De cantor

Kort geleden belde ik wat pastorieën op om te horen of er nog liefhebbers waren voor een cantorkursus. ‘Och nee’, zei een pastor aan de andere kant van de lijn, ‘wij zijn maar een heel gewone parochie. En aan zulke luxe funkties zijn wij nog niet toe’. lk was verbaasd dat zo’n eenvoudige taak om voor en met de mensen te zingen bij voorbaat al een statussymbool was geworden. Is de naam misschien te deftig en moeten we gewoon van voorzanger spreken? Maar de taak omvat meer dan alleen maar voorzingen. En cantor rijmt zo aardig op lektor, de funktie die al wat langer is ingeburgerd.

Verschenen in Jubilate 17, 2 (16, 4)(april 1984)

door Gerard Broekhuijsen

Plaats tussen de andere funkties

In de liturgische viering worden verschillende taken behartigd. Er is een priester-voorganger. Maar hij staat al lang niet meer alleen. Er zijn leden van de gemeenschap die assisteren bij het altaar en die helpen met kommunieuitreiken: de akolieten, letterlijk ’de helpers’. Anderen zorgen voor het voorlezen van de schriftlezingen en de intenties van de voorbede: de lektoren, de voorlezers en lezeressen. In deze rij hoort de cantor thuis. Hij of zij zorgt ervoor dat de gezongen delen van de viering tot hun recht komen.

De gezongen delen van de viering

De aktieve deelname van de gelovigen, het grote motief van de liturgische vernieuwing, komt het best tot zijn recht als er gezongen kan worden op alle momenten in de viering, die om zang vragen. Er zijn bij nadere bestudering heel wat van die momenten. Als je wordt uitgenodigd om in te stemmen met de lofzang van de engelen kun je moeilijk zéggen: Heilig, heilig, heilig… Ook de hymne Eer aan God moet je zingen. Of hing er met Kerstmis slechts een spreekkoortje in de lucht? De akklamaties en refreinen: Heer, ontferm U over ons, Als wij dan eten van dit brood, Amen, Heer, onze God, wij bidden U verhoor ons, Alleluja, -ze komen niet uit de verf zonder stemverhéffing, dus gezongen. Uit de aarde van de liturgie zelf kun je afleiden dat een viering zonder zang eerder uitzondering dan regel zal moeten zijn. Hier en daar een lied, aan het begin -in het midden -aan het eind, is een eerste stap op weg naar een volwaardig gezongen viering, maar zeker niet de laatste stap.

Was het koor niet goed genoeg?

De volwaardig gezongen viering lijkt op wat we vroeger de hoogmis noemden. Op voorwaarde dat de gelovigen mee mogen zingen op de plaatsen die hen toekomen. Daar ontbrak het in die oude hoogmis weleens aan. En ontbreekt het op de dag van vandaag nog dikwijls in missen met een koor. Je kunt lelijke dingen zeggen over koren, en dat nog wel in een zangersblad. Inderdaad, koren gaan buiten hun boekje door te zingen wat het volk eigenlijk zou moeten zingen. Luister maar eens naar zo’n fraaie, meerstemmige sanctus. Prachtige religieuze muziek, maar geen liturgische muziek. Geen muziek die recht doet aan wat het sanctus eigenlijk is. Koren ontmoedigen de mensen door onbekende zangwijzen aan te bieden ais gemeenschapszang. Het gregoriaanse koor kiest volslagen onbekende vaste gezangen. Het nederlandse koor zingt alleen maar de allerlaatste nieuwe van Antoine Oomen. Koren presenteren zich hooghartig als artistieke kunstkringen. Zij luisteren de viering op, dus het komt aan op luisteren. Hoe dan ook, aan de koren moeten we niettemin nageven dat zij de gezongen viering in stand hebben gehouden toen het volk het erbij liet zitten. Op de dag van vandaag is elke (zondags)viering een hoogmis en behoort gezongen te worden. Zoveel koren hebben we niet. Daarom is er behoefte aan een cantor. Hij kan ook uitstekend funktioneren in kombinatie met een koor.

Neem bijvoorbeeld de antwoordpsalm

Zoals iedereen weet staat in het lektionarium, het boek met de schriftlezingen, op elke zondag een mooie selektie uit een psalm. De gekozen verzen en het refrein sluiten aan bij de eerste lezing. Met een lied uit de bijbel zelf reageren wij op wat we in de lezing gehoord hebben. De voordracht van deze verzen vraagt om verkondigend zingen. De tekstbehandeling luistert heel nauw. Dat kan een heel koor niet verwezenlijken. Het past beter in de mond van één voorzanger, of hooguit enkele die zeer goed op elkaar zijn afgestemd. Het koor kan net volk ondersteunen bij het refrein of het refrein door meerstemmigheid feestelijk maken. Een praktisch voordeel is de grote plooibaarheid van een cantor. Een koor heeft enkele weken repetitietijd nodig voor een nieuw gezang. Een cantor kan in enkele dagen voorbereid zijn. Dat is gunstig wanneer men recht wil doen aan de telkens wisselende antwoordpsalm.

De cantor staat aan de kant van het volk

De cantor staat vooraan in de kerk. Dat is de plaats waar hij of zij verkondigend kan zingen en het volk kan uitnodigen om zijn eigen rol te vervuilen. Bij het voorzingen van de antwoordpsalm is het zelfs de bedoeling om plaats te nemen achter de lessenaar waar de verkondiging van het woord en de voorlezing van de bijbel geschiedt. Toch moet deze funktie niet tegenover het volk gezien worden. Met zijn hart is de cantor meer aanwezig in het schip van de kerk dan op het priesterkoor. Zijn voornaamste zorg is de aktieve deelname van allen aan het liturgisch gebeuren door middel van de zang. Daarom worden de gezangen zo gekozen dat deelname mogelijk is. Er zitten genoeg elementen die nieuw zijn om de zaak boeiend te houden, maar niet te veel om geen irritatie te wekken. De keuze van de gezangen doet recht aan de liturgie, is verantwoord, en houdt tegelijk terdege rekening met déze vierende gemeenschap.

Portret van de cantor

We hebben nu voldoende gegevens om een portret te tekenen van een cantor. Het is een man of vrouw die een redelijk gevormde stem heeft met het oog op de gedeelten die voorgezongen moeten worden. De kantor kan geen vreemde zijn in de parochie, want hij moet de mogelijkheden met name op zanggebied goed kennen: welk repertoire is vertrouwd, welke nieuwe gezangen kan men aan, hoeveel tegelijk. De cantor is op de hoogte van de aard en de funktie van de gezangen in de liturgie. Er is meer mogelijk dan alleen maar liedjes. De cantor overlegt met de pastor, de dirigent, de organist en de liturgische werkgroep. Kleine baasjes die op hun eigen houtje werken zijn er al genoeg in de kerk, die hoeven er niet meer bij te komen. Aan de andere kant moet de verantwoordelijkheid van de cantor serieus worden genomen. Dat gebeurt niet als hij slechts uitvoerder van andermans opdrachten is. Tenslotte zou ook een kenmerk van net portret moeten zijn dat het vriendelijk is. Sympathieke uitnodiging doet wonderen in een samenkomst, drillen roept verzet op.

Het nieuwe liturgisch statussymbool?

Terug naar onze pastor met zijn eenvoudige parochie. Weet je nog hoe het begon met de lektoren? Sommigen hadden snel door wat de bedoeling was, anderen bleven nog jaren tegenstribbelen. Maar nu zijn lektoren algemeen geaksepteerd. De kwaliteit verschilt echter nogal eens. Daar moet voortdurend aan gewerkt worden. Vertrouwdheid met de bijbel en de techniek van goed voorlezen komen je niet aanwaaien. lk voorspel dat over tien jaar elke parochie een groepje mannen en vrouwen heeft die bij toerbeurt als cantor optreden. Er zullen er zijn die heel bescheiden opereren omdat hun eigen mogelijkheden en die van hun parochie beperkt zijn. Anderen zullen snelle vorderingen maken samen met hun hele gemeente. Maar allemaal laten ze zien dat het een waardevolle vorm van liturgisch dienstwerk is.

‘Als uw woord opengaat, wordt het licht’ (Psalm 119 (118), 130)

De dienst van het woord

De tijd dat we het eerste deel van de Eucharistieviering met de naam ‘voormis’ aanduidden ligt al weer ver achter ons. Door toedoen van het Tweede Vaticaans Concilie is de ‘voormis’ gepromoveerd. Sinds die tijd spreken we van ‘de dienst van het woord’ of kortweg ’de woorddienst’. Een nieuwe benaming wijst altijd op een veranderde visie en een daarmee gepaard gaande verandering in de beleving. Zo ook hier. Bovendien bevinden we ons met dit alles op een terrein waar de liturgische vernieuwingen misschien wel het meest ingrijpend zijn geweest. Daarmee is dan niet de overgang van Latijn naar Nederlands bedoeld, hoe belangrijk deze ook is, maar eerder de geweldige ommekeer die er in de waardering voor het woord van de Schrift is gegroeid, zoals dat in de liturgische samenkomst functioneert. Of minstens zou moeten functioneren. Vriend en vijand zijn het er immers over eens dat we in de praktijk nog lang niet altijd hebben bereikt wat op papier al twintig jaar een feit is.

Eerder verschenen in Jubilate 17,1 (16,4), januari 1984

door Cees Janssens

Een woord om van te leven

De wat stiefmoederlijk behandelde ‘voormis’ maakte plaats voor een gelijkberechtigde ‘dienst van het woord‘. Gelijkberechtigd waarmee? Het antwoord op deze vraag is te vinden in de liturgische boeken. Zo lezen we bijvoorbeeld in de Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, onder nr. 8 het volgende: ‘De mis bestaat in zekere zin uit twee delen, n.l. de dienst van het woord en die van de eucharistie, die zó nauw met elkaar verbonden zijn, dat ze één daad van eredienst uitmaken’. De dienst van het woord is als het ware opgetild tot het niveau van het sacrament, de eucharistie. Wanneer we de aangehaalde tekst verder lezen dan wordt een en ander nog duidelijker: ‘Want’, zo staat er, ‘in de mis wordt de tafel bereid zowel van het woord Gods als van Christus’ Lichaam, waaraan de gelovigen worden onderricht en gevoed’. Twéé tafels, die van het woord en die van het Brood. Aan beide ontvangen de gelovigen voedsel voor hun leven als christen. Een gedachte overigens, bijna zo oud als de Bijbel zelf, al uitgesproken in Deuteronomium 8,3 en letter- lijk geciteerd in het Nieuwe Testament: ‘Niet van brood alleen leeft de mens, maar van alles wat uit de mond van God voortkomt’ (Mt. 4,4). Op gelijksoortige wijze spreekt de psalmist: ‘Als uw woord open gaat wordt het licht: het schenkt onwetenden inzicht. lk open gretig mijn mond; in honger naar uw geboden’ (ps. 119(118), 130–131).

Liturgische vormgeving

De gewijzigde visie op de waarde van het Schriftwoord wordt om zo te zeggen in allerhande liturgische vormen vertaald. Een paar voorbeelden ter verduidelijking. De ambo of lezenaar neemt voortaan een centrale plaats in binnen de viering, naast het altaar. Zo komt tot uitdrukking dat er twéé tafels zijn, onderscheiden en toch op elkaar betrokken. Het rooster van de Schriftlezingen is ingrijpend veranderd. Het Oude Testament wordt royaler gebruikt, de Evangelies tenslotte komen in een doorgaande lezing beter tot hun recht. De cyclus van één jaar is er bovendien een van drie jaar geworden. Er is een nieuwe taakverdeling ingevoerd, waarbij de diaken of de priester de evangelielezing verzorgt, en gelovigen uit het kerkvolk – vrouwen of mannen – als lectoren de daaraan voorafgaande lezingen voordragen. Altijd; zonder uitzondering. Zelfs wanneer de Paus voorgaat. In de praktijk wordt nogal eens tegen deze verdeling gezondigd, er zijn nog altijd plaatsen waar men roomser wil zijn dan de Paus.

Woorden die om antwoord vragen

Aparte aandacht moge hier worden gevraagd voor het feit dat het woord van de Schrift altijd een woord is dat een antwoord wil oproepen. Allereerst geven wij dit antwoord door onze manier van leven. Maar we mogen ook reageren door ons woord, een antwoord in de meest letterlijke zin. De vernieuwde liturgie biedt daarvoor verschillende mogelijkheden. Wij wijzen hier alleen op de zogenaamde antwoordpsalm na de eerste lezing. Een kostelijke mogelijkheid om te reageren op wat ons in deze eerste lezing is verkondigd. Er wordt wel ooit beweerd dat de vernieuwing van de liturgie nergens zo geslaagd mag heten als in de keuze van deze antwoordpsalmen. Als dat zo is – en er steekt zeker een groot stuk waarheid in – dan verdient deze antwoordpsalm uitdrukkelijke aandacht. Beter dan welke ‘tussenzang’ ook, kan de antwoordpsalm ons maken tot gelovigen die in gesprek zijn met hun Heer. Woord en wederwoord. Zo gaat dat in het huis van de Vader, en zo is het ook bedoeld.

Na de intredezang

De dienst is begonnen. Het openingslied is gezongen. Het was een Gregoriaanse lntroitus, of een gewoon (!) lied, of een intredezang uit b.v. ‘Wisselende Gezangen’. Na het Openingswoord komt nu de ritus van vergeving. Wat zingen we daarbij? Twee manieren Zoals elders in dit nummer door Cees Janssens wordt uiteengezet zijn er twee manieren. In beide manieren komt het Kyrie of Heer ontferm U aan bod. Alleen, op een wat andere wijze.Lees verder

Een goed begin… Nogmaals aandacht voor de openingsritus

Het openingsritueel van de zondagse eucharistieviering komen we bijna nooit in zijn volledige vorm tegen. Praktisch altijd wordt er met de snoeischaar gewerkt. Het resultaat kan heel verrassend zijn en een openingsritus opleveren die precies doet wat hij doen moet: de gelovigen oriënteren op elkaar en op de komende viering.

Snoeien is echter een kunst die niet iedereen verstaat. Wie ondeskundig te werk gaat zal de gevolgen daarvan ondervinden.Lees verder

Vespervieringen: waar vinden we melodieën

Adriaan van Roode

Vespervieringen zijn in! In toenemende mate zien we aankondigingen van vespervieringen in diverse kerken. Soms incidenteel, vaak ook met een zekere regelmaat. Het gaat echter in lang niet alle gevallen om ‘echte’ vespervieringen: veelal betreft het bijeenkomsten in de namiddag of vroege avond met een devotioneel karakter, waarin gebeden en gezongen wordt, vergelijkbaar met het vroegere ‘lof’, soms uitmondend in een uitstelling met aanbidding.

Dit artikel gaat echter over vespervieringen waarbij teksten en vorm ontleend zijn aan het Getijdenboek, dat niet spreekt van ‘vespers’, maar van ‘avondgebed’. Voor iemand die bekend is met dit boek is het vinden van de teksten voor een bepaalde dag niet zo moeilijk. Het probleem is geschikte melodieën te vinden waarop deze teksten gezongen kunnen worden.

Tijdens een symposium op 25 januari jl. in Teteringen over vespervieringen conform het avondgebed uit het Getijdenboek kwam van verscheidene deelnemers deze vraag naar voren. Problemen bleken er met name te zijn ten aanzien van muziek voor de hymne, de antifonen, de lofzang (kantiek) en de korte beurtzang.

De eenvoudigste oplossing zou een uitgave zijn waarin de melodieën voor al deze onderdelen te vinden zijn. Die bestaat inderdaad: Woord en Toon van Marcel Weemaes en Ignace de Sutter, uitgegeven door de Abdij van Male, welke uitgave echter uiterst moeilijk verkrijgbaar is.

Voorts heeft Jan Böhmer een aantal boeken uitgegeven met gezangen voor het getijdengebed:

  • Antifonale I: antifonale bij het Klein Getijdenboek
  • Antifonale II: antifonale bij de Lofzang van Maria op zon- en feestdagen
  • Hymnarium: alle 223 hymnen uit het Getijdenboek
  • Vesperale I: vier gezongen vespervieringen voor de zaterdagavond
  • Vesperale II: vier gezongen vespervieringen voor de zondagavond
  • Cantica: 37 kantieken en toonzettingen voor de Lofzang van Maria

We kunnen ook we gebruik maken van het Abdijboek, uitgegeven door Annie Bank, een losbladig systeem met o.a. antifonen en hymnen, gecomponeerd door de IWVL (Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie); het Boek der Psalmen, uitgegeven door de Katholieke Bijbelstichting, met toonzettingen van de psalmen door de IWVL en Bijbelse Kantieken van dezelfde uitgever.

Vervolgens is er het boek Officium door Ignace Thevelein, uitgegeven door TerraLannoo. Dit boek biedt bouwstenen voor vespervieringen die qua vorm overeenkomen met het avondgebed uit het Getijdenboek, doch met vaak afwijkende teksten en metrisch gecomponeerde muziek. Toch bevat dit boek wel gezangen die gebruikt kunnen worden in ‘klassieke’ vespervieringen.

Tenslotte wil ik wijzen op zeer eenvoudige toonzettingen voor vespervieringen in deel 1 van het Dienstboek voor de Protestantse Kerk in Nederland. De daarbij gebruikte psalmvertaling is van Ad Bronkhorst, dezelfde die gebruikt wordt in het Getijdenboek.

Met bovenstaande boeken kan men echter lang niet altijd vespervieringen samenstellen zoals die op een bepaalde dag volgens het Getijdenboek gezongen dienen te worden. Bovendien is niet iedere toonzetting geschikt voor elke doelgroep. Genoemde uitgaven voorzien vaak niet in een concrete vraag naar geschikte hymnen, antifonen en kantieken.

Aan de hand van de opbouw van een vesperviering wil ik een aantal suggesties geven om te komen tot gemeenschappelijk gezongen vieringen voor iedere willekeurige dag of feest conform het Getijdenboek.

Openingsvers

Eenvoudige openingsverzen zijn wel te vinden. Een voorbeeld uit het Abdijboek:

Vespervieringen_1

Hymne

De verzen van de meeste hymnen tellen 4 × 8 lettergrepen. In het Liber Hymnarius zijn vele syllabische melodieën te vinden waarop al deze hymnen gezongen kunnen worden.

Er doet zich echter een probleem voor bij hymnen die een afwijkend lettergreepschema hebben, bijvoorbeeld de hymne ‘Stad Jeruzalem verheven’ voor de vespers van het feest van Kerkwijding. Gelukkig is bij de vertaling van de overeenkomstige hymne uit het Liber Hymnarius hetzelfde lettergreepschema aangehouden, zodat de Nederlandse hymne gezongen kan worden op de melodie van het Latijnse origineel (Urbs Ierusalem). Hetzelfde geldt voor de hymne ‘Ave, maagd Maria’, waarvoor de melodie van de hymne ‘Ave maris stella’ uit het Liber Hymnarius gebruikt kan worden.

Vespervieringen_2

Soms is het Latijnse origineel echter zo neumatisch of zelfs melismatisch, dat het niet doenlijk is de Nederlandse tekst te zingen op zo’n rijk versierde gregoriaanse melodie. In dat geval is te proberen de melodie te vereenvoudigen zoals dit gebeurd is in uitgaven als Klein Graduale of Simple English Propers, waar gregoriaanse propriumgezangen uit het Graduale Simplex zijn vereenvoudigd tot syllabische antifonen in de volkstaal. Het Latijnse origineel van onderstaand voorbeeld is de hymne ‘Iam bone pastor, Petre’.

Vespervieringen_3

In het Getijdenboek komt bij de hymnen een aantal gezangen voor die in enkele opzichten afwijken van de overige hymnen: het metrum verschilt vaak, zij zingen soms over een goddelijk persoon of heilige en niet tot hen, zoals bij een hymne gebruikelijk is en tenslotte ontbreekt meestal de doxologie in het laatste vers. Het gaat dan om hymnen waarvan geen Latijns origineel bestaat en die veelal van relatief recente datum zijn. Voorbeelden: de hymnen ‘Vriendelijk Licht’, ‘De dag door uwe gunst ontvangen’ en ‘O Heiland, open wijd de poort’. De melodieën voor dit soort ‘hymnen’ zijn te vinden in diverse kerkelijke liedbundels, voor wat betreft de genoemde voorbeelden respectievelijk in Zingt Jubilate (nr. 803), Liedboek (nr. 248) en Gezangen voor Liturgie (nr. 510).

Eventueel kan de hymne ook in het Latijn gezongen worden. De ‘Algemene inleiding op het getijdengebed’ zegt hierover: ‘Niets belet echter dat in een en dezelfde viering bij het zingen van sommige gedeelten niet altijd dezelfde taal wordt gebruikt.’(276). Uiteraard dient dan voor de deelnemers aan de viering een vertaling beschikbaar te zijn.

Voor nadere informatie over hymnen in het algemeen kan ik u verwijzen naar een artikel over dit onderwerp, dat eerder in Jubilate is verschenen.

Antifonen

In het Getijdenboek wordt iedere psalm en kantiek voorafgegaan en gevolgd door een antifoon. Evenals de hymnen geven de antifonen door hun tekst duidelijk kleur aan de viering en plaatsen deze in de tijd van het kerkelijk jaar of accentueren het feest dat wordt gevierd. Daarom zijn ze zo belangrijk voor de inhoud en kwaliteit van een vesperviering. Mede doordat voor de zondagen de antifonen verschillend zijn voor het A-, B- en C-jaar komen er in het Getijdenboek zoveel antifonen voor, dat men er kennelijk van heeft afgezien een register voor antifonen in het boek op te nemen…

Waar vinden we melodieën voor al deze antifonen? De melodieën uit het Antiphonale Monasticum of het Antiphonale Romanum zijn meestal niet geschikt om te gebruiken voor teksten in de volkstaal. Bovendien zijn de antifonen uit het Getijdenboek geen vertalingen uit genoemde Antiphonales.

De ‘Algemene inleiding op het getijdengebed’ biedt een oplossing voor dit praktisch probleem: ‘Als in het gezongen getijdengebed voor een bepaalde antifoon geen melodie bestaat, kiest men een andere antifoon uit het repertorium, als deze maar aan het doel beantwoordt volgens de voorschriften in de nrs. 113.121–125.’ (274). Genoemde voorschriften gaan over de kleur die de antifoon geeft aan de psalm die erop volgt en over de wijze van uitvoering van antifonen en psalmen. Welnu, er bestaat gelukkig een uitgebreid repertorium aan Nederlandstalige antifonen. Enkele voorbeelden:

  • In het Abdijboek staan talloze antifonen, gerangschikt naar tijd in het kerkelijk jaar (Advent, Kersttijd, Veertigdagentijd), kerkelijke feesten (Kerstmis, Pasen, Hemelvaart, Pinksteren) en bijbelse herkomst (Oude en Nieuwe Testament). Ook is een groot aantal Maria-antifonen opgenomen. Bij de beurtzangen en de doorgecomponeerde psalmen in het Abdijboek staan eveneens antifonen.
  • Bij alle psalmen in het eerdergenoemde Boek der Psalmen staan twee antifonen, ontleend aan de betreffende psalm, die het mogelijk maken de psalm een bepaald accent te geven.
  • Ook in het Dienstboek staat bij alle daarin opgenomen psalmen een tweetal eenvoudige antifonen.

Psalmen

Het vinden van psalmtonen kan geen probleem zijn. Achter in het Boek der Psalmen staat voor iedere kerktoon een groot aantal formules in verschillende toonhoogten waarop de psalmverzen gezongen kunnen worden. De kerktoonaard van de antifoon is uiteraard bepalend voor die van de psalm. De te kiezen psalmtoon hoeft niet exact dezelfde voortekening te hebben als de antifoon. Bij kleine verschillen kan de antifoon of de psalmtoon getransponeerd worden, zodat ze dezelfde voortekening krijgen.

De formules voor psalmtonen die in het Abdijboek bij iedere antifoon gegeven worden, passen in het systeem van het Boek der Psalmen.Als de gegevens uit beide uitgaven bij elkaar gevoegd worden, ontstaat een wel zeer ruime keuze uit psalmformules voor iedere kerktoonaard. Zo heb ik zelf bijvoorbeeld hierdoor de keuze uit wel 19 verschillende psalmformules alleen al voor de eerste toon! Zo kan gezorgd worden voor de nodige variatie bij het zingen van verschillende psalmen in dezelfde kerktoonaard.

Bij de keuze van een bepaalde psalmformule moet men rekening houden met de vaardigheid van de mensen die de psalmen gaan zingen. Ideaal is het alternerend zingen van verzen door cantor of koor en alle deelnemers aan de viering. Zijn die deelnemers geen geoefende zangers – wat meestal het geval zal zijn – dan kiest men het beste voor een psalmformule met één reciteertoon (tenor) voor ieder halfvers en eenvoudige cadensen voor de slotlettergrepen van de halfverzen. De psalmformules uit het Abdijboek aangeduid met de letter A en die uit het Dienstboek voldoen alle hieraan.

Omdat niet iedereen psalmverzen kan zingen vanaf gegeven psalmformules, zal het vrijwel altijd noodzakelijk zijn boven het eerste vers de muziek geheel uit te schrijven. De volgende verzen kunnen daaronder geplaatst worden, waarbij met grafische middelen (cursief/vet) de cadensen en de slotnoten worden aangegeven.

Psalmverzen uit alle gebruikelijke vertalingen kunnen op genoemde psalmformules worden gezongen. In het Boek der Psalmen wordt de vertaling van Gerhardt en Van der Zeyde gebruikt. De daar aangegeven psalmformules kunnen echter ook aangewend worden om de psalmvertaling van Bronkhorst te zingen.

Kantieken en Lofzang van Maria

Kantieken zijn poëtische bijbelse teksten die al van oudsher in de liturgie werden gezongen. De tekst van kantieken die voor het avondgebed aangegeven staan in het Getijdenboek, zijn ontleend aan boeken van het Nieuwe Testament: de apostolische brieven en het Boek der Openbaring. Muziek voor alle kantieken die voorkomen in het getijdengebed is te vinden in het boek Bijbelse Kantieken, waarin ook de kantieken zijn opgenomen uit het Abdijboek, waarin zij merkwaardigerwijs in de rubriek ‘Hymnen’ zijn ondergebracht. Deze composities zijn echter lang niet alle bruikbaar om met ‘gewone’ gelovigen te zingen. Bovendien wijken de teksten af doordat vaak andere vertalingen zijn gebruikt.

Alle teksten van de kantieken die opgenomen zijn in het Getijdenboek kunnen echter gezongen worden op psalmtonen, wat in de meeste gevallen de meest praktische oplossing zal zijn. Uiteraard dient men een psalmtoon te nemen die overeenkomt met die van de voorafgaande antifoon.

Bovenstaande geldt ook voor de Lofzang van Maria, een kantiek uit het evangelie van Lucas, die in elke vesperviering wordt gezongen.

Korte beurtzang

Na de lezing volgt een meditatieve stilte, waarna een korte beurtzang volgt. Omdat de vorm van deze beurtzang altijd hetzelfde is, kan voor de beurtzangen uit het Getijdenboek een vaste formule worden gebruikt. Als voorbeeld geef ik een formule voor een beurtzang zoals deze wordt gebruikt op de Priester- en Diakenopleiding Bovendonk:

Vespervieringen_4

In het Abdijboek vindt men – ook weer onder de rubriek ‘Hymnen’ – een aantal korte beurtzangen, die echter niet altijd zo eenvoudig zijn.

In Officium staat een tweetal korte beurtzangen met de juiste vorm, die echter minder geschikt zijn om als algemeen bruikbare toonformule te fungeren.

In het Antiphonale Monasticum en het Antiphonale Romanum zijn vele zeer eenvoudige toonformules te vinden voor korte beurtzangen. Zij worden aangegeven met de afkorting R. br. (responsorium brevis) vóór de eerste notenbalk.

Slotgebeden

Het avondgebed wordt afgesloten met de slotgebeden. Deze beginnen met korte, kernachtige voorbeden, die telkens afgesloten worden met een aanroeping door de aanwezige gelovigen. Het is bepaald niet moeilijk voor deze aanroepingen een melodie te maken:

Vespervieringen_5

De voorbeden worden afgesloten met het gezamenlijk gebeden (of gezongen) Onze Vader, onmiddellijk gevolgd door het afsluitend gebed volgens de liturgie van de dag.

Tenslotte besluit de voorganger de viering met de zegenbede. Als een priester of diaken voorgaat, kan hij dezelfde zegenformule zingen als aan het einde van een eucharistieviering. Gaat een leek voor, dan kan zij of hij zingen:

Vespervieringen_6

Strategier: Mis voor Advent en Veertigdagentijd

In de nalatenschap van de kerkmusicus Herman Strategier (1912–1988) is veel eenstemmige liturgische muziek op Nederlandse teksten aangetroffen, die hij componeerde voor de Abdij Maria Toevlucht in Zundert. De Herman Strategier Stichting is begonnen met de publicatie van een aantal van deze werken. Als eerste werk is nu uitgebracht de eenstemmige Mis voor de Zondagen in de Advent en Veertigdagentijd uit 1982. Om de bruikbaarheid te vergroten heeft Strategier later een ‘Ere zij God’ aan toegevoegd, zodat de mis gedurende het gehele kerkelijk jaar kan worden uitgevoerd. Deze compositie munt uit door eenvoud en is als zodanig een aanwinst voor het repertoire. De mis kan ook worden uitgevoerd door vrouwenkoren of kinderkoren. Daarnaast is het werk uitstekend geschikt voor de kleinere rouw- en trouwkoren. De volledige partituur kost slechts € 3,45 excl. btw en verzendkosten en kan worden besteld via www.hermanstrategier.nl.

Wisselende gezangen 1

Als alles volgens plan verloopt, zal er nog dit jaar een liturgisch en muzikaal commentaar verschijnen bij de z.g. Verkorte uitgave van de Wisselende Gezangen. In de komende nummers van ons blad kunt u enkele van deze commentaren aantreffen. We nemen telkens een gezang, en drukken niet alleen het commentaar af, maar ook de compositie zelf. Voor deze eerste aflevering nemen we de Intredezang van de eerste Mis voor de zondagen door het Jaar. We hopen dat het voor u een prettige kennismaking wordt.Lees verder

Een goed begin… De openingsritus van de zondagse eucharistie

Sinds de liturgische vernieuwingen van het Tweede Vaticaans Concilie zijn wij er mee vertrouwd geraakt in de misviering twee grote delen te onderscheiden: de dienst van het woord en de dienst van de eucharistie. Dit tweeledige geheel wordt omgeven door enkele riten die het begin en het einde van de dienst markeren: de openingsritus en de slotritus. Over deze openingsritus hier een enkel woord.Lees verder

Over de Boeteviering

Hij is voor ons een barmhartige vader

Verschenen in Jubilate 16–1 (januari 1983)

Gerard Broekhuijsen

In elke parochie worden in de tijd voor Kerstmis en Pasen een of twee boetevieringen gehouden. De gelovigen – of tenminste een deel daarvan – komen naar de kerk om in een liturgische viering uitdrukking te geven aan hun wil om zich te bekeren. Deze gezamenlijke diensten hebben in de pastorale praktijk de plaats ingenomen van de rijen penitenten die enkele tientallen jaren geleden nog een vertrouwd beeld waren in de kerk als er een hoogfeest naderde. Van de preekstoel werd tevoren aangekondigd dat er op die en die dag biechtgehoord zou worden op de even uren na de middag zolang er aaneengesloten biechtelingen zouden zijn.

De biechtelingen hebben zich nu in een andere zin ‘aaneengesloten’. Zij komen allemaal samen op hetzelfde uur om te laten zien dat zij niet ieder apart schuldig staan voor God, maar dat de zonden van ieder persoonlijk te maken hebben met de relatie met anderen en dat wij ook als totale geloofsgemeenschap behoefte hebben aan vernieuwing. Wij kunnen er samen met elkaar misschien beter in slagen om te doorgronden waarin wij tekort schieten dan wanneer ieder apart met de handen voor de ogen in zijn ziel gaat zitten roeren. Uit verhalen van mensen over hun vroegere biechtpraktijk blijkt helaas dat velen niet verder gekomen zijn dan het zenuwachtig opsommen van nogal onbenullige voorvalletjes.

De gezamenlijkheid van een boeteviering kan zeer vruchtbaar zijn voor een kritisch bekijken van ons persoonlijke leven en de gang van zaken in onze plaatselijke geloofsgemeenschap in het licht van wat het evangelie
van ons vraagt. Het gaat er niet om dat we onszelf en de anderen kleineren door een onvruchtbaar schuldgevoel te koesteren. Onvruchtbaar is schuldgevoel als het ons niet in beweging brengt, maar juist lamlegt. Schuld is vruchtbaar als de erkenning ervan leidt tot nieuwe keuzen, bekering, toewending naar een nieuw begin.

Nog belangrijker is dat we met elkaar kunnen vieren dat God ons vergevingsgezind is. In elke christen leeft het bewustzijn dat God voor ons een barmhartige Vader is en dat wij door Hem in genade worden ontvangen.

Hoe vaak bidden we niet: Vergeef ons onze schuld zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven? Maar dit bewustzijn moet van tijd tot tijd zich manifesteren. Je moet ervoor van huis gaan. Elkaar willen ontmoeten. Luisteren naar woorden uit de Schrift die vergeving verkondigen, bidden en zingen met elkaar ter versterking van de overtuiging dat je niet kansloos bent met je tekorten. Je moet het ook voelen met je lijf: staan en knielen, getekend worden met as (Aswoensdag), een hand op je gebogen hoofd gelegd krijgen.

Is het waar dat deze boetevieringen geleidelijk minder worden bezocht? Je hoort van sommige pastores dat ze om die reden de boeteviering maar vastkoppelen aan de zondagseucharistie of aan de Witte Donderdag- of Goede Vrijdag viering. Anders komen de mensen niet meer. En op zo’n manier kan het makkelijk worden meegenomen. Zo werkt de bedrijfsleider van een supermarkt. Hij probeert ook de artikelen te slijten waar de mensen eigenlijk niet voor komen, maar die ze onder het motto ‘mooi meegenomen’ toch in hun winkelwagentje gooien. Slaan we elkaar in de kerk zo laag aan, dat we een aparte uitnodiging voor het vieren van boete en vergeving niet eens meer aandurven?

Als de boetevieringen voor Pasen op de eerste dagen van de Goede Week worden geplaatst, wordt het liturgisch programma van de week wel erg overladen. Het zou jammer zijn als de deelname op Witte Donderdag en Goede Vrijdag er onder ging lijden. Al eerder is in ons bisdom door de Commissie voor Liturgie er op gewezen dat de viering van Aswoensdag zich uitstekend leent voor een boeteviering met het askruisje als een sprekend ritueel. De viering dichterbij Pasen zou kort voor Palmzondag geplaatst kunnen worden. Wie de programma’s van verschillende parochies daarop bekijkt, komt tot de vaststelling dat dit advies niet is overgenomen.

In de praktijk blijken boeteviering vaak sobere vormen van liturgie te zijn. Sober in de verkeerde betekenis: een priester die vrijwel alles alleen doet en parochianen die het maar een beetje over zich laten komen. Men zingt een paar liedjes en daarmee is het wel bekeken. Het gaat echter om een liturgische viering die om méér vraagt. De Schriftlezingen gebeuren door parochianen, er is een koor of tenminste een kantor die samen met de gelovigen goedgekozen gezangen zingt. Gewetensonderzoek en belijdenis gebeuren in een zodanige vorm dat het persoonlijke en het gemeenschappelijke naar voren komt en dat de aanwezigen bijvoorbeeld door een acclamatie er zich bij aan kunnen sluiten.

Bijzondere aandacht wordt gevraagd voor de taal van de tekenen. Zonder tekenen is liturgie nergens. Een belangrijk teken is de samenkomst op zich al: mensen die op een ongebruikelijk moment hun huizen verlaten en naar de kerk gaan om dat ze vinden dat ze bekering nodig hebben. Het Boek waaruit hoopgevende woorden worden gelezen. Maar er is nog meer mogelijk. Zou de vredeswens, die in de eucharistie zo moeilijk lukt, in de boeteviering op gang willen komen als een zinnig ritueel? De besprenkeling met wijwater kan ons herinneren aan het doopsel van bekering. De handoplegging door de priester aan het einde van de dienst als een teken van vergeving is al op veel plaatsen overgenomen als een goed ritueel. Vergeet niet om in de boeteviering de relatie te leggen naar de akte van Vasten (of Advent), want ook in zo’n gift brengen mensen iets van bekering tot uitdrukking.

De boetevieringen verdienen onze bijzondere zorg. Iedereen weet dat de privébiecht praktisch verdwenen is, hoezeer kerkelijke documenten ook volhouden dat dat de eigenlijke vorm is van het boetesacrament. Het zal lang duren voor alle oud zeer met betrekking tot die praktijk verdwenen is en mogelijk ontdekken we daarna de waarde ervan. Nú moeten we het hebben van goede boetevieringen. Anders komen we terecht in een onbestemde onvrede, omdat we vaag voelen dat het schort aan iets bij onszelf, bij de kerk, bij de wereld, maar zonder de weg af te leggen naar de ander en naar God die ons accepteert als een barmhartige vader.

Gezangen voor Liturgie

Oorspronkelijk verschenen in Jubilate 16–1 (januari 1983)

Michel Gottmer

In de loop van dit jaar zal verschijnen, na ’n voorbereiding van ruim vijf jaar de Liedbundei voor de gehele R.K. Kerkprovincie: ‘Gezangen voor Liturgie’ (G.v.L.).

Met de afronding van deze brede verzameling Gezangen is een fase afgesloten waarmee enorm veel denk- en zoekwerk, sorteer- en groepeerwerk en vooral veel wikken en wegen bij het opstellen van criteria gepaard ging.

Over de keuze van het materiaal zegt de Bisschop-referent voor Liturgie mgr. J. Bluysen in een voorwoord o.a.: ‘De onderhavige bundel geeft een goed beeld van het voorhanden zijnde materiaal en wordt gekenmerkt door een constante zorg voor een verantwoorde viering van de Liturgie. Het is dan ook te verwachten dat de bundel richting zal geven aan de liturgie in het Nederlands’.

Gezangen voor Liturgie is een liedboek dat niet bepaald is door het liederenfonds van een bepaalde uitgever of van een bepaalde groep.

Dus niet zomaar een bundel

De inhoud van G.v.L. bevat datgene wat volgens een in deze objectieve commissie een verantwoorde plaats verdient binnen de |iturgische praktiik Daarvoor is al ’t
bestaande materiaal uit bundels, boekjes en blaadjes gewikt en gewogen nogmaals bestudeerd en gebundeld. Adviezen werden gevraagd aan kerkmusici en pastores, drie keer werd er een landelijke studiedag gehouden met de bundel als onderwerp.

Verschillende problemen die bij het samenstellen van de bundel naar boven kwamen moesten worden opgelost, b.v. moeten er in G.v.L. gregoriaanse gezangen en Iatijnse teksten worden opgenomen? Moeten er naast gezangen ook gebeden worden opgenomen? ’n Belangrijke vraag was die naar ’t theologisch aspect van de bundel: Hoe zingt ’n katholieke bundel b.v. over God?

Als je in een bundel gezangen moet opnemen waar ga je dan van uit: goede tekst en muziek? Of moet de liturgie daar ook niet een belangrijk woord over mee spreken? Uiteindelijk heeft de kritiek die aan verschillende deskundigen werd gevraagd op de onderdelen van de bundel het aanschijn van G.v.L. ten goede beïnvloed.

De inhoud

Tot welk resultaat heeft die deskundige inbreng van zovelen dan wei niet geleid?

Allereerst is dat het nieuwe zicht op wat men nog altijd aanduidt met ‘Het gewone van de mis’ d.w.z. de gezangen die in iedere mis terugkwamen. Deze vijf gezangen: Kyrie (Heer ontferm U), Gloria (Eer aan God), Credo (lk geloof), Sanctus (Heilig) en Agnus Dei (Lam Gods) vormden samen ’n eenheid, ’n ‘mis’ en warden ook als een geheel door componisten van nederlandse of latijnse missen getoonzet (bv. Paus Johannes-mis van Jan Vermulst, Marcusmis van Floris van der Putt of mis sen van Perosi en Mozart).

ln de vernieuwde liturgie is het aantal vaste gezangen aanzienlijk uitgebreid met andere gezangen die eigenlijk ook iedere keer behoren terug te komen. Deze nieuwe reeks ziet er dan als volgt uit: Opening van de dienst – Kyriélitanie – Heer ontferm U over ons – Lofzang Eer aan God – Alleluia – Evangelieacclamatie – Ge|oofsbe|ijdenis – Heilig – Acclamatie bij het Eucharistisch gebed – Doxologie – Onze Vader – Lam Gods – Wegzending en Zegen.

Verschillende componisten hebben deze gezangen in hun latere missen opgenomen b.v. Bernard Bartelink in de Willibrordmis, maar toch blijkt dat de nieuwe vaste gezangen nog niet geheel zijn geïntegreerd en ook niet als zodanig in de zangbundels zijn opgenomen. G.v.L. heeft in dit opzicht een grote stap vooruit gemaakt, niet alleen zijn de vaste gezangen uitgebreid tot een nieuwe reeks maar worden de missen zo afgedrukt dat de verschillende melodieën van de Opening van de dienst, de Kyrié-Litanie, Kyrie, lofzang enz. allen bij elkaar staan.

Een belangrijk voordeel van deze liturglsch betere kijk op dit geheel is dat bij de voorbereiding van een viering men niet direct meer een bepaalde ‘mis’ zal kiezen waarbij veel onderdelen onder de tafel kunnen vallen, maar dat nu ook dié onderdalen aan bod zullen komen die traditioneel niet bij dat rijtje hoorden.

Een tweede opmerkelijkheid van G.v.L. is het grote aantal psalmen dat opgenomen is nl. 117. Even opmerkelijk ook is de keuze en de vorm waarin ze getoonzet zijn. Daardoor zijn de mogelijkheden van de psalmen voor Iiturgisch gebruik aanzienlijk verruimd.

De psalmen staan a.h.w. op een ereplaats in de bundel nl. als eerste grote blok. Ook aan de nummering van de psalmen is volledig recht gedaan doordat ze hun eigen nummer behouden hebben. Dus b.v. no. 30 uit de bundel is ook psalm 30 uit het boek der psalmen.

Bij de psalmen zijn ook als afzonderlijk deel de kantieken opgenomen. Kantieken (Cantica) zijn die gedeelten uit de bijbel die daar als lied staan, b.v. het danklied van Marla, de lofzang van Simeon. In de bundel staan 18 kantieken.

De derde afdeling van de nieuwe bundel wordt gevormd door liederen: 200 stuks. De samenstelling hiervan heeft de meeste tijd gekost. Er is uitgebreid gediscussieerd of de liederen die qua tekst en melodie hun tijd echt hebben gehad maar door de kerkgangers als dierbaar worden ervaren, een plaats moeten krijgen in de bundel. Zo zijn b.v. de oude kerstliederen ‘Stille Nacht’ en ‘De Herdertjes’ in G.v.L. opgenomen. Wat betreft de indeling van de liederen volgens alfabet of naar de tijd van het kerkelijk jaar heeft de Liedbundelcommissie gemeend alfabetisch te moeten rangschikken.

Niet de zoveelste bundel

Het is beslist onjuist om ‘Gezangen voor Liturgie’ de ‘weer zoveelste bundel’ te noemen.

Van begin af aan hebben de samenstellers een open samenwerking gehad met de bisschoppelijke instanties ais b.v. een bisschoppelijke begeleidingscommissie. Met deze commissie, die onder voorzitterschap stond van Mgr. J. Bluysen, zijn de delen van de bundel stuk voor stuk uitvoerig doorgenomen. Uiteindelijk resulteerde dit in goedkeuring van de Bisschoppenconferentie in april 1981,

Nog enkele gegevens

De bundel omvat ruim 600 pagina’s: psalmen en kantieken, vaste gezangen, liederen, gebeden en gregoriaanse gezangen. G.v.L. wordt afgesloten met een uitgebreid register waarin naast de inhoudsopgave ook informatie wordt gegeven omtrent auteurs, componisten, herkomst van teksten en melodieën en een uitgebreid overzicht voor het gebruik in de liturgie.

De uitgave verschijnt zowel in een donker-rode als in een donker- groene omslag, naar keuze in harde of buigzame band.

Tenslotte

Gezangen voor Liturgie wil geen eindpunt van een ontwikkeling markeren maar wil juist een stimulans zijn tot verdere creativiteit op liturgisch muzikaal gebied. Het is daarom te hopen dat naast dirigenten en koorleden vooral ook de pastores de gebruikers van deze nieuwe bundel zullen worden.

Zij hebben er alles mee te maken. Het boek kan alleen funktioneren binnen een goed samenspel in liturgiegroepen, waarvan pastores en dirigenten op aktieve wijze deeluitmaken. In de komende afleveringen van Jubilate zuilen wij o.a. door bespreking van en toelichting op liederen en gezangen regelmatig op G.v.L. terugkomen.