Repertoiredag 5 oktober 2019: Alleluia

‘Allelu ja’: prijst de Heer. Dat is de betekenis van deze Hebreeuwse uitdrukking, zo legde bisschop Liesen uit tijdens de repertoiredag op 5 oktober. Zo’n twintig dirigenten en zangers waren op die dag naar de kathedraal te komen om nieuwe ideeën op te doen voor het repertoire van hun koor.

Foto: Ronald van Quekelberge

Centraal stond het alleluja dat tijdens de woorddienst wordt gezongen. Bisschop Liesen gaf hier een toelichting op. Die woorddienst is eigenlijk een dialoog, zo zei de bisschop. God spreekt tijdens de eerste lezing uit het Oude Testament. Daarop antwoorden wij in de antwoordpsalm. Vervolgens spreekt God opnieuw in de tweede lezing, doorgaans uit de brieven van Paulus, en dan komt het alleluja.

Dat heeft daar een tweevoudige functie: uiteraard een uitroep van vreugde, maar op deze plaats gericht ook op het Evangelie dat volgt: Jezus gaat tot ons spreken.

De uitroep ‘alleluja’, die door iedereen kan worden meegezongen, wordt gevolgd door een vers uit het evangelie of uit een psalm gezongen door het koor of een cantor. Daarna volgt weer het alleluja. In de vastentijd vervalt het alleluja en wordt alleen het vers gezongen.

De uitleg van de bisschop maakte duidelijk dat het alleluja een onmisbaar onderdeel is van de woorddienst. Een onderdeel dat op allerlei manieren muzikaal vorm kan krijgen, zo bleek tijdens het vervolg van de repertoiredag, waarbij onder meer nieuwe zettingen van het alleluja van Frans Bullens werden gezongen.

Veel aandacht was er ook voor de nieuwe bundel Geprezen, o Heer: nieuwe liederen geïnspireerd op het Zonnelied van de H. Franciscus van Assisi. Verder maakten de deelnemers kennis met diverse motetten en werk van Albert de Klerk en Louis van Dijk.

‘Amen’ en andere acclamaties in de liturgie

We zeggen of zingen het zo vaak: ‘Amen’. Wat betekent dat woord eigenlijk? De ‘Dikke van Dale’ schrijft:

  1. (oorspr.) dat is zo, dat zij zo, zeker
  2. (thans) slotwoord van gebeden, preken …<Hebr. Amen
    (waarlijk, zeker).

‘Amen op iets zeggen’ betekent: ‘ermee instemmen’, ‘erin toestemmen’ en is, volgens van Dale, ontleend aan Deuteronomium 27,15–26, waar het volk twaalfmaal de formule uitsprak.

Het woord komt voor in de drie grote godsdiensten: Jodendom, Christendom en Islam. Op de doxologieën in de synagogale eredienst antwoordt het volk met ‘amen’. In de christelijke liturgie werd het woord onvertaald overgenomen. Het volk reageert met ‘amen’ op het eind van de canon die door de bisschop luid werd voorgedragen, zo lezen we bij Justinus rond het jaar 150. En de H. Hiëronymus verhaalt, omstreeks het jaar 400, hoe het amen door de Romeinse basiliek dreunt als een hemelse donderslag!

Het is onze cultuur niet zo’n gewoonte om als kerkvolk massaal ‘amen’ uit te roepen. Er is meestal slechts sprake van wat onduidelijk gemompel en – in navolging van de gewoonte in veel protestantse kerken – is het vaak de voorganger zelf die het gebed ‘beaamt’. Een gezongen amen zou beter zijn, maar dat werkt alleen goed na een gezongen gebed, of minstens een gezongen slotformule, al is het slechts op één toon:

Met name het Eucharistisch Gebed vraagt om een overtuigende instemming van alle aanwezigen. Als de priester de doxologie ‘Door Hem en met Hem’ zingt, zal het volk zeker niet achterblijven bij het amen. Het koor kan daar nog als ‘coda’ een feestelijke toonzetting van een meervoudig amen aan toevoegen. In het Freiburger Chorbuch zijn daarvan een aantal fraaie voorbeelden te vinden. Maar ook onze Haarlemse kerkmusicus Jan Valkestijn heeft ooit een ‘Amen’ geschreven dat meerstemmig eindigt.

 

Op de website van Doorgeven, het tijdschrift van de NSGV Haarlem-Amsterdam, leest u in de rubriek In taal en teken meer over de achtergronden van het Amen en de mogelijkheden om deze acclamatie te zingen.

Met toestemming overgenomen uit Doorgeven Nieuwsbrief nr. 2, juli 2012.

Andere gezangen als antwoord na de Eerste Lezing

Vorige keer zijn we geëindigd met u te zeggen dat er, vooral in de sterke tijden ook nog andere mogelijkheden zijn als antwoord no de eerste Lezing. Daar gaan we het dus nu over hebben.

fr. N. Wesselingh o.s.b.

Jubilate 30, 3 (september 1997)

Advent

Een van de meest geliefde gezangen uit de Gregoriaanse traditie is het Rorate. Hoewel het een laat gezang is, pas enkele eeuwen oud, is de melodie goed modaal, en de tekst is een wonderbaarlijke combinatie van allerlei teksten uit Jesaia. In het keervers worden de hemelen en de wolken opgeroepen om de heiland naar beneden te laten komen in dauw en regen. In de verzen wordt God zelf aangesproken. Onze schuld wordt erkend, en God wordt gesmeekt ons te komen verlossen. Aan het eind komt het antwoord van God: Consolamini… Troost toch, mijn volk… spoedig zal uw heil komen. Prachtige opbouw met hoop en verwachting.

De vorm is responsoriaal, zoals ook de Antwoordpsalmen die het Lectionarium opgeeft; Keervers voor allen en verzen voor de voorzang. Ik heb wel eens liederen op deze plaats in de Advent gehoord die minder toepasselijk zijn.

Kersttijd

De traditie kent een aantal gezangen voor de kersttijd die niet in het Graduale staan, maar wel goed bruikbaar zijn. Ik noem er u enkele, te vinden in het Liber Cantualis: Ecce nomen Emmanuel (p. 84).

Minder bekend, maar zeer geschikt is de beurtzang: Puer natus in Bethlehem (p. 91). Melodie ook van latere tijd, maar goed bruikbaar. Helemaal syllabisch, dus per lettergreep één noot. Het keervers: In cordis jubilo Christum natum adoremus cum novo cantico (Laten wij van harte Christus, die geboren is, aanbidden met een nieuw lied), is eigenlijk een juweeltje voor volkszang. Uit de 14 strofen kan uiteraard een keuze worden gemaakt. Wel de eerste 5 altijd zingen, want die geven het geboorteverhaal.

Veertigdagentijd

Naast het Attende Domine (p. 71, GvL 844) voor de hele veertigdagentijd, waarvan de melodie wel vragen oproept, staan er in het Liber Cantualis nog enkele gezangen voor de Goede Week: Gloria laus et honor (p. 85) voor Palmzondag, Ubi caritas (p. 108) voor Witte Donderdag en Ecce Lignum Crucis (p. 84) voor Goede Vrijdag. In het Gloria laus en in het Ubi caritas is een rol te vinden voor volkszang.

Pasen

Waarom zou je in de Paasweek niet het Victimae Paschali laudes (p. 62, GvL 845) na de eerste lezing zingen? Vroeger zaten Sequenties vast aan het Alleluia. Nu zijn ze er eigenlijk van losgemaakt. Het voorgaande Alleluia heeft meestal melodisch geen enkele verwantschap meer met de Sequentie.

Week voor Pinksteren

Het accent van de viering lag vroeger op de beide Pinksterdagen en de rest van het octaaf. Nu richt de aandacht van de liturgie zich vooral op de negen dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren, toen de leerlingen in de bovenzaal bijeen waren om de Geest af te smeken. In diezelfde dagen is er geen beter gezang denkbaar dan het Veni sancte Spiritus (p. 63, GvL 846) of het misschien meer bekende Veni Creator (GvL 847).

Sacramentsdag

Dit feest geeft ons allerlei kansen om sommige van de vroegere lofgezangen nog eens te hernemen. Jesu dulcis memoria (p. 87) of Pange lingua (p. 100, GvL 838) in hun verschillende melodieën.

Mariafeesten

Ook hier liggen verschillende mogelijkheden. Bij voorbeeld de hymne Ave maris stella (p. 74) of enkele verzen uit het Magnificat, met een eenvoudige antifoon. De traditionele Maria-antifonen (Salve Regina, Ave regina caelorum etc.) lijken door hun vorm minder geschikt als antwoord op de lezing.

Conclusie

Onze zoektocht naar geschikte Gregoriaanse gezangen die op de plaats van de Antwoordpsalm zouden kunnen worden gezongen, heeft, dunkt me, nogal wat opgeleverd. Het spreekt vanzelf dat veel van deze gezangen, misschien wel alle, ook op andere momenten in de liturgie goede diensten zouden kunnen bewijzen. Met name kan ik me voorstellen, dat in niet-eucharistische vieringen een aantal van deze gezangen kunnen helpen om een eigen karakter aan die diensten te verlenen. je moet wel even zoeken en misschien wat creatief zijn, maar het loont de moeite om het te proberen. Succes ermee.

In ecclesiis benedicte Deo (3)

Van Alleluia tot Halleloejah

Soms wordt je de vraag gesteld: “Hoe moeten we in de liturgie het woord Alleluia uitspreken?" Dat is een terechte vraag. Terecht ook, omdat het woord op verschillende wijzen geschreven wordt. Vandaar dat het dit keer gaat over: hoe schrijf je dat woord? En: hoe spreek je dat woord uit?

Fr. Nico Wesselingh o.s.b.

Jubilate 29, 3 (september 1996)

In de liturgie is de acclamatie Alleluia een vanuit de Bijbel overgenomen kreet. Er is dus geen sprake van een vinding van een of andere geleerde of musicus. Met name in de oosterse liturgie is het Alleluia al vanaf de eerste eeuwen bekend. Dat het in de westerse liturgie van veel latere datum is doet hier nu niet terzake. De betekenis van het woord is: Looft de Heer. Het woord is samengesteld uit de Hebreeuwse woorden Halleloe: dat ‘zingt’ betekent (Imperatief meervoud) en de afkorting van de Godsnaam: “Jah", dat dus staat voor Jaweh. Maar daarmee is nog weinig gezegd.

Onvertaald

Waarom is dit woord niet vertaald, en is het Hebreeuwse woord niet in iedere taal vervangen door een equivalent? Het woord Alleluia heeft in zijn Hebreeuwse klank iets zo compact, zo direct, dat pogingen tot invoeren van een vertaling mislukken. In het Nederlands zingen we in de veertigdagentijd in plaats van dat woord het drietal: Looft de Heer. Maar wie er gevoel voor heeft, zal merken dat die drie eenlettergrepige woorden niet de directheid en de eenheid hebben die het woord Alleluia heeft. In het Hebreeuws lijkt het erop, dat men de twee onderdelen van het woord heeft samengevoegd, maar door in de Hebreeuwse bijbels een kleine spatie tussen de twee lettergrepen te houden, duidelijk wil maken dat het een samengesteld woord is. De open klanken van Alleluia vragen ook eerder om zang dan onze Nederlandse vertaling. Samen met het woord ‘Amen’ is dit de enige roep, de enige acclamatie, die rechtstreeks vanuit het Hebreeuws in onze liturgie is opgenomen. Overigens is het woord ‘Amen’ een tijdlang door de Fransen als enigen wel vertaald: Ainsi soit-il! Ga dat maar eens zingen als acclamatie.

Anders geschreven

Maar het Hebreeuws werkt met heel andere lettertekens, dus moet er gezocht worden naar equivalente letters in de taal waarin de liturgische teksten geschreven stonden. In het Grieks was dat geen probleem. In het Latijn eigenlijk ook niet, maar men is hier verder gegaan. Men heeft niet het Hebreeuws als uitgangspunt genomen en dat zo goed mogelijk fonetisch overgezet. Want het Latijn had iets waar het slecht mee uit de weg kon: de geaspireerde ‘A’ aan het begin.

Spraakgebrek

De Romeinen (die bepalend waren voor de Latijnse taal) leken een beetje op West-Vlamingen. Beide konden/kunnen de ‘H’ niet uitspreken. Daar hoef je een volk of bevolkingsgroep niet op aan te kijken. Ieder mens leert de taal aan zoals hij die hoort. Zo neemt hij ook de hebbelijkheden en onhebbelijkheden van zijn moedertaal over. Waar het dus het meest normaal was geweest aan die ‘A’ een ‘H’ te laten voorafgaan, liet men gewoon die aspiratie, dat aanblazen, vallen. Ook de ‘H’ aan het einde verdween. Die konden ze nog minder uitspreken. Men paste aldus het woord aan aan het eigen spraakgebrek.

Augustinus

Het was in de oudheid al bekend, dat de Romeinen niet met de ‘H’ overweg konden. Sint Augustinus, die een tijd in Italië heeft geleefd, had het duidelijk gemerkt, en in een preek steekt hij lichtelijk de draak met de Romeinen om hun spraakgebrek. Dat ‘spotten met’ is nu nog zo. De zachte ‘G’ van ons Brabanders (is dat eigenlijk wel een spraakgebrek?) is nogal eens reden tot spot voor mensen die van boven de rivieren komen. En onder de oorlog werd vaak het wachtwoord ‘Scheveningen’ gebruikt om eventuele Duitse infiltranten te ontmaskeren. Want die ‘Sch’ is voor Duitsers niet uit te spreken.

Nederlands

Maar hoe zit dat bi] ons met de schrijfwijze van het Alleluia? Aangezien bi] ons dat woord vroeger uitsluitend in de Latijnse liturgie gebruikt werd, was er geen reden om het anders te schrijven. Maar nu we dat woord in de landstaal-liturgie gebruiken, moeten we toch eigenlijk niet de Romeinse onvolkomenheden overnemen. Officieel is daarover nooit een standpunt bepaald bi] mijn weten, maar we zien bij voorbeeld in GvL gewoonlijk het woord als volgt gespeld: Halleluia. En dat lijkt me een betere schrijfwijze.

Zo wordt aan de geaspireerde ‘A’ recht gedaan. Wie goed naar Israëlische liederen luistert kan telkens weer die wat scherpe aspiratieklank horen. De Hebreeuwse ‘H’ is veel zwaarder dan onze ‘H’, gaat bijna naar een ‘G’ toe. Heeft een keelklank. De ‘H’ aan het einde wordt door bijna iedereen verwaarloosd. We weten er waarschijnlijk weinig mee te doen.

De uitgang van het woord wordt dus gewoonlijk niet meer geschreven met een ‘i’, maar met een ‘j’. En dat komt, dacht ik, wél overeen met een officiële afspraak. Schreef ik tot nu toe in dit artikel het woord op de Latijnse wijze, vanaf nu schrijf ik het zoals het in onze liturgie gebruikelijk is. Halleluia.

Overigens: de Godsnaam worden we geacht niet meer uit te spreken, maar de Joden hoorden in de uitgang van het Halleluja niets anders dan de Godsnaam. Het was een veelgebruikte afkorting. Denk maar eens aan de honderden namen in het Oude Testament die eindigen op ‘ia’: Jesaja, Elia, Obadja, Abia, Benaja enz. In de naamsverklaringen, die in de Bijbel vaak bij zulke namen voorkomen, wordt altijd verwezen naar de God van Israël. Merk op hoe de schrijfwijze, die ik hier overneem uit onze KBS-Bijbel, niet uniform is. De ene keer eindigt de naam op ‘ia’ en de andere keer op ‘ja’. Achter de ‘i’ zou eigenlijk nog een ‘i’ moeten staan.

Uitspraak

Hiermee is al heel wat gezegd over de uitspraak. Natuurlijk: het woord Halleluia is in zijn schrijfwijze vernederlandst, maar in de uitspraak moeten we toch zoveel mogelijk het Hebreeuwse karakter en de Hebreeuwse klank van dit woord respecteren.

Daarom de volgende aanwijzingen:

  1. De ‘H’ aan het begin moet niet worden weggedrukt. Zonder overdrijven moet de aanvangsletter te horen zijn.
  2. De afbreking van dit woord in het Nederlands is Ha-le-lu-ja (of is dat sinds kort ook veranderd?). Het Hebreeuwse woord ‘Hallel’ heeft het accent op de laatste lettergreep. Dat klinkt dus als Halleel. Het afbreekstreepje lijkt niet op de juiste plaats te staan, maar de klank (zoals in ‘lees’) blijft gelukkig wel correct.
  3. De klinker ‘u’ is een zaak apart. Onze reformatorische broeders en zusters zingen daar al eeuwen de klank van het woord muur. Maar ook dat lijkt me een teveel aan vernederlandsing. De klinker ‘u’ van muur is in het Hebreeuws een onbekende klank. Mogelijk zou hier de spelling ‘Halleloejah’ juister zijn, maar die is ongebruikelijk en je krijgt het er waarschijnlijk niet in. Misschien mogen we de reformatorische uitspraak wel aanhouden, als we spreken over de Halleluja, het onvolprezen hoedje van het Leger des Heils. En in de catholica het woord reserveren voor dat merkwaardige kledingstuk, dat vroeger in veel sacristieën hing, om een priester van ‘clergy-man’ om te toveren tot iemand die een soutane leek te dragen.
  4. De laatste lettergreep ‘ja’ is niet de onbelangrijkste lettergreep van het woord. In onze taal, evenals in het Latijn, ligt het accent op de derde lettergreep. Maar in het Hebreeuws ligt, vooral bij namen, het accent op de laatste lettergreep: Hallelujá. In het geval van dit samengestelde woord lijkt het erop, dat er twee accenten na elkaar komen: Hallelóejá. Hoewel het Latijn geen accent op de laatste lettergreep van het woord kende, heeft het Gregoriaans een wondere mengeling van melodiën waarbij dan weer de voorlaatste en dan weer de laatste lettergreep van ons woord de meeste aandacht krijgt. Denk maar aan de jubilus op deze laatste lettergreep in de Gregoriaanse Halleluja’s. Het was de Godsnaam, de jubel die men aan God wilde brengen, die hier inspireerde tot grote melismen. In sommige oude liturgieën bestond het voorschrift, dat de jubilus minimaal een kwartier moest duren. Daarmee werd het eindeloze van het hemelse vreugden geaccentueerd. Dus: de slotlettergreep niet als onbelangrijk uitvoeren.

Alles overziende moeten we zeggen, dat we de Latijnse schrijfwijze niet in onze taal adviseren, dat het Halleluja beter is, maar dat de volledige juiste schrijfwijze is… Halleloejah.

Een volgende keer gaan we het hebben over de acclamaties tussen de lezingen van de Eucharistie. Dit alvast als preludium, of, als u een minder muzikale term wilt gebruiken, als ‘Hors d’oeuvre’. Laten we in de liturgie (meer) gebruik maken van de twee woorden die in alle landen en talen gemeenschappelijk zijn aan Joden en aan alle kerken. Zo wordt ook de oecumene gediend.

In ecclesiis benedicite Deo (2)

Over acclamaties

In de voorgaande aflevering hebben we de Opening van de Eucharistie met Gregoriaanse gezangen bezien, en wat daarbij aan acclamaties aan de orde kan komen. We stellen ons voor, dat er een kruisteken is gemaakt en een groet is gezongen en op beide een antwoord is gegeven. De kop is er dus af. Wat staat ons nu te doen?Lees verder

In ecclesiis benedicite Deo: acclamaties bij de intrede

Verheerlijkt God in uw samenkomsten. Ps. 67, vs. 27

Bedoeling

Onder deze titel zal in de komende nummers van Jubilate telkens een aflevering verschijnen over acclamaties in de Latijnse liturgie. Steeds komen één of meerdere acclamaties aan de beurt in de volgorde waarin ze in de Eucharistie optreden. Met voorbeelden erbij hopen we de koren en andere liturgische werkers wat op weg te helpen, om het onderdeel acclamaties wat in te voeren, te vernieuwen of aan te passen.Lees verder

De halleluia-acclamatie

Bij veel vieringen in onze kerken is deze acclamatie vóór het evangelie nog minder dan een ondergeschoven kind: zij wordt vaak gewoon weggelaten! Dat is toch wel heel jammer, want men laat dan de gelegenheid voor een waardevol liturgisch moment aan zich voorbijgaan, een moment waarop voor de deelnemers aan de viering zowel iets te zien, te horen, te ruiken als te doen valt. Zo’n uitgelezen kans voor een echt actieve deelname aan een viering zou je toch altijd moeten benutten.

Lees verder

‘Lof zij U, Christus‘. De Evangelielezing in onze liturgie

‘De lezing van het Evangelie vormt het hoogtepunt van de dienst van het Woord; de andere lezingen in de traditionele volgorde, d.w.z. uit het Oude Testament dat overgaat tot net Nieuwe, bereiden de gemeenschap hierop voor’. Zo lezen wij in de Algemene Inleiding op het Lectionarium voor de Eucharistieviering (nr. 13).

Wij kunnen de lijn nog verder doortrekken en zeggen: de Evangelielezing op haar beurt bereidt de gelovigen voor op de gedachtenisviering van de Heer die de Eucharistie is. Binnen het geheel van de viering is de Evangelielezing een eerste, een voorlopig hoogtepunt. De communio met de Heer in zijn woord wordt in een Eucharistieviering immers gevolgd door de communio met Hem in het sacrament. Wanneer de Evangelielezing een hoogtepunt is, dan zal dat in de viering te zien moeten zijn. En te horen. Zelfs af en toe te ruiken. Liturgie voltrekt zich in tekenen, en tekenen zijn er om te worden opgemerkt. Rond de Evangelielezing valt er daarom als het goed is liturgisch het een en ander te beleven.

Er zijn diensten waar je bij de lezing van het Evangelie – dat is Blijde Boodschap, Goed Nieuws – het liefst huilend zou weglopen. Dat is heel erg. Maar het kan nog erger. Er zijn ook diensten waar je bij de Evangelielezing niet weg kunt lopen. Om de eenvoudige reden dat er in geen velden of wegen een Evangelielezing te bekennen valt. Dat kan nooit de bedoeling zijn van de liturgische vernieuwing. Christelijke liturgie is per definitie gedachtenisviering van Jesus, de Christus, in Woord en Sacrament. Wanneer wij de Heer met onze eigen gedachten voor de voeten lopen en Hem zodoende beletten zelf aan het Woord te komen, dan zitten wij er helemaal naast. Alle goede bedoelingen ten spijt.

Ieder die geen vreemdeling is in het Jerusalem van de liturgie weet op welke manier de Evangelielezing het relief kan krijgen dat zij verdient. Daar is om te beginnen een boek, dat het aanzien waard is. Daar is verder de diaken of de priester, die het Evangelie uit dit Boek verkondigt, proclameert! Er zijn acolythen met brandende kaarsen, er is een goedgevuld wierookvat waarmee wordt gezwaaid. Er is een processie, er is een ambo. En dan hebben we het nog niet gehad over de zegenbede vóór het Evangelie, over het omhoogheffen van het Boek, over het kussen ervan en het zich bekruisen.

Ook hebben we dan nog niets gezegd over datgene wat de gelovigen op dit moment doen: rechtstaan en de oren spitsen. In de hoop dat hun hart verwarmd zal worden zoals bij de leerlingen van Emmaus, toen de Heer onderweg met hen sprak.

Er zijn parochies waar men de gelovigen heeft wijs gemaakt dat het niet de moeite waard is om voor het Evangelie te gaan staan. In zulke parochies vindt men de kerken waar de liturgie van het zitvlak hoogtij viert. Nou ja, de liturgie… De Lieve Heer zal er ook het zijne wel van denken.

Muzikale vormgeving

Een liturgisch hoogtepunt vraagt om een passende muzikale vormgeving. Dat geldt ook voor de Evangelielezing. Het Evangelie werkt in de liturgie als een soort magneet. Het Alleluia met bijbehorend vers is geen reactie op de voorafgaande, tweede lezing, maar wordt al helemaal door het komende Evangelie beheerst. Zodra het Alleluia wordt aangeheven gaan allen dan ook staan. Het verband tussen Alleluia-roep en Evangelie wordt op die manier lijfelijk beleefd en daardoor verhelderd. Het zou ideaal zijn wanneer het Alleluia door de hele gemeenschap werd overgenomen en herhaald zo dikwijls als nodig. Het bijbehorende vers komt voor rekening van de cantor of het koor. Een goede rolverdeling is een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van de viering.

Wie dit ritueel tot een levend gebeuren weet te maken doet goed werk. De Gregoriusvereniging zou daar best een onderscheiding voor beschikbaar mogen stellen. Een soort aanmoedigingsprijs

Na de lezing vraagt de acclamatie op het Evangelie onze aandacht. Ook hier is er weer iets als een magneetwerking. Het Evangelie is niet echt verkondigd wanneer het niet bij de verzamelde gelovigen is aangekomen. Een acclamatie legt daarvan getuigenis af. Zij geldt de levende Heer, die zich ook in zijn woord aan de zijnen geeft als Brood van eeuwig leven. Qua structuur ligt een vergelijking met de acclamatie na de consecratie hier voor de hand.

Gezongen Evangelie?

Een heel aparte mogelijkheid biedt de gezongen verkondiging van het Evangelie. Niet iets voor elke dag, maar zeker te overwegen voor de feestdagen. In de ons omringende landen lijkt daar meer aandacht voor te bestaan dan bij ons. Tijdens vakanties heb ik het zelfs in gewone zondagsdiensten wel meegemaakt. Indrukwekkend.

We zouden kunnen afspreken dat we elkaar niet lelijk aankijken wanneer deze mogelijkheid voorlopig op de meeste plaatsen ongebruikt blijft liggen. Dat geldt uiteraard niet voor de vele ‘gewone’ mogelijkheden rond het Evangelie. Want – wij verhalen de uitspraak waarmee we begonnen – ‘de lezing van het Evangelie vormt het hoogtepunt van de dienst van het Woord’.

Halleluia – Godlof

Verschenen in Jubilate 17,2 (mei 1984)

door fr. N.P. Wesseling o.s.b.

In de Paastijd schrijven over de Tussenzang. Bijna vanzelf gaan dan je gedachten uit naar het Alleluia. De Paasroep bij uitstek, waarmee in het Oosten, vooral in de Orthodoxe Kerk, de gelovigen elkaar Zalig Pasen wensen. Het woord Halleluia betekent inderdaad: Lof aan God. Het Hallel zijn de lofpsalmen. De uitgang la is een afkorting van de godsnaam Jaweh. Wie zei er ook alweer dat die naam nooit werd uitgesproken?

Over de schrijfwijze valt te redetwisten ‘Roomsen schreven altijd Alleluia. De oude latijnen spraken de letter h niet uit. Bisschop Augustinus, die zelf uit Noord-Afrika kwam, spot er al mee: het niet kunnen uitspreken van de h is eigenlijk een soort dialectverschijnsel. Misschien wel een spraakgebrek.

Moet die h worden uitgesproken? in het Hebreeuws ligt de h-klank dicht bij de g-klank. Duidelijk hoorbaar dus. Het lijkt er op, dat er alles voor te zeggen is die h maar duidelijk uit te spreken. Wij hoeven ons toch nu niet meer aan te passen aan een spraakgebrek van de oude latijnen?

Maar daarmee is niet alles gezegd over die uitspraak. Want de derde lettergreep (u) geeft ook verwarring. Spreek je die uit als u of als oe? Ook hier weer een duidelijk verschil vanuit de Reformatie en vanuit de Romana. Maar als u denkt, dat de oe-klank vanuit het Latijn is overgenomen, dan vergist u zich. De u-klank is ook in het Hebreeuws onbekend, evenals in het Latijn. Er is dus alles voor te zeggen om de oe-klank aan te houden. Natuurlijk niet om ons te onderscheiden van onze reformatorische broeders.

Och, in feite is er geen echt voorschrift daaromtrent. Dus iemand die dit woord anders uitspreekt, zal geen excommunicatie oplopen. Uiteraard is het wel zaak, dat in een koor iedereen zich houdt aan de afgesproken manier om dit woord uit te spreken.

toonzetting

Welk Halleluia zingen we nu in de Paastijd? Of nemen we (voor het gemak) toch maar een gewoon strofelied? Jammer als u dat steeds,weer zou doen. Het typisch eigene van de Paastijd komt dan helemaal niet aan bod. Maar waar haal je zo’n Halleluia vandaan?

Om te beginnen is het niet verboden om in een viering een Gregoriaans Alleluia te zingen. Het Alleluia met zijn jubilus (= lange uitgang op de slotlettergreep a) is typisch voor het Gregoriaans. Ook als de andere gezangen niet of slechts ten dele Gregoriaans zijn, zou een Gregoriaans Alleluia te gebruiken zijn. En vaak is het zo, dat een koor zo’n Alleluia beter kan ‘behappen’ dan b.v. een Graduale. Ze zijn niet zo lang, en niet zo zwaar van aard. En sommige melodieën keren als typen regelmatig terug. Even opletten welk Alleluia u dan kiest. Het liefst een, waarvan de tekst enig verband met bij voorkeur het Evangelie van de dag. Of met het thema, als het om een thematische viering gaat.

gezangen voor liturgie

En nu we het toch over het Halleluia hebben: in de landstaal kun je daar sinds kort best wel iets mee doen. Nu zeer recent de nieuwe bundel Gezangen voor Liturgie verkrijgbaar is, heeft het zijn nut erop te wijzen, dat in die bundel een 20-tal Halleluia’s staan. Met korte, goed bruikbare keerverzen voor volkszang. We drukken er hier enkele van af. Ga ze maar eens zingen. U zult zien dat het eenvoudig maar goed klinkende composities zijn. En soms is het Alleluia zo van het Gregoriaans weggelopen.

Halleluia Godlof

Wijs, tot slot, deze Nederlandse Halleluia’s niet van de hand als een soort nieuwlichterij. Het is een telkens terugkerende rubriek in het lectionarium van het nieuwe Missaal. Zing van harte eens uw paasvreugde uit naar het Evangelie toe.

ln dat verband nog een opmerking. Het Halleluia is een processiezang. Het wordt gezongen als de priester, of diaken, zich opmaakt om met het Evangelieboek in processie naar de leesplaats te gaan. Voorafgegaan uiteraard door kaarsendragers en wieroker. Als nu dat geheel van klaarmaken en processie langer duurt dan het gezongen Alleluia met vers, herhaal dan na het laatste Halleluia nog eens het vers, en laat het geheel door het volk afsluiten met nogmaals het Halleluia. Zo wordt ook de tweede zang functioneel.

De acclamatie

Als een begaafd spreker een gloedvolle rede houdt, wordt hij of zij regelmatig onderbroken door applaus. Boven het applaus uit hoor je soms mensen luid ‘bravo!’ roepen, alsof het applaus alleen nog niet genoeg is. Zo’n spontane uitroep om bijval uit te drukken met een spreker, noemen we een acclamatie. Een acclamatie kan ook gewoon uiting geven aan blijdschap of vreugde.

Lees verder