‘…En maak ons één.’ De voorbereiding op de communie

In de Algemene Inleiding op het Missaal wordt het eucharistisch gebed aangeduid als “het centrum en het hoogtepunt van heel de viering” (nr. 4). In deze lijn doordenkend kunnen wij de communie beschouwen als de bekroning van de viering. Na de uitnodiging ‘neemt, eet, drinkt’ voegen wij de daad bij het woord. Wij eten en drinken van de gaven die de Heer ons aanbiedt. Iedereen van ons weet dat dit communiceren niet onmiddellijk volgt na het ‘amen’ op het eucharistisch gebed.

Jubilate 20, 3 (september 1987)

Cees Janssens

Onze liturgie voegt hier verschillende gebeden en riten in, die een laatste voorbereiding willen zijn op de communie. Tegelijkertijd maken deze woorden en gebaren iets duidelijk van de betekenis van het communiceren. Zij leggen de ‘binnenkant’ ervan als het ware reeds open. Achtereenvolgens gaat het daarbij om het Gebed des Heren: het ‘Onze Vader’, de vredeswens en wet breken van het brood.

Het ‘Onze Vader’

Voordat de gelovigen gaan delen in de gaven des Heren bidden zij het gebed des Heren. Dat is de eeuwen door het vaste gebruik in de kerken ‘all over the world’. Twee beden krijgen daarbij bijzonder relief, een extra klemtoon: ‘geef ons heden ons dagelijks brood’ en ‘vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven’. De Inleiding op het Missaal tekent hierbij aan dat net gaat om “de zuivering van zonden, zodat net heilige werkelijk aan de heiligen gegeven wordt” (nr. 56a). Voor wie het niet weten mocht: ‘de heiligen’, dat zijn ‘de gelovigen’, zij die door het doopsel zijn gaan delen in de heiligheid van hun Heer. Met deze zelfde woorden worden de gelovigen in de kerken van het oosten tot op de dag van vandaag aangesproken: “Het Heilige is voor de heiligen”.

Een viering kan niet uit louter hoogtepunten bestaan. Maar toch, hier
gaat het om een topmoment, een ogenblik van intens gebed, hoorbaar, zichtbaar en voelbaar. Een goede vormgeving is hier onontbeerlijk, evenals een sfeer van aandacht en inkeer. Bidden is ook een heel lijfelijke aangelegenheid. Zingen – in een rustig tempo en met halve stem –, staan, de handen omhooggeheven… het kan wonderen doen.

De vrederitus

In de vrederitus gaan gebed en gebaar samen, het gebed om vrede wordt gevolgd door een gebaar van vrede. Zo luidt althans de theorie. De praktijk is vaak anders. Nergens blijkt de Nederlandse gelovige zo’n houten klaas als hier. De vredeskus in de vorm van een omhelzing of een accolade is practisch uitgestorven, terwijl het kussen buiten het kerkgebouw pathologische vormen dreigt aan te nemen. Een handdruk als gebaar van vrede? Vergeet het maar. In negen van de tien gevallen luidt net parool blijkbaar: ‘aan mijn lijf geen polonaise’.

“Wat net vredesgebaar betreft moeten de bisschoppenconferenties de vorm vaststellen, naar de aard en gewoonte der volkeren” zegt de Algemene Inleiding op het Missaal (nr. 56b). In ons land is er echter niets vastgesteld, en – wat erger is – wordt er nauwelijks iets gepraktiseerd. De oproep uit net missaal: ‘wenst elkaar de vrede’ blijft bijna overal een dode letter.

De lege plaatsen in onze kerken zijn, naar de bevinding van deskundigen, niet alleen het gevolg van geloofsverdamping. Er is meer aan de hand. Gemis aan menselijke warmte en tekort aan voelbare verbondenheid eisen ook hun tol. Aan het weer kunnen wij weinig veranderen, met de praktijk van de vredeswens ligt dat anders.

Het breken van het brood

“De handeling van het breken van het brood, door Christus bij het laatste avondmaal verricht, gaf in de apostolische tijd haar naam aan heel de eucharistische viering. Deze ritus heeft niet slechts een praktische bedoeling, maar betekent ook dat wij die met velen zijn, in de communie één lichaam worden door het deelnemen aan het ene levensbrood da Christus is (1 Kor. 10,17)” (Algemene Inleiding op het Missaal, nr. 56c) De ritus van het brood breken deelt vaak het lot van de vredesgroet, hij is er niet echt. Opnieuw stoten wij op een merkwaardig fenomeen. ‘Breken en delen’ lijkt voor velen nog de enige bruikbare term te zijn om de eucharistie aan te duiden en tegelijkertijd wordt er in de liturgische praktijk nauwelijks iets gebroken. Naar twee kanten worden hier fouten gemaakt. De eucharistie laat zich niet reduceren tot ‘breken en delen’ – denk maar aan de betekenis van het eucharistisch gebed! – en het teken van het breken van het brood kan niet worden gemist. Mogen delen in het éne Brood van de Heer en daardoor één lichaam worden, de ritus van het breken van het brood bedoelt deze geloofswerkelijkheid tot uitdrukking te brengen. Tijdens het breken van het brood wordt “de aanroeping Lam Gods door het koor of de voorzanger gezongen of met luide stem gezegd, terwijl het volk erop antwoordt. Deze aanroeping kan zo lang herhaald worden als de broodbreking duurt” (Algemene Inleiding nr. 56e). Het Lam Gods is een begeleidingszang. Een soort litanie, met een wisselend aantal aanroepingen. En weer moeten we zeggen: dit is de theorie, de praktijk is meestal anders. In veel gevallen begeleidt het Lam Gods een handeling die er niet is. In meerdere opzichten ‘kan’ dat niet. Theoretisch kunnen wij nu twee kanten uit: ofwel het Lam Gods achterwege laten ofwel de broodbreking gaan praktiseren. De laatste oplossing is de enige juist. Zij ligt ook in de lijn van waar het in de eucharistie om is begonnen.

Huiswerk in overvloed

Deze globale bespreking van de voorbereiding op de communie levert ons huiswerk in overvloed op. Vaak wordt de schuld van ongeveer alles wat niet deugt binnen de kerk in de schoenen geschoven van de paus of van de bisschoppen. Dat zal in dit geval niet gaan. Dit huiswerk kan alleen ter plaatse worden gemaakt. Hier zijn wij zelf de eerst verantwoordelijken.