan deze tekst goed functioneren? Een suggestie bij wijze van voorbeeld. Eucharistisch Gebed nr.X heeft een acclamatie die ook in ons geval zeer bruikbaar zou zijn. De tekst luidt: “Wij vormen tezamen een lichaam tot glorie van uw Naam”. We zouden deze acclamatie drie keer willen gebruiken – driemaal is ook in de liturgie vaak scheepsrecht! De eerste keer na de tekst van nr.6; een tweede keer midden in de tekst van nr.7, na de gedachtenis van de overledenen; een derde en laatste keer na de tekst van nr.7. Bij een dergelijke aanpak blijft het ‘Door hem…’ uiteraard aan de priester voorbehouden. De gemeenschap besluit het geheel met een gezongen ‘Amen’.

Verkondigen wij… Zangelementen in het Eucharistisch Gebed

Waar?

Goed beschouwd zijn er vijf mogelijkheden om het Eucharistisch Gebed wat op te heffen, het een muzikaal tintje te geven binnen de viering.

  • De ‘beminde gelovigen’ zingen samen met de priester het ‘Heilig’.
  • De priester kan het Eucharistisch Gebed zingen.
  • De gemeenschap zingt een acclamatie na de consecratie.
  • Allen samen zingen het Amen aan het einde van net Gebed, of – wat vaker gepractiseerd wordt – allen samen zingen de afsluitende doxologie in zijn geheel.
  • Op verschillende plaatsen binnen het Eucharistisch gebed wordt door de gemeenschap een acclamatie gezongen.

Jubilate 19, 3 (september 1986)

N. Wesselingh

Wat behandelen we hier?

De eerste mogelijkheid is in voorgaande artikeltjes al uitvoerig aan de orde geweest. Daar gaan we dus hier niet verder op in. De laatstgenoemde is een interessante, maar delicate mogelijkheid. Daar hopen we in een volgend artikel uitvoerig op terug te komen. Blijft voor nu te bespreken over:

  • Het gezongen Eucharistisch Gebed.
  • De acclamatie na de consecratie.
  • De doxologie aan het einde van net Eucharistisch Gebed.

De canon gezegd/gezongen

Eeuwenlang is in onze westerse liturgie het Eucharistisch Gebed in stilte gebeden. Onder het gedeelte voor de consecratie werd door het koor het Sanctus gezongen, en tijdens het gedeelte na de consecratie het Benedictus. Zo viel er dus toch niet een doodse stilte. Er zijn ook tijden geweest, dat het orgel tijdens de Canon speelde, waarbij de opheffing van de gaven met een speciale compositie werd begeleid. Met bellen en klokken werd het ogenblik van de consecratie duidelijk gemarkeerd.

In de oosterse liturgie ging dat anders. De priester trok zich terug achter de beschilderde wand, de iconostase, en zong daar hardop, vaak met indrukwekkende stem, het Eucharistisch Gebed. In het oosten zag men dus niets, maar kon men alles horen, bij ons was dat juist andersom.

In onze vernieuwde liturgie kan nu alles worden gezien en gehoord, vooral nu de priester met zijn gezicht naar de gelovigen de handelingen verricht. Het is ook de bedoeling dat allen het meebeleven, want de priester gaat pas verder als hij, samen met de gelovigen, het Heilig gezongen heeft.

Hadden we vroeger maar een z.g. Canontekst, nu zijn er heel wat. Officiële en minder officiële en helemaal niet officiële. Maar daarover schrijft Cees Janssens in dit nummer een behartigenswaardig artikel. Lezen! Toen het Canongebed in stilte werd gelezen, kon er van zingen geen sprake zijn. Nu kan dat wel en mag het ook. In het Latijn en in het Nederlands zijn daar melodieën voor.

moet dat nou?

Nu hoor ik velen ai denken: “Moet dat, zo’n hele Canon zingen?” Nee, dat moet niet. En het lijkt ook niet raadzaam het vaak te doen. Zelfs niet als de priester een goede stem heeft en zo’n Eucharistische Gebed verkondigend kan zingen, zonder te overdrijven. Maar er is een tussenvorm mogelijk: het centrale gedeelte van het Eucharistisch Gebed zingen en de rest spreken. Een praktijk die men in kloostergemeenschappen praktiseert, waar men dagelijks concelebratie kent, dus een viering met meerdere, soms meer dan tien priesters. Het z.g. instellingsverhaal wordt dan gezamenlijk gezongen. De hoofdcelebrant hoeft het dan niet alleen te doen, want dat zou voor sommigen een te grote opgave zijn. In gewone situaties moet je het dus niet te vaak doen. Soms wordt erom gevraagd, b.v. bij een huwelijk of jubileum. Als het soms gebeurt kan het een levendig effect en een aparte kleur aan de viering geven.

de melodieën

In het Latijnse Altaarmissaal gaat men kennelijk van bovengenoemde praktijk uit. Hier staan alle goedgekeurde Eucharistische Gebeden in getoonzet: let wel: alleen het centrale gedeelte. We drukken hier een voorbeeld af van een bladzijde uit het centrale gedeelte van Eucharistische Gebed no. IV. (Zie muziekvoorbeeld 1).

eucharitsch_gebed01

In ons taalgebied bestaat geen uitgave van dit genre. Achter in het Nederlands Altaarmissaal staat wel een Eucharistisch Gebed in zijn geheel getoonzet. De toonzetting is van de hand van Fl. v.d. Putt. Er is terecht gekozen voor no.III, want deze tekst is zeer geschikt voor hoogfeesten en dankvieringen. Er is ruim sprake van dankbaarheid en lofprijzing. (Zie muziekvoorbeeld 2).

Muziek eucharistisch gebed

Muziek eucharistisch gebed2

Daarnaast bestaat er nog een aantal getoonzette Eucharistische Gebeden waarvan enkele gepraktiseerd worden (zoals die van Paul Chapel/Bernard Huybers) en die vooral in de loop der jaren verschenen zijn in de Werkmap voor Liturgie van Gooi en Sticht. Bespreking van deze Eucharistische Gebeden valt buiten de opzet van deze artikelenreeks.

mysterie van het geloof

Een van de hele goede elementen die in onze vernieuwde liturgie gemeengoed zijn geworden, is de acclamatie na de consecratie. In Gezangen voor Liturgie staan er zeven (nr. 302–308) op verschillende teksten en melodieën. Jammer dat ook hier velen zich ‘vrijwilig’ beperken, en altijd maar weer zingen het overbekende: Als wij dan eten… Deze op zich goede acclamatie heeft tot nadeel dat de aanhef (Verkondigen wij…) niet is getoonzet. Jammer want als de priester of diaken de aansporing zingt, weet je meteen waaraf en waaraan. Er is nog iets anders aan de hand met deze acclamatie: je hoort hem zelden zingen met gebruik van de door Bernard Huybers daarvoor geschreven begeleiding. Deze begeleiding hoort integraal bij deze compositie en helpt ook om het ritme goed te markeren. Vooral bij de woorden ‘brood’ en ‘beker’ wordt net ritme vaak veronachtzaamd, en dat is gewoon jammer. Laten we hier een acclamatie afdrukken die minder bekend, maar wel zeer fraai is. (Vb.3: Acclamatie na de consecratie door Bernard Bartelink).

Muziek eucharistisch gebed3

altijd zingen

Sluiten we dit onderdeel af met nog eens te stellen dat een gezegde acclamatie door een groep een onding is. De tekst die om een aanpak vraagt van opheffen, zakt dan als een plumpudding in elkaar door een half verstaanbaar gemompel. Een acclamatie moet je òf scanderend roepen (zoals op een voetbalveld gebeurt), or zingen. Volgens de richtlijnen moet hij eigenlijk altijd gezongen zijn als er in de viering sprake is van zang.

hier en nu en tot in eeuwigheid

Rest ons nog de doxologie aan het einde van het Eucharistisch Gebed. Aan God wordt zingend lof gebracht, samen met heel de Kerk, voor zijn grootse gaven aan ons. Ook hier zou het zingen geblazen moeten zijn. Door de priester alleen of door allen? Officieel doet de priester het alleen. De in ons land gegroeide praktijk om het allen samen te doen, komt voort uit de behoefte om de gemeenschap iets meer te laten doen dan alleen het ‘Amen’. Sommige toonzettingen (u vindt er drie in G.v.L.: 311–313) lijken erop gemaakt dat ze door allen gezongen worden. Juist voor het woord ‘Amen’ is geen gelegenheid voor de gemeenschap om goed in te haken. Opvallend is hier, dat de doxologie zoals die in het Altaarmissaal staat, en die juist wel de mogelijkheid geeft om goed met de gemeenschap aan te sluiten, niet in G.v.L. staat. Jammer, want G.v.L. mist nu de beste van alle, die bovendien aansluit bij de andere melodieën van het Missaal. (Zie voorbeeld 4). Misschien kunnen we het samen over één ding eens zijn: De Priester alléén kan van de tekst van de doxologie iets maken, ook als hij die zegt. Doet hij dat niet, dan kan het volk hem beter zingen.

Muziek eucharistisch gebed4

100 einfache Lieder Religion

Dolf van Tongerlo, uitgever van ‘Levensecht’ in Brussel, gaf me laatst het boekje mee: 100 einfache Lieder Religion, samengesteld door Rolf Krenzer, uitgeverij Verlag Ernst Kaufmann, Lahr Kösel-Verlag, München 1978. Honderd eenvoudige liederen met een religieuze inhoud zijn in deze verzameling gebundeld. Na zorgvuldig voorbereidend werk zijn 85 totaal nieuwe liederen van verschillende componisten uitgekozen, de andere 15 liederen zijn eveneens nieuw, maar zijn reeds in andere bundels te vinden en blijken hun waarde al bewezen te hebben.

Jubilate 19, 2 (mei 1986)

Zr. Rafaël Bosters F.S.C.

De bedoeling van deze bundel is om de religieuze waarden van de Bijbelse boodschap voor de kinderen van de basisschool begrijpelijk en doorzichtig te maken, zo dat ze begrijpen wat ze zingen en het ook spelend kunnen weergeven. De samensteller en Gertrud Lorenz nebben hun liederen doorgewerkt met gehandicapte kinderen. Een belangrijk gezichtspunt voor deze liedkeuze is dat er een innig verband moet bestaan tussen voor het kind toegankelijke tekst en de melodie. De tekst moet door jongere en gehandicapte kinderen – toehoorders en zangers – begrepen kunnen worden en ook de mogelijkheid bieden, om dat wat de tekst wil uitdrukken in beweging en spel om te zetten.

Door het lage stemregister van veel van deze kinderen zijn de liederen laag opgetekend, maar net zal niet moeilijk zijn om dit in een andere toonsoort over te zetten, te transponeren. Enkele liederen zijn geschreven in de zgn. pentatoniek, de vijftonenmelodiek.

Kinderen willen zingen, spelen en musiceren. Heel mooi bleek dat met kerstmis in mijn nieuwe woonplaats Cuyk, waar achter mij in de kerk een meisje zong, luid en helder als een nachtegaal en na het eerste liedje tegen naar moeder zei: “Ik hoop, dat ze nog veel bekende liedjes zingen, kan ik lekker meedoen!”

Door het lied nebben we de grote mogelijkheid om kinderen ‘zingenderwijze net geloof binnen te zingen’ (Barnard) en zouden de volwassenen, aanwezig in gezinsvieringen e.d. dan ook niet meezingen?

Veel van deze liederen kunnen begeleid worden, al is het ‘maar’ door klappen, knippen met de vingers, stampen enz., maar ook door gebruik te maken van net klein Orffslagwerk e.d. Voor de gitaarspelende vader en moeder heeft Inge Lotz vele liederen voorzien van gitaarakkoordsymbolen.

De bundel heeft de volgende delen:

  1. Liederen voor net kerkelijk – Liturgisch – jaar.
  2. Liederen voor bepaalde dagen, die naast lof- en dankliederen ook thema’s over intermenselijke contacten en Gods schepping met voorbeelden uitbeelden.
  3. 4 Series van liederen, die in de eredienst kunnen gezongen worden als: openingsliederen, een Heer ontferm U, glorialiederen enz., maar ook akklamaties bij net aanbrengen van de gaven, bij de zegen, bij de lezing enz.
  4. Bijbelliederen, maar dan vooral uit het evangelie en vanzelf ontbreekt dan niet: Zacheüs, de blinde Bartimëus, de barmhartige Samaritaan, de verloren zoon, de heer die een feestmaal gaf.

De samensteller heeft ook 6 Nederlandse melodieën overgenomen nml. de no. 25,39,41,48,62 en 65 uit de bundel: Zing samen, muziek van Gerard van Hulst van de Nederlandse Zondagsschool Vereniging, Amsterdam. Uitg. Ploegsma, Amsterdam-C. Hierbij dan een ‘vertaling’ van een Paaslied no 28: Kommt, wir singen Halleluja!

100_einfache_lieder_1 100_einfache_lieder_2

Geheimnisvolle schepping

Over de symboliek van het water

Water, dat voorbij mij vaart, en
lonkt en lacht en groet mij,
staat een wijle stil, en
laat u ook van mij gegroet zijn.
Guido Gezelle

Jubilate 19, 2 (mei 1986)

Fr. Nico Wesselingh O.S.B

In het vorig nummner van Jubilate schreef Gerard Broekhuijsen een interessant artikel als inleiding op de betekenis van symbolen. Als logisch vervolg daarop deze overpeinzing, die zijn verhaal concreet maakt, of probeert te maken.

Water is vol geheimen. Het heeft de eigenschap zich aan te passen aan de vorm van de omgeving. Water vormt een geheel in een kopje, maar ook in de grote zee. Het kan beroerd worden door een storm en ook volkomen stil staan in een waterplas. Water heeft geen pretenties, het heeft geen eigen vorm zoals een boom of een huis. Het is er gelijkelijk voor alles en iedereen. Het vormt het bestanddeel voor een stromende rivier, altijd door, maar het laat zich ook gewoon wegwerpen op een straat. Als diende het nergens toe. Water heeft iets geheimzinnigs. Als je ergens in een bos een waterplas vindt, is toch altijd weer de vraag: hoe diep is het hier? Je kijkt op het oppervlak, maar kunt de diepte niet waarnemen. Het geeft zijn geheim ook niet prijs als je erom vraagt. Water is neutraal. Het is zichzelf, zonder zich op te dringen. Het is beschikbaar, zowel om de grond voor verdrogen te behoeden als om te drinken. Als het waar is dat een mens voor 96% uit water bestaat, dan zijn wij eigenlijk water. Water is in de oude opvatting bron van het leven op aarde. Niet alleen omdat zonder water geen plant of dier kan bestaan, maar ook omdat de ouden dachten dat vanuit het leven in de zee het leven op aarde is ontstaan. Dat kun je je letterlijk voorstellen: de zeegedrochten kropen aan land, leefden een tijd lang als amphibie in beiden (denk aan de kikkers) om uiteindelijk tot landdieren te worden. De moderne wetenschap geeft de oude denkers voor een groot deel gelijk. De ouden wisten dat het water vol leven is, ook al hadden ze geen microscopen om het leven-in-het-klein waar te nemen. Wie kans ziet om een druppel regenwater, b.v. uit een ton, onder een microscoop te leggen, krijgt een heel aparte wereld te zien vol van beweging en onbekende vormen.

Tweezijdig

Water is heel lief. Als het stilstaat en helder is, weerspiegelt het getrouw je gezicht als je er in kijkt. En als je het drinken wil, zal het zich niet verzetten. Maar water kan ook kwaadaardig worden. Je kunt erin verdrinken. De ouderen herinneren zich nog wel de Februariramp van 1953. Of de grote overstromingen in India en Mexico van het laatste jaar. Een kind, dat na enkele dagen vast te hebben gezeten in het water uiteindelijk toch door het water omkomt. Water kan redden; water kan vernietigen. Dat thema is al heel oud. De Zondvloed spreekt er al van: sommigen worden op het water ge red, in de Ark, anderen komen in het water om. Water heeft alles te maken met leven en dood. Het water ingaan, zoals het ongeboren kind verblijft in de moederschoot, en er uit gered worden, dat is de doop.

Vandaar dat dopen vanouds dan ook onderdompelen in water betekende. Helemaal eronder. Er werden drie vragen gesteld: Gelooft gij in God de Vader? Was het antwoord: Ja, ik geloof; dan vond de eerste onderdompeling plaats. Als ook de vraag naar het Geloot in de Zoon positief beantwoord werd, kwam de tweede onderdompeling, en na de belijdenis van de Geest de derde. Zo ging dat in het bad der wedergeboorte oudtijds.

Wij nebben dat wel heel erg teruggebracht, met die paar druppels water over het hoofd. Vandaar dat velen nog wel de symboliek van de afwassing bij de doop herkennen, maar de thematiek van de wedergeboorte is gewoon uit het gezichtsveld verdwenen.

Mens en water

Ook net leven van de mens heeft alles met water te maken. De negen maanden vóór de geboorte zijn een permanent bestaan van de vrucht in het water. Elke beweging wordt gedragen en geremd door net vruchtwater. En maandenlang houd de ongeboren vrucht mond en neus hermetisch gesloten, want het water mag niet ingeslikt worden. En wie het vruchtwater op zijn samenstelling gaat onderzoeken, zal ontdekken dat het het meeste lijkt op… zeewater. Toch een aanduiding in de richting van zeer primitief bestaan? En de evolutieleer komt niet verder dan de apen!

En als dan die vrucht ontworsteld is aan de moederschoot, is het eerste waarmee de nieuwe mens te maken krijgt het water, om te worden schoongewassen.

Wedergeboorte

Is het wonder dat de kerk voor de doop water gebruikt? Ja, de doop heeft iets te maken met schoonwassen. Maar de symboliek gaat dieper: het is een wedergeboorte, een uit het geestelijk vruchtwater omhoog komen om een nieuw leven te beginnen als christen.

Nieuwe ritus

Toen na het Tweede Vaticaans Concilie de Ritus van de toediening van de sacramenten werd herzien, heeft men de symboliek van het water weer duidelijk willen laten spreken. In de doopritus van de Oosterse Kerken is dat trouwens nooit weggeweest. Daar doopt men nog steeds op de oude manier: in het water.

In de vernieuwde ritus van de doop (Nationale Raad voor Liturgie, 1976) staat over het water (op blz. 19, no. 18–22):

  • “Het doopwater moet gewoon water zijn en schoon, dit vanwege de tekenwaarde (symboolwaarde) en de hygiëne.”
  • “In bepaalde streken zijn soms voorzieningen nodig om het doopwater te verwarmen.”
  • “Heeft men de beschikking over stromend water in de doopkapel, dan wordt hierover de zegening uitgesproken.”
  • “Men kan dopen door onderdompeling of door begieting; de eerste manier van dopen is meer geschikt om de deelname aan Christus’ dood en verrijzenis aan te duiden.”

Veel bedienaren van het doopsel hebben kennelijk over deze teksten heen gelezen. Waar wordt gedoopt in een behoorlijk bassin, waarbij net kind in verwarmd water wordt geplaatst, na van zijn gewone kleertjes te zijn ontdaan, om dan na het doopsel en na de zalving in zijn doopkleertjes te worden gestoken? Ik ken maar 3 van die plaatsen in Nederland. Waarschijnlijk denken velen, dat zoiets eigenlijk om allerlei theoretische en praktische redenen niet kan. Aangezien ondergetekende misschien wel vijftig doopsels op deze wijze heeft toegediend, kan hij dat gemakkelijk weerspreken. Maar dat valt buiten het bestek van dit artikel. Wie van de doop niet een routinezaak wil maken, maar meer een happening, vooral als er veel kinderen bij zijn, moet nog maar eens goed erover nadenken en misschien eens een proef nemen.

Water, voor sommigen is het de vloeistof die door ondergrondse leidingen op druk naar de woonhuizen wordt gevoerd: als je de kraan opendraait komt het er uit. Maar water is zo ontzaglijk veel meer. Water is onontbeerlijk. Zonder water geen leven, voor net lichaam niet, en ook niet voor de geest.

Water, dat van God gemaakt zijt,
op den eersten van de dagen;
water, dat van God gedeeld waart
op den dag van land en wateren;
machtig element der wateren,
hulpe en troost van al dat mensch is,
g’hebt het land gevoed, gij laaft het
zoo de moeder met heur kind doet;
g’hebt den vissche in u geborgen,
g’hebt de zwane op u gedragen,
’t glanzend vaartuig, de edele zwane,
zwemmend koningin der wateren;
g’hebt gevloeid uit priesterhanden,
op het voorhoofd van de volkeren,
krachtig element des doopsels;
g’hebt getinkeld in de schale,
’t gouden drinkvat der mysteriën…

Guido Gezelle

Gedachten rond Zingt voor de Heer een nieuw gezang

In Jubilate hopen wij voortaan ook uw aandacht te kunnen winnen voor ’n tekst en ’n melodie uit Gezangen voor Liturgie. Een nieuwe rubriek dus en waarom dan niet begonnen met ‘een nieuw gezang’ van de onvergetelijke cantor Frits Mehrtens op tekst van Ds. Willem Barnard, alias Guillaume v.d. Graft.

Jubilate 19, 2 (mei 1986)

Theo Klaus

Een ‘nieuw gezang’, maar dan niet in de betekenis van pas gemaakt, pas verschenen en weer spoedig versleten. Niet in de betekenis van zeer vluchtig, van korte duur, van het nieuw(tje) is er zo weer af, maar… in de betekenis van het gans andere, het duurzame, het wondervolle, steeds weer opnieuw verrassend. Of om met de tekst van het lied te spreken: ‘Hij gunt ons rust noch duur’. ‘Hij geeft ons leven zin en samenhang’. ‘Het is vol wonderen om ons heen’. Een lied van de nieuwe aarde. Een lied van de nieuwe mens, de mens-op-weg en God in ons midden.

Een lied met zoveel zijstraten, dat er steeds weer iets nieuws te ontdekken valt. Een lied voor een homilie. Een lied om samen te zingen.

Wanneer kunnen we dit lied gebruiken? Zowel in jaar A als in jaar B en C is het speciaal op z’n plaats op de vijfde zondag van Pasen. Bovendien als besluit van de Paaswake.

Maar openingszang en slotzang hangen niet noodzakelijk samen met het hoofdthema van de woorddienst. In de regel zijn ze van algemene aard en hebben betrekking op het liturgisch moment van de dienst, op het Verlossingsmysterie in het algemeen of op het Paasmysterie in het bijzonder.

Vandaar dat dit lied zich goed leent als afsluiting van een viering in de Veertigdagentijd en bij de zondagen door het jaar. Kortom een lied met veel gebruiksmogelijkheden.

Het ritme van deze melodie is verrassend. Terwijl de tweede en de vierde regel ritmisch gelijk zijn, hebben regel een en drie een heel eigen karakter. Laat iedere zin rustig doorstromen met de boog van de melodie als leiddraad. Laat de tekst bepalend zijn voor een matig, niet slepend tempo, zodat de inhoud van de tekst tot zijn recht kan komen. In de derde regel de eerste vijf noten (in tegenstelling tot regel een) laten doorlopen zonder een gejaagde indruk te maken. En zorg er voor dat op het eind van iedere regel geen grote gaten vallen. Als de dirigent of de cantor zich de melodie volkomen eigen hebben gemaakt, als het koor de melodie vanaf de eerste kennismaking goed heeft aangeleerd, dus zonder ritmische vergissingen, als de organist een verantwoorde begeleiding gebruikt, hoeven we niets meer te vrezen. Dan kan deze melodie met zijn rijke tekst ook uitstekend door de gehele gemeenschap worden gezongen. Een goed lied is een lied voor iedereen. Tot besluit Frits Mehrtens zelf over zijn lied.

“Wanneer is een lied moeilijk? Ik leerde de kinderen eens dit lied. Precies na een jaar vroeg ik hen: kennen jullie dit liedje nog en neuriede een regel voor. Heftig ja-geknik en daar kwamen alle vijf coupletten uit het hoofd.”

zingt_voor_de_heer

Geef ons vandaag een teken van liefde

Verschenen in Jubilate 19, 1 (januari 1986)

Gerard Broekhuijsen

Met de woorden van psalm 103 zingen wij vaak ons verlangen uit om een teken van God te mogen ontvangen: “Hoe is uw naam, waar zijt
Gij te vinden, eeuwige God, wij willen U zien".

Wij vragen om symbolen van zijn aanwezigheid, om dingen die ons laten ervaren dat Hij er is. Het kunnen ook handelingen zijn, waarin iets van Gods liefde tot ons komt. Dan spreken we van ‘riten’. Over deze twee woorden, symbolen en riten, gaat dit artikeltje.

Symbool

Er is een verhaal van een man in het oude Griekenland, die de gewoonte had om na een maaltijd een schotel door midden te breken. Dat deed hij als hij met iemand heel plezierig getafeld had. Bij het afscheid gaf hij de helft van de schotel mee aan zijn gast. Als deze jaren later terug kwam, kon hij laten zien dat de breuklijn van zijn scherf aansloot bij die van zijn gastheer. Dan zou hij opnieuw welkom zijn.

Die scherf is een symbool in letterlijke zin. Hij kan aaneengevoegd worden met de andere helft. Meestal gebruiken we het woord minder letterlijk en dan wordt er een ding mee bedoeld, dat een onzichtbare werkelijkheid toch tastbaar maakt.

De voorbeelden liggen voor het oprapen. Liefde tussen mensen is een onzichtbare werkelijkheid. Ook al zie je dat een man bloemen meebrengt voor zijn vrouw. Dat mensen heel verllefd naar elkaar zitten kijken. Dat een jongen en een meisje elkaar kussen. Het zijn allemaal tekenen van liefde, maar het is niet de liefde zelf die je ziet. De zichtbare dingen helpen ons om ons bewust te blijven van de werkelijkheid, waarnaar het symbool verwijst.

Zijn wij symboolarm?

Men zegt dat de mensen van vandaag niet meer gevoelig zijn voor symbolen. We zouden geen oog meer hebben voor de tekenwaarde van de dingen. Vooral de nuttigheid en de bruikbaarheid van de dingen interesseert ons.

Het ligt er maar aan waar je hart vol van is. Wanneer je bijvoorbeeld alles afmeet aan het geld dat ervoor betaald moet worden, dan groeit dat uit tot een symbool. Dan maak je geen mooie of interessante reis, maar een dure reis. Dan had je geen avontuurlijke en geïmproviseerde vakantie, maar je was lekker goedkoop uit. Zelfs bij een schilderij wordt niet meer op de artistieke waarde gelet maar op de veilingprijs en beleggingswaarde.

Anderen zien kans om vrijwei alles in verband te brengen met sexualiteit. Machine-onderdelen krijgen dubbelzinnige namen. Bij de scheepvaart is het al heel oud. Een palletje van een sluiting heet een ‘mannetje’ en ‘patertje‘ en ‘nonnetje’ zijn onderdelen van een antiek log.

Symbolen in de liturgie

Een aantal symbolen ervaren wij nu als typisch voor de eredienst. Maar ze gaan allemaal terug op het gewone, dagelijkse leven. Het waterbad van het doopsel en de zalving die erop volgt hebben hun wortels in de badcultuur. De olijfolie was bekend om zijn genezende kracht, zowel bij inwendig als bij uitwendig gebruik. Er waren zoveel toepassingen dat je van wonderolie kunt spreken. Geen wonder dat deze olie het symbool werd van de ziekenzalving. Brood en wijn, als de gewone middelen van bestaan, waren voor de joden geen profane zaken. Men was zich bij elke maaltijd bewust van het Godsgeschenk van leven, land en gezondheid. Daarom nam de huisvader brood en wijn in zijn handen en dankte God. Dit gegeven heeft Jezus aangegrepen om symbool te zijn van zijn overgave aan de Vader. In deze tekenen is Hij blijvend onder ons aanwezig. Wie zegt dat dit máár een symbool is met een ondertoon van ‘niet echt’ heeft te weinig door wat de geweldige betekenis van symbolen is.

Samen over de drempel

Kleine kinderen worden met een ritueel naar bed gebracht. De handelingen volgen elkaar op in een vast patroon. Het nuchtere wassen en tandenpoetsen verloopt volgens ongeschreven regels. Napraten over de dag, voorlezen, onderstoppen en en kruisje op het voorhoofd. Alle handelingen gebeuren met een zekere rust. Ze hebben de uitstraling van: je hoeft niet bang te zijn voor de nacht, wij zijn bij je en we houden van je. Het ritueel brengt dat woordeloos over.

Er is iemand gestorven. Je krijgt er bericht van en je weet dat dit niet zomaar een mededeling is. Er worden tekenen van meeleven verwacht. Je hoort er te zijn, bij de avondwake op de vooravond van de uitvaart, bij de begrafenis of crematie. De handdruk bij het condoleren is anders dan bij een begroeting. Het dragen van de dode is niet zomaar een vorm van verplaatsen. Het is een teken van respekt. Mensen staan elkaar bij op deze moeilijke momenten.

Er zijn nog meer van die drempels die je niet op je eentje neemt: volwassen worden, trouwen, het krijgen van je eerste kind, het betrekken van een nieuw huis, een nieuwe baan.

Een zakenman kwam uit een vergadering en zei: “Het was een rituele dans”. Hij bedoelde dat de vergadering alleen maar voor de vorm was en geen vruchten heeft afgeworpen. Rituelen lijken ondoelmatig, maar ze zijn dat niet. Het welzijn van mensen en van de samenleving kan er van afhangen. Zeker het welzijn van de geloofsgemeenschap, die onnoembare dingen wil beleven in riten en symbolen.

Nogmaals: de Prefatie ‘Verheft uw hart’

Verschenen in Jubilate 19, 1 (januari 1986)

Fr. N. Wesselingh O.S.B.

Vorige keer hebben we aangetoond, dat de Prefatie en het Heilig eigenlijk altijd gezongen moeten worden. Nu gaan we bezien, welke problemen we daarbij tegenkomen en hoe we die bevredigend kunnen op|ossen.

Latijn of Nederlands?

Een vraag die zich als eerste aandient is: moet de Prefatie in het Latijn of in het Nederlands gezongen worden? Er zijn priesters die voor altijd en voor alle omstandigheden eenmaal een keuze hebben gemaakt: De Prefatie wordt bij een plechtige viering altijd in het Latijn gezongen of altijd in het Nederlands. Als argumentering hoor je dan meestal redeneringen als: In het Nederlands bestaat geen goede melodie voor de Prefaties, dus zing ik ze in het Latijn. Een ander zegt: In een viering die voor het grootste deel in de landstaal geschiedt, past geen Latijnse Prefatie. Weer een ander draait het gewoon om en zegt: In een viering die voor een groot deel in het Latijn geschiedt, past geen Nederlandse Prefatie. Er zijn er ook (en vermoedelijk vrij veel) die de weg van de minste weerstand nemen, en eenvoudig nooit meer een Prefatie zingen. Dat daarmee de uitnodiging: ‘met alle engelen en heiligen loven en aanbidden wij U en zingen U toe vol vreugde’ toch wel wat prozaïsch in de lucht komt te hangen, deert hen blijkbaar niet of dringt niet tot hen door.

Niet principieel

Moet de vraag omtrent Latijnse of Nederlandse Prefatie ’n principieel antwoord krijgen? Volgens mij niet. Het gebruik van Latijn of landstaal is sinds Vaticanum II geen principiële zaak meer. Beide kunnen en mogen worden gebruikt. Behalve in verband met een aantal eenvoudige gezangen, waarvan het Concilie vraagt dat het volk ze niet zal verleren, wordt nergens van voorkeur gesproken. Zeker niet voor wat de Prefaties betreft. Daarom: Het maakt niet uit In welke in welke taal Prefatie en Heilig worden gezongen, want de koren van engelen zingen samen met de heiligen in een bonte schakering van alle talen. En elke taal is goed genoeg om God te prijzen.

Bis

Misschien is er één reden te noemen, waarom de Latijnse Prefatie de voorkeur verdient. En dat betreft de schoonheid en de zeggingskracht van de traditionele melodie. Deze melodie is misschien wat versleten geraakt door het veelvuldig gebruik van vroeger. En dat is dan jammer, want ze verdient beter.

Hoe prachtig die melodie is, wordt duidelijk uit het volgende verhaal. Mozart heeft niet zo erg veel affiniteit gehad met liturgie. Natuurlijk wist hij ais bijzonder begaafd componist hoe je voor de Iiturgie moet schrijven. Zijn veie Missen (opdrachten!) getuigen daarvan. Toen hij eens bij de ‘première’ van zo’n Mis het orgel bespeelde, raakte hij geboeid door het horen zingen van de Prefatie. Toen de dienstdoende priester het ‘…sine fine dicentes’ had gezongen, vergat hij niet alleen het Sanctus in te zetten, maar begon enthousiast te applaudiseren en te roepen: Bis, bis, bis! Het is me niet bekend of die priester toen de Prefatie opnieuw gezongen heeft, maar het lijkt me onwaarschijnlijk!

Waar vind ik ze?

Voor wat de Latijnse Prefaties betreft, zal de een of ander nog wel eens teruggrijpen naar een Altaarmissaal van vóór Vaticanum II. Daarin vindt men alle toenmalige Prefaties getoonzet. inderdaad: toenmalig. Want het totaal aantal Prefaties in het Missaal van na Vaticanum II is ongeveer vier maal zo groot ais voordien. Staan al die nieuwe Prefaties in het huidige Altaarmissaal? Jazeker, maar niet getoonzet. Eén staat er met noten (zie voorbeeld) en daarboven staat een z.g. rubriek, die vermeldt, dat de priester de andere Prefaties op dezelfde wijze zelf kan zingen vanaf de ‘droge’ tekst. Dat klinkt natuurlijk heel aardig, maar de meeste priesters hebben al moeite genoeg om de gedrukte noten te zingen, laat staan dat ze a l’improviste een Prefatie gaaf kunnen zingen, de kortere en langere zinnen juist gedoseerd en gelardeerd met de gebruikelijke flexen, medianten en cadensen.

Wie toch alle Prefaties in het Latijn wil kunnen zingen, kan een apart boek kopen, waar alle 80 Prefaties in staan, in de Tonus simplex en in de Tonus solemnis. In dat boek staan trouwens alle melodieën, die bij een Latijnse viering door de priester kunnen worden gezongen, van kruisteken tot wegzending toe. De titel is: Ordo Cantus Missae. De prijs is jarenlang vrij bescheiden geweest. Er is nu een nieuwe, herziene druk uit. Weliswaar mooier dan de oude. Maar de prijs is ernaar: ƒ 88,-. Het is verkrijgbaar bij de Benedictijnen van Vaals (Abdij Benedictusberg, Mamelis 39, 6295 NA Lemiers).

Sinds het verschijnen van dit artikel is er een nieuwe uitgave beschikbaar gekomen: Ordo Missae in Cantu, onder meer verkrijgbaar bij Berne Media

Omdat ik denk dat velen er niet zoveel duitjes voor over zullen hebben, blijft de mogelijkheid van het oude Latijnse Missaal reëel. Wel jammer voor die veie Prefaties die dan nooit aan bod zullen komen.

En de Nederlandse?

Eigenlijk is het met de Nederlandse Prefaties op muziek niet zo bijzonder gesteld. Kort na het invoeren van de Landstaal verschenen er toonzettingen van de Prefaties in het Nederlands. Er was er een, die een omwerking was van de Latijnse Prefatie-melodie. Nu is die melodie daarvoor helaas niet geschikt, en bovendien is het in die uitgave ook niet goed toegepast. A. Kurris heeft daarover ooit in het Gregoriusbiad een artikel geschreven. Ons aller bekende Flor van der Putt heeft een eigen Prefatietoon gemaakt en daarop wat Prefaties getoonzet. De toon is een zeer bruikbare en de toepassing is goed. Maar… dat alles dateert van de tijd van vóór het nieuwe Missaal. Dus ook hier vallen de nieuwe Prefaties weg. Bovendien zijn ze naar ik meen al vele jaren niet meer verkrijgbaar. Wie ze niet heeft kan er niet meer aankomen. Toen in 1978 het nieuwe Altaarmissaal verscheen, heeft de redactie gekozen voor de toonzetting van Fl. v.d. Putt. En terecht. Maar van de 80 Prefaties zijn er ook in dat Missaal maar een tiental opgenomen met melodie. Wel begrijpelijk: het boek is eigenlijk toch al te dik, en met al die toonzettingen zou het nog een stuk dikker zijn geworden. Ze staan bovendien nogal ruim in hun jas op de pagina (zie voorbeeld).

In de kast.

Je zou je kunnen afvragen, of die andere prefaties dan niet getoonzet zijn door diezelfde componist? Het antwoord moet luiden: Ja, die zijn allemaal door v.d. Putt getoonzet. Maar ze liggen op het secretariaat van de Nationale Raad voor Liturgie in de kast. Of in een la, maar dat maakt geen verschil. Waarom wordt daar niets mee gedaan? Dat is gemakkelijk uit te leggen. De N.R.L. zou ze graag uitgeven; vindt ook dat dat zou moeten gebeuren, want de priesters moeten ze op z’n minst kunnen gaan zingen. Maar wie op de hoogte is van druktechnieken weet, dat muziekdruk een erg dure druk is. En als dat boek met die Prefaties dan zo’n honderd gulden moet gaan kosten, dan raak je het niet kwijt. Dat zou een grote financiële strop worden voor de N.R.L. En daarom beginnen ze er niet aan. En daarom modderen we maar 20 wat verder met onze Nederlandse Prefaties. Misschien dat er nog wel ooit een oplossing voor dit probleem komt. Het is te hopen, want de huidige situatie is bepaald zeer onbevredigend. Pleiten voor het zingen van de Prefatie in de landstaal als die eigenlijk maar voor een achtste deei verkrijgbaar is, is goed beschouwd van de gekke.

Twee melodieën.

Er zijn in Gods Kerk altijd uitslovers geweest. Tussen het uitkomen van het nieuwe Latijnse en het nieuwe Nederlandse Missaal zijn zeven jaren verlopen. in die tijd hebben sommigen een Nederlandse vertaling van die Prefaties gemaakt, en ondergetekende heeft ze getoonzet. Op een eigen toon. Toen de officiële vertaling verscheen, zijn we opnieuw begonnen, want je gaat niet als plaatselijke kerk je eigen vertaling aanhouden. Toen hebben we ook op de toon van v.d. Putt de resterende Prefaties getoonzet, niet wetende dat hij dat zelf al had gedaan. Zodoende heb ik wel een tweehonderd Prefaties getoonzet, en ik dank God nog dagelijks, dat ik er geen Prefatiecomplex van heb overgehouden! Zelf reserveren wij de toonzetting van v.d. Putt voor de zon- en feestdagen, en de eigen toon voor de weekdagen. Dat functioneert goed, maar je moet er niet aan denken om beide tonen te gaan uitgeven. Het boek waarin dat zou komen zou zeker honderd gulden gaan kosten. De eigen toon wat minder professioneel (losbladig systeem?) uitgeven zou natuurlijk kunnen, maar je kunt toch moeilijk het beleid van de N.R.L. doorkruisen. Wie een goede oplossing weet, late het horen. Misschien dat er wel een prijs wordt uitgeloot voor een goede suggestie!

Hele weg.

Van het vroegere ‘moeten’ zingen van de Prefatie zijn we al een heel eind weg. Sommigen zullen het p|eiten-voor-de-gezongen-Prefatie als een terugkeer naar het oude interpreteren. Dat is echter niet mijn bedoeling. In het bovenstaande en ook in de vorige aflevering heb ik geprobeerd aan te tonen, dat een niet gezongen Prefatie een onding is en waarom. Dat zijn allemaal objectieve zaken. Het zal wel lang duren voor we weer een gezonde traditie in dezen hebben. Daaraan moet wat worden gewerkt, zowel op landelijk als op lokaal vlak. Want ‘schrijven over’ haait niets uit als men in de praktijk niets verandert. Al was het maar, dat op hoogtijdagen (straks is het weer Pasen) de verkondigende waarde van deze teksten een onderstreping zouden krijgen door een goede melodie, die ook nog goed gezongen wordt. Met een beetje goede wil is daarin toch wel iets te bereiken?

Nogmaals_prefatie_ 2

Nogmaals_prefatie_1

Omdat het aantal Prefaties sterk vermeerderd is, wordt het moeilijk om voor elk apart tekst en melodie te geven. Daarom wordt hier als voorbeeld slechts één Prefatie afgedrukt, in de eenvoudige en in de plechtige toon. Op dezelfde wijze kan men de melodieén voor de andere samenstellen.

Alle antwoordpsalmen voor zon- en feestdagen

antwoordpsalm bullens

Van de uitgave Antwoordpsalmen voor de zondagsliturgie is een nieuwe versie beschikbaar. De tekstafwijkingen zijn zoveel mogelijk ongedaan gemaakt, de muziek is waar nodig herzien en aangepast en de lay-out verbeterd.

De uitgave bevat alle antwoordpsalmen voor de liturgie op zon- en feestdagen. Dat wil zeggen: alle psalmen en kantieken uit het lectionarium zijn er in partituur met orgelbegeleiding in opgenomen. Zo is dus voor elke zon- en feestdag een gezongen antwoordpsalm beschikbaar.

Daarnaast bevat de uitgave een handleiding voor het gebruik van de psalm in de zondagsdienst en een overzicht van alle zon- en feestdagen met de bijbehorende psalm.

De psalmen zijn voor eenstemmig koor met orgel en samenzang, maar kunnen ook vierstemmig en in een aantal gevallen ook driestemmig gezongen worden.

Van ditzelfde werk is er ook een koor/cantoruitgave verschenen met alleen de koorzettingen en de zang voor de cantor (of koor). Van deze koor/cantoruitgave mogen ook kopieën voor eigen gebruik gemaakt worden voor het koor.

Per deel kosten de boeken € 44,-. Dat lijkt veel geld, maar in totaal ontvangt de koper daar bijna 120 psalmcomposities voor, grote en kleine, uitgebreide en eenvoudige, een heel scala aan kerkmuziek in al zijn soorten en maten.
Er is ook een koorversie van deze psalmen beschikbaar, geleverd in één band, kosten € 42,-. Hieruit mag naar hartenlust gekopieerd worden voor de cantor en het koor.

De muziek wordt geleverd op 100gr. papier, geperforeerd voor een 23-rings map.

Het is ook mogelijk om de psalmen per stuk te bestellen via de mail. De aanvrager ontvangt dan een pdf van de partituur of de koorpartituur na overmaking van € 2,- (partituur) of € 1,- (koorpartituur). Deze pdf moet dan natuurlijk zelf worden uitgeprint.

De Antwoordpsalmen voor de zondagsliturgie zijn te bestellen via f.bullens@hetnet.nl. Bij levering van de papieren versie is de rekening bijgesloten.

Donek

Donek staat voor Documentatie Nederlands- en Latijnstalige Kerkmuziek en is ontwikkeld door de NSGV. Het is een programma op internet waarmee alle Nederlandstalige eenstemmige en meerstemmige liturgische muziek kan worden opgezocht. Vanaf 2016 kan er naast Latijn ook anderstalige muziek worden opgezocht met een link om deze meteen gratis te downloaden!

In Donek vind je alle gezangen voor elk type liturgieviering op zon- en feestdagen; weekdagen; aansluitend bij leesroosters, Bijbelteksten of diverse thema’s. Ook is er alle denkbare informatie te vinden over ruim 25.000 titels, waaronder uitgevers, begeleidingen, meerstemmige bewerkingen, componisten enz. geschikt voor elk type koor en iedere denkbare bezetting. In Donek vind je bij veel titels ook het geluidsvoorbeeld.

Donek is bedoeld voor zowel de rooms-katholieke als de protestantse liturgie.

Donek kost € 25,00 per jaar

Een abonnement afsluiten kan individueel maar ook per parochie of gemeente. Stuur een bericht naar ondersteuning@donek.nl onder vermelding van naam en adresgegevens en de mededeling: ‘abonnement Donek’.
Eerst Donek gratis proberen?
Stuur een bericht naar ondersteuning@donek.nl onder vermelding van naam en adresgegevens en de mededeling: “drie maanden gratis Donek”. Je ontvangt een toegangscode die drie maanden functioneert.
Meer info op www.donek.nl of www.nsgv.nl

Het nieuwe Liedboek, een schat aan gezangen

Adriaan van Roode

In mei 2013 verscheen het ‘Liedboek’ als opvolger van het ‘Liedboek voor de kerken’ uit 1973. De eerste druk van deze uitgave van de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied – in toch een forse oplage – was binnen korte tijd uitverkocht, wat getuigt van de grote behoefte binnen de reformatorische kerken aan deze nieuwe bundel.

In 2007 gaven de vier kerkgenootschappen die toen participeerden in de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied opdracht tot het samenstellen van deze nieuwe liedbundel. Later hebben zich nog vier kerkgenootschappen hierbij aangesloten, waaronder twee uit België, zodat je kunt spreken van een breed draagvlak voor dit nieuwe Liedboek.

Veranderingen

Zodra een liederenbundel is uitgegeven, raakt deze al snel verouderd, want er blijven liederen verschijnen die op een nieuwe wijze oude waarden verwoorden en verklanken, en liederen die aansluiten bij nieuwe stromingen in kerk en maatschappij.

Ontwikkelingen in onze samenleving leiden tot veranderingen, die doorklinken in de kerkgenootschappen, wat tot toenemende diversiteit voert. Dat uit zich weer speciale vieringen voor verschillende doelgroepen als kinderen, jongeren, ouderen en mensen met een voorkeur voor een bepaalde liturgische ambiance. Dit alles vraagt om een grotere variatie van liederen en teksten.

Liederen en teksten

Het nieuwe Liedboek komt hieraan tegemoet door naast de in reformatorische kringen vertrouwde berijmde psalmen en strofische liederen vele nieuwe liederen en liedvormen op te nemen:

  • andere psalmvormen, ook onberijmde;
  • nieuwe Nederlandse liederen;
  • nieuwe buitenlandse liederen, waaronder uit Taizé;
  • kinder-, jeugd- en tienerliederen;
  • liederen bij de verschillende delen van de (protestantse) orde van dienst;
  • andere zangvormen als canons en refreinen;
  • gebeden en meditatieve teksten.

De nieuwe liederen laten een grote diversiteit in herkomst zien: uit bundels van verschillende componisten en tekstdichters en uit verscheidene landen en vele kerkgenootschappen, waaronder de Oud-Katholieke en de Rooms-Katholieke Kerk.

De laatste zin in het ‘Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 Gezangen uit het Liedboek voor de Kerken’ (1978) van A.G. Soeting van zijn overzicht van de geschiedenis van de kerkzang in de Lage Landen blijkt welhaast profetisch te zijn: “Laten de kerken van de Reformatie echter ook beseffen, dat er naast de strofische liederen plaats kan zijn voor de niet-strofische zang: de psalmodie en de muziek van het ordinarium!”

De liederen uit deze omvangrijke maar goed hanteerbare bundel zijn zeer toegankelijk. Dat komt allereerst door een overzichtelijke ordening. Achtereenvolgens vinden we Psalmen – Cantica – Getijden van de dag (morgen, middag maaltijd, avond) – De eerste dag (liederen voor de dienst op zondag) – Getijden van het jaar (het kerkelijk jaar, de jaargetijden, bijzondere feesten) – Leven – Samen leven (Kerk, Schepping, Gerechtigheid, Vrede). Deze verdeling mét onderverdeling komt als voetregel terug op iedere pagina. Voorts staan achterin het Liedboek een register op beginregels en titels, een register op bijbelplaatsen en een register op liturgisch gebruik. Een musicologisch register ontbreekt.

Vanzelfsprekend is het nodige commentaar gekomen op de uiteindelijke keuzen die de redactie van het Liedboek maakte uit de voorstellen die de verschillende werkgroepen hadden gedaan op grond van vooraf afgesproken criteria. Sommigen vinden de gemaakte keuzen te progressief, anderen echter weer te behoudend…

Persoonlijk hecht ik grote waarde aan het gemeenschappelijk kerkmuzikaal erfgoed van alle christelijke kerken. Daarom viel het mij op dat ik van dertien oud-christelijke hymnen uit het ‘Liedboek voor de Kerken’ er slechts vier terugvond in het Liedboek. Zelfs de drie Ambrosiaanse hymnen uit het ‘Liedboek voor de Kerken’ komen niet meer voor in het Liedboek. Hymnen spelen toch een belangrijke rol bij het gezamenlijk zingen van de vespers, die vanwege hun sterk bijbelse grondslag bij uitstek geschikt zijn voor oecumenische vieringen.

Zo zal iedereen op grond van zijn of haar voorkeuren wel iets aan te merken hebben op het Liedboek. Dat neemt niet weg dat de redactie van het Liedboek erin geslaagd is een bundel samen te stellen die zeer goed hanteerbaar is en uitstekend bruikbaar in deze tijd, die vanwege de grote diversiteit binnen maatschappij en geloofsgemeenschappen vraagt om verscheidenheid van wegen om het Woord van God te verkondigen en te bezingen.

Gebruik van het Liedboek in rooms-katholieke vieringen

Met dit Liedboek krijgen mensen die rooms-katholieke vieringen voorbereiden een schat van meer dan duizend liederen, kantieken, psalmen, refreinen en canons in de schoot geworpen waarvan men dankbaar gebruik zou kunnen maken. Maar kan dat wel, een protestantse bundel gebruiken voor rooms-katholieke vieringen? Zeker, en wel om verschillende redenen:

Katholieke dichters en componisten hebben van harte meegewerkt aan dit Liedboek; dat was trouwens ook al het geval bij zijn voorganger uit 1973. In bundels als ‘Gezangen voor Liturgie’ staan ook psalmen en gezangen, afkomstig uit het ‘Liedboek voor de Kerken’. Het repertoire aan gemeenschappelijk liederen is gelukkig groeiende. Het nieuwe Liedboek kan deze ontwikkeling in positieve zin beïnvloeden.

Reformatorische kerken en de Katholieke Kerk hebben op het gebied van het kerklied veel gemeen: de psalmen, de kantieken, hymnen en in het algemeen de bijbelse oriëntatie van het kerklied. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de bijbelse gerichtheid van het kerklied in reformatorische kringen veel sterker was dan in katholieke, waar vooral vroeger het devotielied een belangrijke rol speelde.

Een gemeenschappelijk repertoire bevordert de oecumene. Men komt gemakkelijker tot elkaar door het gemeenschappelijke lied dan langs de weg van leerstellige discussies. Dr. Willem Mudde schreef in eerdergenoemd Compendium al: “Wat de ‘leer’ verdeeld heeft gehouden, is in het lied al samengebracht.” Klaas Holwerda, secretaris van de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied, schrijft in zijn ‘Ten geleide’ bij het Liedboek: “Het [Liedboek] overstijgt in zijn verscheidenheid tegenstellingen tussen uiteenlopende kerkliedculturen en bergt een onuitputtelijke bron van gebruiksmogelijkheden in zich.”

Gebruiksmogelijkheden

De bundel ‘Gezangen voor Liturgie’ betekende bij zijn introductie van de eerste druk in 1984 een fundamentele vernieuwing op het gebied van het Nederlandstalig kerklied in de katholieke eredienst: veel antwoordpsalmen, liturgische en bijbelse liederen, die de kwaliteit van eucharistievieringen verhoogden. Voor deze bundel geldt echter hetzelfde als voor het ‘Liedboek voor de Kerken’ uit 1973. Allerlei vernieuwingen in Kerk en maatschappij vragen om uitbreiding en vernieuwing van het repertoire.

Juist vanwege het grote aantal bijbelgerichte liederen biedt het Liedboek mogelijkheden om voor eucharistievieringen liederen te vinden die passen bij de lezingen van de dag. Buiten eucharistievieringen vinden in toenemende mate vieringen plaats die gericht zijn op specifieke groepen: kinderen, tieners, jong-volwassenen, ouderen of vieringen met een speciale vorm: Taizé-vieringen, jazzvieringen. Ook voor deze vieringen biedt het Liedboek een schat aan materiaal.

De uitstekende toegankelijkheid en het brede scala aan goede liederen en teksten voor verschillende groepen, op verschillende momenten van de dag en in verschillende periodes van het kerkelijk jaar maken deze bundel tot een aanwinst voor ieder die betrokken is bij de voorbereiding van vieringen van welke aard dan ook.

Als voorbeeld het eerste couplet van een lied voor een jongerenviering: ‘Stil is de straat’. De tekst is van Jan Jetse Bol; de melodie van Jan Raas.Stil is de straat1