Waar?
Goed beschouwd zijn er vijf mogelijkheden om het Eucharistisch Gebed wat op te heffen, het een muzikaal tintje te geven binnen de viering.
- De ‘beminde gelovigen’ zingen samen met de priester het ‘Heilig’.
- De priester kan het Eucharistisch Gebed zingen.
- De gemeenschap zingt een acclamatie na de consecratie.
- Allen samen zingen het Amen aan het einde van net Gebed, of – wat vaker gepractiseerd wordt – allen samen zingen de afsluitende doxologie in zijn geheel.
- Op verschillende plaatsen binnen het Eucharistisch gebed wordt door de gemeenschap een acclamatie gezongen.
Jubilate 19, 3 (september 1986)
N. Wesselingh
Wat behandelen we hier?
De eerste mogelijkheid is in voorgaande artikeltjes al uitvoerig aan de orde geweest. Daar gaan we dus hier niet verder op in. De laatstgenoemde is een interessante, maar delicate mogelijkheid. Daar hopen we in een volgend artikel uitvoerig op terug te komen. Blijft voor nu te bespreken over:
- Het gezongen Eucharistisch Gebed.
- De acclamatie na de consecratie.
- De doxologie aan het einde van net Eucharistisch Gebed.
De canon gezegd/gezongen
Eeuwenlang is in onze westerse liturgie het Eucharistisch Gebed in stilte gebeden. Onder het gedeelte voor de consecratie werd door het koor het Sanctus gezongen, en tijdens het gedeelte na de consecratie het Benedictus. Zo viel er dus toch niet een doodse stilte. Er zijn ook tijden geweest, dat het orgel tijdens de Canon speelde, waarbij de opheffing van de gaven met een speciale compositie werd begeleid. Met bellen en klokken werd het ogenblik van de consecratie duidelijk gemarkeerd.
In de oosterse liturgie ging dat anders. De priester trok zich terug achter de beschilderde wand, de iconostase, en zong daar hardop, vaak met indrukwekkende stem, het Eucharistisch Gebed. In het oosten zag men dus niets, maar kon men alles horen, bij ons was dat juist andersom.
In onze vernieuwde liturgie kan nu alles worden gezien en gehoord, vooral nu de priester met zijn gezicht naar de gelovigen de handelingen verricht. Het is ook de bedoeling dat allen het meebeleven, want de priester gaat pas verder als hij, samen met de gelovigen, het Heilig gezongen heeft.
Hadden we vroeger maar een z.g. Canontekst, nu zijn er heel wat. Officiële en minder officiële en helemaal niet officiële. Maar daarover schrijft Cees Janssens in dit nummer een behartigenswaardig artikel. Lezen! Toen het Canongebed in stilte werd gelezen, kon er van zingen geen sprake zijn. Nu kan dat wel en mag het ook. In het Latijn en in het Nederlands zijn daar melodieën voor.
moet dat nou?
Nu hoor ik velen ai denken: “Moet dat, zo’n hele Canon zingen?” Nee, dat moet niet. En het lijkt ook niet raadzaam het vaak te doen. Zelfs niet als de priester een goede stem heeft en zo’n Eucharistische Gebed verkondigend kan zingen, zonder te overdrijven. Maar er is een tussenvorm mogelijk: het centrale gedeelte van het Eucharistisch Gebed zingen en de rest spreken. Een praktijk die men in kloostergemeenschappen praktiseert, waar men dagelijks concelebratie kent, dus een viering met meerdere, soms meer dan tien priesters. Het z.g. instellingsverhaal wordt dan gezamenlijk gezongen. De hoofdcelebrant hoeft het dan niet alleen te doen, want dat zou voor sommigen een te grote opgave zijn. In gewone situaties moet je het dus niet te vaak doen. Soms wordt erom gevraagd, b.v. bij een huwelijk of jubileum. Als het soms gebeurt kan het een levendig effect en een aparte kleur aan de viering geven.
de melodieën
In het Latijnse Altaarmissaal gaat men kennelijk van bovengenoemde praktijk uit. Hier staan alle goedgekeurde Eucharistische Gebeden in getoonzet: let wel: alleen het centrale gedeelte. We drukken hier een voorbeeld af van een bladzijde uit het centrale gedeelte van Eucharistische Gebed no. IV. (Zie muziekvoorbeeld 1).
In ons taalgebied bestaat geen uitgave van dit genre. Achter in het Nederlands Altaarmissaal staat wel een Eucharistisch Gebed in zijn geheel getoonzet. De toonzetting is van de hand van Fl. v.d. Putt. Er is terecht gekozen voor no.III, want deze tekst is zeer geschikt voor hoogfeesten en dankvieringen. Er is ruim sprake van dankbaarheid en lofprijzing. (Zie muziekvoorbeeld 2).
Daarnaast bestaat er nog een aantal getoonzette Eucharistische Gebeden waarvan enkele gepraktiseerd worden (zoals die van Paul Chapel/Bernard Huybers) en die vooral in de loop der jaren verschenen zijn in de Werkmap voor Liturgie van Gooi en Sticht. Bespreking van deze Eucharistische Gebeden valt buiten de opzet van deze artikelenreeks.
mysterie van het geloof
Een van de hele goede elementen die in onze vernieuwde liturgie gemeengoed zijn geworden, is de acclamatie na de consecratie. In Gezangen voor Liturgie staan er zeven (nr. 302–308) op verschillende teksten en melodieën. Jammer dat ook hier velen zich ‘vrijwilig’ beperken, en altijd maar weer zingen het overbekende: Als wij dan eten… Deze op zich goede acclamatie heeft tot nadeel dat de aanhef (Verkondigen wij…) niet is getoonzet. Jammer want als de priester of diaken de aansporing zingt, weet je meteen waaraf en waaraan. Er is nog iets anders aan de hand met deze acclamatie: je hoort hem zelden zingen met gebruik van de door Bernard Huybers daarvoor geschreven begeleiding. Deze begeleiding hoort integraal bij deze compositie en helpt ook om het ritme goed te markeren. Vooral bij de woorden ‘brood’ en ‘beker’ wordt net ritme vaak veronachtzaamd, en dat is gewoon jammer. Laten we hier een acclamatie afdrukken die minder bekend, maar wel zeer fraai is. (Vb.3: Acclamatie na de consecratie door Bernard Bartelink).
altijd zingen
Sluiten we dit onderdeel af met nog eens te stellen dat een gezegde acclamatie door een groep een onding is. De tekst die om een aanpak vraagt van opheffen, zakt dan als een plumpudding in elkaar door een half verstaanbaar gemompel. Een acclamatie moet je òf scanderend roepen (zoals op een voetbalveld gebeurt), or zingen. Volgens de richtlijnen moet hij eigenlijk altijd gezongen zijn als er in de viering sprake is van zang.
hier en nu en tot in eeuwigheid
Rest ons nog de doxologie aan het einde van het Eucharistisch Gebed. Aan God wordt zingend lof gebracht, samen met heel de Kerk, voor zijn grootse gaven aan ons. Ook hier zou het zingen geblazen moeten zijn. Door de priester alleen of door allen? Officieel doet de priester het alleen. De in ons land gegroeide praktijk om het allen samen te doen, komt voort uit de behoefte om de gemeenschap iets meer te laten doen dan alleen het ‘Amen’. Sommige toonzettingen (u vindt er drie in G.v.L.: 311–313) lijken erop gemaakt dat ze door allen gezongen worden. Juist voor het woord ‘Amen’ is geen gelegenheid voor de gemeenschap om goed in te haken. Opvallend is hier, dat de doxologie zoals die in het Altaarmissaal staat, en die juist wel de mogelijkheid geeft om goed met de gemeenschap aan te sluiten, niet in G.v.L. staat. Jammer, want G.v.L. mist nu de beste van alle, die bovendien aansluit bij de andere melodieën van het Missaal. (Zie voorbeeld 4). Misschien kunnen we het samen over één ding eens zijn: De Priester alléén kan van de tekst van de doxologie iets maken, ook als hij die zegt. Doet hij dat niet, dan kan het volk hem beter zingen.