Hoe zingen wij halleluja, hallelujah en alleluia

1. De vocalen in het woord ‘(h)allelui(j)a’

Halleluja is een jubelende uitroep. Zo moet het dan ook klinken. Als we het woord beter bekijken, bestaat het uit 4 lettergrepen. Hal-le-lu-ja of al-le-lu-la. Alle twee de spellingen komen evenveel voor. Wat de uitspraak betreft is er weinig verschil. Als we het woord onder de loep nemen, zien we dat het bestaat uit 3 verschillende vocalen: ‘a-e-u(oe)-a’.

Jubilate 26, 1 (januari 1993)

Cecile Creusen

Het is de bedoeling dat deze vocalen elkaar in een vloeiende lijn opvolgen. Probeer ze maar eens achter elkaar in een stroom uit te spreken: ‘aaeeoeaa’.

Bij de aa gaat de mond open. de ee zorgt ervoor dat hij weer iets verder dicht gaat en daarbij gaat de tong iets bollen. Vervolgens zullen bij de oe de lippen zich tuiten, De slot aa veroorzaakt weer een open mond stand.

Het is bij de opeenvolging van de vocalen belangrijk dat de mond nooit helemaal dicht gaat. Een dichte mond belemmert de doorstroming van de klank.

2. De medeklinkers

In het halleluja komen de volgende medeklinkers voor: de h (uiteraard niet bij elke spelling), de II, de I, de j of de i. De h moet kort uitgesproken worden. Nooit echt aanblazen. Wordt de h wel aangeblazen, dan zit de a die er op volgt vaak achterin de keel. De h moet ongeveer halverwege het gehemelte aanslaan. Als er geen h in staat, gebeurt hetzelfde maar dan met de aa. Een direkte aanslag van de toon voorin de mond is belangrijk. Dit vergt wel enige oefening.

De ll en de l zijn heel kort. We vormen de l doordat de tongpunt razend snel het stukje gehemelte aantikt dat zich net achter de bovenste voortanden bevindt. Duurt dat te lang dan wordt de l te dik van klank. De j of i worden gemaakt doordat we na het uitspreken van de oe de kaak snel dicht en open doen.

3. Voorbeelden uit de praktijkhalleluia-1

Halleluja met een h. De kwintsprong op de u(oe) moet soepel verlopen; geen druk op de d’ en ook niet op de a’. U zult dan voelen dat de oe op de ademstroom voortbeweegt. U dient ervoor op te passen dat u zelf daar geen druk op wil uitoefenen.

Als dit eerste Halleluja soepel wordt gezongen en er is voldoende ingeademd, dan zullen de eerste drie Halleluja’s op een adem gezongen kunnen worden. Voor de laatste kunnen we dan een kleine ademteug nemen.

Het geheel op een adem is natuurlijk nog mooier. Er ontstaat dan een vloeiende beweging die af en toe in vaart toeneemt om daarna in snelheid weer af te nemen.halleluia-2halleluia-3

Ik zal me bij dit lied beperken tot het refrein. De inzet op de d” is niet altijd makkelijk. Voor deze inzet laten we de kaak flink zakken en zorgen we ervoor dat de tongpunt zich voorin de mond bevindt achter de onderste voortanden.

Doordat de mond ver open is zal de a ruim klinken. Voor de l moet er een razend snelle beweging met de tongpunt naar boven en weer naar beneden gemaakt worden. De klank van de vocaal moet zo min mogelijk worden onderbroken. Op de ia wordt een boogje naar beneden aangegeven. Dat boogje mag te horen zijn, maar dan wel stijlvol; geen ‘Zangeres zonder Naam !!’ Laat de adem vooral – zonder te drukken – stromen op deze ia dan zal het boogje vanzelf lukken. Dat geldt ook voor de tweede en de derde keer. Na de tweede keer alleluia kunt u even adem halen. De derde en de vierde alleluia kunnen dan weer in een adem worden gezongen.

Het alleluia is nog niet zo eenvoudig als we vaak denken. Maar met gerichte oefeningen kan het ‘halleluja’ verstaanbaar en vooral jubelend klinken.

Véél succes.