In ecclesiis benedicite Deo: acclamaties bij de intrede

Verheerlijkt God in uw samenkomsten. Ps. 67, vs. 27

Bedoeling

Onder deze titel zal in de komende nummers van Jubilate telkens een aflevering verschijnen over acclamaties in de Latijnse liturgie. Steeds komen één of meerdere acclamaties aan de beurt in de volgorde waarin ze in de Eucharistie optreden. Met voorbeelden erbij hopen we de koren en andere liturgische werkers wat op weg te helpen, om het onderdeel acclamaties wat in te voeren, te vernieuwen of aan te passen.

Fr. Nico Wesselingh o.s.b.

Jubilate 29, 1 (januari 1996)

Als titel koos ik vers 27 uit Psalm 67 (68), dat duidelijk aangeeft waarover het bij acclamaties gaat: naar God en naar elkaar toe roepen, met allen tesamen. In deze eerste aflevering gaat het over de acclamaties aan het begin van de viering.

Het begin

Er zijn meerdere manieren in gebruik om de viering te openen. Klassiek is de manier, waarbij het koor de intredezang aanheft en de priester onder het zingen in processie met de assistenten naar het priesterkoor gaat. Daar aangekomen groet hij het kruis en het altaar, bewierookt eventueel het altaar en begroet na de intredezang de gemeenschap van gelovigen. Op deze groet hoort een acclamatie te komen. De acclamatie na het kruisteken is de kortste die wij kennen: Amen. Op de groet die volgt is het antwoord: Et cum spiritu tuo.

Soms zie je ook, dat de priester in stilte of onder orgelspel binnenkomt, naar de lezenaar gaat, begint met de mensen welkom te heten en mededelingen te doen. Daarna komt dan de Introitus. Deze wijze van doen heeft twee nadelen: de intredezang is dan geen intredezang meer, de binnenkomst van de priester met de assistenten gebeurt als het ware stiekum, zonder dat je het merkt, en na al die gesproken woorden kun je dan moeilijk nog met een kruisteken en een groet beginnen. Het begin is dan immers al lang gemaakt. je begroet je gasten toch aan de deur, zo gauw ze binnenkomen, en begint niet met: “Hang hier uw jas maar op en ga de kamer binnen”, om daarna te zeggen: “Goeden avond”, of iets dergelijks.

Kruisteken

Het kruisteken kan gezegd of gezongen worden. Zeker in de zondagsvieringen heeft het de voorkeur om het te zingen.

Het lijkt me van belang dat de organist heel duidelijk, na de Introitus, de toon aangeeft, en de celebrant dus niet de indruk hoeft te krijgen dat hij aan zijn lot wordt overgelaten. Ook het antwoord van de gemeenschap moet goed worden aangegeven in de begeleiding. Een goed gezongen begin is het halve werk. Het is nooit fout om daarbij een goede, uitgeschreven begeleiding te gebruiken. En ook niet om, zo nodig, de celebrant te begeleiden. Er staat nergens meer dat de priester niet begeleid mag worden. Vroeger was dat ongewenst, maar dat kwam vanuit een heel ander gebruik, dat ook misbruik zou mogen heten: de begeleiding speelde een eigen rol, om niet te zeggen de hoofdrol en de priester kon niet vrij zingen. Wi] geven hier eerst de tekst en de melodie van het kruisteken. U kunt die vinden in uw Graduale op blz. 798, in het Gregoriaans Missaal op blz. 7 en in het: Liber Cantualis op blz. 15:

Amen

Het woord Amen is zo bekend in onze taal, dat er zelfs een werkwoord van is gemaakt: beamen. En dat werkwoord wordt bepaald niet alleen gebruikt als het over liturgie gaat. Maar het komt er wel vandaan. Opvallend is, dat het woord in alle talen letterlijk overgenomen schijnt te zijn. Ook bij voorbeeld in het Russisch en in het Grieks. Alleen de Fransen hebben jarenlang in plaats van Amen gebruikt: Ainsi soit-il. Zo zij het. Maar tegenwoordig wordt ook in Frankrijk veel meer het woord Amen gepraktiseerd. En terecht.

Amen is een Hebreeuws woord, dat in de Bijbel regelmatig voorkomt. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament. Het is een bevestiging van wat tevoren is gezegd, en is het best te omschrijven als: ja, zo is het. Als het woord Amen de afsluiting van een gebed, een wens vormt, betekent het: ja, zo zij het. Anderen geven als vertaling: Waarlijk, Waarachtig. Omdat Amen de dubbele betekenis heeft van bevestiging en wens (zo is het, zo zij het) is er geen betere praktijk mogelijk dan het woord Amen zelf te gebruiken. In het Nieuwe Testament staat het b.v. in de Apocalyps. De schrijver gaat daarin zo ver, dat hij Christus vereenzelvigt met Amen: hij noemt Hem Amen, als verpersoonlijking van waarheid en echtheid en betrouwbaarheid. Ter afsluiting van de Boeken van de Psalmen en ook in de Apocalyps komt het woord soms twee keer achter elkaar voor: Amen, Amen! Wie de preken van Sint Augustinus leest (waarbij ook de reacties van het volk in de tekst zijn opgenomen) komt het woord Amen niet alleen vaak tegen, maar soms staat er ook: “Amen, dat werd … geroepen.” Op de plaats van de puntjes stond dan een getal, soms 20 of 25. Het betekende, dat dit woord spontaan als acclamatie door de gelovigen werd gebruikt. Wij komen gewoonlijk niet verder dan één keer.

Groet

In het Graduale en ook in het Gregoriaans Missaal staan voor de groet vier mogelijkheden aangegeven. We drukken ze hier alle vier af:

We gaan deze vier mogelijkheden kort bezien.

De eerste is de bekende tekst van Paulus: De genade van onze Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen. Een tekst die trinitarisch is: Vader, Zoon en heilige Gees: worden alle drie genoemd. De melodie voor de celebrant kan moeilijk eenvoudiger. Alles speelt zich wat betreft groet I en II af in een (opgevulde) terts: sol – la – si. De structuur is die van een psalmtoon, de eenvoudigste die we kennen. Waar de tekst grotere lengte heeft (groet I) wordt een flex gebruikt (De-i), en verder een accent (Spi-ri-tus) en eindcadens (omnibus vo-bis). Het antwoord van de gelovigen heeft niet meer dan twee secundeschreden (sol-la-sol-la). Groet ll is voor de celebrant korter, maar het antwoord is wat langer, en heeft daardoor meteen ook wat meer allure.

Groet III en IV grijpen terug naar de twee melodieën die vroeger al voor de groet Dominus vobiscum werden gebruikt; Hierop kan het antwoord moeilijk anders zijn dan: Et cum spiritu tuo. De groet van de priester geeft de melodische gang van het antwoord duidelijk aan. Let op, hoe in groet III en IV als tweede mogelijkheid het ‘Pax vobis’ staat afgedrukt.

Kiezen

Het lijkt me dat de Latijnse opening zoals boven omschreven alleen in aanmerking komt als de Intredezang in het Latijn is gezongen, Gregoriaans of in andere toonzetting. Een Nederlandstalig Intredelied en een Nederlands gesproken inleiding met daartussen een Latijns Kruisteken en Latijnse Groet switcht wel wat erg veel. Er zijn trouwens veel mogelijkheden als het om een Nederlandstalige openingsgroet gaat.

Het lijkt me bovendien zinnig om uit de vier genoemde mogelijkheden niet weer telkens een andere te kiezen, maar een tijdlang steeds dezelfde. Anders leren de gelovigen moeilijk het antwoord. De meesten hebben het immers niet op noten voor zich. Tot slot vind ik, dat deze openingswijze qua tekst en melodie zó is toegesneden op de Eucharistie, dat ik vraagtekens zet bij het gebruik hiervan in niet-Eucharistische vieringen.

Belang

Soms krijg je de indruk dat de opening wat stiefmoederlijk wordt behandeld. Het gebeurt wat snel, slordig soms. Men moet nog op gang komen. Dat is jammer. Een goede opening geeft meteen de sfeer en de gang aan. Zingen helpt daaraan zeker mee. Soms hoor je de celebrant het kruisteken zeggen. En omdat hij niet verwacht (of er niet aan denkt), dat de gelovigen hem antwoord geven, zegt hij er zelf maar gauw ‘Amen’ achter. Dat is een liturgische misdaad. je snoert de gemeenschap de mond, neemt ze niet au sérieux. Als gelovige vergaat je dan de lust om, nadat de priester het al heeft gezegd, nog eens ‘Amen’ te antwoorden. Principe in de liturgie is, dat door de bedienaren alleen en uitsluitend dat wordt gezegd wat voor hen bedoeld is. Niet meer en niet minder. Niet zonder nadenken je gang maar gaan. De opening van een goede viering is het waard dat er aandacht aan wordt besteed.