Stemvorming: intonatie-problemen

Op verzoek van de redaktie van Jubilate wil ik in de rubriek ‘stemvorming’ proberen nog iets toe te voegen aan al het vele goede dat er in het verleden reeds over dit belangrijke onderwerp in het blad geschreven is.

In dit eerste artikeltje wil ik het graag met u hebben over een euvel van veel van onze koren, kantoreien en zanggroepen: het intonatie-probleem. ‘Waarom zakken we toch steeds zo?’ of: ‘Normaal hebben we niet zo veel intonatie-problemen, maar bij dat ene lied of dat a capella gezang wel; hoe zou dat komen?’ De volgende opmerking komt ook voor: ‘Waarom stijgen we toch steeds zo als we in de kerk zingen tijdens de Viering? Tijdens de repetitie in het zaaltje komt het niet voor!‘ Vragen en opmerkingen als uitgangspunt voor onderstaande gedachten ter verbetering van de problemen, die des te pijnlijker hoorbaar zijn als de piano of het orgel als begeleiding tijdens de Viering gebruikt wordt.

Jubilate 23, 2 (mei 1990)

Hans Smout

Zowel ‘zakken’ als ‘stijgen’ is dus als intonatie-probleem voorkomend. Globaal kan men zeggen dat bij detoneren (= het van de juiste toonhoogte geraken) in neerwaartse zin de zanger(es) te weinig ‘doet’ of ‘kan’ en dat bij detoneren in opwaartse richting men te veel ‘doet’ of denkt te ‘kunnen’. Hetzelfde geldt voor de dirigent: dirigeert hij te slap, te klein, te laag, te futloos, te weinig enthousiast, of ‘doet-hij-of-zij-zo maar-wat’, dan moet het koor wel zakken, of het wil of niet. Wordt er evenwel te gespannen, te groot, te hoog, te druk, te nerveus of met veel te veel onnodige gebaren gedirigeerd, dan moet het koor wel stijgen, of het wil of niet.

Daarom hieronder suggesties ter verbetering aan het adres van de individuele zanger(es) én ideeën voor de dirigenten. Tenslotte een aantal algemene opmerkingen.

Wat kan de zanger(es) tegen het ‘zakken’ doen?

  • Neem de stemvorming die uw dirigent met u doet serieus! Een slappe articulatie, een gebrekkige ademsteun, een inaktieve houding, ‘geen zin hebben’ in een bepaald lied, of koorwerk, desinteresse of vermoeidheid zijn de beste voorwaarden om het gewraakte euvel te bevorderen. Kortom, u moet meer ‘doen’!

Wat kan de dirigent(e) tegen het ‘zakken’ doen?

  • Neem de stemvorming serieus. Intonatie-oefeningen met uw koor (bijvoorbeeld kwint- en kwartparallellen laten zingen; accoordverplaatsingen over hele en halve toonsafstanden) mogen niet ontbreken: men moet aktief leren luisteren! Voorts zijn oefeningen voor een goede ademsteun, een aktieve houding, een aktieve articulatie en dergelijke wezenlijk.
  • Veel langzame, lage en zachte stukken nodigen als het ware tot zakken uit: kies repertoire dat uw koor uitnodigt tot aktiviteit! Het lied of het koorwerk een hele of halve toon naar boven transponeren vraagt van het koor net die spanning meer die nodig is om op ‘toon’ te blijven.
  • Studeer of repeteer niet alsmaar mét piano- of orgelondersteuning. In een beginfase van werken aan een stuk kan het instrument – mits muzikaal gebruikt – dienstig zijn het koor vertrouwd te maken met harmonieën, modulaties, expressie en dynamiek. Zit het enigermate, dan a capella afwerken; ook al is het een werk met begeleiding: die komt er in de slotfase pas weer bij.
    Alsmaar het instrument laten meespelen maakt koorzangers onzelfstandig, onkritisch, lui en zorgt ervoor dat ze slecht naar elkaar luisteren. Bovendien zijn de piano en het orgel getempereerd gestemde instrumenten (in wezen ‘vals’ dus), terwijl de menselijke stem én goede koorzang rein van stemmig zijn! Ook in dit opzicht zijn instrumenten slechte voorbeelden.
  • Over de dienstigheid van ‘aktieve’ en functionele bewegingen is al iets opgemerkt.
  • Streef zo min mogelijk naar het laten donker maken van klinkers (inmiddels een beetje tot ouderwets klankideaal geworden). Houdt klinkers licht, helder en ontspannen: én daarmee de intonatie hoog! Een bas-groep van bijvoorbeeld mannen van middelbare leeftijd én ouder kan en moet klinken als van een groep jonge mannen.
    Zangeressen en zangers die hun stem respectievelijk ‘alteriger’ en ‘basseriger‘ laten klinken dan ze van nature/ontspannen zijn, zijn bezig hun stemmen te verknoeien!
  • Mopper niet op uw koor als het nog niet zuiver is terwijl de noten, tekst of ritme nog niet echt ‘zitten’.
    Onzekerheid is één van de redenen dat het nog niet zuiver kan zijn.
  • In het algemeen: motivatie van de kant van de dirigent werkt intonatieverhogend: een al te kritische of niet stimulerende houding naar het koor toe werkt intonatie-verlagend!

Wat kan de zanger(es) tegen ‘stijgen’ doen?

  • Ook hier weer: wees ervan overtuigd hoe zinvol stemvormingswerk is. U moet ‘minder’ leren doen bij het zingen: minder gespannen staan, werken aan een goede ademsteun die laag geplaatst is, leren zingen met een ontspannen stemapparaat. Als u ont-spannen naar lichaam en geest zingt (dat alleen al kunnen stemvormingsoefeningen bewerkstelligen), is heel veel goeds bereikt.

Wat kan de dirigent(e) tegen stijgen doen?

  • Werk middels stemvorming aan ontspanning. Geef ontspanningsoefeningen voor hoofd, kaak, tong en halsstreek; oefeningen voor een algehele ontspannen lichaamshouding. Voorts zijn oefeningen voor een goede, laag geplaatste ademsteun onontbeerlijk.
  • Veel snelle, hoge en luide stukken (die men graag zingt!) nodigen als het ware uit tot stijgen. Kies voor uw koor met intonatie-problemen-opwaarts literatuur uit waarin veel legatolijnen, gedragen fragmenten, piano-gedeelten en nogal lage passages voorkomen.
  • Ook hier weer: uw dirigeermanier kan veel bijdragen tot verbetering van het gewoontegetrouwe ‘stijgen’

Algemeen

  • Zingen is voor het overgrote deel luisteractiviteit, voor een kleiner gedeelte zangactiviteit. Als te luid gezongen wordt en er meer naar de 4 eigen stem dan naar die van de buren geluisterd wordt is men op de verkeerde weg. Kortom: luisteren (bij meerstemmige muziek naar andere dan de eigen koorstem) is wezenlijk.
  • Hoe is het gesteld met de akoestische omstandigheden van de ruimte waarin men zingt? Een repetitieruimte met een droge akoestiek die niets ‘meegeeft’ maar alleen tegenwerkt, wekt demotivatie, ongeïnspireerdheid en vermoeidheid op en dus detoneren in neerwaartse richting. Een te kleine, slecht geventileerde ruimte vraagt om intonatieproblemen. Is uw repetitieruimte in dit opzicht wel de geschikte ruimte om goed te leren zingen én luisteren? Evengoed kan een kerkgebouw met een overakoestiek (waarin alles schijnbaar meezit) uitnodigen tot over-enthousiasme, tot te luid zingen, tot te veel doen, tot stijgen.
  • Laat vooraf het orgel of de piano kort preluderen op het gezang, het oor went aan de tonaliteit. Bij een meerstemmig gezang: laat de stem de begintoon ‘proeven’ (op een klinker, bijvoorbeeld ie, uu of oe), laat het beginaccoord eerst vooraf klinken alvorens ingezet wordt. Schroom er niet voor de kerkganger dit ook te laten horen; beter een goed ‘ingeproefde’ en reine start. dan al een onzeker begin, ook in intonatief opzicht. Een vluchtig orgelaccoord is vaak onvoldoende voor een, ook goed begin.
  • Voorwaarde voor zuiver zingen is dat men in het koor elkaar (en de andere stemmen in geval van meerstemmigheid) kan horen. Ook in de kerk: wees niet tevreden met zo maar een opstelling, of met één die door de traditie vanzelfsprekend is geworden. Experimenteer met het creëren van een andere opstelling, een andere plaats, etc. Een groot koor, opgesteld in vier rechte rijen achter elkaar: waarschijnlijk zullen de mannenstemmen nauwelijks iets van de vrouwenstemmen horen, bijgevolg niet zuiver kunnen intoneren.
    Hetzelfde koor, twee rijen dik opgesteld in een grote halve cirkel zal wel ‘over en weer’ in staat zijn te horen wat en hoe de andere stemmen zingen!
  • Inzingen voor de repetitie is nodig om de stem ‘op te warmen’, om geaktiveerd te worden, om tot rust en ontspanning gebracht te worden. Waarom zou het op zondagmorgen vóór de viering van 10 uur niet hoeven? Over vragen om intonatieproblemen gesproken…

Voorts:

  • Aandacht voor toonsherhalingen: spanningsverlies: zakken
  • Crescendi nodigen uit tot stijgen, decrescendi tot zakken
  • Grote secundes opwaarts worden vaak te krap genomen, kleine secundes neerwaarts tot te grote schreden
  • Aandacht voor kwart- en kwintsprongen (baspartijen zijn er het rijkst van voorzien!)
  • Opgaande toonladderbewegingen worden vaak te klein, neergaande evenwel te groot genomen.
  • Grote tertsen in een samenklank (of in melodisch verband) zijn vaak te krap, kleine daarentegen te groot
  • Sequensen en ostinate figuren nodigen uit tot verveling, toenemende inaktiviteit en dus tot zakken

Veel succes.