Kort geleden belde ik wat pastorieën op om te horen of er nog liefhebbers waren voor een cantorkursus. ‘Och nee’, zei een pastor aan de andere kant van de lijn, ‘wij zijn maar een heel gewone parochie. En aan zulke luxe funkties zijn wij nog niet toe’. lk was verbaasd dat zo’n eenvoudige taak om voor en met de mensen te zingen bij voorbaat al een statussymbool was geworden. Is de naam misschien te deftig en moeten we gewoon van voorzanger spreken? Maar de taak omvat meer dan alleen maar voorzingen. En cantor rijmt zo aardig op lektor, de funktie die al wat langer is ingeburgerd.
Verschenen in Jubilate 17, 2 (16, 4)(april 1984)
door Gerard Broekhuijsen
Plaats tussen de andere funkties
In de liturgische viering worden verschillende taken behartigd. Er is een priester-voorganger. Maar hij staat al lang niet meer alleen. Er zijn leden van de gemeenschap die assisteren bij het altaar en die helpen met kommunieuitreiken: de akolieten, letterlijk ’de helpers’. Anderen zorgen voor het voorlezen van de schriftlezingen en de intenties van de voorbede: de lektoren, de voorlezers en lezeressen. In deze rij hoort de cantor thuis. Hij of zij zorgt ervoor dat de gezongen delen van de viering tot hun recht komen.
De gezongen delen van de viering
De aktieve deelname van de gelovigen, het grote motief van de liturgische vernieuwing, komt het best tot zijn recht als er gezongen kan worden op alle momenten in de viering, die om zang vragen. Er zijn bij nadere bestudering heel wat van die momenten. Als je wordt uitgenodigd om in te stemmen met de lofzang van de engelen kun je moeilijk zéggen: Heilig, heilig, heilig… Ook de hymne Eer aan God moet je zingen. Of hing er met Kerstmis slechts een spreekkoortje in de lucht? De akklamaties en refreinen: Heer, ontferm U over ons, Als wij dan eten van dit brood, Amen, Heer, onze God, wij bidden U verhoor ons, Alleluja, -ze komen niet uit de verf zonder stemverhéffing, dus gezongen. Uit de aarde van de liturgie zelf kun je afleiden dat een viering zonder zang eerder uitzondering dan regel zal moeten zijn. Hier en daar een lied, aan het begin -in het midden -aan het eind, is een eerste stap op weg naar een volwaardig gezongen viering, maar zeker niet de laatste stap.
Was het koor niet goed genoeg?
De volwaardig gezongen viering lijkt op wat we vroeger de hoogmis noemden. Op voorwaarde dat de gelovigen mee mogen zingen op de plaatsen die hen toekomen. Daar ontbrak het in die oude hoogmis weleens aan. En ontbreekt het op de dag van vandaag nog dikwijls in missen met een koor. Je kunt lelijke dingen zeggen over koren, en dat nog wel in een zangersblad. Inderdaad, koren gaan buiten hun boekje door te zingen wat het volk eigenlijk zou moeten zingen. Luister maar eens naar zo’n fraaie, meerstemmige sanctus. Prachtige religieuze muziek, maar geen liturgische muziek. Geen muziek die recht doet aan wat het sanctus eigenlijk is. Koren ontmoedigen de mensen door onbekende zangwijzen aan te bieden ais gemeenschapszang. Het gregoriaanse koor kiest volslagen onbekende vaste gezangen. Het nederlandse koor zingt alleen maar de allerlaatste nieuwe van Antoine Oomen. Koren presenteren zich hooghartig als artistieke kunstkringen. Zij luisteren de viering op, dus het komt aan op luisteren. Hoe dan ook, aan de koren moeten we niettemin nageven dat zij de gezongen viering in stand hebben gehouden toen het volk het erbij liet zitten. Op de dag van vandaag is elke (zondags)viering een hoogmis en behoort gezongen te worden. Zoveel koren hebben we niet. Daarom is er behoefte aan een cantor. Hij kan ook uitstekend funktioneren in kombinatie met een koor.
Neem bijvoorbeeld de antwoordpsalm
Zoals iedereen weet staat in het lektionarium, het boek met de schriftlezingen, op elke zondag een mooie selektie uit een psalm. De gekozen verzen en het refrein sluiten aan bij de eerste lezing. Met een lied uit de bijbel zelf reageren wij op wat we in de lezing gehoord hebben. De voordracht van deze verzen vraagt om verkondigend zingen. De tekstbehandeling luistert heel nauw. Dat kan een heel koor niet verwezenlijken. Het past beter in de mond van één voorzanger, of hooguit enkele die zeer goed op elkaar zijn afgestemd. Het koor kan net volk ondersteunen bij het refrein of het refrein door meerstemmigheid feestelijk maken. Een praktisch voordeel is de grote plooibaarheid van een cantor. Een koor heeft enkele weken repetitietijd nodig voor een nieuw gezang. Een cantor kan in enkele dagen voorbereid zijn. Dat is gunstig wanneer men recht wil doen aan de telkens wisselende antwoordpsalm.
De cantor staat aan de kant van het volk
De cantor staat vooraan in de kerk. Dat is de plaats waar hij of zij verkondigend kan zingen en het volk kan uitnodigen om zijn eigen rol te vervuilen. Bij het voorzingen van de antwoordpsalm is het zelfs de bedoeling om plaats te nemen achter de lessenaar waar de verkondiging van het woord en de voorlezing van de bijbel geschiedt. Toch moet deze funktie niet tegenover het volk gezien worden. Met zijn hart is de cantor meer aanwezig in het schip van de kerk dan op het priesterkoor. Zijn voornaamste zorg is de aktieve deelname van allen aan het liturgisch gebeuren door middel van de zang. Daarom worden de gezangen zo gekozen dat deelname mogelijk is. Er zitten genoeg elementen die nieuw zijn om de zaak boeiend te houden, maar niet te veel om geen irritatie te wekken. De keuze van de gezangen doet recht aan de liturgie, is verantwoord, en houdt tegelijk terdege rekening met déze vierende gemeenschap.
Portret van de cantor
We hebben nu voldoende gegevens om een portret te tekenen van een cantor. Het is een man of vrouw die een redelijk gevormde stem heeft met het oog op de gedeelten die voorgezongen moeten worden. De kantor kan geen vreemde zijn in de parochie, want hij moet de mogelijkheden met name op zanggebied goed kennen: welk repertoire is vertrouwd, welke nieuwe gezangen kan men aan, hoeveel tegelijk. De cantor is op de hoogte van de aard en de funktie van de gezangen in de liturgie. Er is meer mogelijk dan alleen maar liedjes. De cantor overlegt met de pastor, de dirigent, de organist en de liturgische werkgroep. Kleine baasjes die op hun eigen houtje werken zijn er al genoeg in de kerk, die hoeven er niet meer bij te komen. Aan de andere kant moet de verantwoordelijkheid van de cantor serieus worden genomen. Dat gebeurt niet als hij slechts uitvoerder van andermans opdrachten is. Tenslotte zou ook een kenmerk van net portret moeten zijn dat het vriendelijk is. Sympathieke uitnodiging doet wonderen in een samenkomst, drillen roept verzet op.
Het nieuwe liturgisch statussymbool?
Terug naar onze pastor met zijn eenvoudige parochie. Weet je nog hoe het begon met de lektoren? Sommigen hadden snel door wat de bedoeling was, anderen bleven nog jaren tegenstribbelen. Maar nu zijn lektoren algemeen geaksepteerd. De kwaliteit verschilt echter nogal eens. Daar moet voortdurend aan gewerkt worden. Vertrouwdheid met de bijbel en de techniek van goed voorlezen komen je niet aanwaaien. lk voorspel dat over tien jaar elke parochie een groepje mannen en vrouwen heeft die bij toerbeurt als cantor optreden. Er zullen er zijn die heel bescheiden opereren omdat hun eigen mogelijkheden en die van hun parochie beperkt zijn. Anderen zullen snelle vorderingen maken samen met hun hele gemeente. Maar allemaal laten ze zien dat het een waardevolle vorm van liturgisch dienstwerk is.