Gedachten rond een lied: Filippenzen 2, 6 – 11

Een fragment uit de brief van Paulus aan de Christenen van Filippi is voor twee hedendaagse dichters uitgangspunt geweest een liedtekst te schrijven. leder heeft op heel eigen wijze de verzen 6 – 11 uit het tweede hoofdstuk van genoemde brief verwoord.

Jubilate 20, 1 (januari 1987)

Th. Klaus

De inhoud van de verzen zou je kort zo kunnen samenvatten:

a. de vernedering van Christus door de menswording en de kruisdood (v. 6 – 8)
b. God heeft Hem verheven en Hem gegeven een Naam boven alle namen (v. 9 – 11).

In het ‘Lied van de deemoed’ heeft Huub Oosterhuis de woorden van Paulus vrijwel op de voet gevolgd. Legt U de teksten maar eens naast elkaar, dan ziet U een frappante gelijkenis. De melodie, welke Bernard Huijbers bij de tekst van Oosterhuis componeerde, heeft een heel vrije, losse vorm, waarbij je soms even aan een gregoriaanse hymne denkt. De melodie is in twee delen gedacht: een voorzang voor de cantor of het koor en een antwoord voor de hele gemeenschap. De voorzang is stijgend, uitnodigend; vertrekt op de grondtoon en golft soepel naar de dominant. Deze dominant is als het ware een uitnodiging voor de gemeenschap om de melodie over te nemen, af te ronden, namelijk weer rustig dalend naar de grondtoon.

De melodie mag vlot lopen, zonder gejaagd te lijken. Maak geen rusten waar ze niet staan. Zorg dat de melodie eerst heel eigen wordt, begin bijvoorbeeld zonder tekst, zingend op noe en laat de melodie zo tot leven komen, zodat ook de syncope als vanzelfsprekend in het geheel past, zonder forceren, zonder wringen, zonder een harde tik. Daarna past de tekst als vanzelf.

O ja, de kwartnoot in regel 7 moet natuurlijk een achtste noot zijn, maar dat had U al gemerkt.filippenzen

De tekst van Willem Barnard ‘Naam van Jezus die ten dode’ moet men aandachtiger bekijken om de gelijkenis met de paulustekst te ontwaren. Maar evenals de vorige tekst is ook deze van Barnard geïnspireerd op Paulus en de moeite waard om er eens rustig en op uw gemak naar te kijken. Trouwens eerst samen een tekst doornemen en dan pas gaan zingen is een heel goede gewoonte. Maar, zult U opmerken, de tekst van Oosterhuis kan ik in Gezangen voor Liturgie wel terug vinden, maar de tekst ‘Naam van Jezus die ten dode’ niet. U heeft gelijk, laatstgenoemde tekst staat er niet in. Wel zult U aantreffen: ‘Naam van Jezus nu verheven’. G.v.L. heeft volgens mij een kans voorbij laten gaan. De kans namelijk om beide teksten, welke Barnard geschreven heeft en die op dezelfde melodie te zingen zijn, af te drukken. Dat vind ik jammer. Vandaar dat ik U de beide mogelijkheden naast elkaar aanbied.filippenzen2filippenzen3

De melodie, die Theo Cockx hierbij schreef, is zeer de moeite waard om te zingen, maar ook om hem eens op de ontleedtafel te leggen. Kijkt u maar eens naar het volgende schema:

regel 1 = regel 3
regel 2 = regel 4
2e helft regel 5 = regel 6
regel 7 = bijna regel 2.

Bovendien beweegt de melodie zich zonder grote sprongen, er zijn alleen secunde- en terts-afstanden gebruikt. En ofschoon het ritme veel vrijer lijkt door zijn afwisseling van twee- en driedelig, zit er ook in die schijnbare vrijheid een flinke regelmaat. Bij het instuderen kan de dirigent wellicht dankbaar gebruik maken van het bovenstaande. Op allerlei manieren kan er een ‘voor- en nazing’ spel ontstaan en men kan meteen een stem- of inzing-oefening inlassen. Spelenderwijs krijgt U zicht op de onderdelen. Maar… dan komt de melodie weer als geheel. Zing regel 1 en 2 als een eenheid; dat geldt eveneens voor regel 3 en 4 en voor regel 5 en 6. En maak dan met regel 7 een mooie afsluiting. Haal tussen regel 6 en 7 even adem, zonder een gat te laten vallen. Het tempo laat U bepalen door de tekst, dat wil zeggen een fris en niet zeurderig tempo, maar met de nodige rust om toch de tekst zijn kansen te geven.