Hoe omgaan met beurtzangen in gregoriaanse stijl?

Onder deze titel wil ik graag met u wat nadenken over hoe je de in Gezangen voor Liturgie voorkomende Beurtzangen-Gregoriaanse-stijl moet uitvoeren.

Jubilate 26, 3 (september 1993)

Fr. Nico Wesselingh O.S.B.

Sommigen, die bij het openslaan van GvL dat merkwaardige notenbeeld van een aantal Beurtzangen uit Psalmen zien, zijn geneigd om meteen verder te gaan, op zoek naar een ander genre. Want die losse bolletjes zonder stokken, en die notenbalken zonder maatstrepen, dat is iets ongewoons. En als je niet goed weet hoe je daar mee om moet gaan, dan kun je beter iets anders zoeken, menen ze. En dat is jammer. Want daarmee laat je een genre liggen, dat om meerdere redenen goed bruikbaar is in de liturgie, en dat, ook in zijn eenstemmigheid, een goede afwisseling kan vormen met metrische, ev. meerstemmige gezangen.

Gregoriaans of niet?

We gaan het in dit artikel niet hebben over de waarde van de teksten van deze Beurtzangen, maar beperken ons tot het beantwoorden van dc vraag: voer je deze gezangen uit alsof ze Gregoriaans zijn? Of anders gezegd: wat is het verschil en wat de overeenkomst tussen het ‘echte’ Gregoriaans en deze Gregorianiserende gezangen?

Misschien is het goed eerst in theorie het onderscheid en de overeenkomsten aan te geven tussen die twee.

Gregoriaans is eenstemmige vocale muziek, gedacht zonder begeleiding, op Latijnse telsten, die een verdere ontwikkeling vormt van de oudste kerkmuziek, en zijn bloeiperiode heeft gekend van ongeveer de zesde tot dc twaalfde eeuw. Gregoriaans is gekenmerkt door zijn intense verhouding tussen tekst en melodie, en door zijn modale structuur.

Gregorianiserende composities zijn eveneens eenstemmig gedacht maar hoeven niet op Latijnse teksten te zijn geschreven. Ze zijn ontstaan in latere tijd, omdat in de bloeiperiode alleen Latijn in de liturgie werd gebruikt. De meeste zijn, zeker in ons taalgebied, ontstaan na het Tweede Vaticaans Concilie. toen ook de landstaal als liturgische taal mocht worden gebruikt. Evenals in het Gregoriaans, is ook hier het nauwe verband tussen tekst en melodie een van de hoofdkenmerken. Het zijn vooral de monniken die zich met het componeren van deze melodieën bezig houden. Ze zijn degenen die het meeste behoefte hebben aan zulke composities, nu vele contemplatieve communiteiten hun Getijdengebed in dc landstaal zingen. Langs deze weg proberen zij dezelfde gebeds-sfeer in hun diensten te behouden. En waar zij b.v. een keer in de veertien dagen allec Psalmen zingen en tientallen Beurtzangen, vinden zij in het bestaande, door anderen uitgegeven repertoire, te weinig om hun Getijdengebed mee te ‘stofferen’. Dus moeten ze zelf aan het werk.

De praktijk

Aan de hand van een voorbeeld, genomen uit GvL, willen we nu een beetje duidelijk maken hoe deze melodieën, of beter: hoe deze teksten en melodieën, het bestee tot hun recht kunnen komen.

Vooraf twee opmerkingen. Ten eerste: als het om uitvoering van het Gregoriaans gaat, kan moeilijk gesproken worden over de uitvoeringswijze van het Gregoriaans. De inzichten en praktijk hiervan zijn nogal verschillend, naar gelang van de inzichten van de uitvoerenden. Het spreekt vanzelf, dat de schrijver van dit artikel daarbij in zijn achterhoofd heeft, hoe hij meent dat het Gregoriaans het beste kan worden uitgevoerd, niet zozeer door monniken, maar ook door parochiekoren.

Ten tweede: schrijven over deze zaken heeft altijd het nadeel, dat je niet tot klinken kunt brengen wat je precies bedoelt. Je zou het willen voorzingen. En dat kan wel, maar niemand hoort het als ik dat op mijn kamer ga doen. Er wordt dus veel overgelaten aan het inzicht en het artistieke aanvoelen van de dirigent. En eerlijk gezegd: het kan op meerdere manieren goed gebeuren.

Beurtzang naar Psalm 85

Nu naar de praktijk. Als eerste voorbeeld geef ik dc Beurtzang naar Psalm 85, op blz. 116 van GvL. Eigenlijk is de titel die erboven staat niet geheel juist. Er is niet sprake van de hele psalm, maar van een gedeelte. Rechts, boven de eerste regel, staan gelukkig de verzen van de psalm aangegeven die worden gebruikt.beurtzangen-1

Deze Beurtzang stel ik voor, omdat Psalm 85 zo bijzonder geschikt is voor de Advent, en het duurt niet zo lang meer of we zijn weer zover. Het keervers is gewoon de Nederlandse vertaling van het Latijnse: Ostende nobis, Domine, misericordiam tuam, et salutare tuum da nobis.

Minimum en maximum

Een van de meest gebruikte teksten in de Advent. De melodie van dit keervers geeft meteen een duidelijk voorbeeld van de werkwijze: met een minimum aan middelen een maximum aan expressie bereiken. Lopen we eerst de tekst na: Doe ons, Heer, uw genade aanschouwen, laat komen uw heil over ons. De gecursiveerde woorden zijn de kernwoorden van dit vers. Lees ze maar eens goed over. Als tekst en melodie samen-op-gaan, moet dat in de melodie ook tot uitdrukking komen. Tegenover het recitatiefje (op één toon zingen) van de woorden “Doe ons, Heer”, staat de opgevulde kwint naar omhoog op: “uw genade aan-”. Dat laatste woord wordt afgesloten met terugval op de grondtoon, die hier ook de begintoon is. De halve deelstreep deelt het Refrein duidelijk in tweeën. Begin en einde van het tweede deel staan weer op die grondtoon. Maar nu gaat de kwart op “komen” de melodie opheffen naar grotere hoogte. Het woord “heil” krijgt zijn nadruk door de groep van drie noten. Let op, dat nergens in deze compositie, ook niet in de verzen, een groep van drie noten voorkomt. Dat geeft aan dit woord, mits bewust gezongen, een speciale kleur.

Doe ons, Heer,

Bijzondere aandacht vragen de eerste drie woorden van het Refrein. U denkt misschien: dat gaat op één toon, dat is dus simpel. Vergis u niet. Als u deze drie woorden met evenveel of even weinig nadruk zingt, is de sfeer van dit keervers verknoeid. Bovendien betreft het hier drie eenlettergrepige woorden. Typisch voor onze taal. Dat maakt het nog harder nodig enige nuancering aan te brengen. Hoe moet het dan? Het woord “Doe” heeft een zeker melodisch steunpunt, maar is verder kon. Het woord “ons” heeft dat steunpunt niet, wordt dus licht gezongen. Maar “ons” heeft twee medeklinkers, die om ruimte in de uitvoering vragen. Ze moeten goed worden uitgesproken, en dat vraagt om iets meer tijd. Bovendien staat achter “ons” een komma, als inleiding op de interjectie “Heer”. Ook dat vraagt dus om een licht losmaken van de klank. “Heer” heeft zijn verbreding door de twee noten, waardoor ook de komma achter “Heer” tot zijn recht komt.

Denk nu niet, dat ik met dit soort opmerkingen vergrootglaswerk zit te plagen. Het heeft gewoon alles te maken met de dictie van de tekst. Spreek maar eens hardop de tekst van het Refrein, liefst meerdere keren. Let op de optimale zeggingskracht door de goede uitspraak van de medeklinkers. En als u dan denkt, dat de schrijver over iets aan het zeuren is, dat hijzelf heeft uitgedacht, dan wijs ik u erop, dat de nieuwe inzichten in het Gregoriaans nu juist alles te maken hebben met het tot zijn recht laten komen van de tekst. Waar in het oude Gregoriaans de melodie een stapje terug doet, (zoals ook in het recitatiefje op Doe ons, Heer,), is dat alleen om de tekst optimaal te laten spreken. Wie wat meer in het Gregoriaanse repertoire thuis is, voelt met mij mogelijk de verwantschap aan met een van de mooiste antifonen die we hebben op het feest van Sint Caecilia, die ook met zo’n recitatiefje begint: Est secretum…beurtzangen-2
Merkt u, hoe na zo’n kort recitatief de opgevulde kwint die erop volgt ineens beweging geeft? Het geheel staat echt op de fis, die fundamenteel is. Daarboven en daaronder gaat het uiterst bescheiden spel van de intervallen zijn gang. Alles bijelkaar heeft dit refrein een ambitus van een septiem. Dat komt overigens vaak voor in dit soort composities: een septiem en geen octaaf.

De verzen

De verzen gaan wat meer hun eigen gang. Ze zijn tenslotte voor de voorzang bedoeld. De eerste woorden van alle drie de verzen zijn kernwoorden (Gij koos, Heer / Zij ontmoeten elkaar / Overvloed / Glorie). De melodie begint dan ook op de dominant. Elk vers heeft vier leden. Daarom is de kernmelodie gemakkelijk op de verzen toepasbaar. In tegenstelling tot het Refrein hebben de verzen de omvang van een octaaf. Er is een mooie tegenstelling tussen het eind van de verzen en het begin van het Refrein, dat weer de rust en de smeking herneemt.

Ik wens u veel zangvoldoening met deze Beurtzang. En alvast een bijzonder goede Adventstijd.