Gregoriaans, hoe nu? Groepen van drie noten (vervolg)

Afronden

Vorige keer hebben we de groepen van drie noten behandeld, en daarbij twee groepen bewust overgeslagen: de Scandicus en de Salicus. Dat had een speciale bedoeling. Waar we bij de uitvoering van de andere groepen wel op de goede weg zitten met de gebruikelijke interpretatie, zitten we bij de Salicus eigenlijk goed fout. En omdat de Scandicus veel op de Salicus lijkt in zijn vorm, behandelen we deze twee samen in een apart artikeltje.

Jubilate 24, 2 (mei 1991)

Fr. Nico Wesselingh 0.S.B

Scandicus

De Scandicus is een groep van drie opgaande noten, soms meer. In de Handschriften staat hiervoor het volgende teken:groepen_drie_noten1

Hieruit blijkt al iets van de interpretatie die de groep moet krijgen. De twee punten duiden op lichte noten, waarvan de tweede schuin boven de eerste staat. De derde is een Virga, een accentteken, dus niet alleen hoger dan de tweede, maar ook de noot met de meeste nadruk.

Alleen in samenstelling

Het teken voor de Scandicus zoals hierboven weergegeven, komt alleen voor in samenstellingen, dus: als er op dezelfde lettergreep ook nog andere noten aan de Scandicus voorafgaan en/of volgen. Als de Scandicus losstaand voorkomt, zijn er altijd één of meerdere noten van de Scandicus verbreed. Bijvoorbeeld:

groepen_drie_noten2of:groepen_drie_noten3

Hieruit mag worden geconcludeerd, dat de Scandicus in een samengestelde neum veelal een lichte groep is. De noten worden als in het voorbijgaan genomen. Waarbij de laatste van de drie, de Virga, duidelijk de belangrijkste is. Overigens: herinnert u zich nog, dat we het al vaker zijn tegengekomen, dat de bovenste noot van een groep de belangrijkste is? Het is goed deze lijn in het Gregoriaans in de gaten te houden. Voorbeeld 1 geeft een passage weer met een ‘gewone’ Scandicus in een samengestelde groep.

Voorbeeld 1: Alleluia, eerste modus.

Voorbeeld 1: Alleluia, eerste modus.

Intervallen

Als de Scandicus alleenstaand voorkomt, is er dus altijd iets meer aan de hand dan drie lichte noten. Dan krijgt een van de drie wat meer reliëf dan de anderen, of twee van de drie, of worden alle drie belangrijk. Dat belang moet dan worden gerealiseerd op het terrein van ritmische intensiteit of van verlenging. Ook hier weer geldt: nooit overdrijven. Het zijn altijd lichte nuances. Verder merken we op, dat, als de twee onderste noten worden weergegeven door puntjes of horizontale streepjes (tractulus), die twee gewoonlijk maar een kleine interval hebben. Als de interval groter wordt dan een terts, wordt de hele vorm van de Scandicus gewijzigd, Ook in onze gedrukte boeken.

Enkele voorbeelden zullen dat duidelijk maken:

Voorbeeld 2: De bovenste noot verlengd (Grad. Rom. p. 273)

Voorbeeld 2: De bovenste noot verlengd (Grad. Rom. p. 273)

groepen_drie_noten6

Voorbeeld 3: De eerste noot wordt verlengd (Grad. Rom. p. 231)

groepen_drie_noten7

Voorbeeld 4: De drie noten worden verlengd (Grad. Rom. p. 201)

Interval van meer dan een terts; de vorm van de groep verandert:

groepen_drie_noten8

Voorbeeld 5: Aanhef Introitus Statuit (Grad. Rom. p. 445)

groepen_drie_noten9

Voorbeeld 6: Graduale Exsurge, Domine (Grad. Rom. p. 150)

Voor wat de Scandicus met grote interval aan het begin betreft (dus de laatste twee voorbeelden) wordt ook de uitvoeringswijze anders. In deze gevallen krijgt de tweede noot de grootste waarde. (Men verbreedt hem gewoonlijk). In de Handschriften zie je duidelijk dat er ruimte is gemaakt tussen de tweede en de derde noot. Groepenscheiding dus. En de vaste regel is, dat de noot vóór de scheiding dan verbreed wordt.

Het komt ook voor dat de copist de eerste noot van de volgende scheidt. Dan wordt de eerste noot verbreed. En wel zo, dat de twee volgende er uit voortvloeien. Dus twee en drie zijn dan veel minder belangrijk dan de eerste. Als voorbeeld de aanhef van de communio van Sint Stephanus:

Voorbeeld 7 (Grad. Rom. p. 635)

Voorbeeld 7 (Grad. Rom. p. 635)

Helaas staat in dit soort gevallen vaak een streepje onder de tweede noot. Als zanger of dirigent denk je dan, dat het een Salicus is en ga je de tweede noot verbreden. Fout dus. Voor zulk soort gevallen moet de dirigent gewoon z’n Triplex raadplegen. De handschriften zijn in deze duidelijk en niet moeilijk te lezen, als je het scheidingsprincipe aanhoudt.

Voorbeeld 7a: Nog zo'n voorbeeld (Grad. Rom. p. 132)

Voorbeeld 7a: Nog zo’n voorbeeld (Grad. Rom. p. 132)

En, zult u zich misschien met een zucht afvragen, wat moet ik nu met die groep, die zo eenvoudig lijkt maar zo verschillend kan zijn, terwijl ik geen Graduale Triplex gebruik? Er een aanschaffen, zou het laconieke antwoord kunnen zijn. Als u dat teveel vindt, dan lijkt een goede handleiding: Houd de Salicus binnen een groep meestal licht, alle drie de noten. Zeker als de beweging ook na de Scandicus nog verder naar boven gaat. Is de laatste noot van de Scandicus tevens topnoot van een passage, dan die laatste zeker de nodige intensiteit geven. Als de laatste noot van de Scandicus samenvalt met de afsluiting van een lettergreep, dan zal hij vaak goed enige ‘ruimte’ kunnen krijgen. Staat de Scandicus aan het begin van een lettergreep, dan zal de eerste noot vaak het belangrijkste zijn. En voor de rest moet u vooral uw muzikale smaak laten werken.

De Salicus

In onze gedrukte boeken verschilt de Salicus alleen van de Scandicus door het staand episema, dat door de monniken van Soiesmes indertijd onder de tweede noot is toegevoegd. Dat was nog aan het begin van de restauratie van het Gregoriaans. De bedoeling was, dat de tweede noot als de belangrijkste zou worden gezien, en daarom zou worden verlengd. Men kwam vanuit de schrijfwijze in de handschriften zo ongeveer tot de volgende redenering: De notatie van de Salicus lijkt op die van de Scandicus.

De tweede noot heeft in de handschriften een andere vorm, lijkt belangrijker dan het ‘puntje’ in de Duitse Handschriften, dus zal dat wel de belangrijkste noot zijn. Dus lijkt het verantwoord die tweede noot te verbreden. Dat verschil tussen Scandicus en Salicus moeten wij in de boeken met een hulpteken aangeven, want aan de vorm van de groep zelf kun je dat niet zien.

Laten we hier eerst beide notengroepen in hun eenvoudige vorm afdrukken met de bijbehorende handschrifttekens:

Voorbeeld 8: Scandicus en Salicus

Voorbeeld 8: Scandicus en Salicus

Op het verkeerde been gezet

De ‘afwijkende’ noot in de Salicus heet Oriscus. Studie van de handschriften in al hun variëteit wat betreft de Salicus. leert ons dat die oriscusnoot alleen maar een lichte siernoot kan zijn, die tendeert naar de volgende noot. Hoe die siernoot precies is uitgevoerd in de oudheid, weten we niet. In elk geval niet als een zware noot. Bovendien leidt een vergelijking van de oriscus in zijn oudste vorm en in zijn gereduceerde vorm met de derde noot tot de conclusie dat het schrijven van de Oriscus eerder iets beweeglijks heeft dan de staande virganoot van de Salicus. En zo zitten we dan met de gebakken peren: boeken die onjuiste aanwijzingen geven, en koren die op vasthoudende wijze die verkeerde tekens als uitgangspunt gebruiken. Wat nu?

Luisteren naar melodie en tekst

De beste manier om de verschillen tussen de traditionele uitvoeringswijze en de oude goed te horen of te laten horen, is ze een aantal keren op beide wijzen (voor) te zingen. Uit de tientallen, goede voorbeelden daarvan kies ik er drie. Eerst op blz. 20 van uw Graduale. Daar staat op tweede regel van het Offertorium ‘Deus’ het woord plebs.

Voorbeeld 9: Graduale Romanum blz. 20 en 21

Voorbeeld 9: Graduale Romanum blz. 20 en 21

Zing deze groep (en ook de noten ervoor en erna) nu eens hardop. Verbreed eerst de tweede noot van ‘plebs’. Een beetje veel mag zelfs, want met overdrijven hoor je soms beter het verschil. Klinkt best goed, denkt u misschien nog. Maar doe het nu eens opnieuw, en zing naar die derde noot van plebs toe en verbreed die. Merkt u nu, dat die verbreding eigenlijk nodig is om de bijbehorende medeklinkers uit te spreken. Het zijn er nogal wat: de b en de s en de t als overgang. Hoeveel meer recht doet u aan de tekst, als u de derde noot verbreedt en ruimte maakt voor die medeklinkers! Probeer het nog eens op de ‘oude’ manier. Merkt u, dat de laatste noot eigenlijk een beetje bij de volgende groep en de volgende lettergreep wordt getrokken? Onrecht aan de tekst! En daar waren de oude Gregorianisten zo gevoelig voor. Al gewonnen voor dit nieuwe (!) inzicht?

Zo niet, probeer het dan eens met zo’n zelfde groep op de volgende bladzijde, Uit de Introitus Gaudete. Op de tweede regel staat het woord ‘modestia’. Zing maar weer eens op beide manieren. En neem dan tegelijk ook de groep mee op ‘vestra’. Voelt u dat ook daar de laatste noot ruimte vraagt voor de medeklinkers? De handschriften geven daar dan ook speciale tekens. Als u daarna nog niet bekeerd bent, moet u eens naar onze roemruchte Introitus Requiem gaan.

Voorbeeld 10: Graduale Romanum p. 669

Voorbeeld 10: Graduale Romanum p. 669

Het tweede woord ‘aeternam’ heeft op de eerste lettergreep een Salicus. En na die Salicus een hele mooie samengestelde groep op de lettergreep ‘ter’. Als je nu de Salicus naar de derde noot toezingt, de letter r goed uitspreekt en dan delicaat met de volgende groep begint, dan merk je hoe zo’n Salicus ook invloed heeft op de volgende notengroep.

Genoeg

Ik hoop dat dit voldoende is om u enig inzicht te verschaffen in deze twee notengroepen. Ik wijs er nog op, dat zowel de Scandicus als de Salicus vormen kent van meer dan drie noten, maar het principe blijft hetzelfde. En let erop, dat de groepen van de Salicus die een losse eerste noot in de handschriften hebben (ik sprak er hierboven over) een verbrede eerste noot moeten hebben, Als u in uw koor met een ombuiging naar de nieuwe uitvoeringswijze wilt beginnen, zeg dan niet gewoon: ‘Vanaf volgende week voeren we Salicus anders uit’, maar repeteer daar vooral de eerste tijd wat met de zangers mee. Want het klinkt toch nogal wat anders en sommigen raken misschien al zingende in de war. Ik wens er u veel sterkte bij en ook esthetisch genoegen.