‘Asperges me’: een openingsritueel voor de zondag

‘Asperges me’: “Heer, sprenkel mij met hysop dat ik rein word, was mij dat ik witter word dan sneeuw” (psalm 51 (50), 9). In het hele psalter is er misschien wel geen tekst te vinden die zo vaak gezongen werd en die de kerkgangers zo vertrouwd was als deze. Elke zondag, vóór het begin van de Hoogmis, werd deze bede aangeheven tijdens de besprenkeling met wijwater, alleen de Paastijd vormde een uitzondering. Dan moest het ‘asperges me’ wijken voor het ‘vidi aquam’, een tekstcollage naar Ezechiel 47,1 en 9. Iedereen wist dat en iedereen handelde dienovereenkomstig. De gedachte hier op eigen gezag verandering in te brengen kwam bij niemand op.

Jubilate 21, 3 (september 1988)

Cees Janssens

Wat is er gebeurd?

Wanneer wij anno 1988 om ons heen kijken dan constateren wij dat de ritus van het ‘Asperges me’ nagenoeg overal is verdwenen. Het invoeren van de volkstaal in de liturgie heeft daar ongetwijfeld toe bijgedragen. Er moest een heel nieuw repertoire worden opgebouwd, en dat vraagt tijd, héél veel tijd. Wij weten er inmiddels alles van. Een andere oorzaak voor het verdwijnen van het ‘asperges me’ is zeker de afgenomen waardering voor riten en symbolen. De liturgische vieringen kregen een uitgesproken (!) verbaal karakter. In het ergste geval werd de liturgie een ‘praat-liturgie’. Rituele bloedarmoede kon niet uitblijven. Het stellen van de diagnose kan ook hier het begin van de therapie vormen.

Het nieuwe missaal

Wie in het huidige missaal op zoek gaai naar het ‘asperges me’ komt voor verrassingen te staan. De eerste verrassing kan gelegen zijn in het feit dat het asperges me er nog altijd is. Dat wij het in de praktijk nog nauwelijks tegenkomen is dan ook zeker niet de schuld van het missaal.

Een tweede verrassing zou kunnen liggen in de gedaanteverandering die het asperges me heeft ondergaan. Een verandering die duidelijk een verbetering is. Wij kunnen deze verandering in enkele punten karakteriseren.

Opgenomen in de viering

De ritus van de besprenkeling met wijwater gaat niet meer vooraf aan de viering – de priester ging vroeger na het asperges me terug naar de sacristie – hij vormt het begin van de viering, waarvan hij nu een onderdeel is. Wanneer de zegening van het water en de daarop volgende besprenkeling plaatsvindt vervangt dit ritueel als boete-act de gewone vormen van schuldbelijdenis en Kyrie eleison. Het ligt daarom ook voor de hand dat de priester daarbij het liturgische gewaad van de eucharistie draagt, het kazuifel, en niet de koorkap.

Zondagskarakter

In de vroegere ordening was de waterzegening en de besprenkeling met wijwater gereserveerd voor de Hoogmis op zondag. De nieuwe regeling voorziet dat deze rite van de zegening en de besprenkeling gehouden kan worden in alle zondagse eucharistievieringen. Dat betekent – het nieuwe missaal wijst er nadrukkelijk op – dat de waterzegen ook geanticipeerd mag worden op de zaterdagavond.

Dit alles betekent dat deze ritus een zondags-karakter heeft gekregen. Het gaat bij dit ritueel dan ook om méér dan alleen een boete-act. Het gaat tegelijk om een doopgedachtenis (water!). Elke boete en elke bekering staat in het verlengde van wat in het doopsel een aanvang heeft genomen. En wie doopsel zegt, zegt ook eucharistie, want deze twee zijn fundamenteel met elkaar verbonden. Op zondag, de Dag des Heren, vieren de gelovigen als de gemeenschap der gedoopten de gedachtenis des Heren in het sacrament van de eucharistie. Het ritueel van de waterzegening brengt deze samenhang op een welsprekende manier tot uitdrukking.

Een nieuw ritueel

De opbouw van het nieuwe ritueel is helder en doorzichtig. Na de gebruikelijke begroeting zegt de priester: “Broeders en zusters, laten wij met aandrang bidden tot God, onze Heer, dat Hij zijn zegen wil zenden over dit water, waarmee wij besprenkeld worden ter herinnering aan ons doopsel. Hij moge ons helpen om trouw te blijven aan de Geest die wij eens hebben ontvangen”.

Na een korte stilte spreekt de priester een zegenbede over het water uit, gevolgd door de besprenkeling van de gelovigen. Tijdens deze besprenkeling wordt een toepasselijk lied of een passende antifoon – eventueel met enkele psalmverzen – gezongen. Teruggekeerd bij zijn plaats besluit de priester met de bede: “Moge de almachtige God ons reinigen van zonden en ons, door de viering van de eucharistie, waardig maken eens aan te zitten aan zijn tafel in het Koninkrijk”, waarop allen instemmen door hun ‘Amen’.

Keuze van gezangen

Naast het ‘asperges me’ en het ‘vidi aquam’ biedt de nieuwe liturgie volop ruimte voor andere gezangen. Het missaal wijst op enkele mogelijkheden: Ez. 36, 25 e.v.; 1 Petr. 1, 3–5; 1 Petr. 2, 9. Deze teksten kunnen natuurlijk niet onmiddellijk worden gezongen. Daar is meer voor nodig. Zij wijzen ons wel de richting waarin wij moeten zoeken. Wie trefwoorden als bekering, boete, doopsel, water, Geest en dergelijke in het oog houdt en bovendien weet heeft van liturgische seizoenen, kan nooit echt verkeerd grijpen.

Liturgisch beleid

Het zou werkelijk zonde zijn de mogelijkheden van deze vernieuwde ritus niet te benutten. De draad kan altijd weer worden opgepakt. In de loop van het liturgische jaar is er een aantal zondagen dat als het ware om deze ritus vraagt. De zondag van Pasen, de zondag van Pinksteren, het feest van de Doop van de Heer e.a. Verder wellicht de zondagen van de Advent en de Veertigdagen, of die van de Paastijd. Ook een Eerste Communieviering kan er door worden verrijkt, hetzelfde geldt voor het Vormsel. “Ik zal u met zuiver water besprenkelen en gij zult rein worden” (Ez. 36, 25).

Getagd .