Het nieuwe Liedboek, een schat aan gezangen

Adriaan van Roode

In mei 2013 verscheen het ‘Liedboek’ als opvolger van het ‘Liedboek voor de kerken’ uit 1973. De eerste druk van deze uitgave van de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied – in toch een forse oplage – was binnen korte tijd uitverkocht, wat getuigt van de grote behoefte binnen de reformatorische kerken aan deze nieuwe bundel.

In 2007 gaven de vier kerkgenootschappen die toen participeerden in de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied opdracht tot het samenstellen van deze nieuwe liedbundel. Later hebben zich nog vier kerkgenootschappen hierbij aangesloten, waaronder twee uit België, zodat je kunt spreken van een breed draagvlak voor dit nieuwe Liedboek.

Veranderingen

Zodra een liederenbundel is uitgegeven, raakt deze al snel verouderd, want er blijven liederen verschijnen die op een nieuwe wijze oude waarden verwoorden en verklanken, en liederen die aansluiten bij nieuwe stromingen in kerk en maatschappij.

Ontwikkelingen in onze samenleving leiden tot veranderingen, die doorklinken in de kerkgenootschappen, wat tot toenemende diversiteit voert. Dat uit zich weer speciale vieringen voor verschillende doelgroepen als kinderen, jongeren, ouderen en mensen met een voorkeur voor een bepaalde liturgische ambiance. Dit alles vraagt om een grotere variatie van liederen en teksten.

Liederen en teksten

Het nieuwe Liedboek komt hieraan tegemoet door naast de in reformatorische kringen vertrouwde berijmde psalmen en strofische liederen vele nieuwe liederen en liedvormen op te nemen:

  • andere psalmvormen, ook onberijmde;
  • nieuwe Nederlandse liederen;
  • nieuwe buitenlandse liederen, waaronder uit Taizé;
  • kinder-, jeugd- en tienerliederen;
  • liederen bij de verschillende delen van de (protestantse) orde van dienst;
  • andere zangvormen als canons en refreinen;
  • gebeden en meditatieve teksten.

De nieuwe liederen laten een grote diversiteit in herkomst zien: uit bundels van verschillende componisten en tekstdichters en uit verscheidene landen en vele kerkgenootschappen, waaronder de Oud-Katholieke en de Rooms-Katholieke Kerk.

De laatste zin in het ‘Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 Gezangen uit het Liedboek voor de Kerken’ (1978) van A.G. Soeting van zijn overzicht van de geschiedenis van de kerkzang in de Lage Landen blijkt welhaast profetisch te zijn: “Laten de kerken van de Reformatie echter ook beseffen, dat er naast de strofische liederen plaats kan zijn voor de niet-strofische zang: de psalmodie en de muziek van het ordinarium!”

De liederen uit deze omvangrijke maar goed hanteerbare bundel zijn zeer toegankelijk. Dat komt allereerst door een overzichtelijke ordening. Achtereenvolgens vinden we Psalmen – Cantica – Getijden van de dag (morgen, middag maaltijd, avond) – De eerste dag (liederen voor de dienst op zondag) – Getijden van het jaar (het kerkelijk jaar, de jaargetijden, bijzondere feesten) – Leven – Samen leven (Kerk, Schepping, Gerechtigheid, Vrede). Deze verdeling mét onderverdeling komt als voetregel terug op iedere pagina. Voorts staan achterin het Liedboek een register op beginregels en titels, een register op bijbelplaatsen en een register op liturgisch gebruik. Een musicologisch register ontbreekt.

Vanzelfsprekend is het nodige commentaar gekomen op de uiteindelijke keuzen die de redactie van het Liedboek maakte uit de voorstellen die de verschillende werkgroepen hadden gedaan op grond van vooraf afgesproken criteria. Sommigen vinden de gemaakte keuzen te progressief, anderen echter weer te behoudend…

Persoonlijk hecht ik grote waarde aan het gemeenschappelijk kerkmuzikaal erfgoed van alle christelijke kerken. Daarom viel het mij op dat ik van dertien oud-christelijke hymnen uit het ‘Liedboek voor de Kerken’ er slechts vier terugvond in het Liedboek. Zelfs de drie Ambrosiaanse hymnen uit het ‘Liedboek voor de Kerken’ komen niet meer voor in het Liedboek. Hymnen spelen toch een belangrijke rol bij het gezamenlijk zingen van de vespers, die vanwege hun sterk bijbelse grondslag bij uitstek geschikt zijn voor oecumenische vieringen.

Zo zal iedereen op grond van zijn of haar voorkeuren wel iets aan te merken hebben op het Liedboek. Dat neemt niet weg dat de redactie van het Liedboek erin geslaagd is een bundel samen te stellen die zeer goed hanteerbaar is en uitstekend bruikbaar in deze tijd, die vanwege de grote diversiteit binnen maatschappij en geloofsgemeenschappen vraagt om verscheidenheid van wegen om het Woord van God te verkondigen en te bezingen.

Gebruik van het Liedboek in rooms-katholieke vieringen

Met dit Liedboek krijgen mensen die rooms-katholieke vieringen voorbereiden een schat van meer dan duizend liederen, kantieken, psalmen, refreinen en canons in de schoot geworpen waarvan men dankbaar gebruik zou kunnen maken. Maar kan dat wel, een protestantse bundel gebruiken voor rooms-katholieke vieringen? Zeker, en wel om verschillende redenen:

Katholieke dichters en componisten hebben van harte meegewerkt aan dit Liedboek; dat was trouwens ook al het geval bij zijn voorganger uit 1973. In bundels als ‘Gezangen voor Liturgie’ staan ook psalmen en gezangen, afkomstig uit het ‘Liedboek voor de Kerken’. Het repertoire aan gemeenschappelijk liederen is gelukkig groeiende. Het nieuwe Liedboek kan deze ontwikkeling in positieve zin beïnvloeden.

Reformatorische kerken en de Katholieke Kerk hebben op het gebied van het kerklied veel gemeen: de psalmen, de kantieken, hymnen en in het algemeen de bijbelse oriëntatie van het kerklied. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de bijbelse gerichtheid van het kerklied in reformatorische kringen veel sterker was dan in katholieke, waar vooral vroeger het devotielied een belangrijke rol speelde.

Een gemeenschappelijk repertoire bevordert de oecumene. Men komt gemakkelijker tot elkaar door het gemeenschappelijke lied dan langs de weg van leerstellige discussies. Dr. Willem Mudde schreef in eerdergenoemd Compendium al: “Wat de ‘leer’ verdeeld heeft gehouden, is in het lied al samengebracht.” Klaas Holwerda, secretaris van de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied, schrijft in zijn ‘Ten geleide’ bij het Liedboek: “Het [Liedboek] overstijgt in zijn verscheidenheid tegenstellingen tussen uiteenlopende kerkliedculturen en bergt een onuitputtelijke bron van gebruiksmogelijkheden in zich.”

Gebruiksmogelijkheden

De bundel ‘Gezangen voor Liturgie’ betekende bij zijn introductie van de eerste druk in 1984 een fundamentele vernieuwing op het gebied van het Nederlandstalig kerklied in de katholieke eredienst: veel antwoordpsalmen, liturgische en bijbelse liederen, die de kwaliteit van eucharistievieringen verhoogden. Voor deze bundel geldt echter hetzelfde als voor het ‘Liedboek voor de Kerken’ uit 1973. Allerlei vernieuwingen in Kerk en maatschappij vragen om uitbreiding en vernieuwing van het repertoire.

Juist vanwege het grote aantal bijbelgerichte liederen biedt het Liedboek mogelijkheden om voor eucharistievieringen liederen te vinden die passen bij de lezingen van de dag. Buiten eucharistievieringen vinden in toenemende mate vieringen plaats die gericht zijn op specifieke groepen: kinderen, tieners, jong-volwassenen, ouderen of vieringen met een speciale vorm: Taizé-vieringen, jazzvieringen. Ook voor deze vieringen biedt het Liedboek een schat aan materiaal.

De uitstekende toegankelijkheid en het brede scala aan goede liederen en teksten voor verschillende groepen, op verschillende momenten van de dag en in verschillende periodes van het kerkelijk jaar maken deze bundel tot een aanwinst voor ieder die betrokken is bij de voorbereiding van vieringen van welke aard dan ook.

Als voorbeeld het eerste couplet van een lied voor een jongerenviering: ‘Stil is de straat’. De tekst is van Jan Jetse Bol; de melodie van Jan Raas.Stil is de straat1