”Verheft uw hart”

Verschenen in Jubilate 18,3 (september 1985)

Fr. Nico Wesselingh o.s.b.

We zijn zover. Het eucharistisch gebed kan beginnen. De offergaven zijn op het altaar geplaatst. Het koor zong het offertorium of de organist heeft een goedklinkend stuk gespeeld. Er is misschien wel wierook gebruikt, om aan te duiden dat wij ons gebed graag tot voor de troon van God zagen opstijgen: Laat mijn bidden tot U opstijgen als wierook (Psalm 141,2). Nu komt dan de kern van de viering: het Hooggebed. De priester staat aan het altaar en roept de gelovigen op tot lofzang en gebed. Zo’n oproep vraagt iets. Luister maar eens naar de oproep die klinkt vanaf de minaret van een moskee, wanneer het uur van gebed is aangebroken. Een indringend zingende stem, (eventueel versterkt door een aantal luidsprekers, want het klinkt in de open lucht), laat weten dat nu het grote moment is aangebroken.

Maar in onze liturgie, vaak ook in een plechtige viering, vervalt de priester op dat moment tot een meer of minder verstaanbaar gesproken: Verheft uw hart. Drie woorden, in één seconde gezegd. Het antwoord is er dan ook naar: acht eenlettergrepige woorden: Wij zijn met ons hart bij de Heer. Maak daar maar eens iets van. Tenzij: je zingt het. En dan kan het boeiend worden.

Misschien begrijpt u nu, vooral ook na de bijdrage van Cees Janssens te hebben gelezen, dat voortaan op zon- en feestdagen de prefatie moet worden gezongen. Als het bij u in de kerk geen gebruik is, mag u er best eens met hen die het aangaat bespreken (pastoor, dirigent). Ook pastores zijn niet altijd op de hoogte van alle van alle liturgische regels. En soms wachten zij wel eens op een signaal vanuit de gemeenschap.

Problemen

Laten we aannemen dat uw pastoor bereid is om daaraan gehoor te geven, eventueel dankzij uw invloed. Dan komen de problemen pas. Deze problemen zijn gewoonlijk terug te brengen tot de volgende zaken:

  1. De pastoor kan niet (goed) zingen. Het moet gezegd: de zelfkennis van pastores wat betreft hun vocale kwaliteiten is vaak groot. Velen weten dat ze hierin geen ster zijn en het nooit zullen worden. We moeten het zingen van een prefatie niet onderschatten. Zelfs veel leden van een zangkoor zullen zich niet capabel weten om een prefatie solistisch te zingen. Maar wat een pastoor niet kan, omdat hij er nooit (goed) les in heeft gehad, dat kon hij mogelijk nog leren. Ligt het niet op de weg van een dirigent, dat hij wat aan stemvorming doet bij zijn eigen koorleden en ook bij de pastoor? En als hij dat zelf niet kan (zangpedagogie is een vak!), zou hij dan niet een deskundige moeten vragen dat te doen? Of ligt net op de weg van de bisdommelijke Gregoriusvereniging om hierin het voortouw te nemen? Misschien op de jaarlijkse (7) studiedag voor pastores, samen met de Kommissie voor Liturgie? Deze zaak zou eens moeten worden aangepakt. Liefst door de pastores zelf. Het idee niet (goed) te kunnen zingen kan een telkens terugkerende kwelling zijn. En soms is het maar een idee, voortkomend uit onkunde en onzekerheid. Is die vroeger elke zondag terugkerende kwelling misschien de reden, dat vele pastores in geen jaren meer een prefatie hebben gezongen? Nu het niet meer hoeft… denken zij misschien. Maar dat is een vergissing. Want het hoeft eigenlijk wel. Sommigen durven een prefatie in de landstaal niet aan, want die melodie is anders, en dat krijgen ze zo maar niet ingestudeerd. Dirigenten, hier ligt uw taak!
  2. Waar haal je de melodieën van de prefaties vandaan? Inderdaad, dat is een probleem. Vroeger waren er een twintigtal, in het oude Missaal. In het vernieuwde Missaal zijn er zo’n tachtig. In het Nederlandse Altaarmissaal staan er daarvan slechts een tiental getoonzet. Wat moet je dan als voorganger? Je kunt ze toch niet zomaar improviseren? Het Latijnse Altaarmissaal geef slechts één prefatie in de eenvoudige toon en één in de plechtige toon, en zegt daarbij laconiek dat je de anderen op dezelfde manier kunt zingen. Heel de practische aanpak van het prefatie-zingen is voorzien van zoveel vragen, dat ik meen, dat niet voldoende in dit artikel te kunnen bespreken. Het zou gewoon veel te lang worden. Mijn bedoeling is dit in een volgend artikel te doen, met een aantal notenvoorbeelden en suggesties erbij. Nog even geduld dus.
  3. Hoofdprobleem blijft, denk ik, dat wij niet meer aanvoelen dat met prefatie en het verdere Hooggebed het hoogtepunt van de viering is aangebroken. Als we geen kans zien om dit hele onderdeel een lift-up te geven in onze waardering en in onze manier van uitvoeren, zal na de offerande onze viering in elkaar zakken. Dan halen we niet meer de hoogte die het heeft of kan hebben bij Intrede, Gloria, Lezingen met Tussenzangen enz. We komen er nog op terug.

Het Heilig

En dan het Sanctus of Heilig. In elk geval zingen. Ook als de pastoor de prefatie niet heeft gezongen of kunnen zingen. Het Heilig vráágt daarom. De deelnemenden aan de viering ook, hoop ik. Gelukkig gebeurt dat ook in veel kerken. Het valt me wel eens op, dat maar weinig verschillende melodieën worden gebruikt. En er zijn er zoveel! Je kunt er zo een vijftiental bij elkaar zetten. Bijna allemaal munten ze uit door wat wel genoemd wordt het acclamatorisch karakter. Ze roepen met een passende melodie naar elkaar en naar boven, naar de engelen en heiligen die ook meedoen. Gelukkig hebben onze componisten van na de vernieuwingen in de liturgie goed begrepen waar het om gaat bij dit gezang: kort en krachtig. in dit opzicht moeten we als koorzangers eerlijk toegeven dat het oude Sanctus van de meeste meerstemmige Missen eigenlijk niet met de tekst overeenstemt. Het is een uitgebreid muziekstuk geworden, met het Benedictus vaak als solostuk. Niet zo onbegrijpelijk, want Sanctus en Benedictus waren bestemd om de ruimte te vullen tussen prefatie en Pater noster. Het Sanctus voor de Conseoratie en het Benedictus erna. De priester bad in stilte de Canon in die tussentijd. Het koor moet zich wel realiseren wat er met het Sanctus aan de hand is, en gerust, ook in een plechtige viering, de ruimte laten aan het met de gelovigen samen zingen van dit hoogtepunt in de viering.

Getagd , , , .