Uit de orgelhoek: omgaan met kerktoonladders 2

Bij de begeleiding in kerktoonladders moet u proberen gebruik te maken van de karakteristieke kleur van de betreffende kerktoonladder. Ik zal dit met enkele muziekvoorbeelden trachten te verduidelijken. Een slotformule in d-mineur zou er als volgt uit kunnen zien:kerktoonladders_2-1

Jubilate 24, 1 (januari 1991)

Flip Veldmans

Na de tonika d gaan we vanuit de subdominant g naar de 2e omkering van het d-akkoord (het kwart-sext-akkoord), dit vormt samen met het A-akkoord de dominant, waarna de afsluiting tonika d volgt. Wanneer we nu dezelfde melodie (f-g-f-e-d) in een dorische toonladder moeten begeleiden (omdat het voorteken bes is vervallen), zou de begeleiding er als volgt uit kunnen zien:kerktoonladders_2-2

In plaats van g-mineur nemen we nu G-majeur, omdat de b de karakteristieke noot in d-dorisch is (dorisch sext). Hoort u ook de mooie kleuring van het G-majeurakkoord? Hierna komt het akkoord van F in de eerste omkering, omdat in de regel kwart-sext-akkoorden als voorhoudingsakkoord (in combinatie met het dominant-akkoord) niet toegepast worden, daar zij teveel ‘ruiken’ naar een tonale uitwerking. Nu volgt in plaats van A-majeur het akkoord van C-majeur. We hebben namelijk geen ‘last’ meer van de verhoogde 7e toon (leidtoon) en krijgen daardoor een majeur-akkoord op de 7e trap; de functie van de dominant vermindert hierdoor en het modale karakter van de kerktoonladder wordt versterkt.

We gaan nu een afsluiting in e-mineur vergelijken met die in een frygische toonladder:kerktoonladders_2-3

Na e-mineur wordt a-mineur (subdominant) gevolgd door het kwart-sext-akkoord van e met B-majeur als dominant voor tonika e. In de frygische toonladder komen na a-mineur, C-majeur, d-mineur en e-mineur. De bas gaat in tegenbeweging ten opzichte van de sopraan.

Door de beperktheid van het artikel kan ik helaas niet uitputtend alle mogelijkheden vermelden. Belangrijk is in ieder geval

  1. geen grote sprongen tussen de akkoorden maken
  2. zoveel mogelijk trapsgewijs de akkoorden elkaar op laten volgen
  3. de bas en de sopraan als het kan in tegenbeweging laten lopen
  4. de tonale functies (subdominant, dominant en dominant septiem-akkoord) vermijden
  5. de 2e omkering van een akkoord slechts als doorgangsakkoord gebruiken, de 1e omkering kan goed worden toegepast.

Interessant is het te zien hoe men vroeger met modale melodieën omging. Ik heb daarvoor als aansluiting op het artikel van Theo Klaus het koraal ‘O Haupt voll Blut und Wunden’ gekozen in een zetting zoals Joh. Seb. Bach die in zijn Matthaus-Passion heeft toegepast.kerktoonladders_2-4

De eerste regel bestaat uit twee zinnen, de eerste zin begint in a-aeolisch en eindigt op ‘scheiden’ in C-majeur. De tweede zin begint met de 1e omkering van E-majeur (dominant in a) en eindigt met a-mineur. De tweede regel ‘Wenn mir am allerbängsten’ gaat van a-mineur naar C-majeur (a is parallel van C), hetzelfde C-majeur akkoord op ‘wird’ kan als dominant voor F-majeur Worden beschouwd, deze zin eindigt op ‘sein’ na een tweetal voorhoudingen in A-majeur. ‘So reiss mich’ begint met het dorninantseptiemakkoord D in de 1e omkering van G-majeur, en het koraal eindigt met het E-majeurakkoord als dominant voor a. Opvallend is net aantal majeur-akkoorden in dit koraal, dit hangt samen met de toen gebruikelijke barokstemming, waarbij de meest voorkomende grote tertsen rein zijn gestemd en rust geven aan bijvoorbeeld het einde van een zin.

In een afsluitend artikel in de volgende aflevering van Jubilate zal ik aan de hand van een aantal fragmenten uit Gezangen voor Liturgie het omgaan met kerktoonladders nog nader toelichten.