Gedachten rond een lied: O Hoofd, vol bloed en wonden

In het meinummer van 1990 gaf ik u enige voorbeelden van contrafacten. Daar stond onder andere bij: O Haupt voll Blut und Wunden. Aangezien de veertigdagentijd weer in zicht komt en velen van u dit lied ongetwijfeld in liturgische vieringen zullen gaan gebruiken, is dit voor mij aanleiding er wat over op papier te zetten.

Jubilate 24, 1 (januari 1991)

Th. Klaus

Zoals u weet, ontstond de melodie als drager van de minnetekst ‘Mein G’müt ist mir verwirret’. Zowel de tekst als de melodie zijn van de hand van Hans Leo Hassler, een Duitse componist, die leefde van 1564 tot 1612. Hij was de zoon van een organist, studeerde onder andere in Venetië bij Andrea Gabriëli, was enige tijd werkzaam in Praag aan het hof van Keizer Rudolf II en werd later aangesteld als cantor-organist in zijn geboorteplaats Neurenberg.

Rond 1610–1615 zien we dat de melodie van dit wereldlijke lied voor de eerste maal gebruikt gaat worden als drager van een geestelijke tekst. De nieuwe tekst laat ons uitzien naar een zalige dood. Van minnelied wordt het nu een dodenlied, een opmerkelijke wending! Immers, geschapen om uitdrukking te geven aan liefde en tederheid, is deze melodie geworden tot drager van doods gedachten.

Nog vele andere teksten zullen er in de loop der jaren onder deze melodie worden geplaatst en, zover ik weet, gaat de inhoud van de tekst steeds weer over lijden, over dood. Heeft de melodie dat dan misschien in zich?

De melodie

oen Hans Leo Hassler de melodie componeerde, zag deze er nog niet uit zoals de meesten van u hem kennen, of zoals bijvoorbeeld J.S. Bach hem zo vaak gebruikt heeft. Als u onderstaande melodie bekijkt, valt meteen het afwijkende ritmisch patroon op. Omdat deze oorspronkelijke ritmiek zo interessant is, en ook, omdat u deze authentieke versie zult aantreffen in het Liedboek voor de Kerken en in de ICLZ uitgaven in België, wil ik u graag met beide laten kennismaken.

U ziet dat de oorspronkelijke melodie geschreven is in een 2- en 3-delig ritme, terwijl de ons meest vertrouwde versie alleen het 2-delig ritme heeft. Bij verdere vergelijking zult u ook bemerken dat het middendeel ritmisch identiek is, terwijl het eerste en het laatste deel bij beide verschillende ritmische lengten hebben. Al zingende zult u ervaren welk het een rijkdom deze oudste versie in zich heeft.o_hoofd_1

U denkt, dat het moeilijk zal zijn om de melodie in zijn ‘originele’ vorm te zingen of te laten zingen? Laat u niet afschrikken. Koorleden, maar ook onze gemotiveerde kerkgangers, kunnen veel meer aan dan wel eens gedacht wordt. Bovendien is men sinds enige jaren, dank zij een verrijking van het liturgisch repertoire (denk aan hedendaagse gezangen, aan beurtzangen, aan acclamaties, en dergelijke) veel meer dan vroeger, gewend geraakt aan vrijere ritmen. Wel een vereiste daarbij is, dat u als koor de melodie foutloos voorzingt. Helaas gebeurt dat niet altijd. En toch… óók een éénstemmig gezang moet gerepeteerd worden. Men moet het goed en doorleefd kunnen voorzingen. We vieren immers samen liturgie en daarbij past zeker niet het ons welbekende ‘Jantje van Leiden’.

In de loop van de zeventiende eeuw is de oorspronkelijke versie met zijn typerend ritme in een vaste vierkwartsmaat terecht gekomen. Deze versie van de melodie, te vinden in Gezangen voor Liturgie, is ons beter bekend. Het is misschien wel het meest gezongen Passielied aller tijden.o_hoofd_2

De uitvoering

De opbouw is in de beide versies vrij overzichtelijk. We zien acht regels, maar we dénken in vier brede zinnen. Dat betekent in de praktijk, dat we niet bij elke regel gaan vertragen en zeker niet, dat we aan het einde van iedere regel gaan rusten. We tillen de melodie over de regel heen. Ervaar, samen met uw dirigent, wat bij elkaar hoort, wat een eenheid vormt. Ga met de melodische lijn mee, er zit een prachtige golfbeweging in.

Maar met de melodische lijn meegaan betekent tevens: beheersing! Maak er geen vals sentiment van, maak niet steeds weer overdreven ‘buikjes’. Haal niet extra uit. Stop er ook geen ‘tranen’ in, daarmee bederft u de melodie, Neem een rustig, niet te traag tempo. Geef, zonder te jakkeren, de melodie een beheerste vaart en stuwing mee. Het geheel mag geen slepende indruk maken. Als u meerdere coupletten na elkaar zingt, haal er dan de ‘stroom’ niet uit door op het eind van ieder couplet te vertragen.

Maak de melodie ook niet nodeloos zwaar, door steeds op woordaccenten te gaan zitten. Pak de eerste noot van regel 2, 4, 6, 8, voorzichtig op, zonder daarbij lelijke ‘lijmverbindingen’ te maken met de laatste noot van regel 1, 3, 5, 7.

Tenslotte, pas bij bekende melodieën vooral op voor slordig, onverzorgd zingen.

De tekst

Sinds 1610 zijn er telkens weer nieuwe teksten onder ‘onze’ melodie geplaatst. Wij zullen ons beperken tot de tekst O Haupt voll Blut und Wunden.

De man die deze alom bekende tekst in 1656 heeft geschreven is de dichter Paul Gerhardt (1607–1676). Begonnen als huisonderwijzer werd hij later predikant en ontpopte hij zich als een van de belangrijkste dichters van geestelijke liederen. De inhoud van zijn tekst vinden we in Gezangen voor Liturgie in een meer samengebalde vorm, terwijl we in het Liedboek voor de Kerken de gedachten over zeven strofen zien verdeeld.

Zou ik vrij zijn om uit beiden te kunnen kiezen, dan zou mijn voorkeur uitgaan naar de zeven strofen van J.W. Schulte Nordholt. Waarom? Omdat zijn tekst het meest aansluit bij da oorspronkelijke tekst van Paul Gerhardt, maar vooral vanwege de knappe herdichting.

Gezangen voor Liturgie

O Hoofd vol bloed en wonden,
met smaad gedekt en hoon,
O godd’lijk Hoofd omwonden
met scherpe doornenkroon!
O Gij, die and’re kronen
en glorie waardig zijt;
Ik wil mijn hart U tonen,
dat met U medelijdt.

Mijn God, die zonder klagen
het zwaarste hebt doorstaan;
al wat Gij hadt te dragen
wie heeft het U gedaan!
Wee mij, die voor de zonden
het hoogste goed verliet!
O, om uw bloed en wonden,
verstoot mij, zondaar, niet!

O Hoofd, vol bloed en wonden,
O Gods onschuldig Lam,
dat voor der mensen zonden
de schulden op zich nam!
Wat zal ik U dan geven
voor zoveel smaad en smart?
Heer, neem mijn korte leven,
Heer, neem mijn schamel hart!

En als ik eens moet strijden
mijn allerlaatste strijd,
wil ik nog eens belijden,
dat Gij mijn Heiland zijt.
O hoofd, vol bloed en wonden,
O Hoofd, vol smart en smaad!
Wees in die laatste stonden
mijn hoogste toeverlaat.

Liedboek voor Kerken
O hoofd vol bloed en wonden,
bedekt met smaad en hoon,
o hoofd zo wreed geschonden,
uw kroon een doornenkroon,
o hoofd eens schoon en heerlijk
en stralend als de dag,
hoe lijdt Gij nu zo deerlijk!
Ik groet U vol ontzag.

O hoofd zo hoog verheven,
o goddelijk gelaat,
waar werelden voor beven,
hoe bitter is uw smaad!
Gij, eens in ’t licht gedragen,
door engelen omstuwd,
wie heeft U zo geslagen
gelasterd en gespuwd?

O Heer uw smaad en wonden,
ja alles wat Gij duldt,
om mij is het, mijn zonden,
mijn schuld, mijn grote schuld.
O God, ik ga verloren
om wat ik heb gedaan,
als Gij mij niet wilt horen.
Zie mij in liefde aan.

Houdt Gij mij in uw hoede,
Gij die uw schapen telt,
o bron van al het goede,
waaruit mijn leven welt.
Gij die mijn ziel wilt laven
met liefelijke spijs,
Gij overstelpt met gaven
tot in het paradijs.

Ik dank U o mijn vrede,
mijn God die met mij gaat,
voor wat Gij hebt geleden
aan bitterheid en smaad.
Geef dat ik trouw mag wezen,
want Gij zijt trouw en goed.
ik volg U zonder vrezen
wanneer ik sterven moet.

Wanneer ik eens moet heengaan
ga Gij niet van mij heen,
laat mij dan niet alleen gaan
niet in de dood alleen.
Wees in mijn laatste lijden,
mijn doodsangst, mij nabij.
O God, sta mij terzijde,
die lijdt en sterft voor mij.

Wees Gij om mij bewogen
en troost mijn angstig hart.
Voer mij uw beeld voor ogen,
gekruisigde, uw smart.
Dan zal ik vol vertrouwen,
gelovig en bewust,
uw aangezicht aanschouwen.
Wie zo sterft, sterft gerust.

Toepassing

Bij het zoeken naar de bruikbaarheid in vieringen, zou men aan de volgende mogelijkheden kunnen denken, zonder uit te sluiten dat er nog verschillende andere zijn.
1. Uw kroon, een doornenkroon – geeseling en kroning met doornen
2. geslagen, gelasterd, gespuwd – bespotting bij net Sanhedrin
3. mijn schuld, mijn grote schuld – verloochening door Petrus
4. laven met liefelijke spijs – instelling van de Eucharistie
5. geef dat ik trouw mag wezen – de leerlingen vluchten
6. /7 laat mij dan niet alleen gaan – sterven in Christus

Men kan een strofenlied tijdens een viering natuurlijk steeds in zijn geheel laten zingen. Maar eens kijken naar de toepasbaarheid van bepaalde strofen lijkt mij zinniger. Men kan er dan ook eens naar verwijzen in de inleiding op de lezing of tijdens de preek. En zelfs zou ik mij kunnen voorstellen, dat de tekst, alvorens deze gezongen wordt, door iemand per strofe wordt voorgelezen. Men weet (nog beter) wat men zingt.

Meerstemmige zettingen

In de serie ZANG en TEGENZANG vindt u de volgende mogelijkheden
T 109 2 st. zetting voor ST, AB of TS met orgelbegeleiding – Kees de Wijs
T 106 3st. zetting voor SAT zonder orgel – Nico de Goede
T 112 3st. zetting voor STB orgel ad libitum – Kees de Wijs
T 111 4st. zetting voor SATB zonder orgel – J.S. Bach

Orgel

Dank zij de hulp van Flip Veldmans kan ik u rond het lied nog wat orgelliteratuur aanbieden.

Bij de ritmische versie: Johann Pachelbel (1653–1706) ‘Herzlich tut mich verlangen’ koraal met zeven manualiter variaties. ed. Barenreiter 1016 band 4, ook in de serie Oude Meesters, ed. Harmonia.

Bij de andere versie:
1. D. Buxtehude (1637–1707) ‘Ach Herr, mich armen Sünder’ Trio op 2 klavieren en pedaal met uitkomende stem. ed. Hansen 3928, band 4
2. G.Ph. Telemann (1681–1767) ‘Ach Herr, mich armen Sünder’ 2 manualiter stukken. ed. Bärenreiter 3581, band 1
3. J. Pachelbel (1653–1706) ‘Ach Herr, mich armen Sünder’ 2 manualiter stukken. ed. Bärenreiter 287, band 3
4. J.G. Walther (1684–1748) ‘Herzlich tut mich verlangen’ manualiter ed. Harmonia, serie Oude Meesters deel I
5. J.G. Walther (1684–1748) ‘O Haupt voll Blut und Wunden’ manuaal en pedaal. ed. Oxford Un. Press, serie Seasonal Chorale Preludes with pedals, band I.
6. J.S. Bach (1685–1750) ‘Herzlich tut mich verlangen’ 2 klavieren en pedaal, uitkomende stem. ed. Bärenreiter 145, Orgelbuchlein én ed. Peters 244 A, band 5.
7. J.C. Kittel (1732–1809) ‘Herlich tut mich verlangen’ manualiter. ed. Oxford Un. Press, serie Seasonal Chorale Preludes for manual only, band I.
8. Max Reger (1873–1916) ‘O Haupt voll Blut und Wunden’ manuaal en pedaal. ed. Peters 3980, 30 kleine Choralvorspiele op 135 a.

Jubilate 24, 1 (januari 1991)

Th. Klaus

Zoals u weet, ontstond de melodie als drager van de minnetekst ‘Mein G’müt ist mir verwirret’. Zowel de tekst als de melodie zijn van de hand van Hans Leo Hassler, een Duitse componist, die leefde van 1564 tot 1612. Hij was de zoon van een organist, studeerde onder andere in Venetië bij Andrea Gabriëli, was enige tijd werkzaam in Praag aan het hof van Keizer Rudolf II en werd later aangesteld als cantor-organist in zijn geboorteplaats Neurenberg.

Rond 1610–1615 zien we dat de melodie van dit wereldlijke lied voor de eerste maal gebruikt gaat worden als drager van een geestelijke tekst. De nieuwe tekst laat ons uitzien naar een zalige dood. Van minnelied wordt het nu een dodenlied, een opmerkelijke wending! Immers, geschapen om uitdrukking te geven aan liefde en tederheid, is deze melodie geworden tot drager van doods gedachten.

Nog vele andere teksten zullen er in de loop der jaren onder deze melodie worden geplaatst en, zover ik weet, gaat de inhoud van de tekst steeds weer over lijden, over dood. Heeft de melodie dat dan misschien in zich?

De melodie

oen Hans Leo Hassler de melodie componeerde, zag deze er nog niet uit zoals de meesten van u hem kennen, of zoals bijvoorbeeld J.S. Bach hem zo vaak gebruikt heeft. Als u onderstaande melodie bekijkt, valt meteen het afwijkende ritmisch patroon op. Omdat deze oorspronkelijke ritmiek zo interessant is, en ook, omdat u deze authentieke versie zult aantreffen in het Liedboek voor de Kerken en in de ICLZ uitgaven in België, wil ik u graag met beide laten kennismaken.

U ziet dat de oorspronkelijke melodie geschreven is in een 2- en 3-delig ritme, terwijl de ons meest vertrouwde versie alleen het 2-delig ritme heeft. Bij verdere vergelijking zult u ook bemerken dat het middendeel ritmisch identiek is, terwijl het eerste en het laatste deel bij beide verschillende ritmische lengten hebben. Al zingende zult u ervaren welk het een rijkdom deze oudste versie in zich heeft.

U denkt, dat het moeilijk zal zijn om de melodie in zijn ‘originele’ vorm te zingen of te laten zingen? Laat u niet afschrikken. Koorleden, maar ook onze gemotiveerde kerkgangers, kunnen veel meer aan dan wel eens gedacht wordt. Bovendien is men sinds enige jaren, dank zij een verrijking van het liturgisch repertoire (denk aan hedendaagse gezangen, aan beurtzangen, aan acclamaties, en dergelijke) veel meer dan vroeger, gewend geraakt aan vrijere ritmen. Wel een vereiste daarbij is, dat u als koor de melodie foutloos voorzingt. Helaas gebeurt dat niet altijd. En toch… óók een éénstemmig gezang moet gerepeteerd worden. Men moet het goed en doorleefd kunnen voorzingen. We vieren immers samen liturgie en daarbij past zeker niet het ons welbekende ‘Jantje van Leiden’.

In de loop van de zeventiende eeuw is de oorspronkelijke versie met zijn typerend ritme in een vaste vierkwartsmaat terecht gekomen. Deze versie van de melodie, te vinden in Gezangen voor Liturgie, is ons beter bekend. Het is misschien wel het meest gezongen Passielied aller tijden.

De uitvoering

De opbouw is in de beide versies vrij overzichtelijk. We zien acht regels, maar we dénken in vier brede zinnen. Dat betekent in de praktijk, dat we niet bij elke regel gaan vertragen en zeker niet, dat we aan het einde van iedere regel gaan rusten. We tillen de melodie over de regel heen. Ervaar, samen met uw dirigent, wat bij elkaar hoort, wat een eenheid vormt. Ga met de melodische lijn mee, er zit een prachtige golfbeweging in.

Maar met de melodische lijn meegaan betekent tevens: beheersing! Maak er geen vals sentiment van, maak niet steeds weer overdreven ‘buikjes’. Haal niet extra uit. Stop er ook geen ‘tranen’ in, daarmee bederft u de melodie, Neem een rustig, niet te traag tempo. Geef, zonder te jakkeren, de melodie een beheerste vaart en stuwing mee. Het geheel mag geen slepende indruk maken. Als u meerdere coupletten na elkaar zingt, haal er dan de ‘stroom’ niet uit door op het eind van ieder couplet te vertragen.

Maak de melodie ook niet nodeloos zwaar, door steeds op woordaccenten te gaan zitten. Pak de eerste noot van regel 2, 4, 6, 8, voorzichtig op, zonder daarbij lelijke ‘lijmverbindingen’ te maken met de laatste noot van regel 1, 3, 5, 7.

Tenslotte, pas bij bekende melodieën vooral op voor slordig, onverzorgd zingen.

De tekst

Sinds 1610 zijn er telkens weer nieuwe teksten onder ‘onze’ melodie geplaatst. Wij zullen ons beperken tot de tekst O Haupt voll Blut und Wunden.

De man die deze alom bekende tekst in 1656 heeft geschreven is de dichter Paul Gerhardt (1607–1676). Begonnen als huisonderwijzer werd hij later predikant en ontpopte hij zich als een van de belangrijkste dichters van geestelijke liederen. De inhoud van zijn tekst vinden we in Gezangen voor Liturgie in een meer samengebalde vorm, terwijl we in het Liedboek voor de Kerken de gedachten over zeven strofen zien verdeeld.

Zou ik vrij zijn om uit beiden te kunnen kiezen, dan zou mijn voorkeur uitgaan naar de zeven strofen van J.W. Schulte Nordholt. Waarom? Omdat zijn tekst het meest aansluit bij da oorspronkelijke tekst van Paul Gerhardt, maar vooral vanwege de knappe herdichting.

Gezangen voor Liturgie

O Hoofd vol bloed en wonden,
met smaad gedekt en hoon,
O godd’lijk Hoofd omwonden
met scherpe doornenkroon!
O Gij, die and’re kronen
en glorie waardig zijt;
Ik wil mijn hart U tonen,
dat met U medelijdt.

Mijn God, die zonder klagen
het zwaarste hebt doorstaan;
al wat Gij hadt te dragen
wie heeft het U gedaan!
Wee mij, die voor de zonden
het hoogste goed verliet!
O, om uw bloed en wonden,
verstoot mij, zondaar, niet!

O Hoofd, vol bloed en wonden,
O Gods onschuldig Lam,
dat voor der mensen zonden
de schulden op zich nam!
Wat zal ik U dan geven
voor zoveel smaad en smart?
Heer, neem mijn korte leven,
Heer, neem mijn schamel hart!

En als ik eens moet strijden
mijn allerlaatste strijd,
wil ik nog eens belijden,
dat Gij mijn Heiland zijt.
O hoofd, vol bloed en wonden,
O Hoofd, vol smart en smaad!
Wees in die laatste stonden
mijn hoogste toeverlaat.

Liedboek voor Kerken
O hoofd vol bloed en wonden,
bedekt met smaad en hoon,
o hoofd zo wreed geschonden,
uw kroon een doornenkroon,
o hoofd eens schoon en heerlijk
en stralend als de dag,
hoe lijdt Gij nu zo deerlijk!
Ik groet U vol ontzag.

O hoofd zo hoog verheven,
o goddelijk gelaat,
waar werelden voor beven,
hoe bitter is uw smaad!
Gij, eens in ’t licht gedragen,
door engelen omstuwd,
wie heeft U zo geslagen
gelasterd en gespuwd?

O Heer uw smaad en wonden,
ja alles wat Gij duldt,
om mij is het, mijn zonden,
mijn schuld, mijn grote schuld.
O God, ik ga verloren
om wat ik heb gedaan,
als Gij mij niet wilt horen.
Zie mij in liefde aan.

Houdt Gij mij in uw hoede,
Gij die uw schapen telt,
o bron van al het goede,
waaruit mijn leven welt.
Gij die mijn ziel wilt laven
met liefelijke spijs,
Gij overstelpt met gaven
tot in het paradijs.

Ik dank U o mijn vrede,
mijn God die met mij gaat,
voor wat Gij hebt geleden
aan bitterheid en smaad.
Geef dat ik trouw mag wezen,
want Gij zijt trouw en goed.
ik volg U zonder vrezen
wanneer ik sterven moet.

Wanneer ik eens moet heengaan
ga Gij niet van mij heen,
laat mij dan niet alleen gaan
niet in de dood alleen.
Wees in mijn laatste lijden,
mijn doodsangst, mij nabij.
O God, sta mij terzijde,
die lijdt en sterft voor mij.

Wees Gij om mij bewogen
en troost mijn angstig hart.
Voer mij uw beeld voor ogen,
gekruisigde, uw smart.
Dan zal ik vol vertrouwen,
gelovig en bewust,
uw aangezicht aanschouwen.
Wie zo sterft, sterft gerust.

Toepassing

Bij het zoeken naar de bruikbaarheid in vieringen, zou men aan de volgende mogelijkheden kunnen denken, zonder uit te sluiten dat er nog verschillende andere zijn.
1. Uw kroon, een doornenkroon – geeseling en kroning met doornen
2. geslagen, gelasterd, gespuwd – bespotting bij net Sanhedrin
3. mijn schuld, mijn grote schuld – verloochening door Petrus
4. laven met liefelijke spijs – instelling van de Eucharistie
5. geef dat ik trouw mag wezen – de leerlingen vluchten
6. /7 laat mij dan niet alleen gaan – sterven in Christus

Men kan een strofenlied tijdens een viering natuurlijk steeds in zijn geheel laten zingen. Maar eens kijken naar de toepasbaarheid van bepaalde strofen lijkt mij zinniger. Men kan er dan ook eens naar verwijzen in de inleiding op de lezing of tijdens de preek. En zelfs zou ik mij kunnen voorstellen, dat de tekst, alvorens deze gezongen wordt, door iemand per strofe wordt voorgelezen. Men weet (nog beter) wat men zingt.

Meerstemmige zettingen

In de serie ZANG en TEGENZANG vindt u de volgende mogelijkheden
T 109 2 st. zetting voor ST, AB of TS met orgelbegeleiding – Kees de Wijs
T 106 3st. zetting voor SAT zonder orgel – Nico de Goede
T 112 3st. zetting voor STB orgel ad libitum – Kees de Wijs
T 111 4st. zetting voor SATB zonder orgel – J.S. Bach

Orgel

Dank zij de hulp van Flip Veldmans kan ik u rond het lied nog wat orgelliteratuur aanbieden.

Bij de ritmische versie: Johann Pachelbel (1653–1706) ‘Herzlich tut mich verlangen’ koraal met zeven manualiter variaties. ed. Barenreiter 1016 band 4, ook in de serie Oude Meesters, ed. Harmonia.

Bij de andere versie:
1. D. Buxtehude (1637–1707) ‘Ach Herr, mich armen Sünder’ Trio op 2 klavieren en pedaal met uitkomende stem. ed. Hansen 3928, band 4
2. G.Ph. Telemann (1681–1767) ‘Ach Herr, mich armen Sünder’ 2 manualiter stukken. ed. Bärenreiter 3581, band 1
3. J. Pachelbel (1653–1706) ‘Ach Herr, mich armen Sünder’ 2 manualiter stukken. ed. Bärenreiter 287, band 3
4. J.G. Walther (1684–1748) ‘Herzlich tut mich verlangen’ manualiter ed. Harmonia, serie Oude Meesters deel I
5. J.G. Walther (1684–1748) ‘O Haupt voll Blut und Wunden’ manuaal en pedaal. ed. Oxford Un. Press, serie Seasonal Chorale Preludes with pedals, band I.
6. J.S. Bach (1685–1750) ‘Herzlich tut mich verlangen’ 2 klavieren en pedaal, uitkomende stem. ed. Bärenreiter 145, Orgelbuchlein én ed. Peters 244 A, band 5.
7. J.C. Kittel (1732–1809) ‘Herlich tut mich verlangen’ manualiter. ed. Oxford Un. Press, serie Seasonal Chorale Preludes for manual only, band I.
8. Max Reger (1873–1916) ‘O Haupt voll Blut und Wunden’ manuaal en pedaal. ed. Peters 3980, 30 kleine Choralvorspiele op 135 a.

Jubilate 24, 1 (januari 1991)

Th. Klaus

Zoals u weet, ontstond de melodie als drager van de minnetekst ‘Mein G’müt ist mir verwirret’. Zowel de tekst als de melodie zijn van de hand van Hans Leo Hassler, een Duitse componist, die leefde van 1564 tot 1612. Hij was de zoon van een organist, studeerde onder andere in Venetië bij Andrea Gabriëli, was enige tijd werkzaam in Praag aan het hof van Keizer Rudolf II en werd later aangesteld als cantor-organist in zijn geboorteplaats Neurenberg.

Rond 1610–1615 zien we dat de melodie van dit wereldlijke lied voor de eerste maal gebruikt gaat worden als drager van een geestelijke tekst. De nieuwe tekst laat ons uitzien naar een zalige dood. Van minnelied wordt het nu een dodenlied, een opmerkelijke wending! Immers, geschapen om uitdrukking te geven aan liefde en tederheid, is deze melodie geworden tot drager van doods gedachten.

Nog vele andere teksten zullen er in de loop der jaren onder deze melodie worden geplaatst en, zover ik weet, gaat de inhoud van de tekst steeds weer over lijden, over dood. Heeft de melodie dat dan misschien in zich?

De melodie

oen Hans Leo Hassler de melodie componeerde, zag deze er nog niet uit zoals de meesten van u hem kennen, of zoals bijvoorbeeld J.S. Bach hem zo vaak gebruikt heeft. Als u onderstaande melodie bekijkt, valt meteen het afwijkende ritmisch patroon op. Omdat deze oorspronkelijke ritmiek zo interessant is, en ook, omdat u deze authentieke versie zult aantreffen in het Liedboek voor de Kerken en in de ICLZ uitgaven in België, wil ik u graag met beide laten kennismaken.

U ziet dat de oorspronkelijke melodie geschreven is in een 2- en 3-delig ritme, terwijl de ons meest vertrouwde versie alleen het 2-delig ritme heeft. Bij verdere vergelijking zult u ook bemerken dat het middendeel ritmisch identiek is, terwijl het eerste en het laatste deel bij beide verschillende ritmische lengten hebben. Al zingende zult u ervaren welk het een rijkdom deze oudste versie in zich heeft.

U denkt, dat het moeilijk zal zijn om de melodie in zijn ‘originele’ vorm te zingen of te laten zingen? Laat u niet afschrikken. Koorleden, maar ook onze gemotiveerde kerkgangers, kunnen veel meer aan dan wel eens gedacht wordt. Bovendien is men sinds enige jaren, dank zij een verrijking van het liturgisch repertoire (denk aan hedendaagse gezangen, aan beurtzangen, aan acclamaties, en dergelijke) veel meer dan vroeger, gewend geraakt aan vrijere ritmen. Wel een vereiste daarbij is, dat u als koor de melodie foutloos voorzingt. Helaas gebeurt dat niet altijd. En toch… óók een éénstemmig gezang moet gerepeteerd worden. Men moet het goed en doorleefd kunnen voorzingen. We vieren immers samen liturgie en daarbij past zeker niet het ons welbekende ‘Jantje van Leiden’.

In de loop van de zeventiende eeuw is de oorspronkelijke versie met zijn typerend ritme in een vaste vierkwartsmaat terecht gekomen. Deze versie van de melodie, te vinden in Gezangen voor Liturgie, is ons beter bekend. Het is misschien wel het meest gezongen Passielied aller tijden.

De uitvoering

De opbouw is in de beide versies vrij overzichtelijk. We zien acht regels, maar we dénken in vier brede zinnen. Dat betekent in de praktijk, dat we niet bij elke regel gaan vertragen en zeker niet, dat we aan het einde van iedere regel gaan rusten. We tillen de melodie over de regel heen. Ervaar, samen met uw dirigent, wat bij elkaar hoort, wat een eenheid vormt. Ga met de melodische lijn mee, er zit een prachtige golfbeweging in.

Maar met de melodische lijn meegaan betekent tevens: beheersing! Maak er geen vals sentiment van, maak niet steeds weer overdreven ‘buikjes’. Haal niet extra uit. Stop er ook geen ‘tranen’ in, daarmee bederft u de melodie, Neem een rustig, niet te traag tempo. Geef, zonder te jakkeren, de melodie een beheerste vaart en stuwing mee. Het geheel mag geen slepende indruk maken. Als u meerdere coupletten na elkaar zingt, haal er dan de ‘stroom’ niet uit door op het eind van ieder couplet te vertragen.

Maak de melodie ook niet nodeloos zwaar, door steeds op woordaccenten te gaan zitten. Pak de eerste noot van regel 2, 4, 6, 8, voorzichtig op, zonder daarbij lelijke ‘lijmverbindingen’ te maken met de laatste noot van regel 1, 3, 5, 7.

Tenslotte, pas bij bekende melodieën vooral op voor slordig, onverzorgd zingen.

De tekst

Sinds 1610 zijn er telkens weer nieuwe teksten onder ‘onze’ melodie geplaatst. Wij zullen ons beperken tot de tekst O Haupt voll Blut und Wunden.

De man die deze alom bekende tekst in 1656 heeft geschreven is de dichter Paul Gerhardt (1607–1676). Begonnen als huisonderwijzer werd hij later predikant en ontpopte hij zich als een van de belangrijkste dichters van geestelijke liederen. De inhoud van zijn tekst vinden we in Gezangen voor Liturgie in een meer samengebalde vorm, terwijl we in het Liedboek voor de Kerken de gedachten over zeven strofen zien verdeeld.

Zou ik vrij zijn om uit beiden te kunnen kiezen, dan zou mijn voorkeur uitgaan naar de zeven strofen van J.W. Schulte Nordholt. Waarom? Omdat zijn tekst het meest aansluit bij da oorspronkelijke tekst van Paul Gerhardt, maar vooral vanwege de knappe herdichting.

Gezangen voor Liturgie

O Hoofd vol bloed en wonden,
met smaad gedekt en hoon,
O godd’lijk Hoofd omwonden
met scherpe doornenkroon!
O Gij, die and’re kronen
en glorie waardig zijt;
Ik wil mijn hart U tonen,
dat met U medelijdt.

Mijn God, die zonder klagen
het zwaarste hebt doorstaan;
al wat Gij hadt te dragen
wie heeft het U gedaan!
Wee mij, die voor de zonden
het hoogste goed verliet!
O, om uw bloed en wonden,
verstoot mij, zondaar, niet!

O Hoofd, vol bloed en wonden,
O Gods onschuldig Lam,
dat voor der mensen zonden
de schulden op zich nam!
Wat zal ik U dan geven
voor zoveel smaad en smart?
Heer, neem mijn korte leven,
Heer, neem mijn schamel hart!

En als ik eens moet strijden
mijn allerlaatste strijd,
wil ik nog eens belijden,
dat Gij mijn Heiland zijt.
O hoofd, vol bloed en wonden,
O Hoofd, vol smart en smaad!
Wees in die laatste stonden
mijn hoogste toeverlaat.

Liedboek voor Kerken
O hoofd vol bloed en wonden,
bedekt met smaad en hoon,
o hoofd zo wreed geschonden,
uw kroon een doornenkroon,
o hoofd eens schoon en heerlijk
en stralend als de dag,
hoe lijdt Gij nu zo deerlijk!
Ik groet U vol ontzag.

O hoofd zo hoog verheven,
o goddelijk gelaat,
waar werelden voor beven,
hoe bitter is uw smaad!
Gij, eens in ’t licht gedragen,
door engelen omstuwd,
wie heeft U zo geslagen
gelasterd en gespuwd?

O Heer uw smaad en wonden,
ja alles wat Gij duldt,
om mij is het, mijn zonden,
mijn schuld, mijn grote schuld.
O God, ik ga verloren
om wat ik heb gedaan,
als Gij mij niet wilt horen.
Zie mij in liefde aan.

Houdt Gij mij in uw hoede,
Gij die uw schapen telt,
o bron van al het goede,
waaruit mijn leven welt.
Gij die mijn ziel wilt laven
met liefelijke spijs,
Gij overstelpt met gaven
tot in het paradijs.

Ik dank U o mijn vrede,
mijn God die met mij gaat,
voor wat Gij hebt geleden
aan bitterheid en smaad.
Geef dat ik trouw mag wezen,
want Gij zijt trouw en goed.
ik volg U zonder vrezen
wanneer ik sterven moet.

Wanneer ik eens moet heengaan
ga Gij niet van mij heen,
laat mij dan niet alleen gaan
niet in de dood alleen.
Wees in mijn laatste lijden,
mijn doodsangst, mij nabij.
O God, sta mij terzijde,
die lijdt en sterft voor mij.

Wees Gij om mij bewogen
en troost mijn angstig hart.
Voer mij uw beeld voor ogen,
gekruisigde, uw smart.
Dan zal ik vol vertrouwen,
gelovig en bewust,
uw aangezicht aanschouwen.
Wie zo sterft, sterft gerust.

Toepassing

Bij het zoeken naar de bruikbaarheid in vieringen, zou men aan de volgende mogelijkheden kunnen denken, zonder uit te sluiten dat er nog verschillende andere zijn.
1. Uw kroon, een doornenkroon – geeseling en kroning met doornen
2. geslagen, gelasterd, gespuwd – bespotting bij net Sanhedrin
3. mijn schuld, mijn grote schuld – verloochening door Petrus
4. laven met liefelijke spijs – instelling van de Eucharistie
5. geef dat ik trouw mag wezen – de leerlingen vluchten
6. /7 laat mij dan niet alleen gaan – sterven in Christus

Men kan een strofenlied tijdens een viering natuurlijk steeds in zijn geheel laten zingen. Maar eens kijken naar de toepasbaarheid van bepaalde strofen lijkt mij zinniger. Men kan er dan ook eens naar verwijzen in de inleiding op de lezing of tijdens de preek. En zelfs zou ik mij kunnen voorstellen, dat de tekst, alvorens deze gezongen wordt, door iemand per strofe wordt voorgelezen. Men weet (nog beter) wat men zingt.

Meerstemmige zettingen

In de serie ZANG en TEGENZANG vindt u de volgende mogelijkheden
T 109 2 st. zetting voor ST, AB of TS met orgelbegeleiding – Kees de Wijs
T 106 3st. zetting voor SAT zonder orgel – Nico de Goede
T 112 3st. zetting voor STB orgel ad libitum – Kees de Wijs
T 111 4st. zetting voor SATB zonder orgel – J.S. Bach

Orgel

Dank zij de hulp van Flip Veldmans kan ik u rond het lied nog wat orgelliteratuur aanbieden.

Bij de ritmische versie: Johann Pachelbel (1653–1706) ‘Herzlich tut mich verlangen’ koraal met zeven manualiter variaties. ed. Barenreiter 1016 band 4, ook in de serie Oude Meesters, ed. Harmonia.

Bij de andere versie:
1. D. Buxtehude (1637–1707) ‘Ach Herr, mich armen Sünder’ Trio op 2 klavieren en pedaal met uitkomende stem. ed. Hansen 3928, band 4
2. G.Ph. Telemann (1681–1767) ‘Ach Herr, mich armen Sünder’ 2 manualiter stukken. ed. Bärenreiter 3581, band 1
3. J. Pachelbel (1653–1706) ‘Ach Herr, mich armen Sünder’ 2 manualiter stukken. ed. Bärenreiter 287, band 3
4. J.G. Walther (1684–1748) ‘Herzlich tut mich verlangen’ manualiter ed. Harmonia, serie Oude Meesters deel I
5. J.G. Walther (1684–1748) ‘O Haupt voll Blut und Wunden’ manuaal en pedaal. ed. Oxford Un. Press, serie Seasonal Chorale Preludes with pedals, band I.
6. J.S. Bach (1685–1750) ‘Herzlich tut mich verlangen’ 2 klavieren en pedaal, uitkomende stem. ed. Bärenreiter 145, Orgelbuchlein én ed. Peters 244 A, band 5.
7. J.C. Kittel (1732–1809) ‘Herlich tut mich verlangen’ manualiter. ed. Oxford Un. Press, serie Seasonal Chorale Preludes for manual only, band I.
8. Max Reger (1873–1916) ‘O Haupt voll Blut und Wunden’ manuaal en pedaal. ed. Peters 3980, 30 kleine Choralvorspiele op 135 a.