In het kort
- Zingen is gelijk aan spreken alleen is de moeilijkheidsgraad van het zingen hoger dan van het spreken. Oorzaak hiervan zijn de verschillende ritmes, een grotere toonomvang en een moeilijkere ademfunctie.
- Zingen is verschillend van spreken als het om het deel van de hersenen gaat waardoor beide functies gestuurd worden.
- Probeer de oefeningen aan het eind van het laatste artikel nog eens te herhalen.
De praktijk
In dit artikel wil ik de aandacht vestigen op de verschillen in de dagelijkse praktijk.
Cecile Creusen
Jubilate 29, 2 (mei 1996)
We krijgen een lied onder onze ogen en wat zijn de verschillen die wij tegen komen. Omdat duidelijk te maken heb ik het volgende lied gekozen: ‘Het lied van de opstanding’ (Gezangen voor Liturgie 591)
Laten we ons beperken tot het eerste couplet:
- Lees eerst de tekst zoals wij die normaal zouden spreken.
- Lees nu de tekst zoals hi] ritmisch is opgeschreven. Nog niet zingen. Het eerste wat opvalt is dat we een duidelijker verschil hebben in lengte van vocalen. In de spreektaal zullen we de vocalen nooit zolang aanhouden. Deze lange vocalen vragen om een betere ademsteun, (ademstroom). Ook moeten wij nu onze aandacht verdelen op zowel de tekst als het ritme.
- De volgende stap is nu het lied te zingen op de juiste toonhoogte en met het juiste ritme. Het volgende probleem komt nu om de hoek kijken. De stemomvang wordt nu vele malen groter dan bi] de spreekstem. De verschillende intervallen vragen ook nu weer om een goede ademsteun.
Tot slot zal ik het lied regel voor regel met u doorlopen.
De eerste regel (2 maten) zal niet zo’n probleem opleveren. Pas op dat de ‘en’ van ‘bloeien’ geen dreun krijgt.
Na ‘bloeien’ laten we opnieuw de adem binnenstromen en zingen de volgende regel tot en met ‘juichen’ op een adem. Omdat we in de eerste maat een stijgende lijn hebben, moeten we vooral ontspannen de hoogte in gaan, anders kunnen we nooit de hele regel in een adem zingen. Dat betekent een ontspannen strottehoofd maar een actieve ademstroom. Vooral in de hoogte de kaak soepel laten vallen. De tong blijft ontspannen in de mond liggen.
De derde regel vanaf ‘De rotsen’ tot en met ‘schepping’ gaat ook in een adem. Ook hier een stijgende lijn maar nu aan het einde van de regel en dus op het einde van onze adem laten de vocalen op het laatste woord ook nog een e en i zijn en ieder drie tellen duren. Dat is een probleem dat wij in de gesproken taal niet kennen. De oplossing is eenvoudig. De adem laten stromen vanaf het begin. Niet overdreven de adem sparen voor die laatste twee noten want dan stokt de adem en komen we juist in ademnood. Probeer de luchtpijp open te houden tot de laatste noot dan wordt er niet gedrukt op het strottehoofd en wordt de adem niet onderbroken. De mond is ruim geopend zeker op de twee laatste vocalen, ook al zou hij hier graag dicht willen.
De vierde regel heeft een problematisch begin. Laat de ruime mond opening staan terwijl we ademhalen voor de inzet op‘staan’. Tijdens de sprong naar ‘vol’ blijft de ruimte in de mond. Zorg ervoor dat tijdens de sprong er vanuit de onderbuik voldoende ademsteun is. Dan pas kan de keel echt ontspannen zijn.
De vijfde regel zal geen problemen opleveren.
De zesde regel heeft een vervelende sprong van de eerste naar de tweede noot. Het meest vervelende is dat het ritmisch snel verloopt: 4 achtsten op een rij in een hoge ligging. Probeer te happen als een visje tijdens het articuleren.
De zevende regel kan het woord ‘tintelen‘ moeilijk zijn… Kap de vocalen i-e-e niet te kort af. Laat ze ruim klinken.
Regel acht, negen en tien zijn niet zo moeilijk.
Regel elf, de slotregel. Hier zit nog een addertje onder het gras en wel onder de ‘en’ tussen ‘lachen en juichen’. De hoogste noot is op een korte noot en op een e klank. Probeer hier de ruimte van de a in het woord ‘lachen‘ te bewaren in het woordje ‘en’ dan zal deze niet afgeknepen klinken.
Veel succes met dit en vele andere liederen.