Gregoriaans: hoe nu? Groepen van drie noten

Om maar met de deur in huis te vallen: die zijn er vijf: de torculus, de porrectus en de climacus. De scandicus en de salicus vormen een paar apart. We zullen deze groepen elk afzonderlijk onder de loep nemen.

Jubilate 23, 3 (september 1990)

Fr. Nico Wesselingh O.S.B

Torculus

Als u zich nog herinnert van het vorige artikel hoe het handschriftteken voor de podatus en voor de clivis eruit zag, dan weet u ook hoe dat teken voor de torculus er uit ziet: het is gewoon een combinatie van die twee tekens: Podatus:drie_noten_1

+

clivisdrie_noten_2

= torculusdrie_noten_3

De oude schrijvers hadden er weinig behoefte aan nieuwe tekens uit te vinden. Daarom namen ze gewoon twee bestaande tekens, die in elkaar geschoven werden.

Maar daarmee is niet alles gezegd. Er is geen groep die zoveel verschillende schrijfwijzen kent als de torculus. Er zijn er twaalf bekend in de Duitse Handschriften. Ik geef ze u hier alle twaalf.

Voorbeeld 1: Twaalf verschillende schrijfwijzen van de torculus.

Voorbeeld 1: Twaalf verschillende schrijfwijzen van de torculus.

Als u denkt dat die twaalf tekens willekeurig door elkaar werden gebruikt, dan vergist u zich. Elke schrijfwijze heeft zijn eigen betekenis en dus ook zijn eigen aanwijzingen voor de uitvoering. Er zijn dus minstens twaalf manieren om de torculus uit te voeren. Eigenlijk meer, want ook de letters voor ritmische nuancering: t(enete) en c(eleriter), met al hun combinaties, komen veelvuldig voor. We gaan hier niet al die uitvoeringsverschillen behandelen. Dat kun je eigenlijk alleen maar goed voorzingen. En zingen achter mijn tekstverwerker is wel leuk, maar u schiet er niets mee op. Op één verschijnsel wil ik u wel wijzen: no. 3 van deze tekens geeft een torculus weer die in zijn geheel verbreed is. Dit tegenover teken no. 1, waarvan alle drie de noten licht zijn. Als u die twee tekens probeert te schrijven, dan merkt u dat u voor no. 3 meer tijd nodig hebt. Precies: dat heeft te maken met de verbreding.drie_noten_5

Het woord torculus gaat terug op het latijnse torqueo: draaien, wenden. Hier volgens mij het beste vertaald met: slingerlijn.

De opbouw is eenvoudig: laag – hoog – laag. Hoevéél hoger en lager, daar maakten de schrijvers zich geen zorgen over: de melodie moest je toch ten naaste bij uit het hoofd kennen, Er is een uitzondering: teken 2 heeft een lange ‘staart‘ naar beneden. Dit teken werd alleen gebruikt, als de laatste noot van de torculus meer dan een terts naar beneden ging. (Zie voorbeeld 2). In de afbeeldingen 9 – 12 is de eerste nooit onverbreed, de andere twee zijn verbreed. Soms wordt dat nog versterkt door de letter t (vertragen), waarbij de streep van de t over de tweede en derde noot wordt uitgestrekt:

Voorbeeld 3: Dubbel verbrede torculus: door schrijfwijze en toegevoegde t.

Voorbeeld 3: Dubbel verbrede torculus: door schrijfwijze en toegevoegde t.

Helaas komt deze notatiewijze in onze boeken niet voor. Het spreekt vanzelf dat een lichte torculus midden in een jubilus een andere uitvoering krijgt dan een verbrede torculus in een eindcadens. Bij de eerste gaat de melodie verder, passeert als het ware de torculus, terwijl in het tweede geval door die torculus de slotnoot wordt voorbereid. Ook hiervan een voorbeeld.

Voorbeeld 4: Salutare: passagegroepen. Eius: Verbrede cadenstorculus.

Voorbeeld 4: Salutare: passagegroepen. Eius: Verbrede cadenstorculus.

Porrectus

Eigenlijk is de porrectus een omgekeerde torculus. Geeft de torculus een beweging laag – hoog – laag aan, bij de porrectus is dat: hoog – laag – hoog. Ook hier geven de handschriften als teken dezelfde combinatie als bij de torculus, maar nu niet in de volgorde podatus-clivis, maar andersom: clivis-podatus.

Clivisdrie_noten_8

+

Podatusdrie_noten_9

= Porrectusdrie_noten_10

Het clivis-teken is duidelijk herkenbaar, maar de ronding aan het begin van het podatus-teken is weggevallen door de manier van schrijven. Jammer dat in de schrijfwijze van onze moderne boeken de samenstelling van clivis en podatus is verloren geraakt.

Vaak is de laatste noot van de drie verbreed met een liggend streepje.drie_noten_11

Soms zijn de eerste en de tweede noot verbreed, waarbij dan de twee onderdelen vaak weer worden losgemaakt.drie_noten_12

Veel mensen hebben in het begin moeite met het lezen van deze groep. De dikke streep, soms erg lang, voortkomend uit de latere schrijfwijze, heeft op zich geen betekenis, ook al valt die streep het meeste op. Alleen het begin en het einde, die geven de eerste en de tweede noot aan.

Voorbeeld 5: Begin en einde van de dikke streep geven de twee eerste noten aan.

Voorbeeld 5: Begin en einde van de dikke streep geven de twee eerste noten aan.

Het woord porrectus heeft iets te maken met die vorm, ook puur taalkundig. Je zou het het best kunnen vertalen met: uitgerekte notengroep.

Climacus

Ook de klank van dit woord heeft verband met de betekenis van het overeenkomende Nederlandse woord. Climacus houdt verband met het Griekse woord voor ladder. Het klimakterion was de ‘gevaarlijke’ ladder. De leeftijd van 7, 14, 21 jaar enz. gold als gevaarlijk. Dat waren de sporten van de levensladder. U hebt het al begrepen: Climacus en klimmen heeft iets met elkaar te maken. (Johannes Climacus is de naam van een middeleeuwse monnik, die bekend geworden is, omdat hij een boek schreef over de ladder van deugden waarlangs de monnik naar de hemel kon klimmen. De titel van het boek: Hemelse ladder, heeft hem zijn bijnaam bezorgd. Wij zouden zeggen: Jan Ladder).

De vorm van de notengroep heeft iets van een ladder, ook nog in huidige boeken. Ze bestaat uit een virga (sterke noot) met daarachter minimaal twee, soms wel vijf dalende noten. Heel vaak gaan deze noten in secundeschreden naar beneden. Vaak zijn deze noten licht, soms is er een of zijn er enkele verbreed. (Zo een verbreding wordt in de handschriften aangegeven door het puntje te veranderen in een horizontaal streepje.) Als in onze boeken een staand episema onder zo een ruitnoot staat, heeft men daarmee vaak willen aangeven dat die noot in de handschriften verbreed is. Licht uiteraard.drie_noten_14

Er zijn ongeveer negen schrijfwijzen van de climacus. Ik zal ze u besparen.

Eind goed

Het lijkt me een goede zaak, om er aan het einde van dit artikeltje nog eens op te wijzen, dat de laatste noot ook van de hier besproken groepen-van-drie in veel gevallen om extra aandacht vraagt. Dat heeft weer te maken met de afsluiting van woorden en/of lettergrepen. In het vorige artikel heb ik daar uitvoerig over gesproken, dus ga ik dat hier niet herhalen. Ik wil er hier alleen nog eens op wijzen, omdat wij in onze uitvoeringspraktijk ook bij de groepen van drie te vaak de eerste noot benadrukken ten koste van de tweede en derde. Welnu, soms vraagt de derde noot meer aandacht dan de eerste, en soms de tweede en de derde. En dat alles natuurlijk zonder overdrijving, maar altijd uitgaande van de dictie van de tekst, het afsluiten van het woord of van de lettergreep, zeker als daar stemhebbende medeklinkers aan te pas komen. Hier dreig ik weer te gaan zingen om het u te laten horen…

In het vat
Sommigen onder u zal het vast wel opvallen, dat er twee groepen van drie noten nog niet aan bod zijn gekomen: de scandicus en de salicus. U hebt gelijk, maar die worden niet vergeten. De scandicus en de salicus hebben in hun verschijningsvorm veel met elkaar gemeen, maar vragen om een verschillende uitvoering. Daarom komen we daar in een volgend artikel apart op terug. Het zou nu te lang worden. Tot dan.