Stemvorming: Psalm 96 (GvL)

Refrein

Deze psalm is een loflied dus zo mag het ook klinken. Vol van klank en heel vitaal. Hoe kunnen we dat realiseren. Antwoord: veel lucht en een goede ademsteun. In de praktijk gaan we als volgt te werk. Het refrein bestaat uit 4 regels. Alleen aan het eind van elke regel halen we adem. Laat de adem goed stromen. Geef niet teveel druk op de eerste drie halve noten, daardoor verliezen we namelijk veel lucht. Blijf de lucht verdelen over heel de zin. Door de ademstroom niet te onderbreken kunnen we een mooi legato zingen.

Cécile Creusen

Jubilate 30, 2 (mei 1997)

In de 2de regel staat het woordje ‘aan’. Zet de tweede noot op dit woord niet opnieuw aan in de keel anders ontstaat ‘aa-haan‘. Laat hier dus de adem doorstromen. Hetzelfde geldt voor ‘les’ van het woord ‘alles’ in de 4de regel.

De inzet van ‘zingt’ in de 3de regel moet met voldoende ademsteun uit de onderbuik ondersteund worden. Met voldoende ademsteun en een open mondstand zal de toon op goede hoogte zijn. Tijdens de dalende lijn die daarop volgt mag de ademsteun niet verslappen anders detoneren we voordat we beneden zijn.

Couplet I

In de coupletten zou ik attent willen maken op wat vervelende sprongen zoals bijvoorbeeld in de 2de regel in ‘aarde alom’ van ‘de’ naar ‘al’ zit een toonafstand van een kwart die ruim moet worden genomen, als tijdens de sprong de mond klaarstaat voor de ruime ‘a’ dan zal dat verder geen probleem zijn. In regel 3, op de woorden ‘zingt de Heer’ waar de toegevoegde verhogingen zijn, is het weer belangrijk dat we weer genoeg ‘ademsteun’ (spanning), in onze onderbuik hebben om die zuiver te nemen. Als de eerste twee maten genoeg steun hebben dan trekken we dat door tot en met ‘naam’. Dan halen we opnieuw adem en zetten we de ‘d" ‘ in en nemen de dalende lijn. Houdt de ademsteun weer vast zodat we zuiver een octaaf kunnen dalen.

Couplet 2

De ademsteun blijft natuurlijk gelden voor de hele psalm en alles wat wij nog in ons verder leven zullen zingen. In dit couplet zit nog een addertje onder het gras. Namelijk het woord ‘buigt‘ in regel 4. Laat het niet te ver naar beneden buigen zodat we te laag uitkomen. Ook hier kan de adem ons helpen.

Couplet 3

De moeilijkheid hier zit in de 3de regel. 4 repeterende ‘c" ‘. Adem voor het woord ‘Vader’, eind 2de regel, zing dan door tot en met ‘heilige Geest’. Ontspan tijdens de volgende ademhaling volledig de onderbuik zodat we weer een goede ademsteun kunnen opbouwen voor de inzet van de volgende ‘c" ’ op het woord ‘tot’ en zing dan door tot ‘amen’. Ik hoop dat ik weer enige oefenstof heb verschaft. Veel succes.