Met de aanbeveling om een uitgave “van meer eenvoudige melodieën ten behoeve van kleinere kerken” te maken, toonde het Tweede Vaticaans Concilie zijn pastorale zorg inzake de liturgische muziek: enerzijds wilde het de gelovigen de geestelijke rijkdom van de de zang van het proprium, de wisselende gezangen van de mis, niet onthouden, en aan de andere kant had het ook oog voor de vaak beperkte praktische mogelijkheden daartoe in de gewone parochiekerk. Ook de bevordering van de actieve en bewuste deelname van de gelovigen aan de liturgie speelde een belangrijke rol bij het doen van deze aanbeveling.
Het Graduale Simplex dat als vrucht van dit verzoek in 1967 het licht zag en waarin gregoriaanse melodieën op latijnse teksten zijn opgenomen, heeft niet echt de kans gekregen zijn pastorale functie zoals bedacht door het Concilie waar te maken. Een Nederlandse vertaling bleef uit en de gezangen van het proprium werden na 1969 al snel door strofische liederen vervangen, ondanks de uitdrukkelijke oproep om dat niet overhaast te doen. Zo bestaat de muziek die opgenomen is in bundels als Gezangen voor Liturgie en in de misboekjes van Gooi en Sticht en Berne-Heeswijk vooral uit strofische liederen. De laatste tijd krijgt het Graduale Simplex gelukkig weer wat meer aandacht, in het bijzonder in de vorm van uitgaven in de volkstaal. Zo bestaan er inmiddels een Hongaarse versie (Éneklő Egyház, 1986), evenals twee Engelstalige (By Flowing Waters, 1999 en Choral Graduale Simplex, 2012).
Nu is ook een Nederlandstalige editie bijna gereed. Dit Klein Graduale is grotendeels gebaseerd op het Graduale Simplex, maar verschilt er in bepaalde opzichten ook van om zo beter aan te sluiten bij de al bestaande liturgisch-muzikale praktijk in de Nederlandse kerkprovincie. Je zou kunnen zeggen dat met het Klein Graduale een langgekoesterde wens van het Tweede Vaticaans Concilie eindelijk in het Nederlands taalgebied in vervulling komt.
Het gebruik van het Klein Graduale in de liturgie
De gezangen uit het Klein Graduale contrasteren met de inmiddels ingeburgerde strofische liederen in zowel vorm als stijl: door het gebruik van psalmteksten en op het gregoriaans geënte melodieën hebben ze veel sterker het karakter van een gebed. Juist doordat ze zo uitdrukking geven aan het gemeenschappelijk gebed van de Kerk zijn de gezangen bovendien nauwer met de liturgische handeling verbonden. Het Klein Graduale biedt aldus een verzameling authentiek liturgische gezangen die een integrerend onderdeel vormen van de Romeinse Ritus.
Heeft zo’n bundel tegenwoordig nog wel enige kans van slagen? Zullen er parochies zijn die de huidige vanzelfsprekendheid van het strofische lied willen verlaten voor het zingen van onbekende antifonen en psalmen? Deze terechte vraag omtrent het bestaansrecht van een bundel als het Klein Graduale kan het best beantwoord worden door de meerwaarde ervan te onderzoeken op het gebied van de bewuste deelname van de gelovigen aan de liturgie.
Het christologisch karakter van de gezangen van het proprium
Christus is persoonlijk aanwezig in de liturgische handelingen, waardoor God wordt verheerlijkt en de mensen worden geheiligd. In de gezangen van het proprium, die voornamelijk uit de heilige Schrift genomen zijn en op die manier het authentieke Woord van God vertolken, klinkt daarom op de eerste plaats de stem van Christus zelf door: zijn woord van God, zijn woord tot God en zijn woord over God. In de bewuste en actieve deelname aan dit goddelijk loflied van Christus, krijgen de eenheid met Hem en met elkaar gedurende de liturgie geleidelijk vorm.
Iedere liturgische viering is een ontmoeting tussen Christus en de Kerk, waarop de gelovigen zich moeten voorbereiden. Door de bekering van het hart en de instemming met de wil van de Vader komen de gelovigen tot de juiste gesteltenis om de genadegaven van de eucharistie te kunnen ontvangen en de vruchten ervan in hun christelijk leven te kunnen voortbrengen. In deze omvorming in Christus spelen de gezangen van het proprium een belangrijke rituele functie.
De rituele functie van de processiegezangen
Aan het begin van de mis richten we onze aandacht op de Heer: we keren ons af van de wereld en nemen de uitnodiging van Christus aan om met Hem maaltijd te vieren (Lc. 22, 15). De teksten van het gezang bij de intrede drukken deze bekering van het hart uit. Tegelijkertijd biedt de tekst een inleiding in het mysterie van het feest of de liturgische tijd. De antifoon bij de intrede uit de eerste mis van de Advent is daar een goed voorbeeld van:
Tijdens de offerande staat de gemeenschap van wil centraal, die onze vriendschap met Christus definieert: “Gij zijt mijn vrienden, als gij doet wat Ik u gebied” (Joh. 15, 14). Onze eenheid met Christus wordt hier verder bewerkstelligd in de omvorming van onze weerspannige menselijke wil in een wil die gelijkvormig is en één met de wil van God, zodat het goddelijk werk in ons tot voltooiing gebracht kan worden. Dit komt bijvoorbeeld duidelijk tot uitdrukking in de offerandezang van Pinksteren:
De communiezang is op de eerste plaats een dank- en lofgezang voor de gaven van de heilige eucharistie, waarmee de gelovigen door de eenheid van stemmen getuigen van de vreugde van het hart. Die dankbaarheid richt zich vooral op de nabijheid van de Heer die wij in de communie mogen ervaren en die in ons een streven opwekt om in ons dagelijks leven herkenbare getuigen te zijn van Christus. Dit horen we bijvoorbeeld terug in de antifoon bij de communie van de tweede mis van de tijd door het jaar:
Deze gezangen vormen niet slechts een muzikale begeleiding van ons liturgisch gebed, zij verklanken het gebed zélf: onze woorden vinden hun weerklank in Christus en de zijne in ons. De gezangen uit het Klein Graduale vervullen hun liturgische functie dus op een andere manier, omdat ze nauw verbonden zijn met wat de liturgie ritueel wil bewerkstelligen. Op die manier geven ze de actieve en bewuste deelname van de gelovigen meer spirituele diepgang.
Gezangen tussen de lezingen en na de communie
Hoewel gebaseerd op het Graduale Simplex, wijkt de samenstelling van het Klein Graduale er in twee opzichten ook enigszins van af. Allereerst is uit liturgisch en pastoraal oogpunt voor de keuze van de antwoordpsalmen gekeken naar het Lectionarium, zowel voor de teksten zelf als voor de vorm van de psalm. Er is daarbij rekening gehouden met parochies waar het zingen van de antwoordpsalm nog geen vanzelfsprekendheid is. Door in de misformulieren van het tijdeigen de kleine verzameling gemeenschappelijke antwoordpsalmen aan te bieden, kunnen de parochies op een verantwoorde manier werken aan het uitbreiden van het repertoire. Zo is psalm 66 één van de twee antwoordpsalmen die gedurende de gehele Paastijd gezongen mag worden:
Voor parochies waar het inmiddels gebruikelijk is dat de antwoordpsalm van de zondag gezongen wordt, staan in het Klein Graduale toonzettingen voor alle zon- en feestdagen. Eveneens is er voor gekozen om de alleluiaverzen zoveel mogelijk te laten overeenstemmen met de teksten uit het Lectionarium. Dat geldt ook voor de acclamaties voor het evangelie in de Veertigdagentijd, wanneer in plaats van het alleluia het evangelie begroet wordt met een andere tot Christus gerichte tekst:
Ten tweede is er in het Klein Graduale een verzameling psalmen, lofzangen en hymnes opgenomen die speciaal bedoeld zijn voor na de communie. Een dergelijk gezang na de communie was vóór de liturgievernieuwing van het Tweede Vaticaans Concilie geheel onbekend, al bestaat er wel een zevende-eeuwse vermelding van een antifoon die na de purificatie gezongen werd. Dit gezang fungeert niet als slotzang, maar geeft uitdrukkelijk stem aan de lof aan God. Voor het Klein Graduale is hier vooral gezocht naar gezangen die gemakkelijk door het volk zijn mee te zingen. Daarbij is dankbaar gebruik gemaakt van de responsoriepsalmen die niet als antwoordpsalm zijn opgenomen, zoals de volgende beurtzang uit psalm 92:
Ervaringen uit de praktijk
Bij een aantal gelegenheden zijn de afgelopen maanden de gezangen uit het Klein Graduale uitgeprobeerd. Zo werden in de Antoniuskathedraal in Breda gedurende de Veertigdagentijd de offerandegezangen uit het Klein Graduale gezongen. Daarbij viel op dat er tijdens de offerande opeens een heel serene sfeer in de kerk aanwezig was. Het gezang, met de voortdurende herhaling van de antifoon tussen de voorgezongen psalmverzen door, miste zijn uitwerking op de gelovigen niet.
Deze responsoriale uitvoering – de combinatie van een kort en daardoor gemakkelijk na te zingen antifoon met door het koor of de cantor voorgezongen verzen – heeft als bijkomend voordeel dat de gelovigen de ogen vrij hebben om tijdens het zingen de rituele handelingen te volgen of er aan deel te nemen: de intrede van de celebrant en de begroeting van het altaar, het aandragen van de gaven en de bewieroking ervan, of de communiegang.
Ook bij enkele televisie-uitzendingen en de chrismamis van het bisdom Breda maakten enige gezangen uit het Klein Graduale onderdeel uit van de liturgie. Ondanks dat in alle gevallen de muziek voor de aanwezige gelovigen nieuw en dus onbekend was, werd ze steeds snel opgepikt.
Hoewel de gezangen bewust eenstemmig bedacht zijn, is het natuurlijk ook mogelijk om met een koor dat daartoe in staat is bijvoorbeeld de psalmverzen meerstemming uit te voeren:
Tot slot
Het Klein Graduale zal naast de wisselende gezangen ook alle vaste gezangen en dialogen van de orde van dienst voor de eucharistieviering bevatten. Daarmee is het een complete gezangbundel voor parochieel gebruik. Naast een uitgave in druk, zullen alle gezangen tevens op de website www.kleingraduale.nl beschikbaar zijn. Op deze website is nu al een groot aantal gezangen te bekijken, en naarmate de bundel zijn publicatie nadert, wordt de website verder aangevuld.
Paus Paulus VI vatte het wezenlijke karakter van de liturgische zang als volgt samen:
“De gewijde zang die de Kerk zich eigen maakt, blijft dat mysterieuze en krachtige vermogen bezitten waarmee de liturgie, die de zichtbare uiting is van de onzichtbare mysteries van redding en verlossing, niet alleen de vereniging van mens en God bevordert, maar ook de deelname aan de unieke, verheven en eeuwige eredienst die de Geest en de Bruid aan de hemelse Vader opdragen: het offeren van het geslachte Lam en het aansluiten bij de eeuwige lofzang die aarde en hemel met elkaar verbindt en die in de hemel geen einde kent…”
Het Klein Graduale hoopt hieraan een nieuwe en inspirerende bijdrage te kunnen leveren.
Steven van Roode