Getijdengebed in de parochie

Zangdag 2015

Foto: Ronald van Quekelberge

Het Tweede Vaticaans Concilie riep de leken op om het getijdengebed te bidden. Dit heeft geleid tot een grotere interesse voor het officiële gebed van de Kerk. In verschillende parochies en parochiekernen bestaat de mogelijkheid regelmatig het getijdengebed te bidden.

Het Sint Franciscuscentrum en de Diocesane Sint Gregoriusvereniging sloten bij deze ontwikkeling aan door de korendag in het teken te stellen van deze ontwikkeling. De dag vond plaats op zaterdag 18 april in de inspirerende ruimte van de Gertrudiskerk in Bergen op Zoom. Ongeveer 50 koorzangers waren naar Bergen op Zoom gekomen voor deze dag van zang en ontmoeting. Lees verder

Zaterdag 18 april 2015

Viering 95-jarig bestaan Koorkring Gilze

19:00 uur, Onze-Lieve-Vrouw van Bijstandkerk Baarle-Nassau. Eucharistieviering ter gelegenheid van het 95-jarig bestaan Koorkring Gilze. Hoofdcelebrant bisschop J. Liesen.

Jubileumviering Koorkring Zeeuws-Vlaanderen

Zondag 18 januari 2015 was er in de kerk van de H. Maria Hemelvaart in Philippine een eucharistieviering uit dankbaarheid naar aanleiding van het zilveren jubileum van de koorkring. Het bestuur had gekozen voor Philippine omdat de kerk centraal in Zeeuws-Vlaanderen ligt. En het was vanaf het begin de bedoeling om er een viering voor heel de regio van te maken. Lees verder

Bewust zingen 4

Verschenen in Jubilate 18,3 (september 1985)

Zr. Leonie Schoenmakers

Als ik aan m’n bureau ga zitten om voor Jubilate het vierde deel van de rubriek ‘Bewust zingen’ te schrijven, zijn de indrukken van het Festival van Vlaanderen (Brugge) nog kersvers. Elk jaar ontmoet je ze weer de beroemde Engelse koren. De oversteek Engeland – België lijkt ’n ‘boottochtje’. De Engelsen zijn er kind aan huis. Zo hoorde ik maandag 29 juli in de St. Jacobskerk het Christ Church Cathedral Choir Oxford. Ademloos wordt er geluisterd naar Prinsen van de muziek zoals: Lassus, Tallis, Scarlatti. Het stemgeluid verdient elke superlatief.

En nu: vanuit ‘hoger’ sferen naar ‘Bewust zingen’. De link laat ik u leggen.

In ’t meinummer van dit jaar startten we met ’t onderwerp Resonans. Ik neem u weer graag mee op oefen- en speurtocht.

Om het begrip resonantie bij u nog wat te verduidelijken, ’t volgende:

  • Tuning-forkNeem een stemvork en sla die aan. De trillende staaf (hier in gebogen vorm) brengt ’n toon voort.
  • Herhaal, maar zet nu de stemvork op ’n tafelblad; dit wordt gedwongen mee te trillen, de toon wordt versterkt.
  • Herhaal de twee handelingen ná elkaar en bemerk het verschil.
  • Sla de stemvork nog ’ns aan en zet deze tegen ’t oor, daarna op ’t hoofd. De lucht in de verschillende holten neemt de trilling over en versterkt deze (als u de verkeerde kant van de stemvork tegen ’t oor zet, wordt de trilling uitgedoofd, probeer maar).
  • Blijf de resonantie-oefeningen op pagina 9 van ’t meinummer trouw en ga dan verder met resonans op te wekken in het aanzetstuk (dit is een verzamelnaam voor alle holten die boven de stemlippen liggen). Hier komen enkele oefeningen:

A Resonansoefeningen op wisselende toonhoogte

Scan-141230-0001 v: ademhalen N.B. De oefening ook terug doen!

  • Zeer zacht oefenen (a.h.w. ‘blazen’. Let op de n). – Zorg dat de toon hoog genomen wordt (↓) met de richting naar de ogen.
  • Tongpunt? Tegen de ondertanden.
  • Niet duwen met de adem.
  • Strakke toongeving (dus niet zo:
    Scan-141230-0002
  • Herhaal de oefening ’n halve toon hoger (grens voor de hoogste toon is C2).

B Nu komt de derde resonansopwekker aan de beurt n.l. de ngScan-141230-0003

  • Zing eerst op de aangegeven toon:zang.
  • Houd de ng aan en zing hierop verder.
  • Idem op pong en ring.
  • De laatste oefening: hier heeft elke toon een ander woordje.
  • Denk er aan eerst bewust, rustig adem nemen.N.B. Mooi is die massale klank niet, maar wel een goede resonans-opwekker!

Stemoefening aan de hand van een gegeven melodie.

Scan-141230-0004Herinnert u zich deze canon nog van de laatste kontaktdag? Naar mijn smaak een mooie, gedragen melodie, dankzij de vele secundegangen. De naam Tallis komt in dit artikel nog een keer voor.

  • Zing de melodie op duu, zacht, niet duwen met de adem.
  • Hetzelfde maar nu op pom. Licht afzetten met de p en de m even doorlaten resoneren. Mooi legato zingen.
  • De melodie op nie zingen. Na ’t ademteken (v) wisselen op noo, noe en nuu.
  • Lees de tekst in ’t gegeven ritme.
  • Fluister de tekst.
  • Zing nu ’t lied op 2 verschillende begintonen. Het oude spreekwoord oefening baart kunst doet ’t nog steeds… Werk ze!

Afbeelding: By Helihark (Own work) [CC BY-SA 3.0 (http://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0)], via Wikimedia Commons

Muziek van Bach, Händel en Scarlatti

Verschenen in Jubilate 18,3 (september 1985)

Flip Veldmans

1985 is uitgeroepen tot het internationaal muziekjaar, immers 300 jaar geleden werden Johann Sebastian Bach, Georg Friedrich Händel en Domenico Scarlatti geboren. In het kader van deze herdenking lijkt het mij zinvol enige eenvoudige orgelwerken van genoemde drie belangrijke componisten onder de loupe te nemen.

De orgelmuziek van Joh. Seb. Bach is waarschijnlijk voldoende bekend, gezien de veelvuldigheid waarmee deze muziek op concertprogramma’s geprogrammeerd wordt en de vele LP’s met integrale uitvoeringen van zijn muziek. Toch wil ik uw aandacht vestigen op twee bundeltjes met eenvoudige stukjes die alleszins de moeite waard zijn om te spelen. Allereerst het boekje ‘Klavierbüchlein für Anna Magdalena Bach’, geschreven in 1725 en opgedragen aan zijn tweede vrouw Anna Magdalena. Een goede uitgave is de Schott-editie nr. 2698. Hieruit een menuet en een musette:

Scan-141229-0001

Scan-141229-0002

Het tweede boekje van J.S. Bach is een uitgave in de serie Incognita Organo deel 3 van Harmonia-Hilversum onder redactie van Ewald Kooiman. Hierin staan een drietal voor het eerst gepubliceerde orgelwerken: de Partita ‘Wenn wir in höchsten Nöten sein’, het koraalvoorspel ‘Nun lobe meine Seele den Herrn’ en de Partita over ‘Herr Christ, der einig’ Gottessohn’. Hieruit de koraalzetting en een gedeelte van variatie 1. uit de eerstgenoemde partita, en het eerste gedeelte van het koraal Nun lobe meine Seele:

Scan-141229-0003

Scan-141229-0004

Scan-141229-0005

Scan-141229-0006

Händel is wat betreft zijn orgelmuziek vooral bekende om zijn concerto’s voor orgel en orkest. Deze muziek is zeer geliefd, en om ze uit te kunnen voeren, maken vele organisten gebruik van een arrangement voor orgel-solo, want niet iedereen heeft de beschikking over een orkest om de muziek op originele wijze te laten klinken. Veel gaat van de compositie verloren als het orkest ontbreekt, naar mijn mening wordt de muziek zó onrecht aangedaan. Veel beter is het orgelmuziek te spelen die Händel voor het solo-instrument bedoeld heeft, zoals de zes fuga’s of de vier voluntaries, resp. serie Tallis to Wesley deel 12 en deel 19, uitgave Hinrichsen. Ter illustratie fuga II uit deel 12 en het begin van de Trumpetvoluntary in C uit deel 19:

Scan-141229-0007

Scan-141229-0008

In Zuid-Europa kende men in de Barok nog niet zozeer specifieke muziek voor een bepaald instrument, de muziek voor toetsinstrumenten werd gespeeld op het instrument wat toevallig voorhanden was, zij het dat de stukken werden aangepast aan het instrument waarop men speelde. Bijv. door het toepassen van de zgn. ‘bebung’ (vibreren met de vinger om invloed op de toon uit te oefenen) op het clavichord, of door het spelen van snelle versieringen en arpeggio’s op het clavecimbel. Dit geldt ook voor de ‘Sonaten und Fugen’ van Domenico Scarlatti (uitgave Bärenreiter nr. 5485). Bij gebruik van niet al te veel registers tegelijk, bijv. 8’ en 4’; 8’ en 2’; 8‘ en 1‘; 8’, 4’ en 2’; 8’, 4’ en 1’; 8’, 4’ en 1 1/3’; alleen 4’; 4’ en 2’ enz. kiinkt deze muziek op het orgel erg leuk. Als voorbeeld een gedeelte uit de sonate K. 255 en een stukje uit de sonate K. 288:

Scan-141229-0009

Aanvulling

In het mei-nummer van Jubilate is gesproken over orgelmuziek ais intermezzo in de liturgie. Omdat niet alle ingestuurde muziekvoorbeelden konden worden afgedrukt volgt nu de volledige lijst met voorbeelden.

  1. Ricercare post il Credo uit ‘Fiori Musicali] van Girolamo Frescobaldi, Italiaans componist (1583–1643), uitgave Peters nr. 4514.
  2. Offerte en fugue et Dialogue uit ‘Livre d’Orgue’ van Guillaume Nivers, Frans componist (1632–1714), uitgave Schola Cantorum, Paris (afgedrukt).
  3. Offertoire sur les grands jeux uit ‘Pieces d’Orgue’, consistantes en deux Messes van Francois Couperin, Frans componist (1668–1733), uitgave l’Oiseau-Lyre, Monaco.
  4. Offertoire sur les grand jeux uit ‘Livre d’Orgue’ van Nicolas de Grigny, Frans componist (1671?–1703), uitgave Kalmus Organ Series nr. 4147 (hier is abusievelijk alleen de tweede pagina afgedrukt).
  5. All’ Offertorio uit ‘Orgel- und Cembalowerke’ deel I van Domenico Zipoli, Italiaans componist (1680–1726), uitgave Willy Muller, Heidelberg.
  6. Simphonie Concertante – Offertoire uit ‘Franse Orgelwerken’ band II van Guillaume Lasceux, Frans componist (1740–1831), uitgave Oresto, Muiden (afgedrukt).
  7. Offertorio uit ‘Musiche Pistoiesi per Organo’ van Giuseppe Gherardeschi, Italiaans componist (1759–1815), uitgave Bärenreiter.
  8. Offertoire uit ‘l’Organiste’ deel II van César Franck, Belgisch-Frans componist (1822–1890), uitgave Enoch, Paris (afgedrukt).
  9. Offertoire uit ‘Ecole d’Orgue’ deel II van Jacques Lemmens, Belgisch componist (1823–1881), uitgave Schott.
  10. Offertoire uit ‘Douze Pieces’ van Theodore Dubois, Frans componist (1837–1924), uitgave Leduc, Paris.

”Verheft uw hart”

Verschenen in Jubilate 18,3 (september 1985)

Fr. Nico Wesselingh o.s.b.

We zijn zover. Het eucharistisch gebed kan beginnen. De offergaven zijn op het altaar geplaatst. Het koor zong het offertorium of de organist heeft een goedklinkend stuk gespeeld. Er is misschien wel wierook gebruikt, om aan te duiden dat wij ons gebed graag tot voor de troon van God zagen opstijgen: Laat mijn bidden tot U opstijgen als wierook (Psalm 141,2). Nu komt dan de kern van de viering: het Hooggebed. De priester staat aan het altaar en roept de gelovigen op tot lofzang en gebed. Zo’n oproep vraagt iets. Luister maar eens naar de oproep die klinkt vanaf de minaret van een moskee, wanneer het uur van gebed is aangebroken. Een indringend zingende stem, (eventueel versterkt door een aantal luidsprekers, want het klinkt in de open lucht), laat weten dat nu het grote moment is aangebroken.

Maar in onze liturgie, vaak ook in een plechtige viering, vervalt de priester op dat moment tot een meer of minder verstaanbaar gesproken: Verheft uw hart. Drie woorden, in één seconde gezegd. Het antwoord is er dan ook naar: acht eenlettergrepige woorden: Wij zijn met ons hart bij de Heer. Maak daar maar eens iets van. Tenzij: je zingt het. En dan kan het boeiend worden.

Misschien begrijpt u nu, vooral ook na de bijdrage van Cees Janssens te hebben gelezen, dat voortaan op zon- en feestdagen de prefatie moet worden gezongen. Als het bij u in de kerk geen gebruik is, mag u er best eens met hen die het aangaat bespreken (pastoor, dirigent). Ook pastores zijn niet altijd op de hoogte van alle van alle liturgische regels. En soms wachten zij wel eens op een signaal vanuit de gemeenschap.

Problemen

Laten we aannemen dat uw pastoor bereid is om daaraan gehoor te geven, eventueel dankzij uw invloed. Dan komen de problemen pas. Deze problemen zijn gewoonlijk terug te brengen tot de volgende zaken:

  1. De pastoor kan niet (goed) zingen. Het moet gezegd: de zelfkennis van pastores wat betreft hun vocale kwaliteiten is vaak groot. Velen weten dat ze hierin geen ster zijn en het nooit zullen worden. We moeten het zingen van een prefatie niet onderschatten. Zelfs veel leden van een zangkoor zullen zich niet capabel weten om een prefatie solistisch te zingen. Maar wat een pastoor niet kan, omdat hij er nooit (goed) les in heeft gehad, dat kon hij mogelijk nog leren. Ligt het niet op de weg van een dirigent, dat hij wat aan stemvorming doet bij zijn eigen koorleden en ook bij de pastoor? En als hij dat zelf niet kan (zangpedagogie is een vak!), zou hij dan niet een deskundige moeten vragen dat te doen? Of ligt net op de weg van de bisdommelijke Gregoriusvereniging om hierin het voortouw te nemen? Misschien op de jaarlijkse (7) studiedag voor pastores, samen met de Kommissie voor Liturgie? Deze zaak zou eens moeten worden aangepakt. Liefst door de pastores zelf. Het idee niet (goed) te kunnen zingen kan een telkens terugkerende kwelling zijn. En soms is het maar een idee, voortkomend uit onkunde en onzekerheid. Is die vroeger elke zondag terugkerende kwelling misschien de reden, dat vele pastores in geen jaren meer een prefatie hebben gezongen? Nu het niet meer hoeft… denken zij misschien. Maar dat is een vergissing. Want het hoeft eigenlijk wel. Sommigen durven een prefatie in de landstaal niet aan, want die melodie is anders, en dat krijgen ze zo maar niet ingestudeerd. Dirigenten, hier ligt uw taak!
  2. Waar haal je de melodieën van de prefaties vandaan? Inderdaad, dat is een probleem. Vroeger waren er een twintigtal, in het oude Missaal. In het vernieuwde Missaal zijn er zo’n tachtig. In het Nederlandse Altaarmissaal staan er daarvan slechts een tiental getoonzet. Wat moet je dan als voorganger? Je kunt ze toch niet zomaar improviseren? Het Latijnse Altaarmissaal geef slechts één prefatie in de eenvoudige toon en één in de plechtige toon, en zegt daarbij laconiek dat je de anderen op dezelfde manier kunt zingen. Heel de practische aanpak van het prefatie-zingen is voorzien van zoveel vragen, dat ik meen, dat niet voldoende in dit artikel te kunnen bespreken. Het zou gewoon veel te lang worden. Mijn bedoeling is dit in een volgend artikel te doen, met een aantal notenvoorbeelden en suggesties erbij. Nog even geduld dus.
  3. Hoofdprobleem blijft, denk ik, dat wij niet meer aanvoelen dat met prefatie en het verdere Hooggebed het hoogtepunt van de viering is aangebroken. Als we geen kans zien om dit hele onderdeel een lift-up te geven in onze waardering en in onze manier van uitvoeren, zal na de offerande onze viering in elkaar zakken. Dan halen we niet meer de hoogte die het heeft of kan hebben bij Intrede, Gloria, Lezingen met Tussenzangen enz. We komen er nog op terug.

Het Heilig

En dan het Sanctus of Heilig. In elk geval zingen. Ook als de pastoor de prefatie niet heeft gezongen of kunnen zingen. Het Heilig vráágt daarom. De deelnemenden aan de viering ook, hoop ik. Gelukkig gebeurt dat ook in veel kerken. Het valt me wel eens op, dat maar weinig verschillende melodieën worden gebruikt. En er zijn er zoveel! Je kunt er zo een vijftiental bij elkaar zetten. Bijna allemaal munten ze uit door wat wel genoemd wordt het acclamatorisch karakter. Ze roepen met een passende melodie naar elkaar en naar boven, naar de engelen en heiligen die ook meedoen. Gelukkig hebben onze componisten van na de vernieuwingen in de liturgie goed begrepen waar het om gaat bij dit gezang: kort en krachtig. in dit opzicht moeten we als koorzangers eerlijk toegeven dat het oude Sanctus van de meeste meerstemmige Missen eigenlijk niet met de tekst overeenstemt. Het is een uitgebreid muziekstuk geworden, met het Benedictus vaak als solostuk. Niet zo onbegrijpelijk, want Sanctus en Benedictus waren bestemd om de ruimte te vullen tussen prefatie en Pater noster. Het Sanctus voor de Conseoratie en het Benedictus erna. De priester bad in stilte de Canon in die tussentijd. Het koor moet zich wel realiseren wat er met het Sanctus aan de hand is, en gerust, ook in een plechtige viering, de ruimte laten aan het met de gelovigen samen zingen van dit hoogtepunt in de viering.

“En zingen U toe vol vreugde”

Verschenen in Jubilate 18,3 (september 1985)

Cees Janssens

Het eucharistisch gebed begint met de prefatie en de daarop aansluitende acclamatie: Heilig, heilig, heilig. Een uitspraak als deze klinkt uiterst vanzelfsprekend. Toch kun je steeds weer constateren dat het in de praktijk van de liturgie niet zo vanzelfsprekend is. Onwillekeurig doet men soms alsof het eucharistisch gebed pas begint ná het ‘Sanctus’. Sommigen menen heel zeker te weten dat het zo is. Een misvatting. Daarom herhalen we onze uitspraak: het eucharistisch gebed begint met de prefatie.

Dat betekent dat de prefatie een onderdeel is van een groter geheel. Een onderdeel met een heel eigen karakter – we komen daarvoor nog te spreken – maar niettemin een onderdeel. Dat houdt ook in dat we niet zinnig over dit onderdeel kunnen spreken, wanneer we niet allereerst aandacht schenken aan het eucharistisch gebed als geheel.

Het geheel en de delen

De Inleiding op het Missaal staat in nr. 55 uitvoerig stil bij de opbouw van het eucharistisch gebed. Kennelijk gaat het om een niet onbelangrijk gegeven. Enig inzicht in deze materie behoort tot de basisuitrusting van ieder die actief is op het gebied van de liturgie.

De tekst wijst niet minder dan acht elementen aan, die samen het ene eucharistische gebed vormen. Achtereenvolgens gaat het om (1) de dankzegging, die vooral in de prefatie tot uitdrukking komt; (2) de acclamatie ‘Heilig, heilig, heilig’; (3) de epiclese oftewel de aanroeping van de kracht Gods over de gaven; (4) het instellingsverhaal en de consecratie; (5) de anamnese oftewel de gedachtenis des Heren; (6) de aanbieding van de offergave; (7) opnieuw een epiclese, maar nu als een aanroeping van de Geest over de gehele kerk; en (8) de slotdoxologie: “Door Hem en met Hem en in Hem zal uw naam geprezen zijn…”.

Op het eerste gezicht een nogal gecompliceerd geheel. In feite valt dat mee, wanneer we proberen de grote lijn in het oog te krijgen. Daartoe doen we er goed aan te letten op de figuur van respectievelijk God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Op welke wijze zijn zij in dit gebed aanwezig? De Vader wordt geloofd en geprezen omwille van zijn zoon Jezus Christus, wiens gedachtenis wij vieren. Vervolgens wordt de Vader gevraagd ons zijn geest te zenden, omwille van deze zelfde Jezus Christus.

Nog beknopter uitgedrukt, niet in een chemische maar in een liturgische formule: het gaat om de lofprijzing van de Vader, de gedachtenis van de Zoon en de bede om de Heilige Geest.

Sacrificium laudis – een offer van lof

De wortels van net eucharistische gebed reiken tot diep in het Oude Testament. Eucharistie is dan ook de Nieuw Testamentische gestalte van wat in het Oude Testament ‘zèbah tôdá’ heette, ‘sacrificium laudis’ in het latijn, een ‘offer van lof’. De bijbelse vroomheid heeft altijd een bijzondere plaats ingeruimd voor wat genoemd wordt: de zegening van de Naam van God, de lofprijzing van de Eeuwige. Het is de houding van de gelovige mens die God Gód weet en dit besef in woorden tot uitdrukking brengt. Zoals wij dat heel goed kunnen beluisteren in het ‘Gloria’: “Wij loven U, wij prijzen en aanbidden U, wij verheerlijken U en zeggen U dank voor uw grote heerlijkheid”. Wat wij kennen als prefatie en ‘Sanctus’ heeft daar alles mee te maken. Wanneer wij – in het voetspoor van Israël – voor Gods aanschijn treden, dan is het eerste dat wij te doen hebben: God de eer geven die Hem toekomt. Met andere woorden: Hem loven en prijzen, Hem zegenen en bezingen, Hem danken en verheerlijken. Deze zelfde grondtoon valt te beluisteren in de toelichting welke de inleiding op het Missaal geeft bij de prefatie en het ‘Hei|ig’, de twee eerste elementen van het eucharistisch gebed.

Allereerst is er ‘de dankzegging’ (die vooral in de prefatie tot uitdrukking komt), waarin de priester, uit naam van heel het heilig volk, God de Vader verheerlijkt en Hem dank brengt voor het gehele heilswerk of voor een bepaald aspect hiervan, naargelang van de dag, het feest of de tijd” (nr. 55, a).

Vervolgens gaat het over “de acclamatie: heel de gemeenschap, in vereniging met de hemelse machten, zingt of zegt het ‘Heilig, heilig, heilig’. Deze acclamatie die deel uitmaakt van het eucharistisch gebed zelf, geschiedt door heel de gemeenschap samen met de priester” (nr. 55, b).

Je moet wel stokdoof en stekeblind tegelijk zijn om niet in de gaten te hebben dat dit onderdeel van het eucharistisch gebed als geen ander vraagt om een spreken-op-verhoogde-toon, vraagt om zang en muziek, om instemming van allen.

“De lofprijzing Gods: onze eerste roeping” zegt ds. Willem Barnard. Loven en geloven zijn niet slechts taalkundig aan elkaar verwant: het een kan niet zonder het ander. Liturgie – en dus ook de eucharistie – is bij wezen lofprijzing Gods.

Voor een zingende kerk

In de kerken van het Oosten kent men geen ‘stille missen’. Bij elke eucharistie – ‘de Heilige Liturgie’ genoemd – gaat het om een gezongen viering. Hoe bescheiden de mogelijkheden ook zijn, er wordt gezòngen. Het gaat immers om het allereerste wat de kerk te doen heeft: God loven.

Onze westerse – en met name Nederlandse – praktijken steken hier vaak povertjes bij af. Wie komt ze niet tegen: priesters die niet meer weten wat zingen is? Of die zich niet de moeite getroosten een prefatietoon aan te leren?

Wie kent ze niet: kerkgangers die gedoemd zijn te zwijgen, omdat het koor zonodig moet? Of die eenvoudig de kans niet krijgen omdat hun pastor de lofprijzing niet meer van deze tijd acht? Alsof er in de door velen zo vermaledijde liturgische boeken niet terecht van het ‘Heilig’ wordt gezegd: “Deze acclamatie die deel uitmaakt van het eucharistisch gebed zelf, geschiedt door heel de gemeenschap samen met de priester”.

Er is nog meer. Her en der blijft de goegemeente uitgebreid op haar achterste zitten tijdens de prefatie en het ‘Heilig’ (om van het resterende gedeelte van het eucharistisch gebed nog maar te zwijgen). “Daarom, met alle engelen, machten en krachten, met allen die staan voor uw troon, loven en aanbidden wij U en zingen U toe vol vreugde: Heilig, heilig, heilig…” Zolang wij uitgerekend op dit moment het staan en het zingen aan anderen overlaten, is levende liturgie een illusie.

‘Heillg, heillg, heilig…’

Wie weten wil, waar het bij dit alles om gaat, leze Jesaja 6,1 en volgende. “In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoge en verheven troon. De sleep van zijn mantel vulde heel de tempel. Serafs stonden boven Hem opgesteld, elk met zes vleugels (…). Zij riepen elkaar toe: ‘Heilig, heilig, heilig is Jahwe van de legerscharen; al wat de aarde vult is zijn heerlijkheld’. De deurpinnen in de dorpels schudden van het luid geroep…”. Over een acclamatie gesproken!

Iedere keer dat wij samenkomen voor de viering van de eucharistie begint het eucharistisch gebed in deze toonsoort. “Verheft uw hart”, “Brengen wij dank aan de Heer onze God”. Willem Barnard heeft overschot van gelijk, de lofprijzing Gods is onze eerste roeping.

Bewust zingen 3

Verschenen in Jubilate 18,3 (mei 1985)

Zr. Leonie Schoenmakers

Het was gewoon ‘fijn’ om op de kontaktdag van 2 maart te mogen werken met ’n groep mensen die de stemvorming au serieux nemen en vertrouwd zijn met onze rubriek ‘Bewust zingen’, die nu voor de derde maal verschijnt.

Dit keer starten we met een zeer voornaam onderdeel van de stemvorming nl. de resonans.

Resonans komt van resonare en betekent weerklinken. Eigenlijk staat er: re-sonare, opnieuw klinken. De toon die in het strottenhoofd ontstaat, wordt versterkt en verfraaid door het meetrillen van de lucht in de verschillende holten van ons lichaam.

Belangrijk voor de toonvorming zijn vooral de holten die boven de stemlippen liggen zoals: mond – neus -= keelholte, voorhoofdsholte, holten in net hoofd en kaakholten.

De grote opgave voor ’t veredelen van de stem door resonansarbeid betekent, dat alle resonansruimten mee moeten doen. De stem krijgt daardoor draagkracht en haar volle toon. Aan de resonans is het grote voordeel verbonden dat ze gedeeltelijk door het gevoel gecontroleerd kan worden, ’t geen zal blijken bij de nu volgende waarnemingen.

  • Adem in (ruiken), houd de adem even vast en maak daarna met de mond ’n zacht brommend geluid (zoemen). We stellen dit geluid voor door m…

Opm.

  1. Het niet te sterk willen doen, aan neuriën denken.
  2. De kaak even licht heen en weer schudden, om iedere spanning te voorkomen.
  3. Maak de mond van binnen ruim (hoog plafond!) laat de tong rustig op de mondbodem liggen met de punt tegen de ondertanden.
  4. Voel met de vingers (heel licht!) of er trilling is bij de mondhoeken, neusvleugels
  5. Leg de hand op ’t voorhoofd en op verschillende plaatsen op ’t hoofd om te voelen waar een vibratie optreedt.
  6. Als de m goed gezoemd wordt, krijgen we het gevoel dat er niets in de keel gebeurt, maar dat de m in ’t hoofd ontstaat. Dit is de juiste instelling.

Doe nu hetzelfde met de n. Zoem de n op één toon (neem ’n toonhoogte die u gemakkelijk ligt).

Opm.

  1. Tongpunt los tegen de boventandboog of boventanden.
  2. De kaak even licht laten zakken; er mag geen spanning in de tong optreden. Overigens als bij de m. U ziet hoe gedetailleerd het voor u uiteengezet is. Zo belangrijk is het!

Bij het volgende nummer van Jubilate nemen we dit onderwerp weer op.

Uitbreiding: Ademhaling serie 3

  1. Adem in door de neus en houd de adem even vast (niets doen dus). Adem uit op doe op ’n voor u gemakkelijke toonhoogte.
  2. Inademen, vasthouden, uitademen: blaas heel fijntjes ’n veertje weg dat door de kamer zweeft. De adem fijn uitspinnen dan wint u aan adembeheersing.
  3. Kies enkele oefeningen uit serie 1 en 2 en herhaal deze.

Stemoefening aan de hand van een gegeven melodie

Na strenge winterkou, fikse regenbuien en veel bewolkte dagen koos ik voor u een oude fraaie melodie. Hanteer nog ’n keer de werkwijze op pag. 7 van Jubilate, januari ’85.

Scan-141229-0004

Voer de aangegeven werkwijze stipt uit. Sukses met – doe het zelvers – en een flinke dosis ‘Ausdauer’ toegewenst.

Orgelmuziek als intermezzo in de liturgie

Verschenen in Jubilate 18,3 (mei 1985)

Flip Veldmans

Van oudsher is bij de overgang van woorddienst naar eucharistisch gebed orgelspel op zijn plaats, getuige het groot aantal stukken welke hiervoor speciaal gecomponeerd zijn. In de vernieuwde liturgie wordt eveneens als mogelijkheid orgelspel aangegeven naast de offerandezang.

In het lezenswaardige boekje ‘Liturgie vieren op zondag’ staat zelfs dat orgelspel hier veel beter op zijn plaats is dan de offerandezang, wanneer niet een echte processie gehouden wordt met de gaven. Maar hier wordt gesproken over ‘Wat zacht orgelspel’. Deze omschrijving doet niet voldoende recht aan de sfeer en het karakter hetwelk vanuit het orgel tot klinken gebracht kan worden; immers zacht orgelspel kan de suggestie wekken van enige onbestendige en onduidelijke geluiden uit de verte en doen mij teveel denken aan de tijd dat liturgie een gebeuren op zichzelf was waarbij de priester ‘de mis deed’ en de muziek voor ‘opluistering’ zorgde. Die tijd ligt gelukkig achter ons, de liturgische functies zijn niet meer ondergeschikt aan het liturgisch gebeuren, maar maken daadwerkelijk deel uit van die liturgie. Dat geldt niet in de laatste plaats voor het orgelspel.

Het is daarom van het grootste belang kennis te nemen van de orgelliteratuur en met zorg orgelstukken uit te kiezen. In dit verband zou je de vraag kunnen stellen of de organist voldoende moeite doet nieuwe én geschikte orgelmuziek aan te schaffen en te leren spelen. Maakt hij zich er soms niet te gemakkelijk af door ‘maar wat te improviseren’ zonder over echt improvisatorisch talent te beschikken?

Thans volgen een aantal niet te moeilijke orgelstukken uit verschillende stijlperiodes welke een indruk kunnen geven van wat er tijdens de bereiding van de gaven gespeeld zou kunnen worden.

Scan-141229-0001

Scan-141229-0002

Scan-141229-0003

Naast het spelen uit de orgelliteratuur kan instrumentale muziek bijv. een solistisch instrument zoals een blokfluit, dwarsfluit, hobo, viool, trompet, etc. met orgelcontinuo ook voor passende opluistering zorgen. Zorg voor een goede afstemming met het orgel. Om verloop in de stemming te voorkomen moet het solo-instrument bij het afstemmen goed op temperatuur zijn. Zorg eveneens voor een goede klankverhouding tussen het orgel en het solo-instrument. Voor langzame delen uit bijv. een sonate is orgelbegeleiding van een fluit 8’ voldoende, in snelle delen kan eventueel een fluit 4’ bijgetrokken worden.

“Draagt dan uw gaven Hem aan” (Psalm 96,8)

Verschenen in Jubilate 18,2 (mei 1985)

Cees Janssens

“De mis”, aldus de inleiding op het missaal, “bestaat in zekere zin uit twee delen, nl. de dienst van het woord en die van de eucharistie” (nr. 8). Twee delen, in deze volgorde, woord en sacrament. Dat betekent: wanneer de dienst van het woord ten einde is begint de viering van het sacrament, de eucharistie in strikte zin.

We mogen de scheidslijnen hier niet al te fors trekken, want deze twee delen zijn zó nauw met elkaar verbonden “dat ze een daad van eredienst uitmaken” (nr. 8). De algemene voorbede behoort bij de woorddienst waarvan zij het besluit is, zij behoort eveneens tot de dienst van de eucharistie, waarvan zij een allereerste begin vormt. Een begin dat nader gestalte krijgt in het klaarmaken van de gaven: brood en wijn. Gaven en gebeden worden dan ook vaak in één adem genoemd in het gebed over de gaven, waarmee dit onderdeel van de viering wordt besloten. “Heer, laat onze gebeden en offergaven tot U komen” heet het op de zesde zondag van Pasen b.v.

De bereiding van de gaven

“Bij de bereiding van de gaven worden op het altaar brood en wijn met water gebracht, die bestanddelen nl. welke Christus in zijn handen heeft genomen” (nr. 48, ad 1). We hebben hier te doen met een van de kernhandelingen van de eucharistie: het nemen. De opbouw van de eucharistische dienst beantwoordt namelijk aan de woorden en handelingen van Jezus bij het laatste avondmaal. Hij nam net brood, Hij nam de beker, Hij sprak een zegenbede, Hij brak het brood en deelde het uit, en evenzo gaf Hij de beker.

De handeling van het nemen heeft op de eerste plaats een practische betekenis: de elementen die voor de eucharistie nodig zijn moeten worden aangedragen.

Er is echter meer aan de hand. In vroeger tijden brachten de gelovigen zelf het brood en de wijn voor de eucharistie van huis mee. Een veelbetekenend gebaar waarin men het eigen leven om zo te zeggen uit handen gaf, om net door de Heer te laten nemen, te laten omvormen. Geen wonder dat er op deze wijze méér brood en wijn naar het altaar werd gedragen dan voor de viering van het sacrament nodig was. Dat was ook de bedoeling. Dit méér-in-natura werd – hoe kan het anders – bestemd voor de armen, de hulpbehoevenden enz.

Wij kennen deze praktijk niet meer. Wij kennen wel de inzameling van gaven in de vorm van een collecte. Een goede verstaander heeft hier aan een half woord genoeg.

Liturgische vormgeving

Het aanbrengen van de gaven – brood, wijn, water en de opbrengst van de collecte – krijgt vaak maar heel weinig reliëf in onze kerken. In het allerergste geval staat ‘al|es al klaar’ op een hoekje van het altaar en doet de priester aan zelfbediening. Met liturgie heeft zoiets natuurlijk niet veel meer uitstaande. Minstens bij bijzondere gelegenheden, maar graag toch ook wat vaker, zou er een processie met de offergaven mogen zijn. Niet alleen omdat het oog ook wat wil, maar vooral om de betekenis van dit alles al doende voor alle aanwezigen te laten oplichten. Dit onderdeel van de eucharistie is dan ook méér dan zomaar een ‘intermezzo‘.

De algemene inleiding op het missaal zegt: “het verdient aanbeveling dat het brood en de wijn door de gelovigen worden aangeboden”, want ook al brengen zij deze gaven niet zelf van huis mee, “deze wijze van aanbieden behoudt toch zijn waarde en geestelijke betekenis” (nr. 49). De teksten van het huidige ritueel spreken niet zonder reden over brood en wijn als van “de vrucht van de aarde”, “de vrucht van de wijnstok” en “het werk van onze handen”. Liturgie raakt hier aan net dagelijkse leven, en omgekeerd; ons gewone bestaan treedt hier de liturgie binnen. Goede liturgie kan niet zonder deze verbintenis.

Het kan menigeen verbazen dat de tekst vervolgt met: “Ook geld en andere giften die door de gelovigen voor de armen of voor de kerk aangeboden worden of in de kerk verzameld, worden aanvaard”. De priester of de diaken neemt alle gaven in ontvangst. Brood en wijn krijgen een plaats op het altaar, de overige gaven kunnen heel geschikt aan de voet van het altaar worden neergelegd. In één oogopslag kan er dan iets heel wezenlijks duidelijk worden. Liturgische katechese kan soms nog beter in daden dan in woorden worden gegeven.

Graag ook aandacht voor nog iets anders. Nr. 51 van de reeds meermalen geciteerde inleiding spreekt er over. We lezen: “Als de gaven op het altaar geplaatst zijn, kunnen deze, en ook het altaar zelf, bewierookt worden, ten teken dat de aangeboden gaven en het gebed van de kerk als wierook voor Gods aanschijn opstijgen. Ook de priester en het volk kunnen door de diaken of een andere assistent, na de bewieroking van de offergaven en het altaar, bewierookt worden”. Het overkomt mij persoonlijk niet vaak dat ik als lid van het volk ook wordt bewierookt. Wel voel ik mij op dergelijke momenten heel serieus genomen als iemand die ook meeviert en volop betrokken is bij Wat eucharistie bedoelt te zijn. “Laat mijn gebed mogen stijgen als wierook omhoog tot uw aanschijn” (psalm 141,2).

Wordt er ook nog gezongen?

Over het zingen tijdens het klaarmaken van de gaven kunnen we kort zijn. Zang is hier alleen op zijn plaats wanneer er een echte processie wordt gehouden. Het ‘offertorium’ om deze term nog eens te gebruiken, geldt immers als een begeleidingszang van een liturgische handeling. Waar de handeling ontbreekt of tot ’bijna niets’ is gereduceerd valt er niets te begeleiden. Vergelijk de opmerkingen hierover in de inleiding van het missaal onder de nummers 50, 26 en 100. We doen er goed aan de zorg voor een aangepaste muzikale vormgeving op dit moment aan de organist over te laten. Wie als koorleider, dirigent of wat dan ook, geen weerstand kan bieden aan de bekoring om elk ‘gaatje’ in de liturgie te vullen, heeft zijn roeping gemist. Zo iemand had tandarts moeten worden.