Het geloof gezongen

Verschenen in Jubilate 18,1 (januari 1985)

Fr. Nico Wesselingh O.S.B.

Als de redactie van Jubilate vraagt om een artikeltje, zeg je van harte ja. Het is immers een goed blad, met een leuke redactie. Meestal is het schrijven dan ook niet zo moeilijk. Maar dit keer heb ik er moeite mee. Het moest over de geloofsbelijdenis gaan. Over de gezongen geloofsbelijdenis wel te verstaan. Ik heb het zien aankomen. We zijn immers vooraan de Eucharistie begonnen: met de intredezang. En zo telkens een stap verder. En nu zijn we dan zo ver. Eigenlijk had ik ‘nee’ moeten zeggen, dit keer. Maar met Cees Janssens zit ik nu eenmaal op de liturgisch-muzikale tandem, en dan kun je niet zomaar afstappen. Dus toch maar! Wat is het probleem? Heel eenvoudig: zolang de geloofsbelijdenis in het Latijn was, sprak het vanzelf dat het Credo gezongen werd. Op feestdagen vaak meerstemmig door het koor, en anders Gregoriaans met het volk. Geen vuiltje aan de lucht. Maar een Nederlandse geloofsbelijdenis wil niet zo goed lukken. Niet omdat de tekst niet eerbiedwaardig is. Dat is ze wel. En oud ook. Zeer oud. Maar het is net alsof dogmatische teksten niet zo gemakkelijk meer over je lippen komen. Dat heeft niets met rechtgelovigheid te maken. Eerder met een minder dogmatische instelling. Vooral in onze landstaal staan dogmatische begrippen vaak veraf van ons gewone taalgebruik. ‘Deum de Deo, lumen de Lumine, Deum vero de Deo vero’ kiinkt in mijn oren heel anders dan: ‘God uit God, licht uit Licht, ware God uit de ware God’. Die spraak staat van je verwijderd. En velen weten niet of nauwelijks, wat ze zich bij deze woorden moeten voorstellen. De Schrift spreekt zo niet over God. De Psalmen nog minder.

Persoonlijk?

Bovenstaande durf je nauwelijks hardop te zeggen. Het kan worden opgevat als een tekort in je geloofsbeleving. En sommigen denken misschien: Die monniken ook al? Maar voordat u nu met uw bestraffende vinger in mijn richting gaat wijzen, wijs ik u op enkele zaken die mijn persoonlijke houding wat lijken te rechtvaardigen.

  1. De Geloofsbelijdenis wordt in de liturgie na Vaticanum II veel minder vaak voorgeschreven. Eigenlijk alleen nog maar op zondagen en hoogfeesten. Verder mag je het onder bepaalde omstandigheden nog wel zingen, ook al is het niet voorgeschreven. De indruk lijkt gewettigd, dat de liturgie-hervormers hebben aangevoeld, dat de geloofsbelijdenis niet te frequent moet worden gebruikt. Alleen wordt nergens uit de doeken gedaan, voor zover mij bekend, wat de onderliggende gedachte is.
  2. De inleiding op het Missaal heeft voor de Geloofsbelijdenis maar één zin nodig, terwijl voor andere onderdelen vaak heel minitieus te werk wordt gegaan. Er staat alleen: Het Credo (of: De Geloofsbelijdenis) wordt op de gebruikelijke wijze door allen of om beurten gezongen.
  3. In het Graduale staan vanouds ongeveer twintig melodieën voor net Gloria. Voor het Credo zijn er tot aan ongeveer de zestiende eeuw maar twee melodieën geweest. Credo III en Credo IV zijn van late datum. Zou dat niet komen omdat de tekst van het Gloria in excelsis veel meer om een melodie vraagt dan het Credo? En is het niet zo dat in vele meerstemmige Missen het Credo niet stond getoonzet? Om diezelfde reden?
  4. Wie kijkt in onze nieuwe landelijke bundel Gezangen voor Liturgie (hebt u de aankondigingen in dit nummer al gezien voor de Presentatiemiddagen?) ziet in de afdeling Vaste gezangen vijfmaal het Eer aan God getoonzet (231–235) en tweemaal de Geloofsbelijdenis (271–272). Zou dat niet in dezelfde lijn liggen als hierboven omschreven?

Wat nu?

Maar, zult u denken, wat doe je dan in de praktijk? De Geloofsbelijdenis gewoon zeggen? Dat kan natuurlijk, maar het effect is niet bepaald grandioos. Gewoonlijk klinkt dat weinig als een belijdenis, als iets waaraan je behoefte hebt om het eens uit te zeggen. Nee, dan toch maar zingen. En misschien is de praktijk best acceptabel, dat men, ook b.v. in een vooral Nederlandse viering, gewoon een Gregoriaanse Credo zingt. In elk geval heeft dat het voordeel, dat het grootste deel van de kerkgangers die melodieën nog kent, en ze ook graag zingt. Zo kan de Geloofsbelijdenis een moment worden van dialoog tussen voorzang en nazang, en een werkelijk actieve deelname van alle aanwezigen.

Het geloof gezongen. Maar naast het zingen van het geloof bestaat er ook het handelen vanuit het geloof. De Offerritus, kort na de Geloofsbelijdenis, vormt niet ten onrechte de kern van de Eucharistie. Praten over het geloof kan belangrijk en interessant zijn, handelen vanuit het geloof is altijd belangrijker. En als beide tesamen in een dienst kunnen gebeuren, zijn we waar we wezen moeten.

Credo in unum Deum

Verschenen in Jubilate 18,1 (januari 1985)

Cees Janssens

De geloofsbelijdenis in de zondagse viering

De aanwezigheid van een aparte geloofsbelijdenis in de eucharistische samenkomst op zondag is allerminst vanzelfsprekend. Liturgisten wijzen er op dat het Eucharistisch Gebed eigenlijk deze functie vervult. Belijdenis van ons gemeenschappelijk geloof in God als Vader, Zoon en Heilige Geest.

Ja, die liturgisten. Ik denk dat ze wel gelijk hebben. Maar ook een klein beetje ongelijk. Ik wil best aannemen dat het Credo een plaats heeft gekregen in de misliturgie, toen het Eucharistisch Gebed zijn rol niet goed meer vervulde. Wanneer ik wat om mij heen kijk – en luister… – krijg ik niet de indruk dat het Eucharistisch Gebed in onze kerken zijn rol zo verschrikkelijk goed vervult. Reden genoeg om het Credo niet al te snel negatief te benaderen.

Verschillende vormen

We komen net Credo in onze liturgie in drie verschillende vormen tegen. Eerst en vooral in de vorm van een dialoog, in de Paaswake bijvoorbeeld. Verder in de korte, maar katechetisch georiënteerde vorm van de ‘Geloofsbelijdenis van de Apostelen’, ook bekend als ‘De Twaalf Artikelen’. Tenslotte in een meer theologische gedaante als ‘conciliaire geloofsbelijdenis’. Het Credo zodat we dat doorgaans zingen. Deze tekst – de langste van de drie – draagt de bijna niet uit te spreken benaming ‘Symbolum Nicaenum-Constantinopolitanum’. Zelfs een niet geoefend oor kan hier de plaatsnamen Nicea en Constantinopel in horen, plaatsen waar concilies zich met deze tekst hebben bezig gehouden.

Deze lange tekst is mij het liefst, al vele jaren. Voor ik me ooit aan één bladzijde theologie had gewaagd, werd ik geboeid door dat vreemde ‘God uit God, licht uit licht, ware God uit de ware God, geboren niet geschapen’. Als kind lag dat voor mij op een lijn met enkele verzen uit psalm 114(113): ‘Wat is net toch zee, dat u vluchten doet? Jordaan, waarom wijkt ge terug? Gij bergen, wat springt ge als rammen op, gij heuvels als lammeren?‘ Deze onbegrepen maar o zo boeiende woorden wist ik steeds weer te vinden in het allereerste kerkboek dat ik het mijne mocht noemen. Pedagogisch zal dit kerkboek geen hoge ogen nebben gegooid – wat moet een kind met de psalmen van de zondagsvespers? – maar voor mij heeft het de deur geopend naar een wereld die mij tot op vandaag in zijn ban houdt.

Verschillende mogelijkheden

De bezwaren die worden ingebracht tegen de geloofsbelijdenis zelf en tegen de plaats ervan in de liturgie zijn mij bekend. Ik acht ze grotendeels ook steekhoudend. Wie de woorddienst en de algemene voorbede het volle pond probeert te geven, voelt zich door deze lange, zware tekst eerder gehinderd dan geholpen.

Het gaat toch om het geloof? Het geloofsantwoord dat in ons wordt gewekt door de verkondiging’? Dat hoeft toch niet vast te zitten aan zo’n moeilijke en moeizame belijdenis? Zij die dit zeggen hebben het gelijk aan hun zijde. De algemene inleiding op het Missaal valt hen bij inzoverre ook daar de belijdenis wordt gezien als middel tot een doel, dat niet met dit middel samenvalt. Pas wanneer we deze tekst helemaal horen komt er toch nog iets anders aan de orde. ‘Het symbolum of de geloofsbelijdenis in de eucharistie heeft ten doel het volk met het woord van God, waarnaar het in de lezingen en de homilie geluisterd heeft, te laten instemmen, het te beamen en de “regula fidei” in herinnering te brengen voordat het de eucharistie gaat vieren’ (nr. 43). Met excuses voor dat onvertaald gelaten ‘regula fidei’. De goede verstaander hoort wel dat hier iets anders in het geding is, dan ’de geloofswaarheden’ waarvan de officiële Nederlandse vertaling spreekt.

Af en toe kan ook een andere tekst op een heel zinnige manier de functie van ‘geloofsbelijdenis’ vervullen. Een goed evangelielied b.v. Maar dan wel: een goéd evangelielied. En uiteraard zingen we zo’n lied dan ook staande. Er zijn minstens drie redenen die ons op dit moment het zitten verbieden: het evangelie waarop wij antwoord geven, de belijdenis van ons geloof die wij er in tot uitdrukking brengen en het opstandingskarakter van de zondagsviering als zodanig.

Een goed woordje voor de geloofsbelijdenis

Slechts wie niet beseft wat er op het spel staat, kan min of meer gedachteloos de geloofsbelijdenis opzij schuiven. Eigenlijk kan het dus niet. Houdt deze stellingname een ‘eten van twee walletjes’ in’? Wie mij hiervan wenst te betichten, hij ga zijn gang. Maar net leven en ook de liturgie staan het ons nu eenmaal niet toe alle voorkomende problemen af te doen met een simpel ja of nee. Een goed woordje voor de geloofsbelijdenis kan geen kwaad. Dat goede woordje wil ik best inbrengen, en ik wil er nog bij zeggen waarom. Het is vanwege die reeds genoemde ‘regu|a fidei’. De onvergetelijke Han Fortmann heeft ooit gezegd: ‘Bij sommige experimenten zou men inderdaad wel van Judea naar de bergen willen vluchten’. Voor niet zo bijbelvaste lezers: zie Mt. 24,26. De situatie die Fortmann op het oog heeft zouden we moeten voorkomen. Vandaar die regula fidei. Met het kompas in de hand wordt de kans op verdwalen niet uitgesloten maar wel minder groot.

Het credo zingen?

Menigeen acht de tekst van de geloofsbelijdenis te prozaïsch om te worden gezongen. Vandaar dat men pleit voor reciteren, een zondagse naam voor ‘opzeggen’. Ik ben het daar niet helemaal mee eens. Het Credo is allesbehalve prozaïsch. De belijdenis van het geloof is ook een hymnisch gebeuren. Ieder die ooit aan de Confessiones, de Belijdenissen van Augustinus heeft geroken, zal dit beamen. Ook het Credo verdient het te worden gezongen. Willem Barnard zegt: ‘Het is ongelofelijk, dat wij geloven. En daarom zingen wij’. Daarom zingen wij: psalmen, hymnen en liederen. En als net even kan oók onze geloofsbelijdenis.

Het spelen van uitgeschreven begeleidingen

Verschenen in Jubilate 18,1 (januari 1985)

Flip Veldmans

We gaan onmiddellijk de proef op de som nemen. Probeert u eens zelf een begeleiding te maken bij lied 539 uit de bundel Gezangen voor Liturgie:

Scan-141222-0001
Aan het einde van dit artikel staan de begeleidingen afgedrukt zoals die te vinden zijn in het Liedboek voor de Kerken. Eerst de zetting van Ralph Vaughan Williams uit 1906 uit de (groene) koor- en orgeluitgave, daarna de begeleiding gemaakt door Piet Post uit de (bruine) uitgave met eenvoudiger zettingen. Zonder afbreuk te willen doen aan uw kunnen op het gebied van het begeleiden kunnen we stellen dat de zettingen uit het Liedboek te prefereren zijn boven het spelen van een eigen begeleiding. Tussen melodie en harmonisatie is een eenheid bereikt die niet gemakkelijk is te evenaren. De begeleiding is als het ware ‘meegecomponeerd’. Wanneer je deze begeleiding goed kunt spelen heb je geen behoefte om zelf iets in elkaar te knutselen.

Een ander voorbeeld. Lofzang Eer aan God in den hoge uit de Willibrordusmis van Bernard Bartelink:

Scan-141222-0002
Meermalen komt het voor dat de organist uit de koorpartituur of gewoon uit de liedbundel moet spelen omdat de orgelpartituur niet is aangeschaft. Bij de vijf maten rust probeert de organist zelf maar iets te verzinnen of slaat de vijf maten over omdat hij er geen raad mee weet. Dit kan natuurlijk niet! Er staat nl.:

Scan-141222-0003

Het getuigt van weinig respect voor de compositie om je niet aan de partituur te houden. Nog een voorbeeld. Psalm 119 I:

Scan-141222-0004

Partituur (cantatorium 405)

Scan-141222-0005

of het schitterende lied van Floris van der Putt (nr. 477 uit Gezangen voor Liturgie):

Scan-141222-0006

Hoe kun je ooit zonder dit eenvoudige voorspel van drie maten de sfeer treffen die bij dit lied hoort? Ik hoor nogal eens het verwijt dat zo weinig orgelbegeleidingen zijn uitgegeven. Ik denk dat dit reuze meevalt. Alleen moet je de moeite nemen op zoek te gaan naar de vindplaats. Een goede hulp hierbij geeft de verantwoording op de pagina’s 616–624 van de bundel Gezangen voor Liturgie. Erg praktisch is ook het overzicht van de Werkgroep voor Liturgie van de Abdij van Berne te Heeswijk. Ieder jaar geven zij een overzicht uit met vindplaatsen voor begeleidingen en meerstemmige zettingen van de gezangen die in hun zondagsboekjes worden afgedrukt. De koorinformatie van Gooi & Sticht mag bekend worden verondersteld.

Scan-141222-0007

Het aanschaffen van complete partituren is geen goedkope zaak. Wanneer dit gebeurt door het kerkbestuur en beschikbaar is voor alle organisten kan men heel wat jaren profijt hebben van deze partituren. Meest ideaal is zoals bij het Liedboek der Kerken één begeleidingsboek bijv. bij de nieuwe bundel Gezangen voor Liturgie. Er zijn reeds plannen in deze richting waarbij eerst de orgelbegeleidingen zullen verschijnen van die gezangen waar nog geen begeleiding voorhanden is. In ieder geval hoop ik duidelijk gemaakt te hebben dat het spelen van uitgeschreven orgelbegeleidingen de voorkeur verdient boven het zelf fabriceren van een begeleiding wil je tenminste als organist de ‘juiste toon’ treffen en niet ‘uit de toon’ vallen.

Scan-141222-0008

Bewust zingen 2

Verschenen in Jubilate 18,1 (januari 1985)

Zr. Leonie Schoenmakers

Eerlijk gezegd ben ik wat nieuwsgierig, niet zozeer naar degenen die gestart zijn met oefenen, maar naar het aantal zangers dat dagelijks nog bezig is. Toch ga ik lustig verder, al zou het maar voor ‘één rechtvaardige’ zijn.

Ik zoek even het laatste nummer van ‘Jubilate’ op, want vanaf pag. 22 gaan we samen verder.

Ontspanningsoefeningen.

Die houden we in ere want ze zijn voor een zanger kostbaar. Let wel: we breiden de zaak uit.

  • Starten met de oefeningen uit dit artikel.
  • De onderkaak als door eigen zwaarte laten vallen (denk dat aan de kin een gewicht hangt).
  • ’t Hoofd naar voren laten vallen, de mond valt ontspannen open. (Stel u voor: ’n oud moedertje in haar leunstoel, dat over haar boek, al knikkebollend in slaap gevallen is. Een prachtig beeld van ontspanning.)
  • Maak nu deze kaakvaloefeningen voor de spiegel.
  • Beweeg de onderkaak slapjes zijw. heen en weer, tanden van elkaar. Dit afwisselen met ’t stilhouden v/d kaak.
  • Herhaal de nieuwe serie 5x.

Ademhaling

Hebt u tijdens de ademoefeningen ervaren dat ’t inademen door de neus een groot volume lucht oplevert en tegelijkertijd de buikwand naar voren komt? (dit is een secundaire werking, daarover ‘n volgende keer meer.)

Tip: bij ‘t inademen door de neus is ’t niet voldoende de neusvleugels te verwijden, maar de Iucht wordt door de neus naar binnen gezogen. Als u hierop let, wordt de werking veel intensiever.

  • Begin met de ademoefeningen te herhalen. Houding staande, duimen in de oksels van de armen, vingers gestrekt langs de ribben.
    1. Lucht inzuigen d.d. mond (lippen in oe-stand) uit d.d. neus.
    2. Inademen als bij 1. Uitademen = rustig uitblazen – geronde lippen.
    3. Inademen als bij 1. maar in gedachte ‘te||en’ (aantal optekenen) – uitzuchten.
    4. Inademen d.d. neus. Uitademen fijntjes tegen uw hand blazen, inwendig tellen (aantal optekenen).

U merkt hoe meer u de adem kunt beheersen, des te langer kunt u toe met de adem. Dat is voor een zanger belangrijk!

  • Herhaal de nieuwe serie 5x.

    Stemoefeningen aan de hand van een gegeven melodie.

Omdat we in het kerkelijk jaar op Kerstmis aanstevenen, koos ik voor u de prachtige vijftiende eeuwse melodie:

Bewust_zingen-2

Er is een roos ontsprongen, genoteerd in de alla breve maat, waar de halve noot als teleenheid geldt. Ik ga er vanuit dat u de melodie kent.

  • De melodie ritmisch zingen op doe. Lippen sterk ronden voor de oe. Let op: d lichtjes aantikken. Z0 ontstaat het legato of gebonden zingen. De ene doe niet loslaten, voordat de volgende begint.
  • De melodie resoneren op de verbinding ng. Zing b.v. ’t woord zang, houd de neusklank aan en neurie de hele melodie zo. Nog ’ns maar dan beginnen op bes’
  • Leg daarbij 2 vingers losjes tegen de neus en u voelt duidelijk de neusresonans.
  • Let op: niet duwen met de adem.
  • Alleen dáár ademen in ’t lied waar ’t mag!
  • U moet terwijl u bezig bent, steeds met uw oor op uw stemgeluid liggen!
  • Fluister nu de tekst van ’t lied in ’t juiste ritme (doe dit voor de spiegel en bekijk uw mondstand).
  • Zing nu de melodie op tekst op de juiste toonhoogte.

Hierbij laat ik ’t voor dit keer. Werk ze.

Bewust zingen

Dit artikel verscheen in Jubilate 17,3 (september 1984)

Zr. Leonie Schoenmakers

Onder dit kopje opent ons tijdschrift Jubilate een nieuwe rubriek. U raadt het al: ’t gaat over stemvorming. Op de kontaktdag 1981 werd er een werkwinkel geopend voor stemvorming, die druk bezocht werd. Lezers van de nieuwe rubriek, die vanaf 1981 de werkwinkel bezochten, zullen hier en daar bekende materie tegen komen. Beschouw het dan als repetitie-materiaal zwart op wit, waar sommigen van u mij om vroegen.

Ik stel me voor dat er twee categorieën van belangstellenden zullen zijn: De ene categorie leest. De andere leest en gaat oefenen. ’t Is vooral voor deze laatste dat ik zal schrijven. Inleidende begrippen en practische oefeningen zullen steeds hand in hand gaan.

Alles wat er gedaan wordt om ’n spreek- of zangstem tot ontwikkeling te brengen en daardoor het uitdrukkingsvermogen te vermeerderen, noemt men stemvorming. De studie van de stemvorming houdt zich bezig met drie elementen:

a. De ademhaling, het motorisch element, waarbij vooral de uitademing de aandacht heeft.
b. Bestudering van de stembandtrillingen, het vibrerend element.
c. De ontwikkeling van de resonans, het meeklinken van de lucht in de verschillende holten.

Als we straks voor ons zelf wat oefeningen gaan doen, laten we dan voorop stellen dat we krampachtigheid moeten uitbannen. Begin daarom elke oefentijd met u te ontspannen, om dit onder het oefenen steeds weer bij te stellen, opdat elke remming of nog zo geringe spierstijfheid uitgeschakeld kan worden.

Ontspanningsoefeningen

Neem een ontspannen houding aan (Eén standbeen, één speelbeen. Kan gewisseld worden.) De elasticiteit van de zanger begint bij de voetzolen!

  • De benen om beurten uitschudden (herhalen).
  • Leer uw hoofd op de juiste manier te dragen. Stel u voor: het hoofd zou los op de ruggegraat bevestigd zijn, zo los, dat het door de wind heen en weer bewogen wordt. Blijf even met deze bewegingen bezig.
  • Let wel: Het hoofd heeft bij het zingen een lichte neiging naar voren, zoals men iemand begint te groeten op straat.

Ademhaling

De ademhaling is een wezenlijke functie van de mens, want ademen is synoniem met ‘leven’. Goed ademen is synoniem met ‘goed zingen’.

Het gaat er nu maar om, de gewone levensadem, die voor uitbreiding vatbaar is, tot een grote ontwikkeling te brengen; want tenslotte is zingen een versterkte, verruimde ademhaling waarvan de uitademing sonoor is.

Belangrijk is, dat we de goede manier te pakken krijgen.

  • Adem in door de neus: ‘geur genieten’. Uit op fff… Door deze rustige manier van inademen komt men tot de lage of buikademhaling. Herhaal deze oefening 5 x.
  • De buikspieren wat leniger maken door de actie: buikwand in buikwand uit. Herhaal deze oefening en voer het tempo op.
  • Koppel nu de adembeweging hieraan vast. inademen (door de neus). Buikwand gaat naar voren. Uitademen (op zzz…). Buikwand in oorspronkelijke stand.

Stemklachten vinden heel dikwijls hun oorzaak in een foutieve of onvoldoende ademfunctie. N.B. Doe alle aangegeven oefeningen minstens éénmaal per dag en probeer het geleerde toe te passen in het dagelijks stemgebruik. Veel sukses.

Koorkring Zeeuws-Vlaanderen 25 jaar

Dinsdag 13 januari 2015 bestaat de koorkring Zeeuws-Vlaanderen 25 jaar. Dat wordt gevierd met een eucharistieviering op zondag 18 januari 2015 om 10.30 uur in de H. Maria Hemelvaartkerk, Philipsplein 10, te Philippine. Voorganger is pastoor Wiel Wiertz.

Aan de viering verlenen het Dameskoor van de Basiliek uit Hulst, Ritmisch Koor Emmanuel uit IJzendijke en verschillende leden van gregoriaanse koren hun medewerking. Het geheel staat onder leiding van Anton de Kort. Organist is Marcel Mangnus.

Na de viering is er gelegenheid om nog na te praten onder het genot van een kopje koffie of thee en het bestuur te feliciteren.

Engelse orgelmuziek

Verschenen in Jubilate 17,3 (september 1984)

door Flip Veldmans

Engelse orgelmuziek 1

‘Graag het laatste stukje van het voorspel in D groot, dan kunnen we met het openingsgezang meteen goed aansluiten’. ‘Het gezang bij de offerande is net iets aan de korte kant kun je in dezelfde toonsoort nog een kort stukje spelen?’ ‘Onder het uitreiken van de communie graag een vrolijk stukje orgelmuziek’.

Engelse orgelmuziek 2

Organisten zuchten wel eens onder dit soort verzoeken. Vooral degenen die niet gemakkelijk kunnen improviseren zitten met het probleem korte orgelstukjes te vinden die liturgisch goed bruikbaar zijn.

Men vervalt vaak snel in het nog maar eens spelen van de begeleiding van het zojuist gezongen lied. Ja, organisten gebruiken soms het voorspel om alle liederen nog eens door te spelen, zo hoorde ik laatst tot mijn verbazing. Dit kan natuurlijk niet.

Engelse orgelmuziek 3

Ook beschouwen sommige organisten het orgel als een apparaat in de trant van ‘a|s er maar geluid uitkomt dan is het goed’. Respons vanuit koor en volk is vaak niet groot op de orgelmuziek, dit werkt zeker niet inspirerend. Het orgel ziet men dikwijls nog als producent van zachte klanken, het moet niet teveel opvallen, niet in klank en zelfs ondanks alle liturgische vernieuwingen niet in plaats!

Engelse orgelmuziek 4

In dit verband moet mij nog het volgende van het hart. Vele koren zijn van het oxaal verhuisd naar een plaats nabij het liturgisch centrum. Het grote pijporgel is boven blijven staan en men ‘behe|pt’ zich met een electronisch orgel. Het pijporgel wordt niet of nauwelijks meer gebruikt. Jammer! In onze liturgische vieringen zitten zeker wel momenten waar het orgel tot zijn recht kan komen. Bijv. vóór de dienst, onder de offerande, onder de communie en bij het naspel. De organist moet dan wel de moeite nemen enkele keren op en neer te lopen. Dit hoeft voor het verloop van de dienst niet storend te zijn en kan zelfs voor grotere afwisseling zorgen. Het is toch zonde wanneer onze kostbare pijporgels ineens nutteloos worden.

De kwaliteit van het instrument gaat dan snel achteruit. Ik ken een kerk waar het prachtige historische orgel met behulp van Monumentenzorg een tiental jaren geleden goed gerestaureerd is en het instrument sindsdien tengevolge van de gewijzigde plaats van het koor niet meer wordt gebruikt. Bij recente bespeling vertoonde het orgel allerlei gebreken…

Engelse orgelmuziek 5

De wisselwerking tussen organist en volk is belangrijk voor een goed functioneren van de organist in de liturgie en daarmee de wijze waarop het orgel tot zijn recht komt. De organist zelf kan hiertoe een bijdrage leveren door het kiezen van goede verantwoorde muziek die prettig in het gehoor ligt en de wekelijkse viering tot een feestelijke samenkomst kan maken.

Muziek die aan deze eisen ruimschoots voldoet is de Engelse Barok- en Rococomuziek. In dit verband noem ik de uit zes delen bestaande serie Old English Organ Music for Manuals, samengesteld door C.H. Trevor en uitgegeven bij Oxford University Press. Prijs per deel ca. ƒ7,-. De bundel bestaat uit een grote verzameling originele orgelcomposities voornamelijk uit de 17e en 18e eeuw.

Engelse orgelmuziek 6

Belangrijk is steeds een goede registratiekeuze te maken. De samensteller heeft elk stuk van een registratie-suggestie voorzien. Het grote Engelse orgel Kent drie manuelen: het ‘Great’ (Hoofdwerk), het ‘Choir’ (Positief) en het ’Swell’ (Bovenwerk). Het Bovenwerk is in een gesloten kast geplaatst met een klep aan de bovenkant voor open en dicht. Geleidelijk crescendo en diminuendo zoals we dat kennen vanuit de Duitse en Franse Romantiek is hier niet mogelijk. De stukken zijn ook uitermate geschikt op een kleiner orgel te spelen. Per deel staan o.a. een aantal ‘Voluntaries’ afgedrukt, na een langzame inleiding (met prestant 8’ en 4’ of gedekt 8’ en prestant 4’ of soms alleen prestant 8’} – waarin versieringen en versieringsnoten geïmproviseerd mogen worden – volgt een snel deel:

a) Cornetvoluntary, te spelen met het discantregister Cornet (8’, 4’, 2 2/3’ 2’ en 1 3/5’). Indien niet voorradig voldoet een Sesquialter (2 2/3’ en 1 3/5’) ook uitstekend.

Sommige cornetvoluntaries kunnen zelfs op een klavier gespeeld worden, neem dan de cornet met daarbij de gedekt 8’ en prestant 4’. Let op de begeleiding die maar tot 6 (klein octaaf) mag komen.

b) Trumpetvoluntary, te spelen met de trompet 8’, vul dit register aan met gedekt 8’ en prestant 4’; onegale tonen en een enkele te langzame aanspraak worden hierdoor opgeheven. De trompet dient wel zuiver gestemd te zijn.

c) Fuga, meestal gespeeld met het plenum (prestant 8’, 4’, 2’ en mixtuur).

Er valt over deze muziek nog veel te zeggen. Omdat de ruimte hiervoor ontbreekt noem ik tenslotte nog enkele soortgelijke boeken:

  • serie ‘Tallis to Wesley’; talrijke deeltjes met uitgaven van muziek uit de 16e tot de 19e eeuw. Uitgave Hinrichsen.
  • William Boyce 10 Voluntaries. Uitgave Oxford University Press.
  • John Stanley, Voluntaries 3 delen. Uitgave idem.

Engelse koormuziek 7

Verslag Contactdag Zeeland 2014

Op een stralende zaterdag, 8 november, kwam een groep van 40 zangers en zangeressen vanuit alle windstreken naar de Eligiuskerk in Lewedorp. De beide koorkringbesturen in Zeeland, Koorkring Zeeuwse Eilanden en Koorkring Zeeuws-Vlaanderen, organiseerden er voor de achttiende keer de studiedag Contactdag Zeeland. Voor het eerst werd de dag georganiseerd boven de Westerschelde. Driekwart van de deelnemers kwam dit jaar dan ook van boven de Westerschelde.

Lees verder

Het antwoord op de voorbede

Verschenen in Jubilate 17,3 (september 1984)

door fr. Nico Wesselingh o.s.b.

De beste manier

Alweer aan aantal jaren geleden verscheen er in ons land een losbladig altaarmissaal, verzorgd door een bekende uitgeverij op het gebied van liturgie. Over het antwoord op de Voorbede stond daarin het volgende:

Er zijn drie mogelijkheden: of men houdt een korte stilte tussen de verschillende gebedsintenties, of men zingt een bijpassend antwoord, of men zingt hier het Kyrie.

Dat is eigenlijk geen beste regeling, die hier werd voorgesteld. Velen hebben, waarschijnlijk ook omdat het gemakkelijk was, het eerste voorgestelde gebruik ingevoerd: stilte tussen de beden. Maar eigenlijk is dat niet juist. Natuurlijk moet er stilte, moeten er momenten van stilte zijn in onze vieringen, en we doen dat nog te weinig. Maar het lijkt zonder meer duidelijk dat dit niet het aangewezen moment voor stilte is. Want het formuleren van intenties (Bidden wij voor…) is nog maar de vingeroefening, de inleiding op het eigenlijke gebed. Het echte gebed wordt gevormd door de roep (ja, echt waar) van het volk. Bidden is, vooral hier, niet een mooie formulering van theologisch verantwoorde ideeën, maar gewoon een hartekreet van de gelovigen. Waar gebeden wordt voor de noden van onze tijd (om geloofsverdieping in de Kerk, om meer vrede in onze wereld etc.) daar moet ons hart zich zo verbonden weten met deze wensen, dat het als vanzelf begint te roepen: Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Gebeurt dit niet, houdt men stilte in acht, dan brengt men de rol van de geloofsgemeenschap op dit bijna essentiële moment terug tot zwijgen. De beste manier, in alle vieringen, is dus: een echte roep inlassen. Vanuit het hart roepen tot de Heer, die onze noden kan verlichten.

Kort maar krachtig

Dit antwoord kan men in de beste zin dus een acclamatie noemen. Het is een roepen tot God, opgeroepen vanuit de nood die in de formulering wordt aangedragen. Dit goed in acht nemen betekent veel: de intenties mogen geen lange verhalen worden, waarbij de luisterende gelovige halverwege al niet meer weet wat in het begin gezegd is. De intenties moeten verkondigd worden aangedragen door de lector.

Dat is een hele kunst apart. En de woordkeuze is vaak van eminent belang om een stuk geladenheid in de tekst te krijgen. Ga d’r maar aan staan.

Daarnaast is het van belang, dat het antwoord geen langgerekte, onduidelijke ver versluierende zaak wordt. Gelukkig hebben we enkele, algemeen gebruikte goede voorbeelden. Waar hoort men niet het: Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. In deze regel zit eigenlijk alles: Het herhaalde aanroepen van God, de roep om verhoring. De tekst is ritmisch genoeg om er muzikaal het nodige mee te kunnen doen: men kan het scanderen in binair ritme.

Variatie

Wil men voorkomen dat veel zaken in onze liturgie afslijten, dan is het zaak afwisseling te brengen. Welnu, in veel parochies wordt nauwelijks meer aan acclamaties gebruikt op de voorbede, dan die ene bovengenoemde. Vanaf deze plaats zou ik met aandrang willen pleiten voor afwisseling in het antwoord. Waarom zouden we het niet zEo proberen te doen, dat elke tijd van het Liturgisch jaar zijn eigen roep bij de voorbede heeft. Als we dat een tijd lang volhouden, gaat de melodie van zo’n liturgische tijd ook een rol spelen in de herkenning: ah, de Advent is weer begonnen, want nu zingen we dat antwoord weer. Het heeft bovendien het voordeel, dat elk van die antwoorden een tijd achter elkaar wordt gebruikt, zodat ook minder muzikale mensen in de kerk eraan kunnen wennen.

Daarom ben ik zo vrij (je kunt niet concreet genoeg zijn, zei me laatst iemand) om hieronder een aantal antwoorden op de voorbede te geven, met een aanduiding van liturgische tijd waarin die goed zou kunnen passen. Natuurlijk kan het ook anders, maar je kunt moeilijk eerst een enquête houden over alle mogelijke verdelingen. Dat enkele van deze antwoorden van eigen hand zijn, moet u me maar niet kwalijk nemen: er zijn er niet zoveel in omloop. Wie een aantal goedbruikbare antwoorden kent die hier niet worden genoemd, mag ze opzenden naar de redaktie. Misschien komen we dan nog eens op dit onderwerp terug.

Voorbeelden

Eerst enkele Gregoriaanse antwoorden. Wellicht zijn er parochies waarin men liever een Gregoriaans antwoord zingt, als in de Mis ook veel Gregoriaans wordt gezongen. lk geef er drie. De laatste heeft iets minder mijn voorkeur, want in de eerste twee komt ook bij het antwoord nog een ‘ro|ver deling’ te pas. De cantor, of het koor, zingt de aanheft, allen geven antwoord. De melodieën zijn redelijk bekend.

Antwoord voorbede 1

Dan de Nederlandstalige antwoorden. Ze spreken qua tekst en melodie dacht ik zo voor zichzelf, dat verdere uitleg eigenlijk niet nodig is. Dus geven we die ook niet.

Antwoord voorbede 2

Tot slot nog dit: er wordt in deze tijd veel de nadruk gelegd op het creatief bezig zijn in de liturgie. Er zijn gebieden waarop men soms creatief is (ik denk aan het maken van ‘eigen’ Eucharistische gebeden), terwijl dat beter aan vakmensen kan worden overgelaten.

Maar het invoeren van wat nieuwe melodieën bij de voorbede, is een zaak die in elke parochie mogelijk moet zijn, tot vreugde lijkt me van priester, lector, koor en gelovigen. En dat lijkt ons heel positief.

Notities over de algemene voorbede

‘Wij bidden U verhoor ons’

door Cees Janssens

Een smeekgebed

Bij de voorbede – de naam zegt het al – hebben we met gebed van doen. Deze vaststelling lijkt op het intrappen van een open deur, maar is het toch niet. Bidden is een kunst, bidden moet worden geleerd. En – de eerlijkheid gebiedt het te zeggen – niet iedereen beheerst deze kunst.

Voorbede is een heel bepaalde vorm van gebed. Voorbede hoort thuis in de hoek van wat wij smeekgebed noemen. Dat betekent dat voorbede alles te maken heeft met vragen. Voorbede is een manier van bidden waarbij wij ons als gelovigen vragend en smekend tot God richten. Een dankgebed beschouwen wij daarom niet als voorbede. Een gebed waarin God lof wordt gebracht ‘U, God, loven wij; U, Heer, prijzen wij’ al evenmin. Voorbede is altijd sméékgebed. Bij uitvaarten en jubilea willen allerlei liturgische doe-het-zelvers deze wijsheid nog wel eens uit het oog verliezen. Dan wordt men als kerkganger bijvoorbeeld vergast op zoiets als een levensloop van de betrokkene(n). Enfin, U begrijpt het al, dat is dan geen voorbede, hoe goed ook bedoeld.

Voor ànderen

Er is nog meer. Het woord smeekgebed alléén zegt te weinig, wanneer het over voorbede gaat. Daar moet nog iets bij. Onze bede wordt pas echt tot vóórbede wanneer wij bidden voor ànderen. Het nederlandse woord voorbede is een beetje familie van al die uitdrukkingen die wij gebruiken wanneer wij voor een ander willen opkomen: voor iemand een goed woordje doen, voor iemand ten beste spreken. Zoiets doen wij ook in onze voorbede. Wij willen de belangen van anderen bij God behartigen.

In geloof en goed vertrouwen dat God met onze wereld begaan is, dat het wel en wee van de mens Hem niet onverschillig laten, betrekken wij Hem in onze eigen zorg voor wereld en samenleving. Voorbede is de liturgische naam voor wat we in ander verband solidariteit noemen: staande voor God komen wij op voor de belangen van anderen en van elkaar.

Voorbede is daarom een bij uitstek christelijke manier van bidden. We stellen niet onszelf voorop, en het eigen belang, maar we geven voorrang aan de naaste. Voorbede is een toepassing op het terrein van het gebed van onze opdracht de naaste lief te hebben en elkanders lasten te dragen.

Onze voorbede is bedoeld als het gebed vàn allen vóór allen. Dat betekent nogal wat. Gemakkelijk blijven we onder de maat van wat met voorbede eigenlijk is bedoeld. Er wordt wel ooit gezegd dat wij bij de voorbede iets zichtbaar maken van het gemeenschappelijk priesterschap van alle gelovigen.

Daarmee bedoelt men dan te zeggen: hier wordt duidelijk dat wij ten bate van anderen voor God treden. Priester is men immers nooit voor zichzelf, ten eigen bate, maar altijd ten dienste van anderen.

De inleiding op het missaal zegt heet heel correct: ‘|n de voorbede of het gebed van de gelovigen oefent het volk zijn priesterlijk ambt uit en bidt het voor alle mensen’ (nr. 45). De gemeenschap van gelovigen is niet alleen met zichzelf bezig als het goed is. Onze opdracht is het de anderen, alle anderen, in Gods ontferming aan te bevelen.

En toen was er de praktijk…

In de praktijk is het verre van eenvoudig de voorbede goed te laten functioneren. Er komt dan ook nogal wat bij kijken.

De gebedsintenties vragen de nodige zorg, zowel wat de inhoud betreft als wat de formulering aangaat. Voorbede kant en klaar uit een boekje kan eigenlijk niet goed. Dan wordt gemakkelijk tekort gedaan aan wat hier en nu onze aandacht vraagt. Nergens in de liturgie is er zóveel ruimte voor eigen inbreng als hier. Waarom daar geen goed gebruik van gemaakt?

De voorbede vraagt ook om een rolverdeling. De voorganger blijft ook bij de voorbede in functie. Dat betekent: hij nodigt uit om te gaan bidden en hij sluit het geheel af met een samenvattende oratie. Het voordragen van de intenties behoort echter niet tot zijn competentie. Dat zal in onze situatie meestal aan een lector worden toevertrouwd. Maar de belangrijkste rol wordt door het volk vervuld, het gaat immers om het gebed van de gelóvigen. Gebedsrefreinen bieden hier een uitstekende mogelijkheid. Het ‘Heer, onze God, wij bidden U verhoor ons’ vormt bij dit alles het eigenlijk gezegde gebed. Dat komt aan het volk toe. En dan als het even kan natuurlijk niet zomaar gezegd, gesproken, maar gezòngen, van binnenuit, als een waarachtige roep om ontferming en verhoring. Het bijna onderaardse gemompel dat men in sommige kerken op dit moment weet te produceren is vanzelfsprekend uit den boze. Ik kan me niet voorstellen dat God bereid is daaraan gehoor te schenken. Als ik God was zou ik het wel weten.

En waarom moet het bij de voorbede eeuwig en altijd hetzelfde liedje zijn? Er zijn vele, goede teksten van bruikbare refreinen voorhanden inmiddels. Ook de voorbede is erbij gebaat wanneer zij met de liturgische seizoenen van kleur mag wisselen.

Gaven en gebeden

Veel moet hier onbesproken blijven. Maar een ding moet ons toch nog van het hart: de voorbede en de daarbij aansluitende collecte zijn twee vormen van één en dezelfde solidariteit. ‘Hostias et preces Tibi offerimus’ zingt het offertorium van de Requiemmis.

‘Heer, aanvaard onze gaven en verhoor ons gebed’ zegt een van de daarop aansluitende gebeden. Pas wanneer én de voorbede én de collecte de aandacht hebben gekregen die zij verdienen, mogen wij overgaan tot de viering van de Eucharistie. Wie niet begrijpt waarom het hier gaat, doet er goed aan in zijn bijbel Mt. 5,23–24 nog maar eens op te slaan.