Zingen tijdens de offerande

Als we de periodiek verschijnende Koorinformatie, een uitgave van Gooi en Sticht, doorbladeren, zullen we bij de Nederlandse gezangen tevergeefs zoeken naar suggesties voor een offerandezang. Wél worden er voorstellen gedaan voor liederen bij het evangelie, waarover in het Algemeen Statuut van het Romeins Missaal in het geheel niet gesproken wordt. Ook in een veel gebruikte bundel als ‘Gezangen voor Liturgie’ (GvL) zoeken we vrijwel tevergeefs naar specifieke offerandeliederen.

Adriaan van Roode

Oorspronkelijk verschenen in Jubilate september 2007

Het Algemeen Statuut

Dit officiële kerkelijke document zegt over de offerandezang: “Een gezang bij de offerande begeleidt de processie waarin de gaven worden aangebracht; het gezang duurt minstens totdat de gaven op het altaar geplaatst zijn. De normen voor de wijze van zingen zijn dezelfde als die voor het gezang bij de intrede. Altijd kan een gezang de ritus bij de offerande begeleiden, ook zonder processie met de gaven.”(nr. 74)

Evenals de intredezang (Jubilate, oktober 2006) en de zang onder de communie (Jubilate, mei 2007) gaat het hier dus over een gezang dat een processie hoort te begeleiden. In tegenstelling tot de eerstgenoemde processiezangen vermeldt het Statuut bij de offerandezang echter geen specifieke functies, terwijl er bovendien geen suggesties of voorbeelden worden gegeven. Wél wordt nu duidelijk dat bij ons in veel kerken de offerandezang niet op het juiste moment gezongen wordt. Veelal wordt pas helemaal aan het einde van de ritus een offerandelied gezongen.

Oorsprong en herstel van de offergang

In Handelingen 2,46 wordt een ideaal, haast idyllisch beeld geschetst van de eerste christelijke gemeente in Jeruzalem: “Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde.”

Een heel ander beeld schetst ons Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs (1 Kor. 20-22): “U komt niet samen om de maaltijd van de Heer te vieren. Van wat u hebt meegebracht eet u alleen zelf, zodat de een honger heeft en de ander dronken is. Hebt u soms geen eigen huis waar u kunt eten en drinken? Of veracht u de gemeente van God en wilt u de armen onder u vernederen?”

Aanvankelijk werd de maaltijd des Heren gehouden als een gemeenschappelijke maaltijd, de agapè. Hierbij was geen sprake van een ritus van aandragen van brood en wijn: alles stond al op tafel. In de loop van eerste eeuwen vond geleidelijk een ontkoppeling plaats tussen maaltijd en eucharistie. De gelovigen namen naar vermogen gaven in natura mee naar de bijeenkomst. Deze gaven ten behoeve van de armen en voor het levensonderhoud van de clerus werden ingezameld en later verdeeld door de diakens. Na de woorddienst werd een klein gedeelte van de gaven in een processie van alle deelnemers aan de viering naar de tafels gebracht waaraan de eucharistie gevierd zou gaan worden. Hieruit is de ritus van de offergang gegroeid, die begeleid werd door het zingen van een toepasselijke psalm. Deze psalm werd in de loop van de tijd teruggebracht tot enkele verzen die afwisselend met een antifoon gezongen werden. In ons Graduale Romanum is hiervan alleen nog de antifoon, het Offertorium, overgebleven. Het nieuwe Graduale Simplex geeft bij de Antiphona ad offertorium na de antifoon weer enkele psalmverzen.

Na het jaar 1000 raakte de offergang in onbruik. Er ontstond een ritus, samengesteld uit allerlei vormen en formules, waarin de oorspronkelijke offeranderitus maar moeilijk in te herkennen was. Gelukkig is na het Tweede Vaticaanse Concilie de offergang weer in ere hersteld. Daar is echter in veel Nederlandse kerken, in tegenstelling tot bijvoorbeeld. kerken in België, weinig van te merken! Heel vaak wordt de offergang gewoon achterwege gelaten. Dat is liturgisch gezien zonder meer een gemiste kans. Bovendien wordt aan de vierende gelovigen een zeer betekenisvolle ritus onthouden, waarover later meer in dit artikel.

De offergang moet overigens niet verward worden met de collecte. Die gaat aan de offergang vooraf en kan heel goed worden begeleid door orgelspel. Het Statuut zegt over het aandragen van de gaven: “… het verdient aanbeveling dat het brood en de wijn door de gelovigen worden aangeboden; de priester of de diaken neemt ze op een geschikte plaats in ontvangst om ze naar het altaar te brengen.” Over gaven van andere aard wordt gezegd: “Ook geld of andere giften die door de gelovigen voor de armen of voor de kerk worden aangeboden of in de kerk verzameld, worden aanvaard; zij worden daarom op een geschikte plaats buiten de eucharistische tafel neergelegd.” (nr. 73)

Betekenis van de offergang

In hun boekje ‘“Tot glorie van uw naam”. De zondagse eucharistieviering’ schrijven Cees Janssens en Nico Wesselingh in relatie tot de offergang: “In vroeger tijden brachten de gelovigen zelf het brood en de wijn voor de eucharistie van huis mee. Een veelbetekend gebaar waarin met het eigen leven om zo te zeggen uit handen gaf, om het door de Heer te laten nemen, te laten omvormen. … De teksten van het huidige ritueel spreken niet zonder reden over brood en wijn als van ‘de vrucht van de aarde’, ‘de vrucht van de wijnstok’ en ‘het werk van onze handen’. Liturgie raakt hier aan het dagelijks leven, en omgekeerd; ons ons gewone bestaan treedt hier de liturgie binnen. Goede liturgie kan niet zonder deze verbintenis… Liturgische katechese kan soms nog beter in daden dan in woorden worden gegeven.”

Ook de beweging van de processie van gelovigen naar de priester heeft een diepere betekenis, die ons naar de kern van het liturgisch mysterie voert: God, vertegenwoordigd door de priester, verwacht dat wij naar Hem toekomen; Hij heeft ons overstelpt met zijn gaven en spoort ons aan om Hem een symbolisch deel ervan aan te bieden als dank voor zijn weldaden. Deze gaven worden echter vooral aangeboden in plaats van de aanbieders zelf: door ze naar de priester te brengen geven de gelovigen aan dat zij zichzelf in vertrouwen overgeven in de handen van God. Zo brengt de offergang een ontmoeting van God met zijn volk tot uitdrukking.

Liederen tijdens de offergang

Zoals eerder gezegd, vinden we in veel gebruikte bundels en in vaak geraadpleegde suggesties vrijwel geen liederen, specifiek geschreven voor het begeleiden van de offergang. Een prachtig offerandelied, waarin de diepere betekenis van de offergang schitterend wordt verwoord, is ‘Wat mensen doen, wie mensen zijn’, geschreven door Sytze de Vries bij gelegenheid van het 125-jarig jubileum van de Nederlandse Sint-Gregoriusvereniging. De muziek is van Christiaan Winter. U vindt het eerste couplet en het refrein ervan bij de muziekvoorbeelden.

Ook responsoriaal gezongen psalmen kunnen uitstekend dienst doen. Als voorbeeld wordt hier de antifoon gegeven van psalm 116 op muziek van J. Valkestijn in de vertaling van A. Bronkhorst. De psalmverzen (12-18) kunnen meerstemmig gezongen worden door het koor, terwijl het volk de antifoon herhaalt. Naar gelang de bezetting en de kwaliteit van het koor kunnen psalmen op verschillende manieren worden gezongen. (Jubilate, januari 2006, p. 7-8) Zeer geschikt is ook antwoordpsalm 96I uit Gezangen voor Liturgie, waarin te tekst voorkomt: “Eert de Heer om zijn heerlijke naam: draagt dan uw gaven Hem aan”.

Met enig zoeken zijn dus wel geschikte gezangen te vinden. Gezangenbundels uit Duitstalige landen als Zwitserland (Katholisches Gesangbuch) en Duitsland (Gotteslob) bevatten bij de Messgesänge gewoon een aantal liederen ‘zur Gabenbereitung’. Misschien komt het bij ons ook nog wel eens zo ver…

De normen voor het gezang dat de offergang of, bij het niet plaatsvinden daarvan, de ritus bij de offerande begeleidt, zijn dezelfde als die voor de intredezang. Dat houdt in dat de psalm of het gezang dient overeen te stemmen met de handeling of met de aard van de liturgische dag of tijd. De beide laatste normen verruimen de keuzemogelijkheden uiteraard aanzienlijk. Ook een passend meerstemmig motet kan dienen ter begeleiding van de ritus bij de offerande. Zo’n motet is uiteraard minder geschikt om gezongen te worden tijdens de offergang. Staande blijft dat onze vieringen veel aan liturgische waarde en betekenis zouden winnen als de offergang in veel meer van onze kerken een vast onderdeel zouden vormen van de zondagsvieringen, begeleid door een alleszins passend gezang.

Getagd , .