Frans Bullens
Als ik in de dagen vóór Kerstmis bij de bakker sta word ik door dorpsgenoten wel eens aangesproken met de opmerking dat het wel ‘drukke dagen’ zullen worden voor de kerkmuziek. ‘Ach, mevrouw’ (het kan ook een meneer zijn hoor), zeg ik dan, ‘dat is in niets vergeleken met het paastriduüm!’ Maar met die opmerking valt het gesprek snel dood want mevrouw of meneer weet in de verste verte niet wat een ‘paastriduüm’ is.
Het paastriduüm begint met de avondmis op Witte Donderdag en eindigt met de vespers op paaszaterdag. Voor kerkmusici biedt het triduüm vele mogelijkheden. Bijvoorbeeld tijdens de viering van Goede Vrijdag. Dat is een viering van Goede Vrijdag is een viering vol historie, oude rituelen, middeleeuwse woorden en gebruiken. En het is van groot belang deze viering in ere te houden en te proberen er alle muzikale aandacht aan te geven.
De viering begint zonder franje. Geen orgelspel, geen intredezang, geen processie. Het altaar is sinds het einde van de Witte Donderdagviering helemaal kaal.
Na het gebed beginnen we meteen met de Dienst van het Woord. En dat is meteen een woorddienst van formaat: eerste een lange lezing uit Jesaja, dan de antwoordpsalm uit psalm 31 (‘Vader in uw handen beveel ik mijn geest’), de tweede lezing uit de Hebreeënbrief gevolgd door het beroemde kantiek ‘Christus factus est’ (‘Christus is voor ons gehoorzaam geworden…’) en dan het passieverhaal volgens Johannes.
Het zingen van dat lijdensverhaal heeft hele oude papieren! Al in de vroege Middeleeuwen verdeelde men het verhaal voor drie zangers en die kregen nog een toonkleur mee: de gewone toonhoogte in het midden voor de verteller, hoog voor alles wat niet Christus of verteller was en laag voor Christus.
Veel langer wordt het verhaal door het te zingen gelukkig niet. Immers, de cantors reciteren de tekst, dat is sprekend zingen en dat schiet best op. Het moeten natuurlijk wel zangers zijn die toon houden en niet na vier zinnen al een halve toon zijn gezakt. In dat geval eindigt het hele verhaal bijna een octaaf lager en daar wordt ook weer niemand blij van. Het kan helpen door het te begeleiden op orgel. Dat is ook weer een kunst apart want op de juiste accenten moet het goede akkoord vallen. Een vaardige organist die dat kan is wellicht ook in staat om sommige tekstdelen te kleuren. Johann Sebastian Bach deed dat in zijn enorme Mattheuspassie ook: als Christus moest zingen liet Bach ook de strijkers zachtjes meespelen, als een soort heilig aureool. Maar dát is weer een ander hoofdstuk in de rijke passie-geschiedenis.
Misschien wordt het weer eens tijd om dit Johannesverhaal te gaan zingen, met drie goede zangers, een klein koor (hoeft niet), bescheiden ondersteuning van orgel of snaarinstrument of iets anders om op toon te blijven.
Twee voorbeelden van een Nederlandstalig passieverhaal op muziek:
– Bij de Paulusabdij in Oosterhout verscheen in 1975 de passie van Floris van der Putt. Eenvoudig en in dezelfde trant als die van pater Hoogenboom. Deze is verkrijgbaar bij de Nederlandse Sint-Gregoriusvereniging.
– In 1977 verscheen bij Annie Bank de wat uitgebreidere Johannespassie van Jan Valkestijn inclusief de meerstemmige ‘volkskoren’ én enige meerstemmige gezangen. Onder meer te verkrijgen via Edition Ferrimontana
Daarmee houdt mijn kennis over het gezongen passieverhaal op, maar meer kennis is ook niet nodig. We kunnen het als volgt samenvatten:
– het lijdensverhaal op Goede Vrijdag is een belangrijk onderdeel van de viering
– zó belangrijk dat je er wat mee moet doen
– je kunt het met drie personen voorlezen (en eventueel onderbreken met liederen of acclamaties)
– je kunt het eenvoudig met drie personen zingen (en eventueel ook onderbreken met gezangen)
– je kunt het eenvoudig met drie personen én een meerstemmig koor zingen.
Het is een hele uitdaging, misschien niet dit jaar, dan wellicht volgend jaar. En laat u niet ontmoedigen door pastoors die het allemaal te lang vinden (‘Da’s allemoal veuls te lang…’) want: met het reciterend zingen wordt het niet veel langer, nou ja, vooruit, een beetje dan. Je moet overigens nooit bang zijn dat iets te lang duurt; je moet alleen wát je doet goed doen, dan maalt niemand meer om de lengte!
En komt u er niet uit met het lijdensverhaal dan hebben we ook nog de kruisverering in de viering van Goede Vrijdag (met de beroemde ‘Improperia’) en de communieritus.
Maar wellicht kunnen we hier een andere keer over uitweiden. Wél blijft van belang dat het allemaal niet vanzelf gaat. Je zult er als dirigent, pastoor, koorbestuur en organist je schouders onder moeten zetten. Mensen activeren, vragen en niet bang zijn als men ‘nee’ verkoopt. Maar iets dat je écht wilt, komt meestal wel voor dezelfde bakker als waarmee dit verhaal ook begon…