Zelfstandig orgelspel in de liturgie

Het orgel heeft een belangrijke taak toebedeeld gekregen in onze huidige liturgie. Welke stijl van kerkmuziek ook wordt gekozen; Latijn: gregoriaans of meerstemmig, Nederlands: één- of meerstemmig, de gemeenschap dient op enigerlei wijze in de zang te worden betrokken. Tevens kan het koor in zelfstandige koorzang zijn muzikale mogelijkheden ten dienste stellen aan de liturgie. Daarnaast is het gewenst ter bevordering van de muzikale afwisseling het orgel en/of andere instrumenten zelfstandig te gebruiken, in overeenstemming met karakter en inhoud van de viering. Volgens de officiële documenten mag het orgel in advent, veertigdagentijd, tijdens het Triduum Sacrum (Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Paaszaterdag) en in missen voor overledenen alleen ter begeleiding van de gezangen gebruikt worden. Uitzonderingen hierop zijn de derde zondag van de advent en de vierde zondag van de veertigdagentijd.

Flip Veldmans

Jubilate 27, 3 (september 1994)

Het orgel en zijn bespeler hebben dus een voorname taak en bepalen voor een niet onbelangrijk gedeelte in de dienst mede de stemming en sfeer.

Dit begint al met het inleidend orgelspel voorafgaand aan de viering. Vaak wordt gepreludeerd op de intredezang. Bedenk wel dat improviseren slechts is weggelegd voor de uitverkorenen onder ons. Een improviserend organist zal veel tijd en studie moeten (blijven) steken in de omgang met muzikale vormen en zal zich steeds op de dienst moeten voorbereiden over het gezang en zijn bijbehorende improvisatorische vormen en mogelijkheden. Zomaar wat akkoordjes aanslaan met misschien nog enkele flarden melodie is geen kunst, letterlijk en figuurlijk niet, en doet afbreuk aan de mogelijkheden die de organist in de viering tot zijn beschikking heeft. Ook hoor ik wel eens dat de organist snel alle liederen nog even doorneemt voor de dienst. Dit is natuurlijk niet de geëigende plaats hiervoor, dat moet hij thuis of in een lege kerk doen. Verontschuldigingen in de trant van: ik kreeg pas vlak voor de dienst het lijstje met liederen is geen geldig excuus om inleidend orgelspel als repetitie voor dc organist te misbruiken.

Entrée nr. 5 uit ‘Heures Mystiques’ opus 29 van Léon Boëllmann (1862-1897), uitgave Harmonia 2688.

De bedoeling is om op deze plaats de liturgische tijd of het te vieren feest in te leiden naar het gezang bij de opening toe. Dit kan uitstekend geschieden door literatuurspel. Probeer wel een stuk te kiezen wat qua lengte ongeveer uitkomt. Je kunt bij het instuderen er een gewoonte van maken de tijdsduur van het stuk te noteren, zodat je steeds weet hoelang een stuk duurt en er niet halverwege afgebroken hoeft te worden, hopende dat de voorganger(s) op een vaste tijd binnentreden. Maar dit is een kwestie van goed overleg.

De offerande is een uitstekende plaats voor zelfstandig orgelspel. Er is tenslotte in de openingsritus en in de dienst van het woord al veel gezegd en gezongen. Daarnaast is het op deze plaats wat rumoerig, omdat vaak een collecte wordt gehouden; zelfstandig orgelspel en/of andere instrumenten kan of kunnen hier uitstekend funktioneren.

Veel is hier mogelijk. Sommige organisten prefereren stemmige, intieme orgelstukken om mijmeringen over de preek en de voorbeden te ondersteunen. Anderen daarentegen zien de overgang van woorddienst naar de eucharistie als intermezzo om als het ware even op adem te komen na alle woorden die gesproken en gezongen zijn. Voor beide opvattingen valt iets te zeggen, vanuit de literatuur kom je beide gedachtengangen tegen. Ter illustratie een drietal voorbeelden. Allereerst een gedeelte uit een Offertoire pour le Jour de Paques van Alexandre Pierre François Boëly (1785–1858), uitgegeven in de serie Incognita Organo deel 6 van Harmonia, een serie waar heel veel liturgische muziek is te vinden van betrekkelijk eenvoudige tot middelmatige moeilijkheidsgraad:

De rechterhand kan in het A-gedeelte bijv. gespeeld worden met een zacht tongwerkje, de linkerhand met fluit 8’ en 4‘: de liggenblijvende bastoon op het pedaal met fluit 8’. In het B-gedeelte gaan we naar het hoofdwerk gebaseerd op cornet en trompet aangevuld bijv. met prestant 8’ en 4’. Het is slechts een klein fragment uit een uitgebreid offertoire over de bekende paashymne ‘O filii et filiae’.

Welke organist kent niet de schitterende muziekstukjes van de Italiaan Domenico Zipoli (1688–1726) in Orgel- und Cembalowerke (2 delen), uitgave Willy Müller, Heidelberg. Uit band I het begin van All‘ Offertorio, te spelen met bijv. 8’ en 2’:

Zo nu en dan vind ik het leuk om in mijn orgelboekenkast wat te snuffelen en te bekijken. Naar aanleiding van dit artikel kwam ik een Offertorio over de hymne ‘Ave, maris stella’ tegen van de Spaanse componist J. Sancho Marraco in de bundel ‘Orgelstücke moderner Meister’, verzameld door Johannes Diebold en uitgegeven in 4 delen door Otto Junne te Leipzig. Of de bundel nog verkrijgbaar is weet ik niet, informeer eens, anders kunt u van mij wel een afdrukje krijgen.

Aanvulling 21 februari 2017: Inmiddels is het auteursrecht op de bundel vervallen en kan alle muziek worden gedownload via deze link

De communie is eveneens een prima plaats voor koorzang of zelfstandig orgelspel, in ieder geval het kerkvolk niet forceren tot samenzang, want de bedoeling van samenzingen is dat iedereen hieraan mee kan doen. Je kunt moeilijk van de mensen verwachten dat ze het boekje of de bundel mee ter communie nemen of het lied uit het hoofd zingen. De samenzang komt veel beter tot zijn recht in een lied na de communie of in een slotzang. Voor het orgelspel gelden weer twee mogelijkheden: ofwel verpozende muziek of en zeker naar het einde van de communieritus toe verstilde en ingetogen klanken. Onderhoudende muziekwerkjes zijn bijv. de Voluntaries van diverse Engelse barok- en rocococomponisten of bijv. de Postcommunio van de Italiaan Giuseppe Gherardeschi (1759–1815) in de bundel Musiche Pistoiesi per Organo deel 2, uitgave Bärenreiter 1978:

Een voorbeeld van gedragen, sfeervolle muziek is de communion van Louis Vierne (1870–1937) uit zijn Triptyque opus 58, uitgegeven door H. Lemoine. Speel dit stuk met een zacht gedekt achtvoetsregister, als het mogelijk is aangevuld met een strijker, bijv. gamba 8’ of salicionaal 8’. Het begin is manualiter, later komen er wat pedaalnoten bij. Hierbij enkele beginmaten:

Tenslotte nog een laatste opmerking. Veel organisten en voorgangers hebben het idee dat elk moment van stilte in een dienst moet worden opgevuld met muziek, omdat anders volgens hen de ’vaart‘ uit de dienst gaat. Toch kan dit ook averechts werken: stilte kan juist voor een weldadige en broodnodige rust zorgen. Onze samenleving dringt ons toch al gewild of ongewild veel drukte en gejaagdheid op. De samenkomst in de kerk is vaak de enige mogelijkheid om je hieraan te onttrekken en tot jezelf te komen. Een goede verdeling van alle facetten is dus op zijn plaats.