‘Als uw woord opengaat, wordt het licht’ (Psalm 119 (118), 130)

De dienst van het woord

De tijd dat we het eerste deel van de Eucharistieviering met de naam ‘voormis’ aanduidden ligt al weer ver achter ons. Door toedoen van het Tweede Vaticaans Concilie is de ‘voormis’ gepromoveerd. Sinds die tijd spreken we van ‘de dienst van het woord’ of kortweg ’de woorddienst’. Een nieuwe benaming wijst altijd op een veranderde visie en een daarmee gepaard gaande verandering in de beleving. Zo ook hier. Bovendien bevinden we ons met dit alles op een terrein waar de liturgische vernieuwingen misschien wel het meest ingrijpend zijn geweest. Daarmee is dan niet de overgang van Latijn naar Nederlands bedoeld, hoe belangrijk deze ook is, maar eerder de geweldige ommekeer die er in de waardering voor het woord van de Schrift is gegroeid, zoals dat in de liturgische samenkomst functioneert. Of minstens zou moeten functioneren. Vriend en vijand zijn het er immers over eens dat we in de praktijk nog lang niet altijd hebben bereikt wat op papier al twintig jaar een feit is.

Eerder verschenen in Jubilate 17,1 (16,4), januari 1984

door Cees Janssens

Een woord om van te leven

De wat stiefmoederlijk behandelde ‘voormis’ maakte plaats voor een gelijkberechtigde ‘dienst van het woord‘. Gelijkberechtigd waarmee? Het antwoord op deze vraag is te vinden in de liturgische boeken. Zo lezen we bijvoorbeeld in de Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, onder nr. 8 het volgende: ‘De mis bestaat in zekere zin uit twee delen, n.l. de dienst van het woord en die van de eucharistie, die zó nauw met elkaar verbonden zijn, dat ze één daad van eredienst uitmaken’. De dienst van het woord is als het ware opgetild tot het niveau van het sacrament, de eucharistie. Wanneer we de aangehaalde tekst verder lezen dan wordt een en ander nog duidelijker: ‘Want’, zo staat er, ‘in de mis wordt de tafel bereid zowel van het woord Gods als van Christus’ Lichaam, waaraan de gelovigen worden onderricht en gevoed’. Twéé tafels, die van het woord en die van het Brood. Aan beide ontvangen de gelovigen voedsel voor hun leven als christen. Een gedachte overigens, bijna zo oud als de Bijbel zelf, al uitgesproken in Deuteronomium 8,3 en letter- lijk geciteerd in het Nieuwe Testament: ‘Niet van brood alleen leeft de mens, maar van alles wat uit de mond van God voortkomt’ (Mt. 4,4). Op gelijksoortige wijze spreekt de psalmist: ‘Als uw woord open gaat wordt het licht: het schenkt onwetenden inzicht. lk open gretig mijn mond; in honger naar uw geboden’ (ps. 119(118), 130–131).

Liturgische vormgeving

De gewijzigde visie op de waarde van het Schriftwoord wordt om zo te zeggen in allerhande liturgische vormen vertaald. Een paar voorbeelden ter verduidelijking. De ambo of lezenaar neemt voortaan een centrale plaats in binnen de viering, naast het altaar. Zo komt tot uitdrukking dat er twéé tafels zijn, onderscheiden en toch op elkaar betrokken. Het rooster van de Schriftlezingen is ingrijpend veranderd. Het Oude Testament wordt royaler gebruikt, de Evangelies tenslotte komen in een doorgaande lezing beter tot hun recht. De cyclus van één jaar is er bovendien een van drie jaar geworden. Er is een nieuwe taakverdeling ingevoerd, waarbij de diaken of de priester de evangelielezing verzorgt, en gelovigen uit het kerkvolk – vrouwen of mannen – als lectoren de daaraan voorafgaande lezingen voordragen. Altijd; zonder uitzondering. Zelfs wanneer de Paus voorgaat. In de praktijk wordt nogal eens tegen deze verdeling gezondigd, er zijn nog altijd plaatsen waar men roomser wil zijn dan de Paus.

Woorden die om antwoord vragen

Aparte aandacht moge hier worden gevraagd voor het feit dat het woord van de Schrift altijd een woord is dat een antwoord wil oproepen. Allereerst geven wij dit antwoord door onze manier van leven. Maar we mogen ook reageren door ons woord, een antwoord in de meest letterlijke zin. De vernieuwde liturgie biedt daarvoor verschillende mogelijkheden. Wij wijzen hier alleen op de zogenaamde antwoordpsalm na de eerste lezing. Een kostelijke mogelijkheid om te reageren op wat ons in deze eerste lezing is verkondigd. Er wordt wel ooit beweerd dat de vernieuwing van de liturgie nergens zo geslaagd mag heten als in de keuze van deze antwoordpsalmen. Als dat zo is – en er steekt zeker een groot stuk waarheid in – dan verdient deze antwoordpsalm uitdrukkelijke aandacht. Beter dan welke ‘tussenzang’ ook, kan de antwoordpsalm ons maken tot gelovigen die in gesprek zijn met hun Heer. Woord en wederwoord. Zo gaat dat in het huis van de Vader, en zo is het ook bedoeld.