Als een begaafd spreker een gloedvolle rede houdt, wordt hij of zij regelmatig onderbroken door applaus. Boven het applaus uit hoor je soms mensen luid ‘bravo!’ roepen, alsof het applaus alleen nog niet genoeg is. Zo’n spontane uitroep om bijval uit te drukken met een spreker, noemen we een acclamatie. Een acclamatie kan ook gewoon uiting geven aan blijdschap of vreugde.
Adriaan van Roode
Oorspronkelijk verschenen in Jubilate januari 2007
De preken van de grote kerkvader Augustinus (354-430) werden ter plekke in een soort steno opgeschreven. Daardoor weten wij dat het volk zich tijdens die toespraken niet onbetuigd liet, maar soms wel tientallen keren tijdens een preek uitroepen van instemming liet horen als ‘Verum est!’ (Ja, dat is waar!).
Geschiedenis
Verscheidene acclamaties kwamen al voor in de vroegere Latijnse liturgie, zoals die zich in de loop der eeuwen heeft ontwikkeld en uiteindelijk is vastgesteld in de zestiende eeuw tijdens het Concilie van Trente: het Kyrie, de korte dialogen en het Amen.
Maar al in de eeuwen na Augustinus hebben zich in de officiële liturgie van de kerk ontwikkelingen voorgedaan die de gelovigen gedegradeerd hebben tot louter toehoorders bij kerkelijke vieringen. Zelfs de korte uitingen die het gelovige volk het meest eigen waren, de acclamaties, werden voor een groot deel gezongen door het koor en/of gezegd door een misdienaar.
Functie
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft het volk gelukkig zijn actieve rol teruggegeven. Zo mogen wij weer op vele momenten tijdens een viering uiting geven aan onze instemming en bijval, zoals vooral in charismatisch-christelijke kerken traditioneel bij iedere viering spontaan gebeurt door uitroepen als ‘Hallelujah!’, ‘Praise the Lord!’ en ‘Amen!’
Het aantal mogelijke acclamaties tijdens een eucharistieviering is groter dan men vaak denkt: het kunnen er wel zo’n twintig tot dertig zijn!
Een eerste functie is dat zij de meevierende gelovigen op vele momenten de gelegenheid bieden dit meevieren concreet gestalte te geven. Een tweede functie is het duidelijk maken van structuren doordat de acclamaties fungeren als een soort bakens: zij openen bepaalde liturgische eenheden en sluiten deze af. Denk maar aan de openingsritus, gebeden, het evangelie en het eucharistisch gebed.
Amen
‘Het moge zo zijn’, ‘het is zo’, ‘wij zijn het er mee eens’, ‘wij sluiten ons van harte hierbij aan’. ‘Amen’ is een Hebreeuws woord dat gebruikt werd om het Verbond tussen God en zijn volk te bevestigen en te bekrachtigen. Door de acclamatie ‘Amen’ geeft het volk aan volledig achter het zojuist uitgesproken gebed te staan. Tevens markeert deze uitroep de afsluiting van belangrijke momenten in de viering: de lofzang, de zegen aan het einde van de viering, gebeden als het openingsgebed, de voorbede, het gebed over de gaven en het gebed na de communie. Misschien wel het belangrijkste Amen klinkt bij de afsluiting van het eucharistisch gebed.
Wat wij in onze kerken horen ter afsluiting van met name gebeden is een min of meer werktuiglijk gemompel, dat bepaald niet doet denken aan een welgemeend blijk van instemming. Remedie? Zingen! Het Amen kan eenvoudig recto tono worden gezongen op de laatste toon van het gezongen gebed.
Ook het belangrijke Amen aan het einde van het eucharistisch gebed kan door allen gezongen worden. In GvL staat een drietal doxologieën (311-313). Omdat het eucharistisch gebed een presidentieel gebed is, dient de voorganger de doxologie te zingen. Het volk sluit dan af met het gezongen Amen. Bij feestelijke gelegenheden kan na een gesproken doxologie zelfs een meerstemmig Amen klinken, waarbij het volk meezingt op een enkele malen voorgezongen eenstemmige melodie.
Ook de acclamatie ‘Halleluja!’ komt uit het Hebreeuws. Over deze acclamatie heb ik al eens eerder geschreven (Jubilate september 2005).
Acclamatie na lezingen
In een lezing uit de Schrift horen wij God zelf, die spreekt door zijn profeten, door zijn apostelen en door zijn Zoon, die het Woord wordt genoemd. Wij worden door de lector of de voorganger uitgenodigd voor een reactie als die zegt: ‘Woord van de Heer’. Dan antwoorden wij: ‘Wij danken God’ als blijk van instemming met en aanvaarding van de zojuist gehoorde lezing.
Zo’n acclamatie zou veel beter tot zijn recht komen als deze zou worden gezongen, zoals gebeurt in Latijnse vieringen, waar de lector, de voorganger of de cantor na een lezing zingt: ‘Verbum Domini’, waarop wij allen zingen: ‘Deo gratias!’, of – na het evangelie – ‘Laus tibi, Christe!’
In GvL staat geen melodie voor Nederlandstalige acclamaties na de lezingen. Dat hoeft ons er niet van te weerhouden deze acclamaties toch te zingen, liefst op een eenvoudige melodie, zodat iedereen kan meezingen. Bijvoorbeeld:
De voorbede
Vaak hoort men beweren dat een gezongen acclamatie bij de voorbede inbreuk maakt op de sfeer van rust en bezinning die nodig is om tot gebed te komen. Dat hangt ervan af hoe lang de verschillende gebeden zijn. Vaak hoor je zulke ingewikkelde constructies in lange zinnen, dat je aan het einde ervan niet meer weet waarvoor wij bidden.
Goede voorbeelden voor gebeden van de gelovigen staan in het Romeins Missaal: korte gebeden, begrijpelijk voor iedereen. Als deze korte gebeden telkens gevolgd worden door een gezongen acclamatie, ontstaat een echt gemeenschappelijk gebed dat dringend tot de Heer wordt gericht.
Zeer geschikt als acclamatie op deze plaats zijn de aanroepingen uit de Kyrie-litanieën (GvL 211-218). Het spreekt vanzelf dat het afsluitend gebed door de voorganger door allen letterlijk dient te worden beaamd door een gezongen ‘Amen’.
Het eucharistisch gebed
Het eucharistisch gebed, de kern van een eucharistieviering, is voorbehouden aan de voorganger. Maar daarmee hoeven de gelovigen niet louter luisteraars te zijn.
Het gebed begint al met een dialoog tussen voorganger en meevierende gemeenschap aan het begin van de prefatie, de grote lofprijzing. Deze mondt uit in het ‘Heilig, heilig’, woorden uit een visioen van Jesaja (Jes. 6,3), waar ze luid uitgeroepen worden door serafijnen voor de troon van de Heer. Daarom dient de acclamatie ‘Heilig, heilig’ bij voorkeur door alle gelovigen gezongen te worden. Bij Jesaja klinkt hij zo luid, dat de deurpinnen in de dorpels schudden! Laat ons dat tot voorbeeld zijn!
Na de instellingswoorden nodigt de voorganger ons opnieuw uit voor een acclamatie met de woorden ‘Mysterie van het geloof’. Wij antwoorden dan zingend met een van de drie acclamaties die in de eucharistisch gebed worden aangegeven.Ook tijdens het eucharistisch gebed kunnen wij op zorgvuldig gekozen plaatsen getuigen van onze actieve deelname door het zingen van acclamaties als GvL 301a of 301b.
Cees Janssens en Nico Wesselingh osb gaan uitgebreid in op acclamaties tijdens het eucharistisch gebed in ‘Liturgische Handreikingen’ nr. 14: ‘“Tot glorie van uw naam”. De zondagse eucharistieviering‘.
Aan het slot van het eucharistisch gebed hoort, zoals eerder gezegd, een welgemeend gezongen ‘Amen’ te klinken als blijk van volledige instemming met alles wat eraan voorafgegaan is.
In bovengenoemd boekje over de zondagse eucharistieviering noemen de schrijvers een gesproken acclamatie een ‘onding’! Zij vervolgen: “De tekst die om een aanpak vraagt van opheffen, zakt dan als een plumpudding in elkaar door een half verstaanbaar gemompel. Een acclamatie moet je óf scanderend roepen (zoals op een voetbalveld gebeurt), óf zingen.”
Een acclamatie heeft alleen zin als hij wordt gezongen door gelovigen die zich echt betrokken voelen bij een viering. Hij werkt dan zelfs naar twee kanten: enerzijds geeft hij de gelegenheid aan het meevierende volk zijn instemming te betuigen, terwijl hij op zijn beurt het gevoel van directe betrokkenheid versterkt.