Het eucharistisch gebed: deelname van de gelovigen

Traditie

Vanouds werd het stil, als de priester de prefatie had gezongen en het sanctus had geklonken. Men knielde onder het eucharistisch gebed en werd extra eerbiedig voor het moment dat Christus’ komen in de viering realiteit werd. Voor sommigen wekt het nu de indruk dat die stilte en attentie voor wat aan het altaar gebeurt de aandacht wat doet verslappen, de levendigheid van de viering wat doet inzakken. Vanuit die gedachte is men ertoe gekomen om sommige gedeelten van het eucharistisch gebed met alle aanwezigen samen te zeggen.

fr. Nico Wesselingh o.s.b.

Jubilate 31, 3 (september 1998)

We weten dat dat eigenlijk niet de bedoeling is. Het hogepriesterlijk gebed komt aan de priester toe, volgens de liturgische richtlijnen. Dat brengt een soort dilemma mee. Is er dan werkelijk geen enkele deelname aan dit gebed door de gelovigen? Kunnen we daar een redelijke oplossing voor vinden?

Acclamaties

Om te beginnen moeten we die momenten in het eucharistisch gebed die juist speciaal voor de gelovigen zijn bestemd niet verwaarlozen. Dat zijn met name het heilig en de acclamatie na de consecratie. Ja, ook het heilig is een onderdeel van het eucharistisch gebed. Want ook de prefatie behoort daartoe. Deze twee, het heilig en de acclamatie na de consecratie zouden altijd gezongen moeten worden. De zang heft hier de deelname op tot een klankrijk en kleurrijk element. In de hoeveelheid gesproken woorden door de priester (wie zingt zo nu en dan het eucharistisch gebed, geheel of ten dele?) geven deze gezongen woorden een apart cachet.

Voor velen is dat niet genoeg, en men wil de hier en daar gegroeide praktijk van het meezeggen van een gedeelte van het eucharistisch gebed niet loslaten. Jammer, want er zijn andere, betere mogelijkheden.

Interjecties

In plaats van een gedeelte van de tekst die voor de priester is bestemd door de gelovigen te laten zeggen, kan men de tekst onderbreken door een gezongen acclamatie. En die acclamatie een aantal keren herhalen. Cantor of koor kan die acclamatie (de eerste keer) voorzingen, en de gemeenschap herhaalt dat. Als u denkt dat hiermede iets nieuws wordt ingevoerd, dan vergist u zich. Kijk eens in GvL onder de nummers 735 tot 737. Daar staan drie eucharistische gebeden voor kinderen, door Rome goedgekeurd, met acclamaties. En de meeste van die acclamaties zijn getoonzet. Onmiddellijk bruikbaar. En sommigen zijn goed geschikt voor volwassenen. Een goede acclamatie hoeft niet strijdig te zijn met het karakter van het eucharistisch gebed. Integendeel. Als op de goede plaatsten de priester het gebed onderbreekt (goed die plaatsen kiezen, en goed afspreken met de celebrerende priester) zou men dit inspirerende tussenvoegsels, interjecties kunnen noemen. Men tast hiermee niet het eucharistisch gebed aan, men voegt er iets zinnigs aan toe.

Welke?

Zijn alle acclamaties voor dit doel bruikbaar? Volgens mij niet. Er moet gekeken worden naar de tekst vooral. Eucharistie betekent: dank brengen, Gods goedheid voor ons bezingen. Daar moet de tekst bij aansluiten. Bidden om barmhartigheid en vergeving lijkt me daar niet juist. De teksten moeten iets jubelends hebben. Zo zou b.v. een halleluja-keervers goed kunnen dienen. Vooral in de paastijd. Wie in GvL kijkt onder nummers 240 tot 260 vindt er ruime keus. (Op deze plaats alleen het refrein, niet het vers zingen). Maar onze onvolprezen GvL geeft nog vele andere, naar ik vermoed nog te weinig gebruikte mogelijkheden.

Tussen 301 a en 310 e (in de nieuwe uitgave van 1996) staan maar liefst vijftien acclamaties voor onder het eucharistisch gebed vermeld. Daar moet dan wel een onderscheid gemaakt worden, want sommigen zijn bedoeld als acclamatie na de consecratie (Als wij dan eten… etc.). En die zouden eigenlijk voor dat moment bewaard moeten worden. Maar daarnaast zijn er goed bruikbare. Bij voorbeeld: 301a, 307 en 310a.

En wie daarmee nog niet zijn keuze kan maken, zij gewezen op de acclamaties die staan onder de nummers 391 tot 400 b, met name 391 en 393.

En wie het onderste uit de onvolprezen (nieuwe) GVL wil halen, kan ook nog terecht bij de Psalmen. Heel geschikt zijn de beide keerverzen bij Psalm 8: Heer onze Heer… Of de drie keerverzen bij Psalm 23: De Heer is mijn herder. Ook Psalm 50 geeft een goede mogelijkheid: Dankbaarheid zij uw offer aan God… En tussen Psalm 145 en 150 is nog het een en ander te vinden.

De conclusie zal eenvoudig zijn: niemand moet nog menen dat er geen mogelijkheden zijn voor acclamaties tijdens het eucharistisch gebed. Doorbreek het alsmaar spreken met een levendige tekst en melodie. Het zal de hele viering ten goede komen. Misschien een raad: begin met een of enkele acclamaties. Laat de mensen eraan wennen. Na verloop van tijd kan men het aantal uitbreiden, en voor de sterke tijden eigen acclamaties nemen.

Eucharistisch gebed: om Hem te herdenken

De artikelenserie over het Eucharistisch Hooggebed wordt nu afgesloten met een laatste bijdrage, en wel over acclamaties tijdens het Hooggebed. We hebben gezien hoe het Heilig en de acclamatie na de consecratie een vast gegeven zijn als het om acclamaties gaat. Het gebruik van deze gezongen elementen is vrij algemeen.

Jubilate 20, 2 (mei 1987)

Fr. Nico Wesselingh

Door de gelovigen

Toch wordt door velen aangevoeld, dat tijdens dit Hooggebed de aanwezige gemeenschap van gelovigen weinig ‘te doen’ heeft. Gezangen en ceremonies zijn als het ware stil gevallen. Er wordt niet meer gelopen van zetel naar lessenaar en vice versa. Het is goed dat dit soort dingen wegvallen op het belangrijkste moment van de viering. Alles is geconcentreerd rond het altaar, voor de mysterieviering. Maar daarmee valt er voor velen wel een soort gat in de viering. Velen voelen de behoefte om de deelname uit te breiden. Vandaar dat in ons land in veel parochies het gebruik is ontstaan, om de aanwezige gelovigen gedeelten van de Canon te laten meebidden. In veel zondagsboekjes, zoals die in de handel worden gebracht of zelf gemaakt, staan de teksten die daarvoor in aanmerking komen(!) cursief gedrukt. Hele discussies worden gevoerd, of dat nu zo’n goede oplossing is. Zonder me in die discussie te willen mengen op deze plaats, stel ik eenvoudig vast dat deze oplossing de weg van de minste weerstand is, en alleen maar het gesproken woord nog massiever maakt.

Kan ook anders

Een andere, betere oplossing is: het invoegen van meer acclamaties binnen het Hooggebed. ‘Weer iets nieuws’, hoor ik sommigen denken. Dat valt wel mee. Het zingen van acclamaties op bepaalde plaatsen in het Hooggebed is niets nieuws. Ook in officiëel door Rome goedgekeurde Eucharistische gebeden staan zulke acclamaties afgedrukt. Het ligt trouwens geheel in de lijn van de officiële adviezen, waar die het gebruik van acclamaties regelen.

Voorbeelden

Eucharistisch_gebed_3_1

Voorbeeld 1: Drie acclamaties uit Canon IX, voor Eucharistie met kinderen

Om daar een paar voorbeelden van te vinden hoeven we echt niet zover te zoeken. Sla uw Gezangen voor Liturgie er maar eens op na. De Eucharistische gebeden IX, X en XI, beginnend op blz. 582, geven een interessant voorbeeld van aanpak. De bij deze drie gebeden behorende acclamaties zijn getoonzet door Floris van der Putt. Om een beeld te krijgen van de levendigheid waarmee zoiets kan gebeuren, nemen we de eerste van de drie onder de loep.

Eucharistisch_gebed_3_2

Voorbeeld 2: Uit dezelfde Canon: Acclamatie na de consecratie.

De z.g. Prefatie wordt tweemaal onderbroken voor een acclamatie, beide keren weer anders, maar op verwante melodie. Aan het einde van de Prefatie volgt dan een verkort Heilig. Wie de drie acclamaties (zie voorbeeld 1) in een andere volgorde achter elkaar legt, zal zien dat het Heilig tot dit doel gewoon in drieën is gesplitst. Na de consecratie volgt iets interessants: de tekst is anders dan de teksten die we voor deze acclamatie kennen: drie korte elementen, zeer acclamatorisch, op een goede melodie. Zie voorbeeld 2. In de tekst die daarna nog rest, zou deze acclamatie nog enkele keren kunnen worden herhaald.

In Eucharistisch Hooggebed X is iets merkwaardigs aan de hand. De eerste acclamatie, die drie keer herhaald wordt, staat niet getoonzet. Ik denk dat dit een vergissing, of liever een omissie is, van de drukker, want op de gebruikte melodie verderop in deze Canon, zou deze acclamatie goed te zingen zijn. We zijn zo vrij dat hier af te drukken. Zie voorbeeld 3. Het Heilig wordt alleen aangegeven. Daarvoor zou de melodie van IX goed gebruikt kunnen worden, of een andere bekende melodie. Zo kan dan ook het ‘Gezegend Hij die komt’, dat in beide Gebeden is losgemaakt van het Heilig, zonder bezwaar op de aangegeven plaats worden gezongen. Zie voorbeeld 1.

Voorbeeld 3: Uit Canon X, voor Eucharistie met kinderen: drie acclamaties.

Voorbeeld 3: Uit Canon X, voor Eucharistie met kinderen: drie acclamaties.

Na de consecratie van het brood staat een korte acclamatie, dezelfde als na de consecratie van de wijn. In het verdere verloop van deze Canon is nog viermaal de gelegenheid tot het zingen van een acclamatie. Voor het ‘Amen’ aan het einde staat niets aangegeven van melodie. Daarvoor zou gemakkelijk die van no. IX gebruikt kunnen worden. Zie voorbeeld 4. Het derde Hooggebed voor Eucharistie met kinderen is wat traditioneler van opbouw: Heilig, en één acclamatie, die een aantal keren kan worden herhaald.

Voorbeeld 4: Uit Canon IX, Eucharistie met kinderen: afsluitend Amen.

Voorbeeld 4: Uit Canon IX, Eucharistie met kinderen: afsluitend Amen.

Alleen voor kinderen?

Je vraagt je af, waarom zo’n werkwijze voor kinderen in de officiële boeken wèl duidelijk wordt aangegeven, maar niet voor volwassenen. Kun je met kinderen wèl acclamaties invoegen in de Canon, en met volwassenen niet? Worden wij volwassenen geacht niet spontaan genoeg meer te zijn voor deze ‘schietgebeden’? Zou het geen aanbeveling verdienen om op speciale dagen dagen eenzelfde vorm te gaan praktiseren? Waarom zou je niet b.v. op Pasen (en in de Paastijd) een bekend drie- of viervoudig Alleluia kunnen invoegen? (Zie voorbeeld 5).

Voorbeeld 5: Twee Alleluia’s, bruikbaar als acclamaties tijdens Canon.

Voorbeeld 5: Twee Alleluia’s, bruikbaar als acclamaties tijdens Canon.

Iets wat zo eenvoudig is, moet toch kunnen worden gepraktiseerd zonder dat daar weer aparte boekjes voor nodig zijn? Een aantal keren voorzingen, aanhef door cantor of koor moet toch voldoende zijn om zo’n praktijk te starten. Gezangen voor Liturgie geeft onder de nummers 241 tot 263 daarvan een aantal voorbeelden. En het zou een goede praktijk kunnen zijn, om op de zondagen in de Paastijd, of ev. ook door het jaar, het Alleluia van voor het evangelie onder de Canon een aantal keren te herhalen. Melodische herkenning speelt dan ook een rol. Het bij de Alleluia’s behorende vers moet wel uitsluitend voor de acclamatie bij het Evangelie worden gereserveerd.

Er is ook nog een andere mogelijkheid. Men zou ook zijn toevlucht kunnen nemen tot de refreinen van bepaalde Beurtzangen uit de Psalmen. We drukken er een paar van af uit Gezangen voor Liturgie. Let, als u zulke keerverzen zelf gaat uitkiezen, opdat het gebruikte keervers qua tekst een duidelijk acclamatorisch karakter heeft. Een smeekgebed kan als keervers bij een Beurtzang mooi zijn, maar komt niet in aanmerking om als acclamatie gebruikt te worden. (Zie voorbeeld 6).Eucharistisch_gebed_3_6a

Voorbeeld 6: Refreinen uit beurtzangen, bruikbaar als acclamaties tijdens de Canon.

Voorbeeld 6: Refreinen uit beurtzangen, bruikbaar als acclamaties tijdens de Canon.

Nog meer mogelijkheden

Al is dit gebied in ons land nog nauwelijks betreden, onlangs verscheen een boekje wat ons wel degelijk kan helpen. In de serie ‘Pastoraal-liturgische handreikingen’ zag medio vorig jaar een boekje het licht met de titel: Modellen voor gebedsdiensten, woorddiensten, communiediensten. Hierin wordt veel behartenswaardigs gezegd over genoemde diensten. Wat vooral een goede zaak is: er worden in de gegeven modellen ook melodieën aangereikt voor acclamaties. Ik telde er een twintigtal. Van goed gehalte. Je kunt je afvragen, of je voor een gebeds- of communiedienst dezelfde acclamaties moet gebruiken als bij een Eucharistie. Het zou beter zijn voor beide een apart repertoire te hebben. Maar aangezien dat nog ver weg lijkt, en het bedoelde boekje (Uitgave Nationale Raad voor Liturgie, Utrechtseweg 29, Zeist) nog maar sporadisch gebruikt wordt, is er nog geen gevaar voor vermenging.

Die aangereikte acclamaties zijn niet zomaar bij elkaar geraapt, maar bijna allemaal speciaal voor deze uitgave gecomponeerd. Aan dit boekje, dat belangrijker is dan velen denken, vooral in verband met het toenemen van het aantal andersoortige vieringen dan Eucharistie, is ook meegewerkt door C. Janssens, voor de trouwe lezers van dit blad geen onbekende. Wij volstaan met eenvoudig enkele voorbeelden uit dit boekje over te nemen. (Zie voorbeelden onder no. 7)Eucharistisch_gebed_3_7 Eucharistisch_gebed_3_8 Eucharistisch_gebed_3_7b Eucharistisch_gebed_3_7a

Voorbeeld 7: Nieuwe acclamaties van diverse Nederlandse componisten.

Voorbeeld 7: Nieuwe acclamaties van diverse Nederlandse componisten.

Eén acclamatie wil ik speciaal vermelden. Het is de acclamatie die wij onder voorbeeld 8 afdrukken. Deze acclamatie hoort bij een gezongen Eucharistisch Hooggebed (Tekst van Canon III), die gecomponeerd is door Floris van der Putt bij gelegenheid van het veertigjarig priesterfeest van onze Bisschop, Mgr. Ernst. Men kan dat hele Gebed zingen, het staat met melodie afgedrukt achter in het altaarmissaal, men kan alleen het centrale gedeelte nemen, of de tekst alleen maar zeggen, en de gemeenschap op de geëigende plaatsen de acclamatie laten zingen. Deze goede acclamatie vermeld ik speciaal als een hulde aan onze Bisschop, die onlangs zeventig jaar werd. U vindt deze acclamatie ook in G.v.L. onder no. 301 b. We drukken hier zowel de eenstemmige als de vierstemmige versie af.

Voorbeeld 8: Acclamatie, behorend bij gezongen Canon III, getoonzet voor 40-jarig priesterfeest van Mgr. Ernst. Eenstemmige en meerstemmige zetting.

Voorbeeld 8: Acclamatie, behorend bij gezongen Canon III, getoonzet voor 40-jarig priesterfeest van Mgr. Ernst. Eenstemmige en meerstemmige zetting.

Tot besluit

Stof genoeg, dacht ik, om wat mee te gaan doen. Sommigen zeggen, als je over dit soort zaken spreekt: Ach, dat kleingoed, daar is geen eer aan te behalen, zeker niet voor het koor. Nu zijn acclamaties niet op de eerste plaats voor het koor, maar meer voor de hele gemeenschap. En de levendigheid van de liturgie kan er veel mee winnen. In dit opzicht moet je een gevoelsmatigheid ontwikkelen om dit waar te nemen. Het zijn geen spectaculaire zaken, maar een juiste en afwisselende rolverdeling en inbreng van alle groepen die een liturgische functie hebben, van celebrant tot gelovigen, voor het altaar en achter het altaar. Op één ding meen ik nog te moeten wijzen: Wie eraan begint, moet wel het nodige overleg plegen. Priester, dirigent, organist en ev. het koor moeten precies weten waar ze aan toe zijn. En het uitzoeken van de plaatsen waar in het Eucharistisch Gebed een acclamatie kan worden geplaatst zonder de gang van de tekst te verbreken, is niet ieders werk.

We wensen u graag sukses met het creatief en muzikaal realiseren van dit bescheiden onderdeel van de liturgie.

‘Gedenken wij dankbaar’. Over het eucharistisch gebed

Dankzij de liturgische vernieuwing van het Tweede Vaticaans Concilie is het eucharistisch gebed in onze kerken weer tot klinken gebracht. Niet mondjesmaat, maar voluit, van het begin tot het einde. Vanaf de openingsdialoog tot en met de afsluitende doxologie: “Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn…”

Jubilate 19, 3 (september 1986)

Cees Janssens

Niet alle veranderingen zijn verbeteringen, zegt de volksmond. In dit geval gaat het duidelijk om een verandering die wel een verbetering is. Niemand verlangt terug naar de in stilte gebeden canon. Dat betekent niet dat de huidige praktijk altijd en overal ideaal is. Kerkgangers weten wel beter. Het heeft er soms alle schijn van dat de liturgievernieuwing de problemen rond het eucharistisch gebed eerder heeft vergroot dan verkleind.

Het hek van de dam?

In de vroegere praktijk was de canon een onaantastbaar gegeven; een soort Heilige der Heiligen, dat slechts met gedempte stem en als het ware op kousevoeten werd betreden. In de nu gangbaar geworden praktijk is er van deze schroom weinig overgebleven. Jan en alleman is zich met het eucharistisch gebed gaan bemoeien. De meest vreemde creaties zagen het daglicht, de meest wonderlijke gedachten werden er in uitgedrukt. Liturgische doe-het-zelvers leken soms een kruising tussen een maximum aan goede wil en een minimum aan kennis van zaken. Het zal niemand verbazen dat het eucharistisch gebed er niet altijd zonder kleerscheuren is afgekomen.

Het abc van de liturgie

Enige kennis van hol liturgische abc is in onze dagen onontbeerlijk. Aan het eucharistisch gebed vanlt deze stelling uitstekend te illustreren. In de tijd dat de liturgie maar één canon kendo, waren er geen problemen. Geen mens maakte zich druk over de eisen waaraan dit gebed moest voldoen. De tekst was voorgegeven en daarmee was de liturgische kous af. Nu het aantal liturgische gebeden aanzienlijk is uitgebreid, is de kwestie van de normen, waaraan een tekst moet voldoen, plotseling aktueel geworden. We hebben het dan nog alleen maar over de tekst. Goede liturgie vraagt echter om meer dan woorden alleen. Wat is bijvoorbeeld de taak van de priester bij dit alles en wat de rol van de gemeenschap? Hoe zit het met de rite: en de gebaren bij het eucharistische gebed? Hoe komt er zoiets als een goede muzikale vormgeving tot stand?

Goed of niet goed?

in een vorige bijdrge – zie Jubilate van september 1985 – hebben we een poging gedaan het eucharistische gebed, en daarmee de eucharistie zelf, kort te typeren. Wij kwamen toen uit bij deze “Het gaat om de lofprijzing van de Vader, de gedachtenis van de Zoon en de bede om de Heilige Geest”. Wanneer wij eucharistie vieren, dan zijn dit de bouwstenen voor het eucharistisch gebed. Altijd. Overal. Op deze regel bestaan geen uitzonderingen. Wie wat anders wil, moet zijn toevlucht nemen tot een anderssoortige viering. Maar wie eucharistie wil vieren kan aan deze uitgangspunten niet voorbij.

Geen eucharistie zonder relatie tot Vader, Zoon en Geest. Geen eucharistie zonder lofprijzing, gedachtenisviering en smeekbede. Een eucharistisch gebed waarin deze elementen niet zijn aan te wijzen, is zeker geen goed eucharistisch gebed. Zo simpel ligt dat. Alle hout is geen timmerhout. We hebben hier te maken met een minimumeis, een soort onderste grens. Wat daaronder blijft is brandhout. Naar boven daarentegen zijn er geen grenzen. Het kan immers altijd nog beter.

Bidden naar joods model

De christelijke liturgie heeft haar wortels in de joodse wereld. Ons eucharistisch gebed draagt daarvan de sporen. We moeten heel zuinig zijn op dit erfgoed, het vertegenwoordigt klasse. De drieslag lofprijzing, gedachtenis en smeekbede getuigt daarvan.

Wanneer de vrome israeliet zich tot zijn God wendt, dan is het eerste waarvan hij blijk geeft: God is God. Dat besef wordt uitgedrukt in de lofprijzing: “Gezegend is onze God, groot is Hij en zeer te prijzen…” De christelijke kerk heeft deze goede gewoonte overgenomen, in het eucharistisch gebed valt dat ook heel duidelijk te zien. Het element lofprijzing krijgt daarin altijd het eerste woord. Dat gebeurt op steeds wisselende en toch altijd weer dezelfde manier in de prefatie en het daarbij aansluitende ‘Heilig, Heilig, Heilig’. Wie meent dat het hierbij gaat om elementen die niet meer van deze tijd zijn, heeft van waarachtige liturgie kennelijk nog niets begrepen. In de joodse vroomheid wordt de lofprijzing gevolgd door de gedachtenis. Gedenken, dat is een grondwoord in de bijbelse wereld. Het is het present stellen van Gods weldaden door ze een voor een op te roepen. Het is de levende traditie, het besef te staan in één grote werkelijkheid, samen met hen die ons voorgingen en – hopelijk – met hen die na ons zullen komen. Bij de viering van de eucharistie speelt dit ‘gedenken’ een uiterst belangrijke rol. Deze gedachtenis kan op velerlei wijze worden ingevuld, maar centraal staat altijd de gedachtenis van Hem, die als Messias ons door God is gegeven: Jesus, de Christus. “Gedenken wij dankbaar de daden des Heren, zijn leven, zijn dood en verrijzenis…” Géén eucharistie zonder dit ‘gedenken’ in opdracht van de Heer zelf: “B|ijft dit doen om Mij te gedenken”.

De smeekbede, ons ‘bidden’ in de zin van ‘vragen’, komt pas daarna. Een fatsoenlijk gelovige begint niet met vragen, hij begint met loven en prijzen, vervolgens gedenkt hij, en tenslotte mag hij ook vragen. Vragen dat alles waarvan het gedenken spreekt, hier en nu, vandaag en morgen, ook voor ons zal mogen gelden. Vragen dat het ook voor ons en voor onze kinderen zo mag zijn dat Jesus onze Messias is en zijn Vader ook onze Vader.

Het loven wordt vooral met de Vader in verband gebracht, het gedenken geldt allereerst de Zoon, het smeken is vooral een smeken om de Geest, kort begrip van alles wat God ons geven wil.

Waar blijven de consecratiewoorden?

Er zijn mensen die denken dat een eucharistisch gebed altijd goed is, wanneer de consecratiewoorden er maar in voorkomen. Deze mening delen wij niet. De consecratiewoorden, ook wel instellingswoorden genoemd, vormen ongetwijfeld een belangrijk element binnen het geheel, maar zijn toch niet meer dan een onderdeel. Zij roepen de werkelijkheid op van ’s Heren dood en verrijzenis. Daarmee behoren zij tot het hart van de viering. Maar ook het hart heeft zijn plaats in een groter geheel. Als element van de gedachtenis van Jesus kunnen de consecratiewoorden alleen goed funktioneren in samenhang met de lofprijzing van de Vader en de bede om de Geest. Wie de consecratiewoorden isoleert van de rest van de gedachtenis, en wie vervolgens deze gedachtenis weer losmaakt uit het grotere verband van de lofprijzing en de bede om de Geest, die veroorzaakt een soort liturgische kortsluiting. Wie het eucharistisch gebed versmalt tot alleen de consecratiewoorden, die heeft misschien van veel dingen verstand, maar zeker niet van liturgie.

Roepen om de Geest

Het merkwaardige verschijnsel doet zich voor dat de consecratiewoorden vaak overbelicht worden en dat de bede om de Geest vaak onderbelicht blijft. Toch gaat het ook bij het derde element van de genoemde trits om een belangrijk gegeven. De roep-om-de-Geest, de zogenaamde epiclese, heeft betrekking op de gaven van brood en wijn maar evenzeer op de gelovigen die zich rond het altaar hebben verzameld. De Geest wordt geroepen om zowel het brood en de wijn als deze gelovigen om te vormen en te maken tot ‘Lichaam van Christus’. Een eucharistisch gebed waarin een dergelijke epiclese ontbreekt kan de toets der kritiek niet doorstaan. Ieder weldenkend christen beseft dit ook wel enigszins; zonder de Geest zijn wij als kerk nergens.

Meer dan woorden alleen

De liturgie kan met woorden alleen niet volstaan. Het eucharistisch gebed vormt geen uitzondering op deze regel. Alle zintuigen zijn geroepen mee te doen, wanneer net er om gaat het geloof te vieren. Ieder van de aanwezigen is geroepen deelnemer te zijn, met hoofd en hart, met handen en voeten. Ieder vervult de hem of haar toekomende rol. Niets meer, maar ook niets minder. De rol van de gemeenschap is een andere dan die van de priester die voorgaat. De rol van de cantor of het koor is weer een andere. Hier zijn spelregels in Het geding, gedragsregels of hoe men ze noemen wil. Men doet er goed aan deze regels serieus te nemen. De kwaliteit van de viering is er mee gemoeid. En altijd is er de ‘verhoogde toon’ van zang en muziek.‘Altijd’ klinkt het wat voorbarig, maar wat niet is kan komen. De vernieuwing van de liturgie staat nog in de kinderschoenen. Eens zal toch net besef moeten doorbreken dat het eenvoudig niet gaat zonder die verhoogde toon. Wanneer wij door schade en schande wijs moeten worden, dan kunnen wij nog wel eens héél wijs worden.

“Blijvend zijn wij U dank verschuldigd…” Over het eucharistisch gebed

Het eucharistisch gebed vraagt nogmaals onze aandacht. Deze keer is het ons vooral te doen om de opbouw van dit gebed. En wel meer en detail dan de voorafgaande keren. In de vorige bijdragen vroegen we aandacht voor het gegeven dat ons geloof in God als Vader, Zoon en Heilige Geest de structuur van het eucharistisch gebed bepaalt. We hebben dat inzicht uitgedrukt in de formule: “Het gaat om de lofprijzing van de Vader, de gedachtenis van de Zoon en de bede om de Heilige Geest.”

Jubilate 20, 1 (januari 1987)

Cees Janssens

Feest der herkenning?

Wie met deze formule in zijn achterhoofd een van onze huidige eucharistische gebeden bekijkt, kan voor verrassingen komen staan. Wat blijkt? De meeste teksten zijn helemaal niet zo duidelijk herkenbaar als gebouwd op deze driedeling van Vader, Zoon en Geest. Althans, daar heeft het alle schijn van. De structuur van de meeste gebeden blijkt veel ingewikkelder dan de geboden theorie deed veronderstellen. Hoe zit dat nou?

De Twaalf Artikelen

Het is met het eucharistisch gebed een beetje als met de Geloofsbelijdenis van de Apostelen. Daarin belijden wij ons geloof in God als Vader, Zoon en Heilige Geest. Wij noemen deze tekst ‘de twaalf artikelen’, maar we zouden even goed of zelfs beter kunnen spreken van ‘de drie artikelen’. De belijdenis van de drie-ene God (= drie artikelen) wordt in deze tekst nader ontvouwd in een groot aantal geloofsuitspraken (= twaalf artikelen). Bij het eucharistisch gebed is het niet anders. De trinitaire structuur is als grondpatroon wel degelijk aanwezig, maar krijgt een nadere uitwerking in meerdere elementen.

Acht elementen

De inleiding op het missaal somt in nr. 55 niet minder dan acht van dergelijke elementen op. Hierna vindt U de tekst van eucharistisch gebed nr.V – bekend als ‘de canon van de Boskapel’ te Nijmegen – in zijn geheel afgedrukt. De geleding van dit gebed is aangegeven door opschriften, die corresponderen met die welke de inleiding op het missaal aangeeft.

Wie zich de tijd en de rust gunt dit geheel aandachtig te bezien, zal al gauw tot de ontdekking komen dat de grote lijn van de driedeling heel wel is terug te vinden in deze compositie. De aanwezigheid van een enkele syncope doet daaraan geen afbreuk, integendeel.

Eucharistisch Gebed nr.V (Canon van de Boskapel)

De Heer zij met u / En met uw geest. / Verheft uw hart. / Wij zijn met ons hart bij de Heer. / Brengen wij dank aan de Heer onze God. / Hij is onze dankbaarheid waardig. Met naam en toenaam Als een kleine handreiking geven we hier een opsomming van deze acht elementen, vergezeld van een heel beknopte toelichting.

1. Lofprijzing/dankzegging

U danken wij, Heer God, omwille van uw heerlijkheid, en om heil en genezing te vinden zullen wij uw naam verkondigen, al onze dagen maar vooral in deze tijd bezingen wij U. Want ons paaslam, Christus, is voor ons geslacht. Wat oud was is te niet gedaan; wat neerlag is tot nieuw leven opgericht: in Christus is ons leven geheel en al hersteld. Vreugde vervult ons, mensen die op aarde wonen, vreugde vervult de engelen in de hemel, de machten en krachten die U loven, die U dit lied toejuichen zonder einde. 1. De lofprijzing oftewel dankzegging, die vooral in de prefatie tot uitdrukking komt. Wisselend naargelang tijden en seizoenen en toch ook altijd weer hetzelfde.

2. Acclamatie

Heilig, heilig, heilig, de Heer, de God der hemelse machten. Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt in de naam des Heren. Hosanna in den hoge. 2. Het ‘Heilig, Heilig, Heilig’, de acclamatie bij uitstek! Heel de gemeenschap is daarbij betrokken, in vereniging met de hemelse machten. Met minder kunnen we hier niet toe.

(Lofprijzing/dankzegging: vervolg)

God, onze Vader, wij danken U met heel ons hart, want Gij hebt ons tot leven geroepen. Gij hebt ons bestemd voor het geluk in Jezus, uw Zoon, onze Heer. In Hem zien wij uw goedheid en uw wil om ons allen te redden. Hij is het verlossende Woord, uw helpende hand. Nooit willen wij vergeten hoe Hij een werd met ons in lijden en dood. Onze last maakte Hij tot de Zijne, zijn trouw werd de onze. Blijvend zijn wij U dank verschuldigd om Hem.

3. (Consecratie)epiclese

God, onze Vader, wij vragen U: zend over dit brood en deze wijn de kracht van uw Heilige Geest; dat zij voor ons het Lichaam en Bloed worden van uw veelgeliefde Zoon, Jezus Christus. 3. De epiclese, de aanroeping van de Geest over de gaven van brood en wijn. Ook wel consecratie-epicIese genoemd. Tussenkomst van de Heilige Geest is hier niet alleen dringend gewenst maar is absolute noodzaak.

4. Instellingsverhaal en consecratie

Toen het paasfeest op handen was kwam zijn uur. Hij had de zijnen in de wereld bemind; nu gaf Hij hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe. In het bewustzijn dat Hij van U was uitgegaan en naar U terugkeerde, heeft Hij het brood in zijn handen genomen en zijn ogen opgeslagen naar U, God, zijn almachtige Vader, de zegen uitgesproken, het brood gebroken en aan zijn leerlingen gegeven met de woorden: Neemt en eet hiervan, gij allen, want dit is mijn Lichaam, dat voor u gegeven wordt. Zo nam Hij ook, toen zij gegeten hadden, de beker in zijn handen, Hij sprak de zegen en het dankgebed, reikte hem over aan zijn leerlingen en zei: Neemt deze beker en drinkt hier allen uit, want dit is de beker van net nieuwe altijddurende Verbond, dit is mijn Bloed dat voor u en alle mensen wordt vergoten tot vergeving van de zonden. Blijft dit doen om Mij te gedenken. Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Als wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker, verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt. 4. Het instellingsverhaal en de consecratie. Deze verhalende teksten staan hier in een context van gebed. Dat heeft zo zijn consequenties voor de manier waarop ze worden gesproken. Priesters dienen zich dat goed te realiseren.

5. Anamnese/gedachtenisviering

Trouw aan dit woord, Vader, gedenken wij Jezus Christus, uw Zoon, onze Heer: zijn overgave in lijden en dood, de overwinning van zijn verrijzenis en de glorie van zijn hemelvaart. 5. De anamnese oftewel gedachtenis-viering, waardoor de kerk de opdracht van de Heer ten uitvoer brengt om Hem en zijn heilsdaden te blijven gedenken.

6. Aanbieding van het offer

Wij bieden U deze gaven aan, het Levende Brood en de Heilzame Beker, terwijl wij vol vertrouwen uitzien naar zijn komst in heerlijkheid. 6. De aanbieding van het offer. Tijdens deze gedachtenis biedt de kerk, vooral zoals zij hier en nu vergaderd is, in de Heilige Geest aan de Vader het offer aan. Daarin – en dat is een uiterst belangrijke opdracht – bieden de gelovigen ook zichzelf aan als een levende offergave voor God.

7. (Communie)epiclese/voorbede

Zend nu, Vader, de Trooster en Helper in ons midden, uw Heilige Geest. Wek de gezindheid van Jezus Christus in ons hart. Sterk ons vertrouwen, verruim onze liefde. Raak ons met het vuur van uw Geest en breng ons elkaar nabij. Vrijmoedig in deze Geest bidden wij U, Vader, voor uw heilige kerk. Bescherm haar en leid haar; geef haar vrede en eenheid over de hele wereld. Geef wijsheid en kracht aan Paus Johannes-Paulus, aan onze bisschop Hubertus, en aan allen die Gij als herders in uw kerk hebt aangesteld. Gedenk in uw goedheid ook degenen, die een bijzondere plaats innemen in ons hart en vergeet niet hen, die door de dood van ons zijn heengegaan. Samen met heel uw volk, met de maagd Maria, de moeder van de Heer, met de apostelen, martelaren en al uw heiligen; samen ook met allen ter wereld, die op U hun vertrouwen hebben gesteld, vragen wij om uw barmhartigheid, erkennen wij uw grootheid en brengen wij U onze dank, door Jezus, uw Zoon, onze Heer. 7. De epiclese, de aanroeping van de Geest over de hier en nu vergaderde kerkgemeenschap. Ook wel communie-epiclese genoemd, ter onderscheiding van de boven vermelde oonsecratie-epiolese. Nog een andere benaming is voorbede. Welke benaming men er ook aan geeft, het gaat hier om een afbidden van de Geest over de kerkgemeenschap, opdat ook zij waarachtig Lichaam van Christus moge worden door het nuttigen van de eucharistische gaven. Er worden hier niet zonder reden zoveel namen genoemd. De kerk reikt tot over de grenzen van dit aardse bestaan. Levenden en doden, zaligen en heiligen, zij horen er allen bij.

8. Slotdoxologie

Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer onze God, almaohtige Vader, in de eenheid van de Heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. AMEN. 8. De slotdoxologie, de afsluitende lofprijzing van God de Vader door Jezus Christus in de Heilige Geest. De acclamatie van het volk in een overtuigd en overtuigend ‘amen’ bekrachtigt en besluit deze doxologie.

Acclamaties

Elk eucharistisch gebed kent reeds enkele vaste acclamaties. Daar is om te beginnen het ‘Heilige…’, verder het ‘A|s wij dan eten…’ of een soortgelijke tekst, en tenslotte het ‘Amen’. Wanneer wij dit aantal willen uitbreiden, bijvoorbeeld om de gelovigen op een aangepaste wijze in dit gebed te betrekken of om het eucharistisch gebed muzikaal meer tot zijn recht te laten komen, dienen we zeer zorgvuldig te werk te gaan. Minstens twee vragen moeten beantwoord worden: welke tekst kan hier en nu worden gebruikt? En: op welke plaats kan deze tekst goed functioneren? Een suggestie bij wijze van voorbeeld. Eucharistisch Gebed nr.X heeft een acclamatie die ook in ons geval zeer bruikbaar zou zijn. De tekst luidt: “Wij vormen tezamen een lichaam tot glorie van uw Naam”. We zouden deze acclamatie drie keer willen gebruiken – driemaal is ook in de liturgie vaak scheepsrecht! De eerste keer na de tekst van nr.6; een tweede keer midden in de tekst van nr.7, na de gedachtenis van de overledenen; een derde en laatste keer na de tekst van nr.7. Bij een dergelijke aanpak blijft het ‘Door hem…’ uiteraard aan de priester voorbehouden. De gemeenschap besluit het geheel met een gezongen ‘Amen’.

Verkondigen wij… Zangelementen in het Eucharistisch Gebed

Waar?

Goed beschouwd zijn er vijf mogelijkheden om het Eucharistisch Gebed wat op te heffen, het een muzikaal tintje te geven binnen de viering.

  • De ‘beminde gelovigen’ zingen samen met de priester het ‘Heilig’.
  • De priester kan het Eucharistisch Gebed zingen.
  • De gemeenschap zingt een acclamatie na de consecratie.
  • Allen samen zingen het Amen aan het einde van net Gebed, of – wat vaker gepractiseerd wordt – allen samen zingen de afsluitende doxologie in zijn geheel.
  • Op verschillende plaatsen binnen het Eucharistisch gebed wordt door de gemeenschap een acclamatie gezongen.

Jubilate 19, 3 (september 1986)

N. Wesselingh

Wat behandelen we hier?

De eerste mogelijkheid is in voorgaande artikeltjes al uitvoerig aan de orde geweest. Daar gaan we dus hier niet verder op in. De laatstgenoemde is een interessante, maar delicate mogelijkheid. Daar hopen we in een volgend artikel uitvoerig op terug te komen. Blijft voor nu te bespreken over:

  • Het gezongen Eucharistisch Gebed.
  • De acclamatie na de consecratie.
  • De doxologie aan het einde van net Eucharistisch Gebed.

De canon gezegd/gezongen

Eeuwenlang is in onze westerse liturgie het Eucharistisch Gebed in stilte gebeden. Onder het gedeelte voor de consecratie werd door het koor het Sanctus gezongen, en tijdens het gedeelte na de consecratie het Benedictus. Zo viel er dus toch niet een doodse stilte. Er zijn ook tijden geweest, dat het orgel tijdens de Canon speelde, waarbij de opheffing van de gaven met een speciale compositie werd begeleid. Met bellen en klokken werd het ogenblik van de consecratie duidelijk gemarkeerd.

In de oosterse liturgie ging dat anders. De priester trok zich terug achter de beschilderde wand, de iconostase, en zong daar hardop, vaak met indrukwekkende stem, het Eucharistisch Gebed. In het oosten zag men dus niets, maar kon men alles horen, bij ons was dat juist andersom.

In onze vernieuwde liturgie kan nu alles worden gezien en gehoord, vooral nu de priester met zijn gezicht naar de gelovigen de handelingen verricht. Het is ook de bedoeling dat allen het meebeleven, want de priester gaat pas verder als hij, samen met de gelovigen, het Heilig gezongen heeft.

Hadden we vroeger maar een z.g. Canontekst, nu zijn er heel wat. Officiële en minder officiële en helemaal niet officiële. Maar daarover schrijft Cees Janssens in dit nummer een behartigenswaardig artikel. Lezen! Toen het Canongebed in stilte werd gelezen, kon er van zingen geen sprake zijn. Nu kan dat wel en mag het ook. In het Latijn en in het Nederlands zijn daar melodieën voor.

moet dat nou?

Nu hoor ik velen ai denken: “Moet dat, zo’n hele Canon zingen?” Nee, dat moet niet. En het lijkt ook niet raadzaam het vaak te doen. Zelfs niet als de priester een goede stem heeft en zo’n Eucharistische Gebed verkondigend kan zingen, zonder te overdrijven. Maar er is een tussenvorm mogelijk: het centrale gedeelte van het Eucharistisch Gebed zingen en de rest spreken. Een praktijk die men in kloostergemeenschappen praktiseert, waar men dagelijks concelebratie kent, dus een viering met meerdere, soms meer dan tien priesters. Het z.g. instellingsverhaal wordt dan gezamenlijk gezongen. De hoofdcelebrant hoeft het dan niet alleen te doen, want dat zou voor sommigen een te grote opgave zijn. In gewone situaties moet je het dus niet te vaak doen. Soms wordt erom gevraagd, b.v. bij een huwelijk of jubileum. Als het soms gebeurt kan het een levendig effect en een aparte kleur aan de viering geven.

de melodieën

In het Latijnse Altaarmissaal gaat men kennelijk van bovengenoemde praktijk uit. Hier staan alle goedgekeurde Eucharistische Gebeden in getoonzet: let wel: alleen het centrale gedeelte. We drukken hier een voorbeeld af van een bladzijde uit het centrale gedeelte van Eucharistische Gebed no. IV. (Zie muziekvoorbeeld 1).

eucharitsch_gebed01

In ons taalgebied bestaat geen uitgave van dit genre. Achter in het Nederlands Altaarmissaal staat wel een Eucharistisch Gebed in zijn geheel getoonzet. De toonzetting is van de hand van Fl. v.d. Putt. Er is terecht gekozen voor no.III, want deze tekst is zeer geschikt voor hoogfeesten en dankvieringen. Er is ruim sprake van dankbaarheid en lofprijzing. (Zie muziekvoorbeeld 2).

Muziek eucharistisch gebed

Muziek eucharistisch gebed2

Daarnaast bestaat er nog een aantal getoonzette Eucharistische Gebeden waarvan enkele gepraktiseerd worden (zoals die van Paul Chapel/Bernard Huybers) en die vooral in de loop der jaren verschenen zijn in de Werkmap voor Liturgie van Gooi en Sticht. Bespreking van deze Eucharistische Gebeden valt buiten de opzet van deze artikelenreeks.

mysterie van het geloof

Een van de hele goede elementen die in onze vernieuwde liturgie gemeengoed zijn geworden, is de acclamatie na de consecratie. In Gezangen voor Liturgie staan er zeven (nr. 302–308) op verschillende teksten en melodieën. Jammer dat ook hier velen zich ‘vrijwilig’ beperken, en altijd maar weer zingen het overbekende: Als wij dan eten… Deze op zich goede acclamatie heeft tot nadeel dat de aanhef (Verkondigen wij…) niet is getoonzet. Jammer want als de priester of diaken de aansporing zingt, weet je meteen waaraf en waaraan. Er is nog iets anders aan de hand met deze acclamatie: je hoort hem zelden zingen met gebruik van de door Bernard Huybers daarvoor geschreven begeleiding. Deze begeleiding hoort integraal bij deze compositie en helpt ook om het ritme goed te markeren. Vooral bij de woorden ‘brood’ en ‘beker’ wordt net ritme vaak veronachtzaamd, en dat is gewoon jammer. Laten we hier een acclamatie afdrukken die minder bekend, maar wel zeer fraai is. (Vb.3: Acclamatie na de consecratie door Bernard Bartelink).

Muziek eucharistisch gebed3

altijd zingen

Sluiten we dit onderdeel af met nog eens te stellen dat een gezegde acclamatie door een groep een onding is. De tekst die om een aanpak vraagt van opheffen, zakt dan als een plumpudding in elkaar door een half verstaanbaar gemompel. Een acclamatie moet je òf scanderend roepen (zoals op een voetbalveld gebeurt), or zingen. Volgens de richtlijnen moet hij eigenlijk altijd gezongen zijn als er in de viering sprake is van zang.

hier en nu en tot in eeuwigheid

Rest ons nog de doxologie aan het einde van het Eucharistisch Gebed. Aan God wordt zingend lof gebracht, samen met heel de Kerk, voor zijn grootse gaven aan ons. Ook hier zou het zingen geblazen moeten zijn. Door de priester alleen of door allen? Officieel doet de priester het alleen. De in ons land gegroeide praktijk om het allen samen te doen, komt voort uit de behoefte om de gemeenschap iets meer te laten doen dan alleen het ‘Amen’. Sommige toonzettingen (u vindt er drie in G.v.L.: 311–313) lijken erop gemaakt dat ze door allen gezongen worden. Juist voor het woord ‘Amen’ is geen gelegenheid voor de gemeenschap om goed in te haken. Opvallend is hier, dat de doxologie zoals die in het Altaarmissaal staat, en die juist wel de mogelijkheid geeft om goed met de gemeenschap aan te sluiten, niet in G.v.L. staat. Jammer, want G.v.L. mist nu de beste van alle, die bovendien aansluit bij de andere melodieën van het Missaal. (Zie voorbeeld 4). Misschien kunnen we het samen over één ding eens zijn: De Priester alléén kan van de tekst van de doxologie iets maken, ook als hij die zegt. Doet hij dat niet, dan kan het volk hem beter zingen.

Muziek eucharistisch gebed4

Nogmaals: de Prefatie ‘Verheft uw hart’

Verschenen in Jubilate 19, 1 (januari 1986)

Fr. N. Wesselingh O.S.B.

Vorige keer hebben we aangetoond, dat de Prefatie en het Heilig eigenlijk altijd gezongen moeten worden. Nu gaan we bezien, welke problemen we daarbij tegenkomen en hoe we die bevredigend kunnen op|ossen.

Latijn of Nederlands?

Een vraag die zich als eerste aandient is: moet de Prefatie in het Latijn of in het Nederlands gezongen worden? Er zijn priesters die voor altijd en voor alle omstandigheden eenmaal een keuze hebben gemaakt: De Prefatie wordt bij een plechtige viering altijd in het Latijn gezongen of altijd in het Nederlands. Als argumentering hoor je dan meestal redeneringen als: In het Nederlands bestaat geen goede melodie voor de Prefaties, dus zing ik ze in het Latijn. Een ander zegt: In een viering die voor het grootste deel in de landstaal geschiedt, past geen Latijnse Prefatie. Weer een ander draait het gewoon om en zegt: In een viering die voor een groot deel in het Latijn geschiedt, past geen Nederlandse Prefatie. Er zijn er ook (en vermoedelijk vrij veel) die de weg van de minste weerstand nemen, en eenvoudig nooit meer een Prefatie zingen. Dat daarmee de uitnodiging: ‘met alle engelen en heiligen loven en aanbidden wij U en zingen U toe vol vreugde’ toch wel wat prozaïsch in de lucht komt te hangen, deert hen blijkbaar niet of dringt niet tot hen door.

Niet principieel

Moet de vraag omtrent Latijnse of Nederlandse Prefatie ’n principieel antwoord krijgen? Volgens mij niet. Het gebruik van Latijn of landstaal is sinds Vaticanum II geen principiële zaak meer. Beide kunnen en mogen worden gebruikt. Behalve in verband met een aantal eenvoudige gezangen, waarvan het Concilie vraagt dat het volk ze niet zal verleren, wordt nergens van voorkeur gesproken. Zeker niet voor wat de Prefaties betreft. Daarom: Het maakt niet uit In welke in welke taal Prefatie en Heilig worden gezongen, want de koren van engelen zingen samen met de heiligen in een bonte schakering van alle talen. En elke taal is goed genoeg om God te prijzen.

Bis

Misschien is er één reden te noemen, waarom de Latijnse Prefatie de voorkeur verdient. En dat betreft de schoonheid en de zeggingskracht van de traditionele melodie. Deze melodie is misschien wat versleten geraakt door het veelvuldig gebruik van vroeger. En dat is dan jammer, want ze verdient beter.

Hoe prachtig die melodie is, wordt duidelijk uit het volgende verhaal. Mozart heeft niet zo erg veel affiniteit gehad met liturgie. Natuurlijk wist hij ais bijzonder begaafd componist hoe je voor de Iiturgie moet schrijven. Zijn veie Missen (opdrachten!) getuigen daarvan. Toen hij eens bij de ‘première’ van zo’n Mis het orgel bespeelde, raakte hij geboeid door het horen zingen van de Prefatie. Toen de dienstdoende priester het ‘…sine fine dicentes’ had gezongen, vergat hij niet alleen het Sanctus in te zetten, maar begon enthousiast te applaudiseren en te roepen: Bis, bis, bis! Het is me niet bekend of die priester toen de Prefatie opnieuw gezongen heeft, maar het lijkt me onwaarschijnlijk!

Waar vind ik ze?

Voor wat de Latijnse Prefaties betreft, zal de een of ander nog wel eens teruggrijpen naar een Altaarmissaal van vóór Vaticanum II. Daarin vindt men alle toenmalige Prefaties getoonzet. inderdaad: toenmalig. Want het totaal aantal Prefaties in het Missaal van na Vaticanum II is ongeveer vier maal zo groot ais voordien. Staan al die nieuwe Prefaties in het huidige Altaarmissaal? Jazeker, maar niet getoonzet. Eén staat er met noten (zie voorbeeld) en daarboven staat een z.g. rubriek, die vermeldt, dat de priester de andere Prefaties op dezelfde wijze zelf kan zingen vanaf de ‘droge’ tekst. Dat klinkt natuurlijk heel aardig, maar de meeste priesters hebben al moeite genoeg om de gedrukte noten te zingen, laat staan dat ze a l’improviste een Prefatie gaaf kunnen zingen, de kortere en langere zinnen juist gedoseerd en gelardeerd met de gebruikelijke flexen, medianten en cadensen.

Wie toch alle Prefaties in het Latijn wil kunnen zingen, kan een apart boek kopen, waar alle 80 Prefaties in staan, in de Tonus simplex en in de Tonus solemnis. In dat boek staan trouwens alle melodieën, die bij een Latijnse viering door de priester kunnen worden gezongen, van kruisteken tot wegzending toe. De titel is: Ordo Cantus Missae. De prijs is jarenlang vrij bescheiden geweest. Er is nu een nieuwe, herziene druk uit. Weliswaar mooier dan de oude. Maar de prijs is ernaar: ƒ 88,-. Het is verkrijgbaar bij de Benedictijnen van Vaals (Abdij Benedictusberg, Mamelis 39, 6295 NA Lemiers).

Sinds het verschijnen van dit artikel is er een nieuwe uitgave beschikbaar gekomen: Ordo Missae in Cantu, onder meer verkrijgbaar bij Berne Media

Omdat ik denk dat velen er niet zoveel duitjes voor over zullen hebben, blijft de mogelijkheid van het oude Latijnse Missaal reëel. Wel jammer voor die veie Prefaties die dan nooit aan bod zullen komen.

En de Nederlandse?

Eigenlijk is het met de Nederlandse Prefaties op muziek niet zo bijzonder gesteld. Kort na het invoeren van de Landstaal verschenen er toonzettingen van de Prefaties in het Nederlands. Er was er een, die een omwerking was van de Latijnse Prefatie-melodie. Nu is die melodie daarvoor helaas niet geschikt, en bovendien is het in die uitgave ook niet goed toegepast. A. Kurris heeft daarover ooit in het Gregoriusbiad een artikel geschreven. Ons aller bekende Flor van der Putt heeft een eigen Prefatietoon gemaakt en daarop wat Prefaties getoonzet. De toon is een zeer bruikbare en de toepassing is goed. Maar… dat alles dateert van de tijd van vóór het nieuwe Missaal. Dus ook hier vallen de nieuwe Prefaties weg. Bovendien zijn ze naar ik meen al vele jaren niet meer verkrijgbaar. Wie ze niet heeft kan er niet meer aankomen. Toen in 1978 het nieuwe Altaarmissaal verscheen, heeft de redactie gekozen voor de toonzetting van Fl. v.d. Putt. En terecht. Maar van de 80 Prefaties zijn er ook in dat Missaal maar een tiental opgenomen met melodie. Wel begrijpelijk: het boek is eigenlijk toch al te dik, en met al die toonzettingen zou het nog een stuk dikker zijn geworden. Ze staan bovendien nogal ruim in hun jas op de pagina (zie voorbeeld).

In de kast.

Je zou je kunnen afvragen, of die andere prefaties dan niet getoonzet zijn door diezelfde componist? Het antwoord moet luiden: Ja, die zijn allemaal door v.d. Putt getoonzet. Maar ze liggen op het secretariaat van de Nationale Raad voor Liturgie in de kast. Of in een la, maar dat maakt geen verschil. Waarom wordt daar niets mee gedaan? Dat is gemakkelijk uit te leggen. De N.R.L. zou ze graag uitgeven; vindt ook dat dat zou moeten gebeuren, want de priesters moeten ze op z’n minst kunnen gaan zingen. Maar wie op de hoogte is van druktechnieken weet, dat muziekdruk een erg dure druk is. En als dat boek met die Prefaties dan zo’n honderd gulden moet gaan kosten, dan raak je het niet kwijt. Dat zou een grote financiële strop worden voor de N.R.L. En daarom beginnen ze er niet aan. En daarom modderen we maar 20 wat verder met onze Nederlandse Prefaties. Misschien dat er nog wel ooit een oplossing voor dit probleem komt. Het is te hopen, want de huidige situatie is bepaald zeer onbevredigend. Pleiten voor het zingen van de Prefatie in de landstaal als die eigenlijk maar voor een achtste deei verkrijgbaar is, is goed beschouwd van de gekke.

Twee melodieën.

Er zijn in Gods Kerk altijd uitslovers geweest. Tussen het uitkomen van het nieuwe Latijnse en het nieuwe Nederlandse Missaal zijn zeven jaren verlopen. in die tijd hebben sommigen een Nederlandse vertaling van die Prefaties gemaakt, en ondergetekende heeft ze getoonzet. Op een eigen toon. Toen de officiële vertaling verscheen, zijn we opnieuw begonnen, want je gaat niet als plaatselijke kerk je eigen vertaling aanhouden. Toen hebben we ook op de toon van v.d. Putt de resterende Prefaties getoonzet, niet wetende dat hij dat zelf al had gedaan. Zodoende heb ik wel een tweehonderd Prefaties getoonzet, en ik dank God nog dagelijks, dat ik er geen Prefatiecomplex van heb overgehouden! Zelf reserveren wij de toonzetting van v.d. Putt voor de zon- en feestdagen, en de eigen toon voor de weekdagen. Dat functioneert goed, maar je moet er niet aan denken om beide tonen te gaan uitgeven. Het boek waarin dat zou komen zou zeker honderd gulden gaan kosten. De eigen toon wat minder professioneel (losbladig systeem?) uitgeven zou natuurlijk kunnen, maar je kunt toch moeilijk het beleid van de N.R.L. doorkruisen. Wie een goede oplossing weet, late het horen. Misschien dat er wel een prijs wordt uitgeloot voor een goede suggestie!

Hele weg.

Van het vroegere ‘moeten’ zingen van de Prefatie zijn we al een heel eind weg. Sommigen zullen het p|eiten-voor-de-gezongen-Prefatie als een terugkeer naar het oude interpreteren. Dat is echter niet mijn bedoeling. In het bovenstaande en ook in de vorige aflevering heb ik geprobeerd aan te tonen, dat een niet gezongen Prefatie een onding is en waarom. Dat zijn allemaal objectieve zaken. Het zal wel lang duren voor we weer een gezonde traditie in dezen hebben. Daaraan moet wat worden gewerkt, zowel op landelijk als op lokaal vlak. Want ‘schrijven over’ haait niets uit als men in de praktijk niets verandert. Al was het maar, dat op hoogtijdagen (straks is het weer Pasen) de verkondigende waarde van deze teksten een onderstreping zouden krijgen door een goede melodie, die ook nog goed gezongen wordt. Met een beetje goede wil is daarin toch wel iets te bereiken?

Nogmaals_prefatie_ 2

Nogmaals_prefatie_1

Omdat het aantal Prefaties sterk vermeerderd is, wordt het moeilijk om voor elk apart tekst en melodie te geven. Daarom wordt hier als voorbeeld slechts één Prefatie afgedrukt, in de eenvoudige en in de plechtige toon. Op dezelfde wijze kan men de melodieén voor de andere samenstellen.

”Verheft uw hart”

Verschenen in Jubilate 18,3 (september 1985)

Fr. Nico Wesselingh o.s.b.

We zijn zover. Het eucharistisch gebed kan beginnen. De offergaven zijn op het altaar geplaatst. Het koor zong het offertorium of de organist heeft een goedklinkend stuk gespeeld. Er is misschien wel wierook gebruikt, om aan te duiden dat wij ons gebed graag tot voor de troon van God zagen opstijgen: Laat mijn bidden tot U opstijgen als wierook (Psalm 141,2). Nu komt dan de kern van de viering: het Hooggebed. De priester staat aan het altaar en roept de gelovigen op tot lofzang en gebed. Zo’n oproep vraagt iets. Luister maar eens naar de oproep die klinkt vanaf de minaret van een moskee, wanneer het uur van gebed is aangebroken. Een indringend zingende stem, (eventueel versterkt door een aantal luidsprekers, want het klinkt in de open lucht), laat weten dat nu het grote moment is aangebroken.

Maar in onze liturgie, vaak ook in een plechtige viering, vervalt de priester op dat moment tot een meer of minder verstaanbaar gesproken: Verheft uw hart. Drie woorden, in één seconde gezegd. Het antwoord is er dan ook naar: acht eenlettergrepige woorden: Wij zijn met ons hart bij de Heer. Maak daar maar eens iets van. Tenzij: je zingt het. En dan kan het boeiend worden.

Misschien begrijpt u nu, vooral ook na de bijdrage van Cees Janssens te hebben gelezen, dat voortaan op zon- en feestdagen de prefatie moet worden gezongen. Als het bij u in de kerk geen gebruik is, mag u er best eens met hen die het aangaat bespreken (pastoor, dirigent). Ook pastores zijn niet altijd op de hoogte van alle van alle liturgische regels. En soms wachten zij wel eens op een signaal vanuit de gemeenschap.

Problemen

Laten we aannemen dat uw pastoor bereid is om daaraan gehoor te geven, eventueel dankzij uw invloed. Dan komen de problemen pas. Deze problemen zijn gewoonlijk terug te brengen tot de volgende zaken:

  1. De pastoor kan niet (goed) zingen. Het moet gezegd: de zelfkennis van pastores wat betreft hun vocale kwaliteiten is vaak groot. Velen weten dat ze hierin geen ster zijn en het nooit zullen worden. We moeten het zingen van een prefatie niet onderschatten. Zelfs veel leden van een zangkoor zullen zich niet capabel weten om een prefatie solistisch te zingen. Maar wat een pastoor niet kan, omdat hij er nooit (goed) les in heeft gehad, dat kon hij mogelijk nog leren. Ligt het niet op de weg van een dirigent, dat hij wat aan stemvorming doet bij zijn eigen koorleden en ook bij de pastoor? En als hij dat zelf niet kan (zangpedagogie is een vak!), zou hij dan niet een deskundige moeten vragen dat te doen? Of ligt net op de weg van de bisdommelijke Gregoriusvereniging om hierin het voortouw te nemen? Misschien op de jaarlijkse (7) studiedag voor pastores, samen met de Kommissie voor Liturgie? Deze zaak zou eens moeten worden aangepakt. Liefst door de pastores zelf. Het idee niet (goed) te kunnen zingen kan een telkens terugkerende kwelling zijn. En soms is het maar een idee, voortkomend uit onkunde en onzekerheid. Is die vroeger elke zondag terugkerende kwelling misschien de reden, dat vele pastores in geen jaren meer een prefatie hebben gezongen? Nu het niet meer hoeft… denken zij misschien. Maar dat is een vergissing. Want het hoeft eigenlijk wel. Sommigen durven een prefatie in de landstaal niet aan, want die melodie is anders, en dat krijgen ze zo maar niet ingestudeerd. Dirigenten, hier ligt uw taak!
  2. Waar haal je de melodieën van de prefaties vandaan? Inderdaad, dat is een probleem. Vroeger waren er een twintigtal, in het oude Missaal. In het vernieuwde Missaal zijn er zo’n tachtig. In het Nederlandse Altaarmissaal staan er daarvan slechts een tiental getoonzet. Wat moet je dan als voorganger? Je kunt ze toch niet zomaar improviseren? Het Latijnse Altaarmissaal geef slechts één prefatie in de eenvoudige toon en één in de plechtige toon, en zegt daarbij laconiek dat je de anderen op dezelfde manier kunt zingen. Heel de practische aanpak van het prefatie-zingen is voorzien van zoveel vragen, dat ik meen, dat niet voldoende in dit artikel te kunnen bespreken. Het zou gewoon veel te lang worden. Mijn bedoeling is dit in een volgend artikel te doen, met een aantal notenvoorbeelden en suggesties erbij. Nog even geduld dus.
  3. Hoofdprobleem blijft, denk ik, dat wij niet meer aanvoelen dat met prefatie en het verdere Hooggebed het hoogtepunt van de viering is aangebroken. Als we geen kans zien om dit hele onderdeel een lift-up te geven in onze waardering en in onze manier van uitvoeren, zal na de offerande onze viering in elkaar zakken. Dan halen we niet meer de hoogte die het heeft of kan hebben bij Intrede, Gloria, Lezingen met Tussenzangen enz. We komen er nog op terug.

Het Heilig

En dan het Sanctus of Heilig. In elk geval zingen. Ook als de pastoor de prefatie niet heeft gezongen of kunnen zingen. Het Heilig vráágt daarom. De deelnemenden aan de viering ook, hoop ik. Gelukkig gebeurt dat ook in veel kerken. Het valt me wel eens op, dat maar weinig verschillende melodieën worden gebruikt. En er zijn er zoveel! Je kunt er zo een vijftiental bij elkaar zetten. Bijna allemaal munten ze uit door wat wel genoemd wordt het acclamatorisch karakter. Ze roepen met een passende melodie naar elkaar en naar boven, naar de engelen en heiligen die ook meedoen. Gelukkig hebben onze componisten van na de vernieuwingen in de liturgie goed begrepen waar het om gaat bij dit gezang: kort en krachtig. in dit opzicht moeten we als koorzangers eerlijk toegeven dat het oude Sanctus van de meeste meerstemmige Missen eigenlijk niet met de tekst overeenstemt. Het is een uitgebreid muziekstuk geworden, met het Benedictus vaak als solostuk. Niet zo onbegrijpelijk, want Sanctus en Benedictus waren bestemd om de ruimte te vullen tussen prefatie en Pater noster. Het Sanctus voor de Conseoratie en het Benedictus erna. De priester bad in stilte de Canon in die tussentijd. Het koor moet zich wel realiseren wat er met het Sanctus aan de hand is, en gerust, ook in een plechtige viering, de ruimte laten aan het met de gelovigen samen zingen van dit hoogtepunt in de viering.

“En zingen U toe vol vreugde”

Verschenen in Jubilate 18,3 (september 1985)

Cees Janssens

Het eucharistisch gebed begint met de prefatie en de daarop aansluitende acclamatie: Heilig, heilig, heilig. Een uitspraak als deze klinkt uiterst vanzelfsprekend. Toch kun je steeds weer constateren dat het in de praktijk van de liturgie niet zo vanzelfsprekend is. Onwillekeurig doet men soms alsof het eucharistisch gebed pas begint ná het ‘Sanctus’. Sommigen menen heel zeker te weten dat het zo is. Een misvatting. Daarom herhalen we onze uitspraak: het eucharistisch gebed begint met de prefatie.

Dat betekent dat de prefatie een onderdeel is van een groter geheel. Een onderdeel met een heel eigen karakter – we komen daarvoor nog te spreken – maar niettemin een onderdeel. Dat houdt ook in dat we niet zinnig over dit onderdeel kunnen spreken, wanneer we niet allereerst aandacht schenken aan het eucharistisch gebed als geheel.

Het geheel en de delen

De Inleiding op het Missaal staat in nr. 55 uitvoerig stil bij de opbouw van het eucharistisch gebed. Kennelijk gaat het om een niet onbelangrijk gegeven. Enig inzicht in deze materie behoort tot de basisuitrusting van ieder die actief is op het gebied van de liturgie.

De tekst wijst niet minder dan acht elementen aan, die samen het ene eucharistische gebed vormen. Achtereenvolgens gaat het om (1) de dankzegging, die vooral in de prefatie tot uitdrukking komt; (2) de acclamatie ‘Heilig, heilig, heilig’; (3) de epiclese oftewel de aanroeping van de kracht Gods over de gaven; (4) het instellingsverhaal en de consecratie; (5) de anamnese oftewel de gedachtenis des Heren; (6) de aanbieding van de offergave; (7) opnieuw een epiclese, maar nu als een aanroeping van de Geest over de gehele kerk; en (8) de slotdoxologie: “Door Hem en met Hem en in Hem zal uw naam geprezen zijn…”.

Op het eerste gezicht een nogal gecompliceerd geheel. In feite valt dat mee, wanneer we proberen de grote lijn in het oog te krijgen. Daartoe doen we er goed aan te letten op de figuur van respectievelijk God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Op welke wijze zijn zij in dit gebed aanwezig? De Vader wordt geloofd en geprezen omwille van zijn zoon Jezus Christus, wiens gedachtenis wij vieren. Vervolgens wordt de Vader gevraagd ons zijn geest te zenden, omwille van deze zelfde Jezus Christus.

Nog beknopter uitgedrukt, niet in een chemische maar in een liturgische formule: het gaat om de lofprijzing van de Vader, de gedachtenis van de Zoon en de bede om de Heilige Geest.

Sacrificium laudis – een offer van lof

De wortels van net eucharistische gebed reiken tot diep in het Oude Testament. Eucharistie is dan ook de Nieuw Testamentische gestalte van wat in het Oude Testament ‘zèbah tôdá’ heette, ‘sacrificium laudis’ in het latijn, een ‘offer van lof’. De bijbelse vroomheid heeft altijd een bijzondere plaats ingeruimd voor wat genoemd wordt: de zegening van de Naam van God, de lofprijzing van de Eeuwige. Het is de houding van de gelovige mens die God Gód weet en dit besef in woorden tot uitdrukking brengt. Zoals wij dat heel goed kunnen beluisteren in het ‘Gloria’: “Wij loven U, wij prijzen en aanbidden U, wij verheerlijken U en zeggen U dank voor uw grote heerlijkheid”. Wat wij kennen als prefatie en ‘Sanctus’ heeft daar alles mee te maken. Wanneer wij – in het voetspoor van Israël – voor Gods aanschijn treden, dan is het eerste dat wij te doen hebben: God de eer geven die Hem toekomt. Met andere woorden: Hem loven en prijzen, Hem zegenen en bezingen, Hem danken en verheerlijken. Deze zelfde grondtoon valt te beluisteren in de toelichting welke de inleiding op het Missaal geeft bij de prefatie en het ‘Hei|ig’, de twee eerste elementen van het eucharistisch gebed.

Allereerst is er ‘de dankzegging’ (die vooral in de prefatie tot uitdrukking komt), waarin de priester, uit naam van heel het heilig volk, God de Vader verheerlijkt en Hem dank brengt voor het gehele heilswerk of voor een bepaald aspect hiervan, naargelang van de dag, het feest of de tijd” (nr. 55, a).

Vervolgens gaat het over “de acclamatie: heel de gemeenschap, in vereniging met de hemelse machten, zingt of zegt het ‘Heilig, heilig, heilig’. Deze acclamatie die deel uitmaakt van het eucharistisch gebed zelf, geschiedt door heel de gemeenschap samen met de priester” (nr. 55, b).

Je moet wel stokdoof en stekeblind tegelijk zijn om niet in de gaten te hebben dat dit onderdeel van het eucharistisch gebed als geen ander vraagt om een spreken-op-verhoogde-toon, vraagt om zang en muziek, om instemming van allen.

“De lofprijzing Gods: onze eerste roeping” zegt ds. Willem Barnard. Loven en geloven zijn niet slechts taalkundig aan elkaar verwant: het een kan niet zonder het ander. Liturgie – en dus ook de eucharistie – is bij wezen lofprijzing Gods.

Voor een zingende kerk

In de kerken van het Oosten kent men geen ‘stille missen’. Bij elke eucharistie – ‘de Heilige Liturgie’ genoemd – gaat het om een gezongen viering. Hoe bescheiden de mogelijkheden ook zijn, er wordt gezòngen. Het gaat immers om het allereerste wat de kerk te doen heeft: God loven.

Onze westerse – en met name Nederlandse – praktijken steken hier vaak povertjes bij af. Wie komt ze niet tegen: priesters die niet meer weten wat zingen is? Of die zich niet de moeite getroosten een prefatietoon aan te leren?

Wie kent ze niet: kerkgangers die gedoemd zijn te zwijgen, omdat het koor zonodig moet? Of die eenvoudig de kans niet krijgen omdat hun pastor de lofprijzing niet meer van deze tijd acht? Alsof er in de door velen zo vermaledijde liturgische boeken niet terecht van het ‘Heilig’ wordt gezegd: “Deze acclamatie die deel uitmaakt van het eucharistisch gebed zelf, geschiedt door heel de gemeenschap samen met de priester”.

Er is nog meer. Her en der blijft de goegemeente uitgebreid op haar achterste zitten tijdens de prefatie en het ‘Heilig’ (om van het resterende gedeelte van het eucharistisch gebed nog maar te zwijgen). “Daarom, met alle engelen, machten en krachten, met allen die staan voor uw troon, loven en aanbidden wij U en zingen U toe vol vreugde: Heilig, heilig, heilig…” Zolang wij uitgerekend op dit moment het staan en het zingen aan anderen overlaten, is levende liturgie een illusie.

‘Heillg, heillg, heilig…’

Wie weten wil, waar het bij dit alles om gaat, leze Jesaja 6,1 en volgende. “In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoge en verheven troon. De sleep van zijn mantel vulde heel de tempel. Serafs stonden boven Hem opgesteld, elk met zes vleugels (…). Zij riepen elkaar toe: ‘Heilig, heilig, heilig is Jahwe van de legerscharen; al wat de aarde vult is zijn heerlijkheld’. De deurpinnen in de dorpels schudden van het luid geroep…”. Over een acclamatie gesproken!

Iedere keer dat wij samenkomen voor de viering van de eucharistie begint het eucharistisch gebed in deze toonsoort. “Verheft uw hart”, “Brengen wij dank aan de Heer onze God”. Willem Barnard heeft overschot van gelijk, de lofprijzing Gods is onze eerste roeping.