Het Heilig, waarover we terloops al eens iets hebben gezegd in deze cyclus, is waard om nog wat verder onder de loep te worden genomen. De oorsprong van de tekst is heel oud en eerbiedwaardig. Het Heilig (of Sanctus, ik ben zo vrij die benamingen hier rustig door elkaar te gebruiken) is geen uitvinding van een of ander origineel denkende liturgist of kerkmusicus.
Verschenen in Jubilate 19, 2 (mei 1986)
Fr. Nico Wesselingh O.S.B
Het komt uit een Bijbels boek, de profeet Jesaja: Uit hoofdstuk 6. Het staat er zo maar niet los. Er is iets belangrijks aan de hand: de roeping van Jesaja. God wil hem als profeet, als zijn spreekbuis zeg maar, naar het Joodse volk zenden. Dat doe je niet zo maar even, want profeet worden betekende: je beroep en je hele leven laten veranderen. En vaak de haat van koningen of hele bevolkingsgroepen op de hals halen. Veel profeten hebben de hun door God opgelegde taak met de dood moeten bekopen. In dat opzicht waren zij echt voorlopers van Christus.
Roeping
Het was dus zaak, dat zo’n toekomstige profeet duidelijk wist wat zijn opdracht zou zijn. Daarom werd zo’n roeping vaak ingeleid met een visioen. De beschrijving bij Jesaja liegt er niet om: Ik zag de Heer, gezeten op een hoge en verheven troon. De sleep van zijn mantel bedekte heel de tempel. Engelen stonden boven Hem opgesteld, elk met zes vleugels: twee om het gelaat te bedekken, twee om de voeten te bedekken en twee om te vliegen. Zij riepen elkaar toe: “Hellig, heilig, heilig is Jahwe van de legerscharen: al wat de aarde vult is zijn heerlijkheid.” De deurpinnen in de dorpels schudden van het luid geroep, en de tempel stond vol rook. Ik zei: “Wee, ik ben verloren!… Ik heb met eigen ogen de Koning, Jahwe van de legerscharen gezien.” (Jesaja 6, 1–5).
Hemelse liturgie
Wie deze tekst op zich laat inwerken ontkomt er niet aan: Jesaja is getuige geweest van een zeer indrukwekkende, hemelse liturgie. En zijn schrik is niet onverklaarbaar: de engelen bedekken hun ogen met het eerste paar vleugels, want zij waren niet in staat Gods heerlijkheid te aanschouwen. En een mens, die zonder bedekte ogen Gods heerlijkheid aanschouwde, zou moeten sterven. De beschrijving liegt er dan ook niet om: God is zo groot, dat de sleep van zijn kleed heel de tempel overdekt. Dat betekent niet alleen, dat je van de tempel niets meer ziet, maar tevens, dat God en tempel een zijn. Het door Salomo opgetrokken gebouw (Hij zou er vijftig jaar met honderden aan gewerkt hebben) is niet meer gewoon de plaats waar mensen samen komen (Zo maar een dak boven wat hoofden!), maar wordt een met de liturgie van de engelen. Zo is het eigenlijk ook met ons. Want wij zingen met het Heilig het lied dat eertijds, volgens dit visioen, was voorbehouden aan de engelen. Het is geen gezang van mensen. Eigenlijk nooit geweest. Daarom ook aan het eind van de prefatie deze tekst: met alle engelen en heiligen loven en aanbidden wij U, en zingen U toe vol vreugde.
Nevenverschijnselen
Dat zingen alleen al moet iets zeer indrukwekkends zijn geweest. Maar er komt nog iets bij: Godsverschijningen in het Oude Testament gingen bijna altijd gepaard met bazuingeschal, met donder en bliksem, regen, hagel en aardbevingen. Vandaar dat de tempel op zijn fundamenten stond te schudden en de deuren bijna uit hun hengsels v|ogen. Je hoeft niet eens veel fantasie te hebben om de hele scene voor je ogen te zien. Het lijkt wel het einde van de wereld. En dan blijkt, dat die hele verschijning met alles erom heen, alleen maar bedoeld is om aan Jesaja, die kleine mens, die ineenkromp van schrik, duidelijk te maken dat de God van Israël hem als profeet in dienst wilde nemen. Vandaar zijn schrikreactie. Maar de Heer helpt hem daar overheen, door bemiddeling van een engel. Wie moet bij deze passage niet denken aan net begin van net Lukasevangelie, waar Maria de roeping krijgt Gods Zoon ter wereld te brengen? Ook bij naar: schrik. Ook bij naar een engel die naar over die schrik heen helpt: Vrees niet, Maria… Als wij het Sanctus zingen, moeten wij in net achterhoofd nebben, dat wij met dat gezang deel hebben aan de hemelse liturgie, dat wij een engelenlied zingen. En als dat lied van ons misschien wat erbarmelijk klinkt en wat magertjes, vergeleken bij de hemelse liturgie, dan mogen we ons realiseren dat op onze oproep heel het hemelse koor aantreedt om met onze lofzang in te stemmen. Je zou kunnen zeggen, dat het koor van alle engelen en heiligen onmiddellijk zijn eigen lied herkent, als wij hier in onze bescheiden kerken op bescheiden wijze net Sanctus aanheffen.
Hebreeuws
Om die indruk te versterken druk ik graag hier ter plaatse de originele tekst af, zoals die in de Profeet Jesaja staat. Mogelijk dat deze ons lettertekens, vreemd maar zeer fraai, ons een beetje kunnen helpen om ons het eerbiedwaardige van het Sanctus te doen realiseren. Het Sanctus is een lied van alle eeuwen en van alle generaties. Bedenken we, dat het Hebreeuws van achteren naar voren wordt gelezen. Dus bij een boek op de laatste bladzijde rechts boven beginnen. Ons tekstvoorbeeldje begint dus ook rechts en moet dan naar links gelezen worden. De vertaling wordt bij net betreffende woord bijgetypt. Hoe het Hebreeuws klinkt, kan ik u helaas op papier niet laten horen.
Niet alles
Waarschijnlijk zullen er pientere lezers, en vooral lezeressen, zijn die zullen opmerken, dat dit maar een klein stukje van de tekst van het Heilig is. Volkomen juist. Onze huidige tekst is het resultaat van een ontwikkeling van vele eeuwen. En in z.g. Tropen werd die tekst vaak tot in het tienvoudige uitgebreid. Maar dat zou een apart artikel moeten worden, en ik denk dat de meesten dat toch wat teveel van het goede zouden vinden.
Eerbiedwaardig
Eigenlijk had ik in dit artikel heel andere dingen willen zeggen. Ik had wat willen zeggen over hoe dit gezang door de loop der geschiedenis is heengegaan. Over hoe wij het van onze vaderen hebben geërfd en hoe wij het nu kunnen en moeten zingen. Maar dat komt nog wel. Misschien dat door wat ik nu geschreven heb bij U het besef groeit, dat je het Sanctus of Heilig alleen maar kunt en mag zingen met een grote mate van eerbied voor Degene die je aanroept. En wie meent dat zijn of haar eenvoudige stem toch niet tot de hemel reikt en niet de kwaliteit heeft om de aandacht te trekken, die moge zich verlaten op de engelen en heiligen. Zij die dag en nacht, zonder ophouden, God prijzen, zullen niet ongevoelig zijn wanneer wij ‘hun’ lied zingen (maar dan wel zingen) in onze vieringen. Zij zullen het niet kunnen nalaten ons eenvoudig lied te transformeren tot een stralende acclamatie, de hemelse liturgie waardig.