De ‘Eer aan God’, in het Latijn het ‘Gloria’, is een zeer oude lofzang en dateert uit de eerste eeuwen van de kerk. Aanvankelijk heeft de liturgie meer van dit soort hymnen gekend. Ze werden gemaakt naar het voorbeeld van Bijbelse gezangen en daarom ook wel ‘psalmi idiotici’ genoemd (vertaald ‘zelfgemaakte psalmen’).
Toen op het einde der Oudheid de waardering voor deze hymnen achteruitging, verdwenen de meeste voorgoed uit de liturgie, op een drietal hymnen na. Naast het ‘Te Deum’ en het ‘Te decet laus’ uit het getijdengebed van de kerk, is ook het Gloria behouden gebleven en heeft zelfs in de loop der tijden enige promotie gemaakt.
Het gebruik
Oorspronkelijk was het Gloria een morgenhymne. In de vierde eeuw werd dit gezang vanuit de Oosterse liturgie in het Westen ingevoerd. Het kreeg als feestelijk gezang al spoedig een plaats in de Romeinse misliturgie, hoewel aanvankelijk nog op zeer bescheiden wijze: in vieringen namelijk waarin de paus zelf voorging en dan nog alleen bij feestelijke aangelegenheden.
Paus Symmachus (498–514) breidde het gebruik uit en stond het toe op zondagen en op feestdagen van martelaren. Maar ook dan alleen in vieringen waarin een bisschop voorging. Priesters mochten de hymne slechts aanheffen op Pasen en op de dag van hun eerste mis. In de twaalfde eeuw werd het gebruik aan alle priesters toegestaan en bij alle gelegenheden met een feestelijk karakter. In feite werd vanaf die tijd het Gloria bijna dagelijks gezongen of gezegd.
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft het gebruik van het Gloria enigszins beperkt. Het wordt nu gezongen op op hoogfeesten of feesten en bij bijzondere vieringen en op alle zondagen, behalve de zondagen in de Advent en de Veertigdagentijd.
De tekstopbouw
Wie de tekst van de hymne bestudeert, komt tot de ontdekking dat er sprake is van een driedelige opbouw.
- de engelenzangZoals gebruikelijk bij oudchristelijke hymnen begint ook het Gloria met een bijbelcitaat. De samensteller koos daarvoor het veertiende vers uit het tweede hoofdstuk van Lucas. De Nederlandse vertaling ‘aan de mensen die Hij liefheeft’ doet meer recht aan de Griekse tekst, dan het bekende ‘mensen van goede wil’.
- de lofprijzing van GodDe hulde aan God, die met de eerste woorden van de hymne al is ingezet, wordt nu verder uitgewerkt in een aaneenschakeling van korte aanroepen: “wij loven U, wij prijzen U, wij aanbidden U, wij verheerlijken U, wij zeggen U dank”; een reeks werkwoorden die alle uiting geven aan eenzelfde gesteldheid van lofprijzing en dankzegging.
Een van de oudste gregoriaanse toonzettingen van het Gloria, het Gloria XV uit het Kyriale, laat ons nog vermoeden, hoe een en ander vroeger in de liturgie gefunctioneerd moet hebben. Twee groepen die afwisselend en in wedijver God loven. Dit flitsend over en weer is in de Nederlandse vertaling verloren gegaan. Men heeft immers de afzonderlijke werkwoorden door middel van het voegwoord ‘en’ tot langere zinnen gemaakt.
Wij loven, aanbidden en danken, ‘propter magnam gloriam tuam’. De grote heerlijkheid van Hem die genoemd wordt: Heer God, hemelse Koning, God, almachtige Vader, blijkt het motief van deze uitvoerige lofprijzing.
- het christologische gedeelteBijna als vanzelf maakt de hymne bij de woorden ‘Domine Fili unigenite’ de overgang naar een gedeelte dat aan Christus is gewijd. Met Bijbelse titels wordt Hij eerste belijdend aangesproken: “Heer, eniggeborene, Christus, God, Lam Gods, Zoon van de Vader”. Deze aanroepingen lopen uit op een litanie, een drievoudige smeekbede om ontferming en verhoring. Slechts weinig muzikale composities geven deze litanie de vorm, die men hier zou mogen verwachten, een vorm van voorzang en een acclamatie door allen. De volkszangmis van Clemens van den Berg doet dat, alsook de bekende Paus Johannesmis van Jan Vermulst (GvL 234).
Na het voegwoord ‘Quoniam’ (= want) gaat de smeekbede van de litanie over in een lofprijzing. Jezus Christus wordt de Heilige genoemd, de Allerhoogste en… Hij alleen. Dat laatste staat er niet voor niets. In reactie op het heidendom en de keizercultus van zijn dagen, met zijn vele heren, heiligen en allerhoogsten spreekt de christelijke dichter hier uitdrukkelijk van één Heer, één Heilige, één Allerhoogste en dat is Jezus Christus. Met een belijdenis van de Drie-ene God als slotakkoord rondt hij de hymne af.
De uitvoeringspraktijk
In de Inleiding op het Altaarmissaal lezen we: “Het Gloria wordt door alle gelovigen afwisselend door volk en koor of door het koor alleen gezongen. Als het niet gezongen wordt, wordt het door allen in zijn geheel of afwisselend gezegd” (nr. 31).
Het lijkt erop dat het Gloria vanaf het begin een gezang is geweest dat aan heel de gemeenschap toekwam. Zoals al eerder aangegeven is de oudste Gregoriaanse melodie (XV) een typische volkszangmelodie. Bovendien keerde de voorganger zich bij de aanhef van het Gloria zich om naar het volk, dit om de aanwezigen tot deelname uit te nodigen.
Toch zwijgen de oude bronnen over de kwestie wie het Gloria zongen. Verwonderlijk is dat niet wanneer men bedenkt dat de hymne in het begin van de kerk maar sporadisch in de liturgie voorkwam. Vanaf het moment dat het Gloria ook buiten de pontificale missen gezongen werd, nam het volk zeker aan de zang deel.
De afwisseling tussen koor en volk is natuurlijk ook hier de meest ideale vorm. Dat het koor daarbij zijn aandeel meerstemmig uitvoert is uiteraard helemaal in overeenstemming met het karakter van de hymne als feestelijke lofzang.
Uitdrukkelijk is in de richtlijnen de mogelijkheid opengelaten dat het koor alleen de hymne voor zijn rekening neemt en één- of meerstemmig uitvoert. Van de oudste vijf ordinariumgezangen komt het Gloria zeker het meest voor een dergelijke uitvoering in aanmerking. In veel parochies wordt het Gloria door een glorialied vervangen. Men zingt dan het bekende ‘Eert God die onze Vader is’, ‘Aanbidt en dankt uw Vader, God’ of ‘U, Heer, zij lof gebracht’.
In opdracht van mgr. Van den Hende schreef Frans Bullens de ‘Mis van de heilige Geest’. Een nieuwe compositie met vier ordinariumgezangen is bedoeld om gezongen te worden tijdens de Vormselvieringen. Natuurlijk kan het ook opgenomen worden in het regulier repertoire van het koor op andere zondagen. Het Eer aan God heeft hier een driestemmige zetting en is feestelijk van karakter.
Bron: Koorkring Zeeuws-Vlaanderen.