Liturgische verkenningen: hoe vespers te vieren

Eeuwenlang was het zowel in de kerken van het oosten als in die van het westen gebruikelijk dat priesters en gelovigen twee keer per dag samenkwamen om te bidden. Men deed dat aan het begin van de dag, alvorens aan het werk te gaan; men kwam opnieuw samen aan het einde van de dag, wanneer het werk gedaan was. Dag in dag uit vierde men aldus gezamenlijk een morgen- en een avonddienst. De aansporing van Sint Paulus: ‘Bidt zonder ophouden’ (1 Thess. 5, 17) was niet aan dovemansoren gericht. Evenmin als dat andere woord: ‘volhardt in het gebed en de dankzegging’ (Kol, 4,2).

Jubilate 23, 3 (september 1990)

Cees Janssens

Augustinus vertelt in zijn commentaar op psalm 49 over het voornemen van een van zijn parochianen, gemaakt naar aanleiding van vers 14: ‘Brengt God het offer van uw lof’. ‘Iedere dag maak ik mij op om ter kerke te gaan en daar de morgen lof en de avondhymne te zingen. Thuis voeg ik daar nog een derde en een vierde lofzang aan toe. Zo breng ik iedere dag een offer van lof dat ik opdraag aan mijn God’ (Enarr.in.ps. 49,3). Uitstekend, aldus Augustinus, mits het leven in overeenstemming is met het lied.

Het is boeiend om te zien hoe het er in de verschillende kerken bij deze vieringen toeging. Het kan ons oriëntatie bieden bij het zoeken naar een goede vormgeving van dergelijke diensten in onze eigen praktijk. Drie componenten vragen hierbij onze bijzondere aandacht.

Licht en wierook

Allereerst wijzen we op de bijbelse achtergrond van deze diensten. Een achtergrond die rechtstreeks van invloed is geweest op de rituele gestalte ervan. In het boek Exodus is in hoofdstuk 30 sprake van het reukofferaltaar. In dat verband wordt onder meer gezegd: ‘Aaron moet er welriekende wierook op branden, iedere morgen als hij de lampen in orde brengt, en tegen de avond als hij de lampen aansteekt. Dit is het dagelijks reukoffer voor JHWH’ (vers 7–8).

Dit voorschrift uit de joodse tempelliturgie verklaart waarom de christelijke vesperviering zoveel aandacht schenkt aan het ontsteken van het licht en het daarmee gepaard gaande branden van wierook. In oost en west komen we deze riten in allerlei variaties telkens weer tegen. Bij het invallen van de duisternis wordt het licht ontstoken en daarbij wordt een zegenbede uitgesproken. Dat wil zeggen: God wordt gezegend, geprezen en gedankt als de oorsprong van alle licht. Het licht van deze schepping: zon en maan, én het Licht van deze wereld dat Jesus Christus is.

De opstijgende wierook is de rituele uitbeelding van wat in woorden naar God toe wordt uitgesproken.

Wie in een vesperviering voor deze rituele elementen van licht en wierook een passende vorm weet te vinden staat in de lijn van de beste traditie.

De avondpsalm

Een tweede element van groot belang in de vespers: de psalmodie. In kathedralen en parochiekerken gaat men wat de psalmen betreft een eigen weg. Anders dan in de kloosters gebruikelijk werd volstond men hier bij de avonddienst als regel met één psalm. Een avondpsalm. Men koos een psalm of een gedeelte daarvan met het oog op het eigen karakter van deze avonddienst. Een enkel toepasselijk vers kon daarbij de doorslag geven. Zo viel de keuze wel ooit op psalm 55 (54), vooral omwille van vers 17–18: ‘Mijn klacht in de avond…’. Ook de verzen 105 tot 112 uit psalm 119 (118) fungeerden soms als avondpsalm ‘Uw woord is een lamp voor mijn voeten, het is een licht op mijn pad’.

Een psalm echter geniet de absolute voorkeur, altijd en overal. Dat is psalm 141 (140). Dat kan nauwelijks verbazen na hetgeen we hebben gezegd over de betekenis van licht en wierook in de vespers. ‘Heer, ik roep U aan, kom mij toch helpen, luister naar mijn stem als ik U roep. Laat mijn bidden tot U opstijgen als wierook, mijn geheven handen U een avondoffer zijn’ (vers 1–2).

Deze voorkeur werd niet alleen ingegeven door de vermelding van wierook en avondoffer in deze psalm. Ook de betekenis van deze riten speelde daarbij een rol. Een betekenis die men kende vanuit het Oude Testament. Wierook, wierookoffer en avondoffer liggen hier op hetzelfde vlak. Daarbij zijn verzoening en vergeving in het geding. Wierook wordt in de Schrift ook in verband gebracht met verzoening. Het wierookoffer speelt een rol op de Grote Verzoendag. Bij wijze van uitzondering werd het wierookvat op die dag zelfs binnen het heilige der heiligen gebracht (Lev. 16, 12–13).

De voorbije dag overziende, een dag met licht- maar ook met schaduwkanten, nemen de gelovigen deze psalm in de mond als een uiting van berouw en een bede om vergeving. Christenen hebben altijd geweten dat zij niet kunnen bogen op eigen voortreffelijkheid. Zij weten zich aangewezen op de barmhartigheid van hun God.

Wie een vesperviering opzet doet er goed aan zorgvuldig te bezien welke psalm het meest recht doet aan het eigen karakter van deze samenkomst.

Voorbede

Een derde belangrijk element van een vesperviering is de voorbede. Daar hoeven wij niet over uit te weiden. Wanneer gelovigen samenkomen breekt altijd het moment aan waarop de lofprijzing van God overgaat in de voorbede voor alle mensen. De liefde tot God is ons gegeven als voornaamste en eerste gebod. Het tweede is daarmee gelijkwaardig: ‘Gij zult uw naaste beminnen als u zelf’. Zie Mt. 22, 36–40. Voorbede is de liturgische vertaling van deze opdracht.

Wanneer wij vespers vieren mogen wij niet stilzwijgend voorbijgaan aan de noden van onze wereld en de zorgen van hen die haar bewonen.

Getagd .