Heures Mystiques opus 29 van Léon Boëllmann

Verschenen in Jubilate 17,2 (mei 1984)

Heures Mystiques 1

De bekende organist en componist Léon Boëllmann (1862–1897) is op twee terreinen compositorisch werkzaam geweest: de kamermuziek en de orgelwerken. De kamermuziekcomponist Boëllmann is de man van de wereld, de viool, de cello, het orkest, de piano, de menselijke stem zijn de voertuigen van zijn creativiteit. Daartegenover staat de orgelcomponist Boëllmann, de man die zich in dienst stelt van de kerk, scheppend verstaanbare muziek, probleemloos in melodiek en harmoniek. Zijn taal is objectief en voldoet aan de eisen van liturgische functionaliteit. Het orgel beschouwt hij ais het instrument, in plaats en functie gebonden aan het instituut kerk. Van zijn 22 orgelcomposities hebben 14 reeds in de betiteling reminiscenties aan een liturgisch-religieuze praktijk.

Boëllmann had als organist aan de Saint-Vincent-de-Paul te Parijs een orgel ter beschikking waarop de grootste voorbeelden van symfonische orgelkunst verklankt konden worden. Het werd gebouwd door Aristide Cavaillé-Coil en in gebruik genomen op 26 januari 1852. Het orgel telt 47 registers, verdeeld over drie manualen en pedaal.

Heures Mystiques 2

Voor orgel of harmonium componeerde hij in 1896, één jaar voor zijn dood ‘Heures Mistiques’ opus 29. In 1975 zijn ze in drie afzonderlijke deeltjes bij Harmonia te Hilversum opnieuw uitgegeven onder redactie van Piet van der Steen. Deel I bestaat uit Entrées Offertoires, Deel II uit Elévations Communions Sorties, Deel III uit Versets.

Heures Mystiques 3

Heures Mystiques 4

De ‘Heures Mistiques’ zijn een verzameling stukken voor orgel of harmonium, honderd in getal, die zoals de afzonderlijke titels al aangeven, primair bedoeld zijn voor gebruik in de liturgie. Bij het componeren heeft Boëllmann het harmonium als uitgangspunt genomen, gezien de registratieaanwijzingen, het overwegend langzame tempo van de stukken en het op een enkele uitzondering na ontbreken van een pedaalpartij.

Bij het spelen van de stukken op een orgel doet de organist er goed aan de intieme en poëtische klanksfeer van het Franse harmonium in gedachten te houden. Het harmonium had een of twee manualen (beide tussen e’ en f’ gescheiden in bas en discant), geen pedaal, een tamelijk uniforme klankkleur en mogelijkheden voor dynamische schakering.

Slechts een enkele maal geeft de componist aanwijzingen voor de registratie, zie de hier en daar tussen haakjes geplaatst cijfers 16’ en 8’. Het gebruik van mixturen en andere hoge vulstemmen moet worden vermeden. Een enkel zacht geïntoneerd tongwerk kan wel eens op zijn plaats zijn.

In dit artikel zijn een aantal korte muziekvoorbeelden afgedrukt ter illustratie. Zij geven een indruk van de muzikale sfeer en de gemiddelde moeilijkheidsgraad van de stukken. Persoonlijk speel ik deze muziek nogal eens tijdens een uitvaartliturgie omdat de stukken zich hiervoor uitstekend lenen. Dat neemt niet weg dat ook in andersoortige diensten de muziek op zijn plaats kan zijn. Een ieder beoordele dat persoonlijk.

Heures Mystiques 5

‘Lof zij U, Christus‘. De Evangelielezing in onze liturgie

‘De lezing van het Evangelie vormt het hoogtepunt van de dienst van het Woord; de andere lezingen in de traditionele volgorde, d.w.z. uit het Oude Testament dat overgaat tot net Nieuwe, bereiden de gemeenschap hierop voor’. Zo lezen wij in de Algemene Inleiding op het Lectionarium voor de Eucharistieviering (nr. 13).

Wij kunnen de lijn nog verder doortrekken en zeggen: de Evangelielezing op haar beurt bereidt de gelovigen voor op de gedachtenisviering van de Heer die de Eucharistie is. Binnen het geheel van de viering is de Evangelielezing een eerste, een voorlopig hoogtepunt. De communio met de Heer in zijn woord wordt in een Eucharistieviering immers gevolgd door de communio met Hem in het sacrament. Wanneer de Evangelielezing een hoogtepunt is, dan zal dat in de viering te zien moeten zijn. En te horen. Zelfs af en toe te ruiken. Liturgie voltrekt zich in tekenen, en tekenen zijn er om te worden opgemerkt. Rond de Evangelielezing valt er daarom als het goed is liturgisch het een en ander te beleven.

Er zijn diensten waar je bij de lezing van het Evangelie – dat is Blijde Boodschap, Goed Nieuws – het liefst huilend zou weglopen. Dat is heel erg. Maar het kan nog erger. Er zijn ook diensten waar je bij de Evangelielezing niet weg kunt lopen. Om de eenvoudige reden dat er in geen velden of wegen een Evangelielezing te bekennen valt. Dat kan nooit de bedoeling zijn van de liturgische vernieuwing. Christelijke liturgie is per definitie gedachtenisviering van Jesus, de Christus, in Woord en Sacrament. Wanneer wij de Heer met onze eigen gedachten voor de voeten lopen en Hem zodoende beletten zelf aan het Woord te komen, dan zitten wij er helemaal naast. Alle goede bedoelingen ten spijt.

Ieder die geen vreemdeling is in het Jerusalem van de liturgie weet op welke manier de Evangelielezing het relief kan krijgen dat zij verdient. Daar is om te beginnen een boek, dat het aanzien waard is. Daar is verder de diaken of de priester, die het Evangelie uit dit Boek verkondigt, proclameert! Er zijn acolythen met brandende kaarsen, er is een goedgevuld wierookvat waarmee wordt gezwaaid. Er is een processie, er is een ambo. En dan hebben we het nog niet gehad over de zegenbede vóór het Evangelie, over het omhoogheffen van het Boek, over het kussen ervan en het zich bekruisen.

Ook hebben we dan nog niets gezegd over datgene wat de gelovigen op dit moment doen: rechtstaan en de oren spitsen. In de hoop dat hun hart verwarmd zal worden zoals bij de leerlingen van Emmaus, toen de Heer onderweg met hen sprak.

Er zijn parochies waar men de gelovigen heeft wijs gemaakt dat het niet de moeite waard is om voor het Evangelie te gaan staan. In zulke parochies vindt men de kerken waar de liturgie van het zitvlak hoogtij viert. Nou ja, de liturgie… De Lieve Heer zal er ook het zijne wel van denken.

Muzikale vormgeving

Een liturgisch hoogtepunt vraagt om een passende muzikale vormgeving. Dat geldt ook voor de Evangelielezing. Het Evangelie werkt in de liturgie als een soort magneet. Het Alleluia met bijbehorend vers is geen reactie op de voorafgaande, tweede lezing, maar wordt al helemaal door het komende Evangelie beheerst. Zodra het Alleluia wordt aangeheven gaan allen dan ook staan. Het verband tussen Alleluia-roep en Evangelie wordt op die manier lijfelijk beleefd en daardoor verhelderd. Het zou ideaal zijn wanneer het Alleluia door de hele gemeenschap werd overgenomen en herhaald zo dikwijls als nodig. Het bijbehorende vers komt voor rekening van de cantor of het koor. Een goede rolverdeling is een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van de viering.

Wie dit ritueel tot een levend gebeuren weet te maken doet goed werk. De Gregoriusvereniging zou daar best een onderscheiding voor beschikbaar mogen stellen. Een soort aanmoedigingsprijs

Na de lezing vraagt de acclamatie op het Evangelie onze aandacht. Ook hier is er weer iets als een magneetwerking. Het Evangelie is niet echt verkondigd wanneer het niet bij de verzamelde gelovigen is aangekomen. Een acclamatie legt daarvan getuigenis af. Zij geldt de levende Heer, die zich ook in zijn woord aan de zijnen geeft als Brood van eeuwig leven. Qua structuur ligt een vergelijking met de acclamatie na de consecratie hier voor de hand.

Gezongen Evangelie?

Een heel aparte mogelijkheid biedt de gezongen verkondiging van het Evangelie. Niet iets voor elke dag, maar zeker te overwegen voor de feestdagen. In de ons omringende landen lijkt daar meer aandacht voor te bestaan dan bij ons. Tijdens vakanties heb ik het zelfs in gewone zondagsdiensten wel meegemaakt. Indrukwekkend.

We zouden kunnen afspreken dat we elkaar niet lelijk aankijken wanneer deze mogelijkheid voorlopig op de meeste plaatsen ongebruikt blijft liggen. Dat geldt uiteraard niet voor de vele ‘gewone’ mogelijkheden rond het Evangelie. Want – wij verhalen de uitspraak waarmee we begonnen – ‘de lezing van het Evangelie vormt het hoogtepunt van de dienst van het Woord’.

Halleluia – Godlof

Verschenen in Jubilate 17,2 (mei 1984)

door fr. N.P. Wesseling o.s.b.

In de Paastijd schrijven over de Tussenzang. Bijna vanzelf gaan dan je gedachten uit naar het Alleluia. De Paasroep bij uitstek, waarmee in het Oosten, vooral in de Orthodoxe Kerk, de gelovigen elkaar Zalig Pasen wensen. Het woord Halleluia betekent inderdaad: Lof aan God. Het Hallel zijn de lofpsalmen. De uitgang la is een afkorting van de godsnaam Jaweh. Wie zei er ook alweer dat die naam nooit werd uitgesproken?

Over de schrijfwijze valt te redetwisten ‘Roomsen schreven altijd Alleluia. De oude latijnen spraken de letter h niet uit. Bisschop Augustinus, die zelf uit Noord-Afrika kwam, spot er al mee: het niet kunnen uitspreken van de h is eigenlijk een soort dialectverschijnsel. Misschien wel een spraakgebrek.

Moet die h worden uitgesproken? in het Hebreeuws ligt de h-klank dicht bij de g-klank. Duidelijk hoorbaar dus. Het lijkt er op, dat er alles voor te zeggen is die h maar duidelijk uit te spreken. Wij hoeven ons toch nu niet meer aan te passen aan een spraakgebrek van de oude latijnen?

Maar daarmee is niet alles gezegd over die uitspraak. Want de derde lettergreep (u) geeft ook verwarring. Spreek je die uit als u of als oe? Ook hier weer een duidelijk verschil vanuit de Reformatie en vanuit de Romana. Maar als u denkt, dat de oe-klank vanuit het Latijn is overgenomen, dan vergist u zich. De u-klank is ook in het Hebreeuws onbekend, evenals in het Latijn. Er is dus alles voor te zeggen om de oe-klank aan te houden. Natuurlijk niet om ons te onderscheiden van onze reformatorische broeders.

Och, in feite is er geen echt voorschrift daaromtrent. Dus iemand die dit woord anders uitspreekt, zal geen excommunicatie oplopen. Uiteraard is het wel zaak, dat in een koor iedereen zich houdt aan de afgesproken manier om dit woord uit te spreken.

toonzetting

Welk Halleluia zingen we nu in de Paastijd? Of nemen we (voor het gemak) toch maar een gewoon strofelied? Jammer als u dat steeds,weer zou doen. Het typisch eigene van de Paastijd komt dan helemaal niet aan bod. Maar waar haal je zo’n Halleluia vandaan?

Om te beginnen is het niet verboden om in een viering een Gregoriaans Alleluia te zingen. Het Alleluia met zijn jubilus (= lange uitgang op de slotlettergreep a) is typisch voor het Gregoriaans. Ook als de andere gezangen niet of slechts ten dele Gregoriaans zijn, zou een Gregoriaans Alleluia te gebruiken zijn. En vaak is het zo, dat een koor zo’n Alleluia beter kan ‘behappen’ dan b.v. een Graduale. Ze zijn niet zo lang, en niet zo zwaar van aard. En sommige melodieën keren als typen regelmatig terug. Even opletten welk Alleluia u dan kiest. Het liefst een, waarvan de tekst enig verband met bij voorkeur het Evangelie van de dag. Of met het thema, als het om een thematische viering gaat.

gezangen voor liturgie

En nu we het toch over het Halleluia hebben: in de landstaal kun je daar sinds kort best wel iets mee doen. Nu zeer recent de nieuwe bundel Gezangen voor Liturgie verkrijgbaar is, heeft het zijn nut erop te wijzen, dat in die bundel een 20-tal Halleluia’s staan. Met korte, goed bruikbare keerverzen voor volkszang. We drukken er hier enkele van af. Ga ze maar eens zingen. U zult zien dat het eenvoudig maar goed klinkende composities zijn. En soms is het Alleluia zo van het Gregoriaans weggelopen.

Halleluia Godlof

Wijs, tot slot, deze Nederlandse Halleluia’s niet van de hand als een soort nieuwlichterij. Het is een telkens terugkerende rubriek in het lectionarium van het nieuwe Missaal. Zing van harte eens uw paasvreugde uit naar het Evangelie toe.

ln dat verband nog een opmerking. Het Halleluia is een processiezang. Het wordt gezongen als de priester, of diaken, zich opmaakt om met het Evangelieboek in processie naar de leesplaats te gaan. Voorafgegaan uiteraard door kaarsendragers en wieroker. Als nu dat geheel van klaarmaken en processie langer duurt dan het gezongen Alleluia met vers, herhaal dan na het laatste Halleluia nog eens het vers, en laat het geheel door het volk afsluiten met nogmaals het Halleluia. Zo wordt ook de tweede zang functioneel.

De rol van de organist in de huidige liturgie

Verschenen in Jubilate 17,1 (16,4), januari 1984

door Flip Veldmans

Het orgelspel is als een boom met vele takken, ontsproten uit de gezongen liturgie. Eerst in dienst van het gezongen woord, later ook als omspeling van dit woord. Hierin schuilt de opdracht die aan de organist is weggelegd. Een opdracht die veel verder gaat dan alleen maar ‘een misje’ spelen. Het organistschap is een ‘levenshouding’ geworden, waar de liturgie van vandaag in al zijn facetten onmogelijk zonder kan.

De soort en stijl van de liturgische muziek, de inhoud, vorm en kleur komen eerst langs de vingers van de organist, nog voor het koor of de zingende gemeenschap de mond opent voor een lied. Daarna komt pas het moment dat hij terugkeert naar zijn oudste bestemming: het koor of de gemeenschap te ondersteunen in hun contact met God via het lied. Elders nog neemt het orgel de ‘stem’ van de gemeenschap over wanneer zoals Frits Mehrtens eens zei het woord ‘op’ is. Hier treedt het orgel op als verlengde van de stem des volks.

Geen enkel instrument kan al deze liturgische opdrachten zo goed vervullen als het orgel. Ook al omdat al deze opdrachten gedacht zijn vanuit de gemeenschapszang waaraan het orgel zijn oorsprong te danken heeft. Daarom ook is het orgelspel meer liturgie naarmate het in functie staat van de grote parochiegemeenschap.

Hoe was de situatie voor Vaticanum ll

Het orgelspel was voor het Tweede Vaticaans Concilie in dienst van de priester. Aldus stond het omschreven: ‘in de kerken weerklinke slechts die orgelmuziek, die aan de verhevenheid van de plaats beantwoordt en vervuld is van de heiligheid der plechtigheden’. De organist had de volgende taken:

  1. De luister van de eredienst te verhogen door stemming en sfeer te scheppen.
  2. De zang te ondersteunen. Het orgelspel was hier slechts ‘aankleding’ van de liturgie. Vandaag hoort het niet meer ‘bij’ de liturgie maar IS het liturgie. Of anders gezegd: het krijgt kans liturgie te worden, het geeft aan het Woord een nieuwe kracht. Het is een versterking van het Woord geworden.

Het resultaat van de pastorale taak die het orgel reeds eeuwen heeft vervuld: de mensen voor te bereiden op ‘verhoogde toon’ op het gezongen Woord is enorm uitgebreid van de meest moeilijke koraal-voorspelen tot een massa eenvoudige en toch verantwoorde orgelpreludes. Gemakkelijk uit te voeren door de organist, gemakkelijk mee te volgen door de luisterende gemeenschap.

Bijvoorbeeld ‘Die Orgel im Kirchenjahr’. 7 delen (Advent, Kerstmis, Veertigdagentijd, Paastijd en Pinksteren). Uitgegeven bij CRON, Luzern. Het zijn voor- en naspelen op bekende liederen. Betrekkelijk gemakkelijke stukjes in een laat-romantische en vroegmoderne stijl.

Sterk aan te bevelen zijn korte voorspelen die ingebouwd kunnen Worden in de liturgie. De 2 banden ‘Orgelspiel im Kirchenjahr’ komen hiervoor zeker in aanmerking. Deze banden bevatten 62 zeer gemakkelijke en korte koraa|voorspelen van Oude Meesters voor orgel zonder pedaal. Uitgegeven Schott, Mainz.

Denk ook eens aan de vierstemmige koraalzettingen van J.S. Bach. In de Breitkopfuitgave staan er 389, dus voldoende keuze. Een aantal staan eveneens in de Bärenreiter-uitgave van Bachs Orgelbüchlein, steeds voorafgaand aan de wat moeilijker koraalvoorspelen. Het praktische van deze band is de rangschikking van de koralen naar het liturgisch jaar. Herhaal gerust de zetting enige malen, steeds met wisselende registratie, indien mogelijk vanuit het karakter van de tekst.

Ter illustratie voor de veertigdagentijd het koraal:

De rol van de organist 1

Ook de koralen uit de Johannes en Matthäus-Passion zijn erg geschikt in deze periode te spelen. Probeer maar eens het schitterende slotkoraal uit de Johannes-Passion:

De rol van de organist 2

Wat betreft de speeltechniek nog enkele opmerkingen. De eerste mogelijkheid is de zetting manualiter te spelen. Speel basnoten die wat moeilijk liggen door grote omvang gerust op het pedaal, waarbij het pedaal aangehangen moet zijn aan het klavier waarop men speelt, neem in dit geval dus geen zelfstandige stemmen op het pedaal. Soms is het gemakkelijker tenornoten in de rechterhand te spelen i.p.v. links; u speelt dan rechts drie noten en links één noot (in beide koralen bijv. het eerste accoord). Dit geldt ook – zij het in mindere mate – soms voor altnoten, die dan met de linkerhand gespeeld kunnen worden. Een andere mogelijkheid is de héle baspartij op het pedaal te spelen met zelfstandige stemmen 16’ en 8’, eventueel nog gekoppeld aan het klavier. Doe dit alleen wanneer u het pedaalspel goed beheerst en zoek een goede voetzetting uit.

Bevrijdingsconcert in R.K. kerk Chaam

Onder grote belangstelling verzorgde het Parochieel Zangkoor op 22 oktober 2014 in de kerk van de H. Antonius Abt in Chaam een programma in het kader van ‘Oktober 2014, bevrijdingsmaand, Chaam 70 jaar bevrijd’.

Na de opening van ‘oktober-bevrijdingsmaand’ door de vertrekkende burgemeester H. Nuijten werd een groot geschilderd drieluik ‘Van Oorlog naar Bevrijding’ door Ruud van Thiel gepresenteerd. Een kolossaal, imposant schilderstuk dat herinneringen oproept aan een verleden vol oorlogsgeweld en verdriet. Brassband Ulicoten had inmiddels haar visitekaartje al afgegeven met ontroerende, ingetogen en warme melodieuze klanken van de koperinstrumenten. De muziek werd afgewisseld door verhalen over oorlogsherinneringen.

Kinderen

Er was terecht veel aandacht besteed aan de kinderen, zodat de Chaamse jeugd de thema’s bevrijden en vrede volop meebeleefde. De poëzielessen rond het thema ‘bevrijding’ van de Chaamse dichter Pien Storm van Leeuwen hadden duidelijk hun vruchten afgeworpen.

Groot Zangkoor

Het Parochieel Zangkoor had medewerking gevraagd aan het Parochiekoor Ulicoten en samen met liefst 24 Chaamse gastzangers en gastzangeressen, begeleid door gastpianist Ton Janssens werden er bekende liederen gezongen als ‘Abide with me’, ‘From the time we say good bye’ en ‘Song of Peace’. Na afloop werden door de kinderen zeventig witte ‘vredesballonnen’ opgelaten. Een prima start van ‘oktober-bevrijdingsmaand’.

De cantor

Kort geleden belde ik wat pastorieën op om te horen of er nog liefhebbers waren voor een cantorkursus. ‘Och nee’, zei een pastor aan de andere kant van de lijn, ‘wij zijn maar een heel gewone parochie. En aan zulke luxe funkties zijn wij nog niet toe’. lk was verbaasd dat zo’n eenvoudige taak om voor en met de mensen te zingen bij voorbaat al een statussymbool was geworden. Is de naam misschien te deftig en moeten we gewoon van voorzanger spreken? Maar de taak omvat meer dan alleen maar voorzingen. En cantor rijmt zo aardig op lektor, de funktie die al wat langer is ingeburgerd.

Verschenen in Jubilate 17, 2 (16, 4)(april 1984)

door Gerard Broekhuijsen

Plaats tussen de andere funkties

In de liturgische viering worden verschillende taken behartigd. Er is een priester-voorganger. Maar hij staat al lang niet meer alleen. Er zijn leden van de gemeenschap die assisteren bij het altaar en die helpen met kommunieuitreiken: de akolieten, letterlijk ’de helpers’. Anderen zorgen voor het voorlezen van de schriftlezingen en de intenties van de voorbede: de lektoren, de voorlezers en lezeressen. In deze rij hoort de cantor thuis. Hij of zij zorgt ervoor dat de gezongen delen van de viering tot hun recht komen.

De gezongen delen van de viering

De aktieve deelname van de gelovigen, het grote motief van de liturgische vernieuwing, komt het best tot zijn recht als er gezongen kan worden op alle momenten in de viering, die om zang vragen. Er zijn bij nadere bestudering heel wat van die momenten. Als je wordt uitgenodigd om in te stemmen met de lofzang van de engelen kun je moeilijk zéggen: Heilig, heilig, heilig… Ook de hymne Eer aan God moet je zingen. Of hing er met Kerstmis slechts een spreekkoortje in de lucht? De akklamaties en refreinen: Heer, ontferm U over ons, Als wij dan eten van dit brood, Amen, Heer, onze God, wij bidden U verhoor ons, Alleluja, -ze komen niet uit de verf zonder stemverhéffing, dus gezongen. Uit de aarde van de liturgie zelf kun je afleiden dat een viering zonder zang eerder uitzondering dan regel zal moeten zijn. Hier en daar een lied, aan het begin -in het midden -aan het eind, is een eerste stap op weg naar een volwaardig gezongen viering, maar zeker niet de laatste stap.

Was het koor niet goed genoeg?

De volwaardig gezongen viering lijkt op wat we vroeger de hoogmis noemden. Op voorwaarde dat de gelovigen mee mogen zingen op de plaatsen die hen toekomen. Daar ontbrak het in die oude hoogmis weleens aan. En ontbreekt het op de dag van vandaag nog dikwijls in missen met een koor. Je kunt lelijke dingen zeggen over koren, en dat nog wel in een zangersblad. Inderdaad, koren gaan buiten hun boekje door te zingen wat het volk eigenlijk zou moeten zingen. Luister maar eens naar zo’n fraaie, meerstemmige sanctus. Prachtige religieuze muziek, maar geen liturgische muziek. Geen muziek die recht doet aan wat het sanctus eigenlijk is. Koren ontmoedigen de mensen door onbekende zangwijzen aan te bieden ais gemeenschapszang. Het gregoriaanse koor kiest volslagen onbekende vaste gezangen. Het nederlandse koor zingt alleen maar de allerlaatste nieuwe van Antoine Oomen. Koren presenteren zich hooghartig als artistieke kunstkringen. Zij luisteren de viering op, dus het komt aan op luisteren. Hoe dan ook, aan de koren moeten we niettemin nageven dat zij de gezongen viering in stand hebben gehouden toen het volk het erbij liet zitten. Op de dag van vandaag is elke (zondags)viering een hoogmis en behoort gezongen te worden. Zoveel koren hebben we niet. Daarom is er behoefte aan een cantor. Hij kan ook uitstekend funktioneren in kombinatie met een koor.

Neem bijvoorbeeld de antwoordpsalm

Zoals iedereen weet staat in het lektionarium, het boek met de schriftlezingen, op elke zondag een mooie selektie uit een psalm. De gekozen verzen en het refrein sluiten aan bij de eerste lezing. Met een lied uit de bijbel zelf reageren wij op wat we in de lezing gehoord hebben. De voordracht van deze verzen vraagt om verkondigend zingen. De tekstbehandeling luistert heel nauw. Dat kan een heel koor niet verwezenlijken. Het past beter in de mond van één voorzanger, of hooguit enkele die zeer goed op elkaar zijn afgestemd. Het koor kan net volk ondersteunen bij het refrein of het refrein door meerstemmigheid feestelijk maken. Een praktisch voordeel is de grote plooibaarheid van een cantor. Een koor heeft enkele weken repetitietijd nodig voor een nieuw gezang. Een cantor kan in enkele dagen voorbereid zijn. Dat is gunstig wanneer men recht wil doen aan de telkens wisselende antwoordpsalm.

De cantor staat aan de kant van het volk

De cantor staat vooraan in de kerk. Dat is de plaats waar hij of zij verkondigend kan zingen en het volk kan uitnodigen om zijn eigen rol te vervuilen. Bij het voorzingen van de antwoordpsalm is het zelfs de bedoeling om plaats te nemen achter de lessenaar waar de verkondiging van het woord en de voorlezing van de bijbel geschiedt. Toch moet deze funktie niet tegenover het volk gezien worden. Met zijn hart is de cantor meer aanwezig in het schip van de kerk dan op het priesterkoor. Zijn voornaamste zorg is de aktieve deelname van allen aan het liturgisch gebeuren door middel van de zang. Daarom worden de gezangen zo gekozen dat deelname mogelijk is. Er zitten genoeg elementen die nieuw zijn om de zaak boeiend te houden, maar niet te veel om geen irritatie te wekken. De keuze van de gezangen doet recht aan de liturgie, is verantwoord, en houdt tegelijk terdege rekening met déze vierende gemeenschap.

Portret van de cantor

We hebben nu voldoende gegevens om een portret te tekenen van een cantor. Het is een man of vrouw die een redelijk gevormde stem heeft met het oog op de gedeelten die voorgezongen moeten worden. De kantor kan geen vreemde zijn in de parochie, want hij moet de mogelijkheden met name op zanggebied goed kennen: welk repertoire is vertrouwd, welke nieuwe gezangen kan men aan, hoeveel tegelijk. De cantor is op de hoogte van de aard en de funktie van de gezangen in de liturgie. Er is meer mogelijk dan alleen maar liedjes. De cantor overlegt met de pastor, de dirigent, de organist en de liturgische werkgroep. Kleine baasjes die op hun eigen houtje werken zijn er al genoeg in de kerk, die hoeven er niet meer bij te komen. Aan de andere kant moet de verantwoordelijkheid van de cantor serieus worden genomen. Dat gebeurt niet als hij slechts uitvoerder van andermans opdrachten is. Tenslotte zou ook een kenmerk van net portret moeten zijn dat het vriendelijk is. Sympathieke uitnodiging doet wonderen in een samenkomst, drillen roept verzet op.

Het nieuwe liturgisch statussymbool?

Terug naar onze pastor met zijn eenvoudige parochie. Weet je nog hoe het begon met de lektoren? Sommigen hadden snel door wat de bedoeling was, anderen bleven nog jaren tegenstribbelen. Maar nu zijn lektoren algemeen geaksepteerd. De kwaliteit verschilt echter nogal eens. Daar moet voortdurend aan gewerkt worden. Vertrouwdheid met de bijbel en de techniek van goed voorlezen komen je niet aanwaaien. lk voorspel dat over tien jaar elke parochie een groepje mannen en vrouwen heeft die bij toerbeurt als cantor optreden. Er zullen er zijn die heel bescheiden opereren omdat hun eigen mogelijkheden en die van hun parochie beperkt zijn. Anderen zullen snelle vorderingen maken samen met hun hele gemeente. Maar allemaal laten ze zien dat het een waardevolle vorm van liturgisch dienstwerk is.

‘Als uw woord opengaat, wordt het licht’ (Psalm 119 (118), 130)

De dienst van het woord

De tijd dat we het eerste deel van de Eucharistieviering met de naam ‘voormis’ aanduidden ligt al weer ver achter ons. Door toedoen van het Tweede Vaticaans Concilie is de ‘voormis’ gepromoveerd. Sinds die tijd spreken we van ‘de dienst van het woord’ of kortweg ’de woorddienst’. Een nieuwe benaming wijst altijd op een veranderde visie en een daarmee gepaard gaande verandering in de beleving. Zo ook hier. Bovendien bevinden we ons met dit alles op een terrein waar de liturgische vernieuwingen misschien wel het meest ingrijpend zijn geweest. Daarmee is dan niet de overgang van Latijn naar Nederlands bedoeld, hoe belangrijk deze ook is, maar eerder de geweldige ommekeer die er in de waardering voor het woord van de Schrift is gegroeid, zoals dat in de liturgische samenkomst functioneert. Of minstens zou moeten functioneren. Vriend en vijand zijn het er immers over eens dat we in de praktijk nog lang niet altijd hebben bereikt wat op papier al twintig jaar een feit is.

Eerder verschenen in Jubilate 17,1 (16,4), januari 1984

door Cees Janssens

Een woord om van te leven

De wat stiefmoederlijk behandelde ‘voormis’ maakte plaats voor een gelijkberechtigde ‘dienst van het woord‘. Gelijkberechtigd waarmee? Het antwoord op deze vraag is te vinden in de liturgische boeken. Zo lezen we bijvoorbeeld in de Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, onder nr. 8 het volgende: ‘De mis bestaat in zekere zin uit twee delen, n.l. de dienst van het woord en die van de eucharistie, die zó nauw met elkaar verbonden zijn, dat ze één daad van eredienst uitmaken’. De dienst van het woord is als het ware opgetild tot het niveau van het sacrament, de eucharistie. Wanneer we de aangehaalde tekst verder lezen dan wordt een en ander nog duidelijker: ‘Want’, zo staat er, ‘in de mis wordt de tafel bereid zowel van het woord Gods als van Christus’ Lichaam, waaraan de gelovigen worden onderricht en gevoed’. Twéé tafels, die van het woord en die van het Brood. Aan beide ontvangen de gelovigen voedsel voor hun leven als christen. Een gedachte overigens, bijna zo oud als de Bijbel zelf, al uitgesproken in Deuteronomium 8,3 en letter- lijk geciteerd in het Nieuwe Testament: ‘Niet van brood alleen leeft de mens, maar van alles wat uit de mond van God voortkomt’ (Mt. 4,4). Op gelijksoortige wijze spreekt de psalmist: ‘Als uw woord open gaat wordt het licht: het schenkt onwetenden inzicht. lk open gretig mijn mond; in honger naar uw geboden’ (ps. 119(118), 130–131).

Liturgische vormgeving

De gewijzigde visie op de waarde van het Schriftwoord wordt om zo te zeggen in allerhande liturgische vormen vertaald. Een paar voorbeelden ter verduidelijking. De ambo of lezenaar neemt voortaan een centrale plaats in binnen de viering, naast het altaar. Zo komt tot uitdrukking dat er twéé tafels zijn, onderscheiden en toch op elkaar betrokken. Het rooster van de Schriftlezingen is ingrijpend veranderd. Het Oude Testament wordt royaler gebruikt, de Evangelies tenslotte komen in een doorgaande lezing beter tot hun recht. De cyclus van één jaar is er bovendien een van drie jaar geworden. Er is een nieuwe taakverdeling ingevoerd, waarbij de diaken of de priester de evangelielezing verzorgt, en gelovigen uit het kerkvolk – vrouwen of mannen – als lectoren de daaraan voorafgaande lezingen voordragen. Altijd; zonder uitzondering. Zelfs wanneer de Paus voorgaat. In de praktijk wordt nogal eens tegen deze verdeling gezondigd, er zijn nog altijd plaatsen waar men roomser wil zijn dan de Paus.

Woorden die om antwoord vragen

Aparte aandacht moge hier worden gevraagd voor het feit dat het woord van de Schrift altijd een woord is dat een antwoord wil oproepen. Allereerst geven wij dit antwoord door onze manier van leven. Maar we mogen ook reageren door ons woord, een antwoord in de meest letterlijke zin. De vernieuwde liturgie biedt daarvoor verschillende mogelijkheden. Wij wijzen hier alleen op de zogenaamde antwoordpsalm na de eerste lezing. Een kostelijke mogelijkheid om te reageren op wat ons in deze eerste lezing is verkondigd. Er wordt wel ooit beweerd dat de vernieuwing van de liturgie nergens zo geslaagd mag heten als in de keuze van deze antwoordpsalmen. Als dat zo is – en er steekt zeker een groot stuk waarheid in – dan verdient deze antwoordpsalm uitdrukkelijke aandacht. Beter dan welke ‘tussenzang’ ook, kan de antwoordpsalm ons maken tot gelovigen die in gesprek zijn met hun Heer. Woord en wederwoord. Zo gaat dat in het huis van de Vader, en zo is het ook bedoeld.

Uit de orgelhoek: muziek voor kerstmis

Verschenen in Jubilate 16, 3 (september 1983)

door Flip Veldmans

Met het oog op de Kersttijd volgt hier een opsomming van enkele orgelboeken met gemakkelijke kerstmuziek. Allereerst het boekje Weihnachtliche Orgelmusik der Barockzeit (uitgave Anton Böhm) met werkjes van Muffat (1653–1704) en Estendorffer (1670–1711); na een thema volgen steeds een aantal variaties. Ter illustratie is hier het begin van ‘Der Tag, der ist so freudenreich’ afgedrukt:

Scan-141024-0002

Denk in dit verband ook eens aan de prachtige ricercare over dezelfde hymne van de al eerder besproken bundel ‘Ariadne Musica’ van Johann Fischer. Een verzamelbandje met werken van Buttstedt, Kauffmann, Walther en Zachow is door Bärenreiter onder nummer 826 uitgegeven. Het heet ‘Alte Weihnachtsmusik für Klavier’. Als voorbeeld ‘In dulci jubilo’, let op de melodie in de middenstem met imitaties in de sopraan:

Scan-141024-0003

We maken een overstapje naar Frankrijk waar een schat aan kerstmuziek -te vinden is, speelse muziek gecomponeerd vanuit de vele registratiemogelijkheden die het klassieke Franse orgel biedt. De Noëls van Nicolas Lebèque (1631–1702) zijn uitgegeven in de serie Orgue et Liturgie (nr. 16) van Schola Cantorum. Hieruit ‘Puer nobis nascitur’:

Scan-141024-0004

Jean François Dandrieu (1682–1738), vanaf 1721 verbonden aan de Chapel Royal te Parijs, schreef eveneens een aantal Noëls, deze zijn in 4 deeltjes uitgegeven in de serie l’organiste liturgique van Schola Cantorum. Uit deel 3 een gedeelte van ‘Noel cette Journée’:

Scan-141024-0005

In dezelfde serie zijn in die delen de Noëls van Claude Balbastre (1729–1799) verschenen, ze zijn thans ook in de goedkopere Kalmus Organ Series (nr. 3116) verkrijgbaar, het notenbeeld is van beide uitgaven hetzelfde. Hieruit ter illustratie een gedeelte over het bekende kerstliedje ‘Midden in de winternacht’, na het thema volgen een aantal variaties:

Scan-141024-0006

Met opzet heb ik niet gesproken over de bekende Noëls van Daquin. Deze zijn technisch lastig en alleen geschikt voor de meer geoefende organisten. Van harte aanbevolen en veel speelplezier!

Na de intredezang

De dienst is begonnen. Het openingslied is gezongen. Het was een Gregoriaanse lntroitus, of een gewoon (!) lied, of een intredezang uit b.v. ‘Wisselende Gezangen’. Na het Openingswoord komt nu de ritus van vergeving. Wat zingen we daarbij? Twee manieren Zoals elders in dit nummer door Cees Janssens wordt uiteengezet zijn er twee manieren. In beide manieren komt het Kyrie of Heer ontferm U aan bod. Alleen, op een wat andere wijze.Lees verder

Een goed begin… Nogmaals aandacht voor de openingsritus

Het openingsritueel van de zondagse eucharistieviering komen we bijna nooit in zijn volledige vorm tegen. Praktisch altijd wordt er met de snoeischaar gewerkt. Het resultaat kan heel verrassend zijn en een openingsritus opleveren die precies doet wat hij doen moet: de gelovigen oriënteren op elkaar en op de komende viering.

Snoeien is echter een kunst die niet iedereen verstaat. Wie ondeskundig te werk gaat zal de gevolgen daarvan ondervinden.Lees verder