De slotriten: einde én begin

De slotriten van een eucharistieviering vormen een tegenhanger van de openingsriten. Zoals we gezien hebben in het artikel over het openingslied zijn de openingsriten bedoeld om de verzamelde gelovigen, van verschillende herkomst en met totaal verschillende achtergronden, te vormen tot een gemeenschap: het volk Gods. Na de slotriten gaat dit volk Gods weer uiteen, ieder naar zijn of haar eigen plaats in de samenleving om daar uit te dragen wat in het afgelopen uur is gevierd.

Adriaan van Roode

Oorspronkelijk verschenen in Jubilate mei 2009

Belang van de slotriten

Het grote belang van de actieve deelname van het volk Gods aan de eucharistieviering wordt in het Algemeen Statuut van het Romeins Missaal uitgedrukt door de beschrijving van de intrede te laten beginnen met het woord ‘volk’: “Populo congregato…” (Als het volk samengekomen is …).

In de weinige regels die het Statuut wijdt aan de slotriten komt het woord ‘populus’ (volk) maar liefst acht keer voor! Ook na het afsluiten van de viering speelt dit volk dan ook een belangrijke rol: het krijgt de opdracht de betekenis van de zojuist beleefde communio met God te laten doorwerken in het leven van alledag.

In zijn apostolische brief ‘Dies Domini’ van 31 mei 1998, hoofdstuk 3, artikel 10, verwoordt paus Johannes Paulus II het bijzondere belang van de slotriten als volgt: “De gelovige tot wie de betekenis van wat hij gedaan heeft doorgedrongen is, kan inderdaad de volledige betekenis van de eucharistieviering niet laten ophouden bij de kerkdeur. De christenen die elke zondag bijeengeroepen worden om de aanwezigheid van de Verrezene te beleven en te verkondigen, zijn, zoals de eerste getuigen van de verrijzenis, geroepen in hun gewone dagelijkse leven te evangeliseren en te getuigen. In die zin moeten het gebed na de communie, de slotriten, de zegening en wegzending van de gelovigen herontdekt en meer gewaardeerd worden, opdat degenen die aan de eucharistie hebben deelgenomen dieper de verantwoordelijkheid voelen die hun is toevertrouwd.”

Opbouw van de slotriten

De slotriten bestaan uit:

– eventuele mededelingen;

– begroeting en zegen;

– wegzending;

– verering van het altaar.

Mededelingen

Met het gebed na de communie (vaak ten onrechte aangeduid als ‘slotgebed’) is de viering van de eucharistie beëindigd. Het Algemeen Statuut biedt de mogelijkheid om – als dit nodig is – aan het begin van de openingsriten korte mededelingen aan het volk te doen. Onnodige aankondigingen en berichten die bijvoorbeeld al in het parochieblad staan, dienen achterwege te blijven. Lange opsommingen van vieringen en bijzondere bijeenkomsten bederven de sfeer en doen daardoor afbreuk aan de kwaliteit van de viering.

Begroeting en zegen

Deze vormen het belangrijkste deel van de slotriten en verdienen daarom extra aandacht. Door grote zorg voor woord en gebaar moet de voorganger duidelijk maken dat hier iets bijzonders gebeurt: Niet hij zegent het volk, maar God zelf, zoals duidelijk wordt uit het gebruik van de aanvoegende wijs: “Zegene u de almachtige God…”. Met zijn Vader zegent de Zoon ons in de heilige Geest zoals hij de leerlingen gezegend heeft op de dag van zijn hemelvaart: “Hij nam hen mee de stad uit, tot bij Betanië. Daar hief hij zijn handen op en zegende hen. Terwijl hij hen zegende, ging hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel.”(Lc. 24, 50-51).

Vóór het uitspreken van de zegenbede begroet de priester met uitgestrekte handen het volk voor de laatste keer met de woorden: “De Heer zij met u”, waarop het volk antwoordt: “En met uw geest”.

De betekenis van begroeting en zegenbede komt beter tot uiting als zij gezongen worden. Ook voor vocaal minder begaafde voorgangers kan dit heel goed op de melodieën uit de bundel ‘Gezangen voor Liturgie’ (GvL), nrs. 341 of 342. Volgens de Instructie ‘Musicam Sacram’ (28-29) behoren de wegzendingsformules tot de gezangen van de eerste graad, hetgeen inhoudt dat deze altijd gezongen dienen te worden, behalve in gelezen missen.

Om bij feesten en op bijzondere dagen het slotritueel een rijker karakter te geven, kan bij die gelegenheden de slotzegen voorafgegaan worden door een drietal zegenbeden, waarvan in het Romeins Missaal een twintigtal formules zijn opgenomen. Een voorbeeld daarvan zien we in GvL 343, waar de zegenbeden voor het paasfeest op een gemakkelijk te zingen melodie zijn uitgewerkt. De structuur is altijd gelijk: Het volk wordt eerst uitgenodigd de zegen te ontvangen: “Buigt uw hoofd voor de zegen”.

Daarna zingt de priester de zegenbeden, die alle drie door het volk beantwoord worden met ‘Amen’. Doordat de verschillende zegenbeden op dezelfde wijze zijn opgebouwd, kan altijd gebruik gemaakt worden van het melodische schema van GvL 343. Voor de koorleider of cantor is het een kleine moeite desgewenst de zegenbeden voor de voorganger uit te schrijven.

Voorts kan vóór de slotzegen een gebed over het volk gezegd of gezongen worden. Het Romeins Missaal, en zeker het herziene Missaal van 2002, geeft tientallen mogelijkheden. Ook hierbij nodigt de voorganger uit voor het ontvangen van de zegen en antwoordt het volk met ‘Amen’. Voor het gebed over het volk kan heel goed het melodische schema van een zegenbede uit GvL 343 gebruikt worden.

Het gebruik van de plechtige zegen (met drie voorafgaande zegenbeden) of van een gebed over het volk is liturgisch gezien aanzienlijk sterker dan het al dan niet geïmproviseerde toespraakje dat sommige voorgangers plegen te houden vóór het uitspreken van de slotzegen. Het Algemeen Statuut van het Romeins Missaal spreekt in (31) wel over ‘monitiones’, korte inleidingen, aansporingen of aanwijzingen, die de voorganger mag uitspreken op bepaalde momenten van de viering, waaronder vóór de wegzending. Helaas houden velen zich niet aan de voorwaarde dat zulks ‘in zeer korte bewoordingen’ dient te geschieden, waardoor onnodig afbreuk wordt gedaan aan het liturgisch ritueel en daardoor aan de kwaliteit van de viering.

De besproken verrijkende elementen bij de slotzegen hebben volgens paus Benedictus XVI bovendien een functie bij de groei van het inzicht in en de bewustwording van de betekenis van de slotriten, waarover meer bij het bespreken van de wegzending.

De plechtige zegen of een gebed over het volk mag ook gebruikt worden aan het einde van andere liturgische plechtigheden. Het Romeins Missaal noemt hierbij met name vieringen van de sacramenten en woord- en gebedsdiensten.

De wegzending

De laatste woorden die aan het eind van een eucharistieviering tot het volk gesproken worden, zijn: “Ite, Missa est”. Strikt genomen is dit een formeel-juridische formule, te vergelijken met de woorden van een voorzitter: “De vergadering is gesloten”. Het volk antwoordt: “Deo gratias”. Waarom zou het volk God danken voor het feit dat het wordt weggezonden?

Over het ritueel van de wegzending schrijft Paus Benedictus XVI in zijn Apostolische Exhortatie ‘Sacramentum Caritatis’ van 22 februari 2007: “Na de zegen zendt de diaken of de priester het volk heen met de woorden ‘Ite, Missa est’ . In deze groet ligt de mogelijkheid de relatie te begrijpen tussen de gevierde Mis en de christelijke zending in de wereld. In de oudheid betekende ‘missa’ eenvoudig ‘wegzending’. Toch heeft dat woord in het christelijk gebruik een steeds diepere betekenis gekregen. De uitdrukking ‘wegzending’ (missa) werd in werkelijkheid steeds meer als ‘zending’ (missio) verstaan. De groet drukt aldus in het kort het missionaire karakter van de Kerk uit. Daarom is het goed het volk van God te helpen deze wezenlijke dimensie van het kerkelijk leven dieper te gaan verstaan en de impuls daartoe aan de liturgie te ontlenen. In dit perspectief kan het nuttig zijn te beschikken over, op vereiste wijze, goedgekeurde teksten voor het gebed over het volk en de slotzegen, die deze band expliciet verduidelijken.” (Sacramentum Caritatis, deel 2, artikel 51)

In de nieuwe editie van de editio typica (2008) van het Romeins Missaal staat een drietal pauselijk goedgekeurde alternatieve teksten voor de wegzending, die de bovenomschreven betekenis van dit ritueel beter tot uitdrukking brengen dan het traditionele ‘Ite, Missa est’ :

“Ite ad Evangelium Domini nuntiandum” (Gaat heen en verkondigt het evangelie van de Heer);

“Ite in pace, glorificando vita vestra Dominum” (Gaat in vrede, de Heer eer brengend met uw leven);

“Ite in pace” (Gaat in vrede).

Deze laatste formulering komt overeen met de door ons gebruikte Nederlandstalige tekst: “Gaat nu allen heen in vrede”.

Melodieën voor deze nieuwe formuleringen zijn nog niet geschreven, maar dat hoeft niet lang te duren.

De verering van het altaar

Na de wegzending vereert de priester, evenals bij de intrede gebeurde, het altaar met een kus, waarna priester en assistenten een buiging maken voor het altaar, alvorens terug te keren naar de sacristie. Deze verering ontleent haar betekenis aan het feit dat het altaar het blijvend symbool is van de viering van het eucharistisch mysterie.

Een slotzang?

In het Algemeen Statuut van het Romeins Missaal wordt nergens een slotzang genoemd. Reden waarom in sommige kerken na de wegzending geen slotzang wordt gezongen. Sommigen beschouwen de gezongen slotriten als waardige en zinvolle afsluiting van de viering. Inderdaad lijkt het wat vreemd om de mensen aan te zeggen dat ze weg moeten gaan voor hun zending in de wereld, en ze vervolgens toch nog even in de kerk houden voor een slotlied.

De Instructie ‘Musicam Sacram’ biedt hier mogelijk een aanknopingspunt bij de regels voor gezangen bij gelezen missen: “Men kan zelfs zo nu en dan ook een ander gezang zingen aan het begin, bij het offertorium en bij de communie, alsook aan het einde van de mis.” Een gezang aan het einde van de eucharistieviering is dus niet uitgesloten.

Een slotzang tussen de mededelingen en de zegen lijkt mij alleszins zinvol. Samen zingt het volk Gods over wat het gevierd heeft, waarna bij de zegen en wegzending het de opdracht ontvangt in het dagelijks leven uit te dragen wat men gevierd en bezongen heeft.

Aan het begin van de viering wordt een intredelied gezongen terwijl de processie van voorganger en assistenten door de kerk naar het altaar beweegt. Als aan het eind van de viering de processie de weg terug aflegt, past mijns inziens heel goed een geschikt slotlied ter begeleiding hiervan, dat dan wel aan een aantal functionele eisen dient te voldoen. Het mag niet of nauwelijks langer duren dan de tijd die de processie nodig heeft, omdat het geen zin heeft het volk nog te laten zingen als de voorganger de kerk verlaten heeft. Voorts geldt voor dit lied wel heel sterk de regel dat het betrekking dient te hebben met het gevierde feest, de tijd van het kerkelijk jaar of met het betreffende deel van de viering: de slotriten. Wat het laatste betreft zou het lied de overgang van de viering naar het dagelijks leven kunnen bezingen. Twee coupletten van zulke liederen vindt u in de muziekvoorbeelden hieronder.

Het laatste woord van de viering was aan het volk: ‘Deo gratias’. Een danklied als GvL 415: ‘Dankt, dankt nu allen God’, of GvL 491: ‘Looft de Heer, al wat gemaakt is’, zou dan eveneens uitstekend op zijn plaats zijn tijdens de processie aan het eind van de viering.

Slotriten_1Slotriten_2

Getagd , , , , .