Verschenen in Jubilate 17,3 (september 1984)
door fr. Nico Wesselingh o.s.b.
De beste manier
Alweer aan aantal jaren geleden verscheen er in ons land een losbladig altaarmissaal, verzorgd door een bekende uitgeverij op het gebied van liturgie. Over het antwoord op de Voorbede stond daarin het volgende:
Er zijn drie mogelijkheden: of men houdt een korte stilte tussen de verschillende gebedsintenties, of men zingt een bijpassend antwoord, of men zingt hier het Kyrie.
Dat is eigenlijk geen beste regeling, die hier werd voorgesteld. Velen hebben, waarschijnlijk ook omdat het gemakkelijk was, het eerste voorgestelde gebruik ingevoerd: stilte tussen de beden. Maar eigenlijk is dat niet juist. Natuurlijk moet er stilte, moeten er momenten van stilte zijn in onze vieringen, en we doen dat nog te weinig. Maar het lijkt zonder meer duidelijk dat dit niet het aangewezen moment voor stilte is. Want het formuleren van intenties (Bidden wij voor…) is nog maar de vingeroefening, de inleiding op het eigenlijke gebed. Het echte gebed wordt gevormd door de roep (ja, echt waar) van het volk. Bidden is, vooral hier, niet een mooie formulering van theologisch verantwoorde ideeën, maar gewoon een hartekreet van de gelovigen. Waar gebeden wordt voor de noden van onze tijd (om geloofsverdieping in de Kerk, om meer vrede in onze wereld etc.) daar moet ons hart zich zo verbonden weten met deze wensen, dat het als vanzelf begint te roepen: Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. Gebeurt dit niet, houdt men stilte in acht, dan brengt men de rol van de geloofsgemeenschap op dit bijna essentiële moment terug tot zwijgen. De beste manier, in alle vieringen, is dus: een echte roep inlassen. Vanuit het hart roepen tot de Heer, die onze noden kan verlichten.
Kort maar krachtig
Dit antwoord kan men in de beste zin dus een acclamatie noemen. Het is een roepen tot God, opgeroepen vanuit de nood die in de formulering wordt aangedragen. Dit goed in acht nemen betekent veel: de intenties mogen geen lange verhalen worden, waarbij de luisterende gelovige halverwege al niet meer weet wat in het begin gezegd is. De intenties moeten verkondigd worden aangedragen door de lector.
Dat is een hele kunst apart. En de woordkeuze is vaak van eminent belang om een stuk geladenheid in de tekst te krijgen. Ga d’r maar aan staan.
Daarnaast is het van belang, dat het antwoord geen langgerekte, onduidelijke ver versluierende zaak wordt. Gelukkig hebben we enkele, algemeen gebruikte goede voorbeelden. Waar hoort men niet het: Heer onze God, wij bidden U verhoor ons. In deze regel zit eigenlijk alles: Het herhaalde aanroepen van God, de roep om verhoring. De tekst is ritmisch genoeg om er muzikaal het nodige mee te kunnen doen: men kan het scanderen in binair ritme.
Variatie
Wil men voorkomen dat veel zaken in onze liturgie afslijten, dan is het zaak afwisseling te brengen. Welnu, in veel parochies wordt nauwelijks meer aan acclamaties gebruikt op de voorbede, dan die ene bovengenoemde. Vanaf deze plaats zou ik met aandrang willen pleiten voor afwisseling in het antwoord. Waarom zouden we het niet zEo proberen te doen, dat elke tijd van het Liturgisch jaar zijn eigen roep bij de voorbede heeft. Als we dat een tijd lang volhouden, gaat de melodie van zo’n liturgische tijd ook een rol spelen in de herkenning: ah, de Advent is weer begonnen, want nu zingen we dat antwoord weer. Het heeft bovendien het voordeel, dat elk van die antwoorden een tijd achter elkaar wordt gebruikt, zodat ook minder muzikale mensen in de kerk eraan kunnen wennen.
Daarom ben ik zo vrij (je kunt niet concreet genoeg zijn, zei me laatst iemand) om hieronder een aantal antwoorden op de voorbede te geven, met een aanduiding van liturgische tijd waarin die goed zou kunnen passen. Natuurlijk kan het ook anders, maar je kunt moeilijk eerst een enquête houden over alle mogelijke verdelingen. Dat enkele van deze antwoorden van eigen hand zijn, moet u me maar niet kwalijk nemen: er zijn er niet zoveel in omloop. Wie een aantal goedbruikbare antwoorden kent die hier niet worden genoemd, mag ze opzenden naar de redaktie. Misschien komen we dan nog eens op dit onderwerp terug.
Voorbeelden
Eerst enkele Gregoriaanse antwoorden. Wellicht zijn er parochies waarin men liever een Gregoriaans antwoord zingt, als in de Mis ook veel Gregoriaans wordt gezongen. lk geef er drie. De laatste heeft iets minder mijn voorkeur, want in de eerste twee komt ook bij het antwoord nog een ‘ro|ver deling’ te pas. De cantor, of het koor, zingt de aanheft, allen geven antwoord. De melodieën zijn redelijk bekend.
Dan de Nederlandstalige antwoorden. Ze spreken qua tekst en melodie dacht ik zo voor zichzelf, dat verdere uitleg eigenlijk niet nodig is. Dus geven we die ook niet.
Tot slot nog dit: er wordt in deze tijd veel de nadruk gelegd op het creatief bezig zijn in de liturgie. Er zijn gebieden waarop men soms creatief is (ik denk aan het maken van ‘eigen’ Eucharistische gebeden), terwijl dat beter aan vakmensen kan worden overgelaten.
Maar het invoeren van wat nieuwe melodieën bij de voorbede, is een zaak die in elke parochie mogelijk moet zijn, tot vreugde lijkt me van priester, lector, koor en gelovigen. En dat lijkt ons heel positief.