Gedachten bij een lied: Eer zij God in onze dagen

In de beginperiode van onze liturgievernieuwing waren er velen onder ons, die zich ernstig afvroegen, of de nederlandstalige gezongen vieringen niet zouden uitgroeien tot ‘liedjesdiensten’.

Die angst was weilicht niet ongegrond. Ook hier was alle begin moeilijk, maar na verloop van een aantal jaren bleken de zwartkijkers, god-zij-dank, ongelijk te krijgen en is er een ruime variatie aan vormen opgebloeid.

Jubilate 25, 3 (september 1992)

Th. Klaus

Zo zijn er nu, om een aantal voorbeelden te noemen: de gezongen openingsritus, de gezongen slotritus, de acclamaties, de beurtzangen, de litanieën, de koormotetten, het gezongen lijdensverhaal, het gezongen Onze Vader. Kortom u kent zelf de vele mogelijkheden, die wij nu in onze taal hebben.

Naast deze vele mogelijkheden is het lied niet aangetast in zijn bestaansrecht. En terecht. Het heeft immers zijn eigen specifieke inbreng in de vieringen.

Hoe geschikt kan het lied niet zijn om de hele gemeenschap een viering te laten openen. Het karakter van het samenvieren wordt er door onderstreept, maar ook het karakter van de viering zelf kan er door worden bepaald. Er kan vreugde of droefheid in doorklinken, er kan verwachting, hoop of verlatenheid in geproefd worden. Wij komen met een bepaalde bedoeling samen en willen dat ook uiten.

En waarom zouden we bij een lied niet de mogelijkheden benutten, die er in de afgelopen jaren zijn gegroeid. We kunnen dat doen, zoals ik u onder andere de vorige keer uitvoerig heb geschetst, in een samenspel tussen koor, organist en de hele gemeenschap.

Tekst

Wanneer dit jubileumnummer bij u in de bus valt, zijn dirigenten, organisten, liturgische werkgroepen zich weer aan het oriënteren op het repertoire van de kersttijd. Vandaar dat ik u wat gedachten wil geven rond ‘Eer zij God in onze dagen’.

Dit bekende en graag gezongen lied heeft in de loop van de jaren velerlei teksten meegekregen. Vaak waren de woorden heel tijdgebonden. Daardoor pasten ze niet meer zo goed ‘in onze dagen’. Een verschijnsel dat wij bij meerdere gezangen tegenkomen. Wij mogen ons dan ook gelukkig prijzen, dat zo vele bekwame en geïnspireerde dichters zich de moeite getroost hebben op bestaande, gewilde melodieën nieuwe teksten te schrijven.

Een uit die rij van dichters is Willem Barnard. Hij heefi voor ons het Franse kerstlied ‘Les anges dans nos campagnes’ niet zo zeer herdicht, als wel voorzien van een geheel nieuwe, echt liturgische tekst. Voor ik u de tekst voorleg, laat ik graag eerst de dichter zelf aan het woord.

“Er is een geliefd wijsje dat in het Nederlands de tekst kreeg: ‘Engelkens door ‘t luchtruim zweven…’, met als refrein Gloria in excelsis Deo. Dat refrein wilde ik graag zingen, maar die tekst liever niet, om duidelijke redenen! Vandaar dat ik de hymnus angelicus, Lucas 2: 14, varieerde tot een nieuw liedje.’

Zoals Willem Barnard in het bovenstaande fragment schrijft, heeft hij zich laten inspireren door de tekst van Lucas:
Eer aan God in den hoge
en op aarde vrede onder de mensen
in wie Hij welbehagen heeft.

Wanneer we deze tekst van Lucas vergelijken met de woorden uit net eerste couplet is zijn inspiratiebron duidelijk.

Wellicht zijn toen bij de dichter-liturgist woorden uit de Lofzang ‘Eer aan God’ binnen komen dwarrelen. Immers bij het bekijken van de coupletten twee en drie zien we heel expliciete verwijzingen naar deze Lofzang, bij ons beter bekend onder de naam Gloria.

Eer zij God in onze dagen,
eer zij God in deze tijd.
Mensen van het welbehagen,
roept op aarde vrede uit.

Eer zij God die onze Vader
en die onze Koning is.
Eer zij God die op de aarde
naar ons toegekomen is.

Lam van God, Gij hebt gedragen
alle schuld tot elke prijs,
geef in onze levensdagen
peis en vreé, kyrieleis.

Bij het doorlezen van de drie strofen ervaren we een eenvoudige, maar daarom niet minder diepe, zinvolle en zeer liturgische tekst.

Melodie en uitvoeringeer_zij_god_in_onze_dagen

We zien in een oogopslag, dat de couplet-melodie bestaat uit twee gelijke zinnen. Zin een (regel 1 en 2) is geheel identiek met zin twee (regel 3 en 4). Maar ook zin één en zin twee bestaan ieder weer uit twee vrijwel identieke delen. Anders gezegd: de afsluiting van de vier regels daargelaten, hebben we te maken met vier vrijwel gelijke melodie-fragmenten.

En daar zit nu juist dat gemene addertje. Hoewel deze melodie zo eenvoudig, zo gemakkelijk lijkt, wit ik met u toch even naar dat gevaarlijk plekje gaan kijken. Er is, wanneer we naar regel 1 en 2 en naar regel 3 en 4 gaan kijken, een klein verschilletje, een kwart noot verandert in twee achtste noten. Het lijkt zo simpel, maar daar hoor je de fouten rollen.

Ofwel men zingt in iedere regel twee achtste noten, ofwel men zingt ze nergens. Ofwel buurman links zingt ze wel en buurvrouw rechts niet. Kortom, u herkent naar alle waarschijnlijkheid het probleem. Wat doen we eraan?

Zorg op de eerste plaats dat uw koor de melodie feilloos zingt.

Hoe komt het toch, dat er nog steeds koren zijn, die een éénstemmig gezang niet correct kunnen zingen, niet correct qua noten en/of niet correct qua ritme? Durft de dirigent daar tijdens de repetitie geen aandacht aan te schenken of vindt ‘men’ het zonde van de repetitietijd om een ‘liedje’ goed in te studeren?

Goed, dat tussen grote haken. Als dus het koor de melodie feilloos kent, is het een kleine moeite voor de dirigent, voor de cantor of de volkszang-dirigent even aan de goe-gemeente te vertellen, dat de tweede noot van de tweede (en vierde) regel uit twee noten bestaat.
Dan… even voordoen, even laten horen waar het om gaat, duidelijkheid scheppen. Het probleem hoeft dan niet te blijven voortwoekeren.

Wat betreft de uitvoering nog dit. Zorg voor een strak, niet te snel tempo. Houdt dat tempo ook in het refrein vol. Zet de eerste paar noten van elke regel pittig en duidelijk in. Denk als het ware aan staccato, zonder werkelijk staccato te zingen.

In de refreinmelodie komen we een andere moeilijkheid, een ander gevaar tegen. We zien in de refreinmelodie veel achtste noten. Maak daar geen glijbaan van en ook geen onduidelijke pudding. Zing deze achtste noten heel bewust, dat geeft de melodie glans en duidelijkheid mee. Maar… geef niet iedere ‘eerste’ achtste noot een tik op zijn kop, en zet er ook geen h voor. Weet ook, dat niet de achtste noten, maar de halve noten aan het begin van de maat staan. Dat daar dus het maataccent ligt. Niet overdrijven, weten is voldoende.

Behandel de laatste maat van regel 1 en van regel 3 van deze refreinmelodie heel accuraat. Verwaarloos daar de punt en de achtste noot niet. En stap met een zekere schroom naar de halve noot op (Glori-)a. Geen vette val, geen jjjall!

Geef u er rekenschap van dat in excelsis Deo bij Gloria hoort. Denk dat als een eenheid, dan zult u bijna als vanzelf deze twee regels anders gaan zingen. Maak een beschaafd crescendo naar de bes op sis.

Kortom maak er eens iets mooiers van. Men hoort het zo vaak slordig gezongen, met lelijke, verkeerd geplaatste accenten en onder de tafel rollende achtste noten. Met een beetje moeite en een goede repetitie krijgt u zoveel meer musiceervreugde. Bovendien, weet dat de goe-gemeente aanvoelt hoe het koor zingt. Wanneer het koor geïnspireerd en verzorgd zingt, slaat dat over op de goe-gemeente.

De toegevoegde waarde

Graag maak ik u weer attent op een aantal bewerkingen, die u ter afwisseling kunt gebruiken naast of in samenspel met de éénstemmig gezongen gemeentezang. Allereerst uit Zang en Tegenzang, de uitgave die zo rijk is aan variaties. Naast de begeleiding bij Eer zij God in onze dagen (T 64) treffen we ook een voorspel aan (T 63). De voorspelen in de serie Zang en Tegenzang bieden de organist vaak de mogelijkheid fantasievol en verrassend op het komende lied in te spelen.

Voorts treffen we de volgende zettingen aan:
T 65 2 st. nl. s-a en orgel
T 66 3 st. nl. s-a-t a cappella
T 67 4 st. nl. t-t-b-b a cappella
T 68 4 st. nl. s-a-t-b a cappella

Alle bewerkingen, inclusief voor orgel, zijn van de hand van Mathieu Dijker.

Bij Callenbach in Nijkerk is een bundeltje verschenen onder de naam Lofzang. De samenstellers J.F. Middelham en P.H. Kriek hebben daarin een 50 tal psalmen, liturgische stukken en gezangen bijeengebracht. Ze hadden daarbij voor ogen, dat de bewerkingen ook bruikbaar moesten zijn voor kleine parochiekoren, met heel beperkte mogelijkheden.

Door de verscheidenheid aan componisten, die zij voor de bewerkingen gevraagd hebben, is er een leuke veelkleurigheid ontstaan. Ik geef u als voorbeeld de bewerking voor sopraan, alt en mannenstem van Nico de Goede.