De halleluia-acclamatie

Bij veel vieringen in onze kerken is deze acclamatie vóór het evangelie nog minder dan een ondergeschoven kind: zij wordt vaak gewoon weggelaten! Dat is toch wel heel jammer, want men laat dan de gelegenheid voor een waardevol liturgisch moment aan zich voorbijgaan, een moment waarop voor de deelnemers aan de viering zowel iets te zien, te horen, te ruiken als te doen valt. Zo’n uitgelezen kans voor een echt actieve deelname aan een viering zou je toch altijd moeten benutten.

Lees verder

Het openingslied

‘Een goed begin is het halve werk’, zegt een bekend spreekwoord. Dit is zeker ook van toepassing op het begin, de openingsritus, van een Eucharistieviering. De verzamelde gelovigen, van verschillende herkomsten met totaal verschillende achtergronden, dienen aan het begin van de viering een gemeenschap te gaan vormen, het volk Gods.

Lees verder

De geloofsbelijdenis: vreemd element of zinvol onderdeel?

Móet dat nou, na de preek zo’n loodzware tekst zeggen of zingen? Deze verzuchting zal ongetwijfeld regelmatig worden geslaakt door menig liturgist en kerkmusicus, verantwoordelijk voor de voorbereiding van een zinvolle en inspirerende zondagsviering.

Deze twijfel aan de zin van een officiële geloofsbelijdenis in de zondagse eucharistieviering leidt in verscheidene parochiekerken tot het eenvoudig weglaten ervan, de vervanging door een al dan niet strofisch ‘evangelielied’ of door een zelfgemaakte ‘geloofsverklaring’.

Alle reden om eens na te denken over functie en vormgeving van de geloofsbelijdenis in onze vieringen.Lees verder

Godlof: de studiedag!

Naar aanleiding van het verschijnen van het boek Godlof! Maar hoe? organiseren Luce, het instituut voor religieuze communicatie van de Universiteit van Tilburg en de NSGV op zaterdag 17 mei een studiedag in Utrecht.

Met deze studiedag wil de NSGV het gesprek op gang brengen over criteria voor goede liturgische muziek. Een gesprek dat in Nederland eigenlijk nog niet gevoerd is. Enkele deskundigen zullen ingaan op de rituele, muzikale en pastorale kanten van het kerklied. Een spannende studiedag dus, met korte lezingen, discussie en muziek.

Praktische informatie

Datum: 17 mei 2014 van 10.00u–14.00u
Kosten: € 15 (incl. lunch).
Locatie: Kathedrale Koorschool, Plompetorengracht 5, Utrecht (nabij Utrecht CS)
Opgave: (incl. betaling) www.luce-crc.nl

Programma

10.00 Inloop
10.30 Welkom door Henk van Hout (dagvoorzitter)
10.40 Introductie door Martin Hoondert: ‘Hoor, er is iets nieuws begonnen!‘
11.00 Ritueel: Ad de Keyzer
Muzikaal: Richard Bot
Pastoraal: Meike Hettinga
Bij elke lezing: muziek
12.00 Pauze met een broodje
12.45 Panel en zaaldiscussie over beleidsimplicaties voor ons land
13.15 Slotlezing Willem Marie Speelman
13.45 Boekpresentatie: Godlof! Maar hoe?
14.00 Einde

Godlof! Maar hoe?

Welke criteria hanteer je bij de keuze van liturgische muziek?
Hoe stimuleer je dat mensen écht deelnemen aan een viering?
Hoe zorg je dat kerkmuziek goed functioneert in de praktijk en dat zij die het uitvoeren daartoe bekwaam zijn?
Hoe kan kerkmuziek mensen in contact brengen met liturgie en pastoraat?

Ideeën en gedachten hierover zijn te vinden in het commentaar bij deze Nederlandse vertaling van ‘Sing to the Lord: Music in Divine Worship’. Deze publicatie van de bisschoppenconferentie van de Verenigde Staten brengt nieuwe inzichten over muziek en liturgie. Het document maakt duidelijk dat sacraliteit niet is voorbehouden aan bepaalde repertoires, zoals het Geneefs Psalter, het gregoriaans of de polyfonie van Palestrina, maar plaatsvindt in het samenspel tussen enerzijds het ritueel, en anderzijds het engagement van de vierende gemeenschap.

‘Godlof! Maar hoe?’ bevat een Nederlandse vertaling van deze belangrijke publicatie, evenals een omvangrijk commentaar. Het laatste is geschreven vanuit oecumenisch perspectief en valt uiteen in twee delen.

Inleidend op de vertaling van Sing to the Lord zijn enkele noties uitgewerkt die in het boek een belangrijke rol spelen. Na de vertaling is de toon meer praktisch en gericht op het toepassen van Sing to the Lord in de praktijk van parochie en gemeente.

Sing to the Lord. Music in Divine Worship is vertaald en becommentarieerd in opdracht van de Nederlandse Sint-Gregoriusvereniging. Deze uitgave maakt dit belangrijke document toegankelijk voor alle kerken in Nederland waar de liturgische muziek serieus genomen wordt.

Martin Hoondert e.a. (red.) Godlof! Maar hoe? Document van de Amerikaanse bisschoppenconferentie over muziek en liturgie. Inleiding, vertaling en suggesties voor de praktijk
Berne Media, uitgeverij Abdij van Berne, Heeswijk.
216 pagina’s, genaaid gebrocheerd
Prijs: € 16,95
Formaat 15 x 23 cm.
ISBN 978 90 8972 071 9.

Bestellen/meer informatie:

I: www.berneboek.com
E: liturgie@bernemedia.com
T: 0413–293480

Hymnen, kleurpalet in de liturgie

Voor iedere kerkmusicus is het een telkens weerkerend probleem: Hoe vind ik passende liederen bij déze viering? Bij gebrek aan (bekende) gezangen die specifiek betrekking hebben op het karakter en/of de lezingen van de zondag of van het feest dat die dag wordt gevierd, nemen we maar al te vaak onze toevlucht tot meer ‘algemene’ gezangen, die eigenlijk bij iedere viering gezongen kunnen worden.

Te weinig wordt gedacht aan de mogelijkheid om de rijke schat aan hymnen te gebruiken voor vieringen buiten het getijdengebed. Er zijn zeer veel eenvoudige syllabische melodieën waarop alle deelnemers aan vieringen hymnen kunnen meezingen. De teksten zijn poëtisch, heel toegankelijk en kunnen de zo vurig gewenste eigen kleur van de viering accentueren.

Begripsbepaling: inhoud en vorm

In algemene zin is een hymne (< Gr. humnos) een godsdienstige lofzang. Zo spreekt de bekende tekst uit Efesiërs “…laat de Geest u vervullen en zing met elkaar psalmen, hymnen en liederen die de Geest u ingeeft.” (Ef 5,18–19) van hymnen in algemene betekenis.

Een hymne in striktere zin is eveneens een geestelijke lofzang, maar vertoont een aantal inhoudelijke en een aantal vormkenmerken.

Inhoudelijke kenmerken:

  • De tekst van een hymne is niet ontleend aan een bijbelse bron, dit in tegenstelling tot de psalmen en de kantieken, zoals bv. het Magnificat, dat de tekst weergeeft van Lucas 1,46–55. Enkele kantieken vindt u in GvL nrs. 151–164.
  • Een hymne zingt niet over God of een heilige, maar richt zich rechtstreeks tot God of tot de te vereren heilige.

Een hymne eindigt met een doxologie, ter ere van de heilige Drie-eenheid.

Vormkenmerken: strofen, metrum, ritme

Een hymne is een strofisch gezang, waarbij iedere strofe hetzelfde aantal regels telt.

Iedere regel bestaat uit een aantal versvoeten, die een regelmatige afwisseling laten zien van dalingen en heffingen. Veel voorkomend is een versvoet van één daling en één heffing, de jambe: bekénd, gegroét. Een regel van tweemaal twee jamben noemen we een dimeter. Twee van deze regels samen vormen een tetrameter: Een strofe bestaat veelal uit twee tetrameters:

Aan God de Vader en de Zoon
en aan de Geest zij lof en eer.
Drie-een is God, Hij zij geloofd
door heel de aarde, altijd weer.

In bovenstaande doxologie vallen de heffingen gelijk met het woordaccent. Men is duidelijk uitgegaan van ritme: de kwalitatieve afwisseling tussen onbeklemtoonde en beklemtoonde lettergrepen.

In de klassieke Latijnse poëzie werd uitgegaan van een ander principe: de lengte van een klinker, dus van een lettergreep. Dit kwantitatieve beginsel werd ook gehanteerd bij de vroegste hymnen (vanaf de vierde eeuw). Deze hymnen noemen we metrische hymnen, waarbij de woordaccenten niet hoeven samen te vallen met de heffingen:

Cónditor alme síderum,
ætérna lux credéntium,
Chríste, redémptor ómnium,
exáudi preces súpplicum.

Op grond hiervan zijn vele musicologen van mening dat deze oudste hymnen oorspronkelijk in een ternair ritme gezongen werden. Dit ternaire ritme vinden we dan ook terug bij verscheidene oud-kerkelijke hymnen in het Liedboek voor de Kerken (LbK). Zo geeft LbK 226 een vertaling van bovenstaande Latijnse hymne door J.W. Schulte Noordholt op een melodie in een ternair ritme.

Vergelijk dit met de equalistische melodie (alle noten van gelijke waarde) van de vertaling uit het Getijdenboek (p. 725) zoals deze in rooms-katholieke kerken veelal wordt gezongen. (muziekvoorbeeld 2)

Meer over ritme en metrum van de hymnen vindt u in: Siem Groot (red.), ‘De lof Gods geef ik stem’, Baarn 1993, pp. 199–203.

Geschiedenis van de hymne

In de eerste eeuwen van het christendom werd vooral in het Oosten gehoor gegeven aan de opwekking van Paulus tot het zingen van geestelijke liederen, meestal op een proza-tekst, waarvan het Gloria en het Te Deum tot in onze dagen zijn overgeleverd.

Belangrijk voor de ontwikkeling van de syllabische metrische hymne als liedvorm was Ephraïm de Syriër (306–373). Als diaken te Edessa onderkende hij als eerste de waarde van populaire gezangen als middel tot bestrijding van ketterijen. De vele hymnen die hij dichtte, liet hij uitvoeren door een vrouwenkoor. Tijdens een vierjarige ballingschap in Klein-Azie maakte Hilarius van Poitiers (315–367) kennis met de hymnen van Ephraïm en bracht deze liedvorm na zijn terugkeer over naar het Westen.

Het is echter Ambrosius van Milaan (339–397), die de vader van de Latijnse hymne wordt genoemd. Evenals Ephraïm in het Oosten bestreed Ambrosius het opkomend Arianisme met woord, geschrift en… hymnen. Door het gebruik van pakkende teksten en aansprekende, eenvoudige melodieën wist hij hymnen tot populaire liederen te maken als middel in de strijd tegen deze ketterij. Mogelijk mede als gevolg van epische verdichting worden Latijnse hymnen uit de vierde eeuw nog steeds aangeduid als Ambrosiaanse hymnen. In het LbK vinden we hiervan: ‘O lux, beata Trinitas’ (253), ‘Æterne verum conditor’ (370) en ‘Deus creator omnium’ (382).

Melodieën konden pas veel later schriftelijk worden vastgelegd, zodat geen absolute zekerheid bestaat over de wijze waarop hymnen in Ambrosius’ tijd werden gezongen. Gezien het streven van de Cisterciënzer kloosterorde naar terugkeer tot de bronnen van het christendom, vinden we in de oudste (12e eeuw) hymnaria van deze orde waarschijnlijk de melodieën die het dichtst bij de originele staan. De melodieën van genoemde Ambrosiaanse hymnen zijn op deze bronnen gebaseerd.

In de loop der volgende eeuwen winnen de hymnen aan populariteit. Benedictus (480–547) schreef in zijn Regel de kloosterlingen voor dat iedere gebedstijd moest beginnen met het zingen van een hymne. Vanaf de zesde eeuw verandert de wijze van uitvoering van de hymnen. Het kwalitatieve metrisch beginsel wordt losgelaten; de melodie gaat het woordaccent volgen, waardoor deze een equalistisch binair karakter krijgt, wat overeenkomt met de notatie van hymnen in de Latijnse zangboeken.

Doordat in de loop der middeleeuwen het zingen van hymnen steeds meer geschiedde door professionele zangers (monniken), ontstonden meer versierde, neumatische melodieën, die minder geschikt waren om door het ‘gewone’ volk gezongen te worden.

Uiteindelijk bleef de rijke schat aan hymnen vrijwel uitsluitend voorbehouden aan de kloostergemeenschappen waarin het gezongen getijdengebed werd gepraktiseerd, terwijl in de parochies alleen het koor af en toe een hymne zong tijdens een lof of een (Latijnse) vesperviering.
Voor het volk restten slechts enkele bekende hymnen als ‘Iesu dulcis memoria’ en ‘Veni Creator’.

Het Tweede Vaticaanse Concilie heeft het getijdengebed en daarmee ook de hymnen teruggegeven aan het gelovige volk. Met het verschijnen van de Nederlandse vertaling van het Getijdenboek in 1990 is een repertoire van meer dan 200 Nederlandstalige hymnen ter beschikking gekomen van iedereen die daar gebruik van wil maken.

Hymnen in onze liturgie

Gezien de vele mogelijkheden om door hymnen een eigen kleur te geven aan een viering, kunnen deze beschouwd worden als een welkome aanvulling op het repertoire dat ons al geboden wordt door de bekende zangbundels. Veel kerkmusici zijn echter (nog) niet vertrouwd met dit fenomeen. Dat is jammer, want daarmee leggen zij zich onnodig beperkingen op bij de keuze van liederen.

Er is niet alleen een grote keus aan teksten, er bestaan ook zeer veel eenvoudige syllabische melodieën waarop vrijwel alle hymnen gezongen kunnen worden, niet alleen door het koor, maar door de gehele vierende gemeenschap. In het Liber Hymnarius, maar ook iedere Liber Usualis, oud of nieuw, zijn er genoeg te vinden. Voorts staat een aantal hymnen in GvL (483, 514, 516, 523) en in LbK.
Als voorbeeld geef ik hier de eerste strofe van een hymne voor de 40-dagentijd ‘O goedertieren Schepper’ (Getijdenboek pag. 740) op de melodie van ‘Te lucis ante terminum’ (muziekvoorbeeld 3) en de eerste strofe van een Mariahymne ‘Door aarde, zee en firmament’ (Getijdenboek pag. 1555) op de melodie van ‘Iam lucis orto sidere’ (muziekvoorbeeld 4).

Niet alle gezangen die als ‘hymnen’ worden aangeduid, zijn hymnen in strikte zin. In het Abdijboek staan onder de rubriek ‘hymnen’ maar liefst 95 gezangen, alle echter kantieken of beurtzangen. In: Ignace Thevelein, Officium, Tielt 2002 staan onder het hoofd ‘hymnen’ een negental liederen, waarvan een aantal als ‘De vreugde voert ons naar dit huis’ duidelijk openingszangen zijn. Andere hymnen in dit boek zijn weer voorbeelden van goede, moderne teksten die op uitstekende wijze zijn getoonzet.

Wanneer gebruiken we hymnen? Allereerst uiteraard bij de gebedstijden uit het Getijdenboek. Voor andere vieringen dan Eucharistievieringen bieden hymnen een ruime keuze aan eenvoudige maar voor elke viering geschikte teksten die gemakkelijk door de deelnemende gelovigen meegezongen kunnen worden, ook als zij slechts gering in aantal zijn. Ook voor Eucharistievieringen kan goed gebruik gemaakt worden van het grote repertoire aan hymnen. Een goed gekozen hymne kan op vele plaatsen – uitgezonderd de vaste gezangen, de antwoordpsalm en het hallelujavers – in een Eucharistieviering kleur geven aan het eigen karakter van het feest of van de tijd in het kerkelijk jaar.
Soms kan met een kleine tekstuele wijziging een hymne helemaal ‘op maat’ gemaakt worden. Op het feest van de patrones van onze kerk, de Gertrudiskerk in Bergen op Zoom, zingen wij uit het Getijdenboek (pag. 1668) een hymne uit het Gemeenschappelijke voor heilige vrouwen: ‘Een heil’ge vrouw gedenken wij…’. Een kleine verandering in deze eerste regel: ‘Gertrudis’ feestdag vieren wij…’ maakt dit lied tot een hymne ter ere van onze patrones!

Adriaan van Roode

Jubileum Sint-Gregoriuskoor Sint Jansteen

Op zondag 23 februari viert het Sint-Gregoriuskoor in Sint Jansteen zijn zeventigjarig jubileum. Om 10.30 is er een plechtige H. Mis in de kerk van de H. Johannes de Doper. Celebrant is pater Joop Reurs. Het koor zingt de gregoriaanse mis van de H. Johannes de Doper. Na de mis is er een receptie met gelegenheid tot feliciteren van het koor.

Om 16.00 uur is er in de Kapel van O.L. Vrouw ter Eecken in Kapellebrug een Mariastonde. Het koor zingt dan enkele gregoriaanse marialiederen.

Het Sint-Gregoriuskoor was een initiatief van dirigent Wim Bartz. Het koor verzorgde de diensten in de parochiekerk van de H. Johannes de Doper en was tientallen keren te horen tijdens uitzendingen van de eucharistieviering via de KRO-radio.

Sinds 1976 staat het koor, dat momenteel vijftien leden heeft, onder leiding van Martin Polspoel. Nog steeds verzorgt het regelmatig de zang tijdens de Hoogmis op zondag, de mis op zaterdag en bij uitvaarten.

Koorkringmiddag Zeeuwse eilanden februari 2014

Op zaterdag 1 februari 2014 organiseert de Koorkring Zeeuwse Eilanden een koorkringmiddag in de Parochiekern H. Blasius Heinkenszand. De kerkkoren uit de regio Schouwen Duiveland, Zuid Beveland en Walcheren zijn uitgenodigd deel te nemen aan deze bijeenkomst. Het thema van deze middag is ‘Maria Lichtmis en de H. Blasius’.

De uitgenodigde koren komen om 15.00 uur bijeen en zullen gezamenlijk de hun aangereikte muziek zingen. Vicaris Paul Verbeek geeft uitleg over het thema van de dag. Om 19.00 uur zingen zij tijdens een eucharistieviering, die de vicaris zal opdragen.

De algehele muzikale leiding berust bij de dirigent van het herenkoor van de H.Blasius, de heer Christian Blaha en de begeleiding op het orgel wordt verzorgd door de dirigent van het Dameskoor van de H. Blasius, de heer Tuur Remijn.

Na het openingslied zal er een lichtprocessie plaatsvinden waarbij de gezamenlijke koren onder andere het ‘Nunc dimittis’ zullen zingen. De vaste gezangen zijn de gezangen uit de driestemmige ‘Mis van de H.Geest’ van Frans Bullens en als slotlied zal het Blasiuslied worden gezongen.

Jaar van het Geloof met zang afgesloten

De afsluiting van het Jaar van het Geloof, die in het bisdom Breda op zondag 24 november plaatsvond in de kathedraal, stond in het teken van de kerkmuziek en in het bijzonder van de zang.

Bij deze gelegenheid werd het eerste exemplaar van de cd ‘Kom heilige Geest’ aan bisschop Liesen aangeboden. Op deze cd onder meer vier antwoordpsalmen voor de viering bij het toedienen van het H. Vormsel. De muziek is geschreven door Frans Bullens en sluit aan bij de Mis van de heilige Geest die ook voor deze vieringen is geschreven.

De antwoordpsalmen worden gezongen door de Kathedrale Cantorij. Verder werkten de schola van het Antoniushuis en de Begijnhofschola mee aan deze cd.

Partituren van de vier antwoordpsalmen zijn verkrijgbaar via de webshop van het bisdom

Een bijzondere gebeurtenis tijdens deze middag was de benoeming van Harrie Muskens tot ridder in de orde van Sint-Sylvester. Harrie Muskens was jarenlang lid van het bestuur van diocesane SInt-Gregoriusverening Breda. Hij nam mede het initiatief tot Donek en was en is oprichter en dirigent van diverse koren. Bijzondere aandacht had hij voor kinderzang. Zijn project voor kinderzang ‘Het groene hout’ vond in heel Nederland navolging. Ook zijn vele activiteiten op maatschappelijk gebied waren aanleiding om hem deze onderscheiding toe te kennen.

Bij gelegenheid van de afsluiting van het Jaar van het Geloof verscheen een nummer van het bisdommagazine, gewijd aan de kerkmuziek.

Meer over het bisdommagazine