Hoe zingen wij halleluja, hallelujah en alleluia

1. De vocalen in het woord ‘(h)allelui(j)a’

Halleluja is een jubelende uitroep. Zo moet het dan ook klinken. Als we het woord beter bekijken, bestaat het uit 4 lettergrepen. Hal-le-lu-ja of al-le-lu-la. Alle twee de spellingen komen evenveel voor. Wat de uitspraak betreft is er weinig verschil. Als we het woord onder de loep nemen, zien we dat het bestaat uit 3 verschillende vocalen: ‘a-e-u(oe)-a’.

Jubilate 26, 1 (januari 1993)

Cecile Creusen

Het is de bedoeling dat deze vocalen elkaar in een vloeiende lijn opvolgen. Probeer ze maar eens achter elkaar in een stroom uit te spreken: ‘aaeeoeaa’.

Bij de aa gaat de mond open. de ee zorgt ervoor dat hij weer iets verder dicht gaat en daarbij gaat de tong iets bollen. Vervolgens zullen bij de oe de lippen zich tuiten, De slot aa veroorzaakt weer een open mond stand.

Het is bij de opeenvolging van de vocalen belangrijk dat de mond nooit helemaal dicht gaat. Een dichte mond belemmert de doorstroming van de klank.

2. De medeklinkers

In het halleluja komen de volgende medeklinkers voor: de h (uiteraard niet bij elke spelling), de II, de I, de j of de i. De h moet kort uitgesproken worden. Nooit echt aanblazen. Wordt de h wel aangeblazen, dan zit de a die er op volgt vaak achterin de keel. De h moet ongeveer halverwege het gehemelte aanslaan. Als er geen h in staat, gebeurt hetzelfde maar dan met de aa. Een direkte aanslag van de toon voorin de mond is belangrijk. Dit vergt wel enige oefening.

De ll en de l zijn heel kort. We vormen de l doordat de tongpunt razend snel het stukje gehemelte aantikt dat zich net achter de bovenste voortanden bevindt. Duurt dat te lang dan wordt de l te dik van klank. De j of i worden gemaakt doordat we na het uitspreken van de oe de kaak snel dicht en open doen.

3. Voorbeelden uit de praktijkhalleluia-1

Halleluja met een h. De kwintsprong op de u(oe) moet soepel verlopen; geen druk op de d’ en ook niet op de a’. U zult dan voelen dat de oe op de ademstroom voortbeweegt. U dient ervoor op te passen dat u zelf daar geen druk op wil uitoefenen.

Als dit eerste Halleluja soepel wordt gezongen en er is voldoende ingeademd, dan zullen de eerste drie Halleluja’s op een adem gezongen kunnen worden. Voor de laatste kunnen we dan een kleine ademteug nemen.

Het geheel op een adem is natuurlijk nog mooier. Er ontstaat dan een vloeiende beweging die af en toe in vaart toeneemt om daarna in snelheid weer af te nemen.halleluia-2halleluia-3

Ik zal me bij dit lied beperken tot het refrein. De inzet op de d” is niet altijd makkelijk. Voor deze inzet laten we de kaak flink zakken en zorgen we ervoor dat de tongpunt zich voorin de mond bevindt achter de onderste voortanden.

Doordat de mond ver open is zal de a ruim klinken. Voor de l moet er een razend snelle beweging met de tongpunt naar boven en weer naar beneden gemaakt worden. De klank van de vocaal moet zo min mogelijk worden onderbroken. Op de ia wordt een boogje naar beneden aangegeven. Dat boogje mag te horen zijn, maar dan wel stijlvol; geen ‘Zangeres zonder Naam !!’ Laat de adem vooral – zonder te drukken – stromen op deze ia dan zal het boogje vanzelf lukken. Dat geldt ook voor de tweede en de derde keer. Na de tweede keer alleluia kunt u even adem halen. De derde en de vierde alleluia kunnen dan weer in een adem worden gezongen.

Het alleluia is nog niet zo eenvoudig als we vaak denken. Maar met gerichte oefeningen kan het ‘halleluja’ verstaanbaar en vooral jubelend klinken.

Véél succes.

Stemvorming: Alle stemmen zijn de moeite waard!

Na een warme en misschien wel een luie zomervakantie gaan wij zangers en zangeressen hopelijk weer uitgerust aan de slag.

In deze aflevering van ‘Jubilate’ schrijf ik enkele wetenswaardigheden over de verschillende stemsoorten en de klassificaties hiervan. Grof weg kunnen we de volwassen stern indelen in: sopranen, alten, tenoren en bassen.

Waarom is iemand sopraan, alt, tenor of bas? Waar ligt het aan? En wat zijn de consequenties daarvan voor een koor?

Jubilate 25, 3 (september 1992)

Cecile Creusen

Waarom is iemand sopraan, alt, tenor of bas?

De onderverdeling in de vier stemgroepen is niet ontstaan omdat iemand graag in een bepaald stemvak zingt. Deze onderverdeling is ontstaan door de verscheidenheid van bouw van de verschillende stemvakken.

Het stemapparaat bestaat uit het strottehoofd en zijn aanzetstuk. ln het strottehoofd bevinden zich de stembanden. De dikte en lengte van de stembanden bepalen mede de stemsoort. De stembanden van een sopraan zijn het kortst. Hoe langer de lengte van de stembanden is hoe lager de stem klinkt. Daarnaast heeft de dikte van de stembanden invloed op het stemtype. Voor het timbre van de stem is tevens de vorm en de bekleding van het aanzetstuk van belang. Het aanzetstuk bestaat uit: de keelholte, neusholte en lippen. Kortom gaat het hier over alle delen van het lichaam – die de door de stembanden in trilling gebrachte lucht – volgt, totdat de lucht het lichaam verlaten heeft.

U begrijpt natuurlijk dat door deze hoeveelheid van stemsoort bepalende factoren iedere stem anders is. We kunnen dus zoveel stemtypes onderscheiden naargelang er mensen zijn. Aangezien dit niet erg werkbaar is heeft men de stemvakken beperkt tot een zestal groepen. Zoals ik eerder schreef zijn dat de sopraan, de mezzosopraan, de alt, de tenor, de bariton en de bas. Elk stemvak wordt vervolgens onderverdeeld in gespecialiseerde stemmen. Deze opsomming zal ik u besparen.

Wat zijn de consequenties voor het koor en de individuele koorzanger?

Vaak vindt de stemindeling in een koor willekeurig plaats. De zangers en zangeressen die hoog kunnen zingen worden tot tenor en sopraan gebombardeerd en zangers en zangeressen die laag zingen tot bas en alt gekwalificeerd. Op zich is dat een goede indeling. Maar soms kan de schijn bedriegen.

Iemand zingt graag alt of houdt zelf van warme stemmen. Stel dat deze man of vrouw van nature een hele lichte stem heeft, dan is het mogelijk dat deze persoon zijn stem zo drukt dat er toch een warme klank uit voortkomt. Het gevolg hiervan is dat men jaren in een verkeerd stemvak zingt en men problemen krijgt met het stemapparaat. Omgekeerd is het natuurlijk ook mogelijk dat mensen geforceerd hoog willen zingen terwijl dat niet bij hun stemtype past. Mijn advies is ‘blijf jezelf en je stem trouw’.

Accepteer uw stem zoals hij is!!

In de praktijk maak ik vaak mee dat mensen het minderwaardig vinden om bijvoorbeeld een altpartij te zingen. De altpartij wordt in de ogen van veel zangers en zangeressen dikwijls als een soort afvalbak gezien. Wie niet meer met de sopranen mee kan, gaat uit ‘armoe’ bij de alten zitten. Hierdoor krijgt deze partij een tweede rangs image. Doch alle partijen in een koor zijn even belangrijk en gelijkwaardig aan elkaar teneinde het koor tot een evenwichtig en mooi geheel te smeden.

Ik hoop dat ieder individuele koorzanger en -zangeres naar tevredenheid zijn/haar eigen stem waardeert. Ik wens u in ieder geval een fijn zangseizoen toe.

Stemvorming: om tien uur ’s morgens… en dan zingen?

Wakker worden

Het komt nogal eens voor dat zangers en zangeressen ’s morgens om tien uur of nog vroeger in de kerk de heilig mis met hun stemmig gezang moeten opluisteren. Uit ervaring weet ik dat dat niet altijd mee valt.

Om tien uur ’s morgens is ons lichaam nog niet top-fit. We kunnen namelijk last hebben van vervelende slijmproppen en irritante kriebels die ons het zingen onmogelijk maken. Kortom onze stem mist alle souplesse die wij van haar op andere – meer gunstige tijdstippen – wel mogen verwachten.

Jubilate 25, 1 (januari 1992)

Cécile Creusen

’s Avonds zingen we doorgaans veel beter. Ons lichaam is dan wakker. Onze stem is ondertussen soepel geworden van het praten en alle oneffenheden zijn verdwenen mits we niet worden geplaagd door verkoudheden.

Streng zijn voor uzelf

Hoe krijgen we onszelf en ons stemapparaat zo in vorm dat we ’s morgens ook goed kunnen zingen?

Het begint al met de avond van tevoren. Ga niet te laat naar bed en vermijd rokerige ruimten. Rook zelf zeker niet!!

Ook een glas helder bier of het overheerlijke rode wijntje kan roet in het eten strooien. Roken en het gebruik van alcohol maken de stembanden stroef en lui. Als u dan toch niet helemaal ongezellig wilt doen, neem dan bij voorkeur een glaasje witte wijn.

Ochtendgymnastiek

Wanneer u ’s morgens gaat zingen, staat u ongeveer anderhalf uur voor het tijdstip van optreden op. Uw lichaam moet namelijk de kans krijgen om wakker te worden. De eerste oefening is niet zo moeilijk. U gaat eens lekker douchen. Onder de douche – ge- nietend van de warme waterstralen – begint u een beetje te neuriën. Niet teveel want dan zingt u ook niet lekker. Vervolgens drinkt u een lekker kopje thee met een klein beetje citroen erin of koffie zonder melk en eet u daarbij een boterham. Producten zoals melk, sinaasappelsap en appelsap kunt u beter niet nemen omdat zij de slijmproductie versterken.

Na het ontbijt – ongeveer drie kwartier voor de heilige mis – gaat u inzingen. Rustig opbouwend van laag naar hoog. De volgende oefeningen zijn hiervoor uitstekend geschikt.

Oefening 1:
Zoek de goede resonans achter de neus (ogen) en laat de toon op en neer bewegen zonder (h’s).

Een keer ‘noe’ en daarna alleen ‘oe’… of ‘a’… of ‘ie’.om_tien_uur-1

Oefening 2: Ook bij deze oefening alleen bij de eerste toon de ‘n’ gebruiken en voor de volgende noten alleen de vocaal ‘oe’. Maak van deze oefening een vloeiende beweging.om_tien_uur-2

Oefening 3: Deze oefening is bedoeld voor de articulatie. U maakt dunne ‘n’s’ met het puntje van de tong tegen de achterkant van de snijtanden van de bovenkaak. U dient dit razendsnel te doen. De vocalen veranderen elke keer van ‘o’ naar ‘a’.om_tien_uur-3

Voor alle drie de oefeningen geldt dat we telkens dezelfde oefening een halve toon hoger zingen. Na de oefeningen zingt u het repertoire even door. U kunt ook de voor u lastige passages uit de muziek voor de zekerheid doornemen. Hierbij moet u vooral letten op een goede lage adem zoals ik heb beschreven in het nummer van mei ’91. Indien alles naar wens verloopt, kunt u met de oefeningen stoppen. U moet nog wat energie overhouden voor het echte optreden.

Het optreden

U kunt het beste een kwartier voor de dienst aanwezig zijn. Wanneer u op het laatste nippertje komt binnengehold, wordt het losgetrilde slijm uit de longen – dat normaal geen kwaad kan – door de trilhaartjes in de luchtpijp op uw stembanden gedeponeerd. Na ongeveer 10 à 15 minuten is dat weer over. De start van het optreden wordt gestoord en dat is jammer van alle goede voorbereidingen.

Ik hoop dat u met deze praktische tips voortaan ’s morgens om tien uur of nog vroeger lekker los en helder kunt zingen. Succes ermee!

Stemvorming: zingen in de juiste lichaamshouding

In de praktijk komt het nogal eens voor dat mensen tijdens het zingen zich niet of onvoldoende bewust zijn van hun lichaamshouding. In deze rubriek ga ik met U kort op de juiste lichaamshouding in. In de vorige aflevering – zoals U wellicht nog weet – schreef ik over de ademhaling. In dat verband stipte ik de lichaamshouding al even aan. In deze rubriek ‘Stemvorming’ geef ik U enkele praktische tips, zodat U zelf Uw lichaamshouding – tijdens het zingen – kunt controleren en corrigeren.

Jubilate 24, 3 (september 1991)

Cecile Creusen

1. De juiste lichaamshouding

Om Uw geheugen een beetje op te frissen herhaal ik voor U – uit de vorige aflevering – telegramsgewijs de belangrijkste punten voor een juiste lichaamshouding.

Voeten in een kleine spreidstand. Het gewicht rust op de voorvoet. De knieën zijn lichtjes gebogen. De heupen bevinden zich een etage hoger maar in dezelfde lijn als de knieën. Weer een verdieping hoger bevinden zich de schouders, ook weer in dezelfde lijn als de knieën en de voeten. Het hoofd zit in het verlengde van de ruggegraat en moet soepel kunnen bewegen. Niet te veel naar voren of naar achteren.

2. Een afwijkende lichaamshouding

In de alledaagse zangpraktijk – zowel solo als in een koor – kom ik verschillende lichaamsnoudingen tegen. Als ik ervan uitga dat de meeste mensen een gezond bewegend lichaam bezitten – uitgezonderd mensen met een handicap – neem ik tocn vaak rare bewegingen tijdens het zingen waar.

Ter illustratie som ik voor U enkele – vaak komische – ‘afwijkende’ lichaamsnoudingen op:
Op de tenen gaan staan bij hoge noten.
Het trekken van een scheve mond.
Het meenemen van de schouders, vooral als het gevoelig wordt.
Het bewegen van het hoofd naar voren of naar achteren.
Het naar voren trekken van de kaak.
Staan met een holle respectievelijk bolle rug.
En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Al deze min of meer ‘afwijkende’ lichnaamshoudingen treft U in net normale dagelijkse leven niet aan. Maar als mensen gaan zingen, is net alsof zij een metamorfose ondergaan. Tijdens net zingen openbaren zich de meest vreemde lichaamshoudingen. Vaak is de zanger/es zicn van deze wat vreemd aandoende lichaamshouding dan ook niet bewust. Als U het zelf niet in de gaten heeft, kunt U er ook niets aan veranderen. Daarom volgen hieronder enkele praktische tips.

3. Controleren en corrigeren van de lichaamshouding tijdens het zingen

Controleren en corrigeren van de lichaamshouding kan heel eenvoudig door gewoon in een grote spiegel te kijken terwijl U zingt.

Een andere mogelijkheid is de houding door een collega-zanger/es te laten controleren, en omgekeerd.

Blijf bewust op de houding letten als het controle middel niet meer aanwezig is.

Het is namelijk makkelijker een hoge noot met twee voeten op de grond te zingen dan in een onstabiele houding. Het strottehoofd produceert dan onbelemmerd het geluid en de ademhaling functioneert natuurlijker.

Zingen vergt veel energie, daarom is het zonde om onze kostbare energie te verkwisten aan onnodige bewegingen.

4. Oefeningen voor een juiste lichaamshouding

Zittend op een kruk
– Losmaakoefeningen
1. Het hoofd, met gesloten ogen en half geopende mond, laten rondwentelen in twee richtingen.
2. Met het bekken kanteten naar voren en naar achteren, met holle rug en losse buikwand en afgewisseld met ronde rug en buik ingetrokken en aangespannen.
3. Bekken kantelen gecombineerd met arm- en beenbewegingen:
a. bekken kantelen (zodat de rug hol wordt) en daarbij de armen omhoog strekken, daarna het bekken terugkantelen en armen los laten vallen
b. met gekanteld bekken (bolle rug) een been optillen; buikwand aanspannen, het bekken terugkantelen en het been weer laten zakken.

De volgende oefeningen zijn in rugligging.
– Ter versterking van de buikspieren:
1. a. de buik intrekken en de rug naar de grond duwen;
b. de buik intrekken en tegelijkertijd het hoofd optillen.

2. Bewegingen met de benen ter versterking van de buikspieren:
a. benen, met knieën opgetrokken en voetzolen plat op de grond, optrekken naar de buik; eerst apart en dan beide tegelijk.
b. de benen, zelfde stand als bij 2a, optrekken naar de buik, omhoog strekken, buigen en weer neerzetten
c. de benen, zelfde stand als bij 2a, optrekken naar de buik, omhoog strekken en gestrekt weer neerleggen. Om een rechte rug te krijgen kan men als oefening met de rug tegen een muur gaan staan. Hakken iets van de muur. Zorg dat zowel de schouderbladen als het zitvlak de muur raken. Probeer in deze rechte houding eens een lied te zingen. Misschien voelt het de eerste keer wel vreemd aan, maar het is een goede houding.
Veel succes ermee en tot de volgende aflevering.

Het mysterie van de juiste ademtechniek

1. Introductie

Als nieuwe columniste in de rubriek ‘stemvorming’ zal ik mij even aan u voorstellen.

Cécile Creusen is mijn naam. lk studeer momenteel nog zang aan het Rotterdams Conservatorium bij Wendela Bronsgeest en hoop volgend jaar deze studie te beëindigen. lk geef privézanglessen en daarnaast stemvorming aan de jongens van het Sacramentskoor in Breda. Zelf maak ik deel uit van een klein ensemble ‘de Lambertus Cantorij’ te Etten-Leur dat onder leiding van Michel Gottmer staat. Voorts ben ik als solist te horen bij koorconcerten en recitals.

Jubilate 24,2 (mei 1991)

Cecile Creusen

Zoals de titel al verraadt, wil ik het hebben over de voor mij juiste ademtechniek en de toepassing ervan bij het zingen. U zult wel denken weer die ademhaling? Ja, want de ademhaling vormt een van de belangrijkste basiselementen van de zangtechniek.

2. Waarom ademen wij?

Op de eerste plaats om ons lichaam van zuurstof te voorzien. In verband met het zingen ademen wij om tijdens de uitademing onze stembanden in trilling te brengen waardoor er een toon geproduceerd kan worden.

Om optimaal van ons ademhalingsapparaat (longen, luchtpijp, borstkas, spieren) gebruik te kunnen maken, moet onze lichaamshouding stabiel en ontspannen zijn.

3. De ideale houding

De voeten iets uit elkaar, het gewicht voor 2/3 op de voorvoet laten rusten. De knieën moeten licht gebogen (niet op slot) zijn. Als we verder naar boven kijken dan dienen de heupen zich lijnrecht boven de knieën te bevinden. Gaan we nog verder naar boven dan staan de schouders weer in één lijn met de heupen. Het lichaam wordt dus logisch opgebouwd. Het hoofd zit in het verlengde van de ruggegraat en moet soepel kunnen bewegen. Niet te ver naar voren of achter bewegen. Als we recht vooruit kijken, richting dirigent, dan staat het hoofd in de juiste positie, Alleen in een logisch opgebouwd lichaam is een natuurlijke ademhaling mogelijk.

4. De ademhaling

Laat ik voor u eens de belangrijkste elementen van de ademtechniek en de toepassing ervan op een rijtje zetten. Als wij inademen gaat het middenrif omlaag, de ribben van de borstkas zetten uit en de longen vullen zich met lucht. Omdat de borstkas zich vergroot, wordt de buikholte verkleind met het gevolg dat de ingewanden in de buikholte een uitweg zoeken en de buikwand iets naar voren gaat.

Welke van deze logische gevolgen zijn voor zangers belangrijk. Aansluitend op het bovenstaande, is het belangrijk dat tijdens de ademhaling de schouders laag blijven. De onderste ribben zetten uit en de buikwand moet vrij kunnen bewegen. Dus niet bang zijn voor een ‘dikke’ buik.

Oefening 1

Denk als u inademt alleen aan het uitzetten van de onderste ribben (die zitten bijna in uw middel) en een losse buik. Als u namelijk de ribben uitzet heeft u vanzelf al ingeademd. Let er ook op dat de ademweg vrij is. Dat betekent een open mond, de keelholte is ontspannen en de luchtpijp voelt open als een orgelpijp. De ademweg is vrij als de ademhaling geruisloos verloopt.

Oefening 2juiste_ademtechniek-1

Bij deze oefening kunt u wat geluid produceren met de bovenstaande wijze van ademhalen.

U zingt de eerste twee tonen op ‘noe oe’ – dan ademt u uit en weer in – dan de volgende twee tonen op ‘noe oe’ – dan ademt u weer uit en in – dan de laatste vijf tonen op een adem. Bij elke ademhaling denken: de onderste ribben uit, schouders laag, een losse buik, en een niet hoorbare ademhaling.

Toepassing

Als de twee aangegeven oefeningen soepel verlopen, is toepassing op de volgende liederen mogelijk.

Lied 1: ‘Kom Schepper, Geest, daal tot ons neer.’ In dit lied staat na elke frase een rust, op deze plaats kunnen we dus ademhalen. Hier hebben we even tijd. Wel door blijven tellen. Probeer tijdens dit lied de behandelde ademhaling toe te passen. Zorg ervoor dat niet in het eerste woord al de helft van onze kostbare adem is vervlogen. Probeer de adem gelijkmatig over de zin te verdelen. Het laatste woord zal dan net zo duidelijk zijn als het eerste.

In de ademlengte kunnen we ons trainen door af en toe het tempo wat langzamer te nemen en toch de zinnen op een adem te zingen.juiste_ademtechniek-2

Lied 2: ‘Tot U ben ik gezonden.’ In dit lied is geen rust te bekennen, het stroomt de hele tijd door. Hier is het belangrijk dat de ademhaling zeer snel gebeurt zodat er geen ‘gaten’ vallen. De ademplaatsen zijn nu de plaatsen waar in de tekst komma’s staan of de plaatsen waar men in de spreektaal ook adem zou halen. Nooit midden in een woord. Probeer het eens.juiste_ademtechniek-3

Ik hoop met deze tips het mysterie van de juiste ademtechniek voor u enigszins te hebben verduidelijkt. Succes ermee.

Stemvorming: intonatie-problemen

Op verzoek van de redaktie van Jubilate wil ik in de rubriek ‘stemvorming’ proberen nog iets toe te voegen aan al het vele goede dat er in het verleden reeds over dit belangrijke onderwerp in het blad geschreven is.

In dit eerste artikeltje wil ik het graag met u hebben over een euvel van veel van onze koren, kantoreien en zanggroepen: het intonatie-probleem. ‘Waarom zakken we toch steeds zo?’ of: ‘Normaal hebben we niet zo veel intonatie-problemen, maar bij dat ene lied of dat a capella gezang wel; hoe zou dat komen?’ De volgende opmerking komt ook voor: ‘Waarom stijgen we toch steeds zo als we in de kerk zingen tijdens de Viering? Tijdens de repetitie in het zaaltje komt het niet voor!‘ Vragen en opmerkingen als uitgangspunt voor onderstaande gedachten ter verbetering van de problemen, die des te pijnlijker hoorbaar zijn als de piano of het orgel als begeleiding tijdens de Viering gebruikt wordt.

Jubilate 23, 2 (mei 1990)

Hans Smout

Zowel ‘zakken’ als ‘stijgen’ is dus als intonatie-probleem voorkomend. Globaal kan men zeggen dat bij detoneren (= het van de juiste toonhoogte geraken) in neerwaartse zin de zanger(es) te weinig ‘doet’ of ‘kan’ en dat bij detoneren in opwaartse richting men te veel ‘doet’ of denkt te ‘kunnen’. Hetzelfde geldt voor de dirigent: dirigeert hij te slap, te klein, te laag, te futloos, te weinig enthousiast, of ‘doet-hij-of-zij-zo maar-wat’, dan moet het koor wel zakken, of het wil of niet. Wordt er evenwel te gespannen, te groot, te hoog, te druk, te nerveus of met veel te veel onnodige gebaren gedirigeerd, dan moet het koor wel stijgen, of het wil of niet.

Daarom hieronder suggesties ter verbetering aan het adres van de individuele zanger(es) én ideeën voor de dirigenten. Tenslotte een aantal algemene opmerkingen.

Wat kan de zanger(es) tegen het ‘zakken’ doen?

  • Neem de stemvorming die uw dirigent met u doet serieus! Een slappe articulatie, een gebrekkige ademsteun, een inaktieve houding, ‘geen zin hebben’ in een bepaald lied, of koorwerk, desinteresse of vermoeidheid zijn de beste voorwaarden om het gewraakte euvel te bevorderen. Kortom, u moet meer ‘doen’!

Wat kan de dirigent(e) tegen het ‘zakken’ doen?

  • Neem de stemvorming serieus. Intonatie-oefeningen met uw koor (bijvoorbeeld kwint- en kwartparallellen laten zingen; accoordverplaatsingen over hele en halve toonsafstanden) mogen niet ontbreken: men moet aktief leren luisteren! Voorts zijn oefeningen voor een goede ademsteun, een aktieve houding, een aktieve articulatie en dergelijke wezenlijk.
  • Veel langzame, lage en zachte stukken nodigen als het ware tot zakken uit: kies repertoire dat uw koor uitnodigt tot aktiviteit! Het lied of het koorwerk een hele of halve toon naar boven transponeren vraagt van het koor net die spanning meer die nodig is om op ‘toon’ te blijven.
  • Studeer of repeteer niet alsmaar mét piano- of orgelondersteuning. In een beginfase van werken aan een stuk kan het instrument – mits muzikaal gebruikt – dienstig zijn het koor vertrouwd te maken met harmonieën, modulaties, expressie en dynamiek. Zit het enigermate, dan a capella afwerken; ook al is het een werk met begeleiding: die komt er in de slotfase pas weer bij.
    Alsmaar het instrument laten meespelen maakt koorzangers onzelfstandig, onkritisch, lui en zorgt ervoor dat ze slecht naar elkaar luisteren. Bovendien zijn de piano en het orgel getempereerd gestemde instrumenten (in wezen ‘vals’ dus), terwijl de menselijke stem én goede koorzang rein van stemmig zijn! Ook in dit opzicht zijn instrumenten slechte voorbeelden.
  • Over de dienstigheid van ‘aktieve’ en functionele bewegingen is al iets opgemerkt.
  • Streef zo min mogelijk naar het laten donker maken van klinkers (inmiddels een beetje tot ouderwets klankideaal geworden). Houdt klinkers licht, helder en ontspannen: én daarmee de intonatie hoog! Een bas-groep van bijvoorbeeld mannen van middelbare leeftijd én ouder kan en moet klinken als van een groep jonge mannen.
    Zangeressen en zangers die hun stem respectievelijk ‘alteriger’ en ‘basseriger‘ laten klinken dan ze van nature/ontspannen zijn, zijn bezig hun stemmen te verknoeien!
  • Mopper niet op uw koor als het nog niet zuiver is terwijl de noten, tekst of ritme nog niet echt ‘zitten’.
    Onzekerheid is één van de redenen dat het nog niet zuiver kan zijn.
  • In het algemeen: motivatie van de kant van de dirigent werkt intonatieverhogend: een al te kritische of niet stimulerende houding naar het koor toe werkt intonatie-verlagend!

Wat kan de zanger(es) tegen ‘stijgen’ doen?

  • Ook hier weer: wees ervan overtuigd hoe zinvol stemvormingswerk is. U moet ‘minder’ leren doen bij het zingen: minder gespannen staan, werken aan een goede ademsteun die laag geplaatst is, leren zingen met een ontspannen stemapparaat. Als u ont-spannen naar lichaam en geest zingt (dat alleen al kunnen stemvormingsoefeningen bewerkstelligen), is heel veel goeds bereikt.

Wat kan de dirigent(e) tegen stijgen doen?

  • Werk middels stemvorming aan ontspanning. Geef ontspanningsoefeningen voor hoofd, kaak, tong en halsstreek; oefeningen voor een algehele ontspannen lichaamshouding. Voorts zijn oefeningen voor een goede, laag geplaatste ademsteun onontbeerlijk.
  • Veel snelle, hoge en luide stukken (die men graag zingt!) nodigen als het ware uit tot stijgen. Kies voor uw koor met intonatie-problemen-opwaarts literatuur uit waarin veel legatolijnen, gedragen fragmenten, piano-gedeelten en nogal lage passages voorkomen.
  • Ook hier weer: uw dirigeermanier kan veel bijdragen tot verbetering van het gewoontegetrouwe ‘stijgen’

Algemeen

  • Zingen is voor het overgrote deel luisteractiviteit, voor een kleiner gedeelte zangactiviteit. Als te luid gezongen wordt en er meer naar de 4 eigen stem dan naar die van de buren geluisterd wordt is men op de verkeerde weg. Kortom: luisteren (bij meerstemmige muziek naar andere dan de eigen koorstem) is wezenlijk.
  • Hoe is het gesteld met de akoestische omstandigheden van de ruimte waarin men zingt? Een repetitieruimte met een droge akoestiek die niets ‘meegeeft’ maar alleen tegenwerkt, wekt demotivatie, ongeïnspireerdheid en vermoeidheid op en dus detoneren in neerwaartse richting. Een te kleine, slecht geventileerde ruimte vraagt om intonatieproblemen. Is uw repetitieruimte in dit opzicht wel de geschikte ruimte om goed te leren zingen én luisteren? Evengoed kan een kerkgebouw met een overakoestiek (waarin alles schijnbaar meezit) uitnodigen tot over-enthousiasme, tot te luid zingen, tot te veel doen, tot stijgen.
  • Laat vooraf het orgel of de piano kort preluderen op het gezang, het oor went aan de tonaliteit. Bij een meerstemmig gezang: laat de stem de begintoon ‘proeven’ (op een klinker, bijvoorbeeld ie, uu of oe), laat het beginaccoord eerst vooraf klinken alvorens ingezet wordt. Schroom er niet voor de kerkganger dit ook te laten horen; beter een goed ‘ingeproefde’ en reine start. dan al een onzeker begin, ook in intonatief opzicht. Een vluchtig orgelaccoord is vaak onvoldoende voor een, ook goed begin.
  • Voorwaarde voor zuiver zingen is dat men in het koor elkaar (en de andere stemmen in geval van meerstemmigheid) kan horen. Ook in de kerk: wees niet tevreden met zo maar een opstelling, of met één die door de traditie vanzelfsprekend is geworden. Experimenteer met het creëren van een andere opstelling, een andere plaats, etc. Een groot koor, opgesteld in vier rechte rijen achter elkaar: waarschijnlijk zullen de mannenstemmen nauwelijks iets van de vrouwenstemmen horen, bijgevolg niet zuiver kunnen intoneren.
    Hetzelfde koor, twee rijen dik opgesteld in een grote halve cirkel zal wel ‘over en weer’ in staat zijn te horen wat en hoe de andere stemmen zingen!
  • Inzingen voor de repetitie is nodig om de stem ‘op te warmen’, om geaktiveerd te worden, om tot rust en ontspanning gebracht te worden. Waarom zou het op zondagmorgen vóór de viering van 10 uur niet hoeven? Over vragen om intonatieproblemen gesproken…

Voorts:

  • Aandacht voor toonsherhalingen: spanningsverlies: zakken
  • Crescendi nodigen uit tot stijgen, decrescendi tot zakken
  • Grote secundes opwaarts worden vaak te krap genomen, kleine secundes neerwaarts tot te grote schreden
  • Aandacht voor kwart- en kwintsprongen (baspartijen zijn er het rijkst van voorzien!)
  • Opgaande toonladderbewegingen worden vaak te klein, neergaande evenwel te groot genomen.
  • Grote tertsen in een samenklank (of in melodisch verband) zijn vaak te krap, kleine daarentegen te groot
  • Sequensen en ostinate figuren nodigen uit tot verveling, toenemende inaktiviteit en dus tot zakken

Veel succes.

Bewust zingen 9

Voor uw gevoel misschien wat abrupt sloot ik in het laatste nummer van Jubilate mijn artikel af. We ontmoeten elkaar weer voor het tweede gedeelte van de schriftelijke werkwinkel. Bewust zingen VIII sloot af met een monografische aantekening over Charles Panzera, de grootmeester van het Franse lied, die de lippen betitelde als ‘wonderschone klankkelk’. Moge dit bij u als zanger(es) reeds suggestief gewerkt hebben; dat is immers de opzet van deze rubriek.

Jubilate 21, 3 (september 1988)

Zr. Leonie Schoenmakers

Nu snel door naar het tweede deel van de schriftelijke werkwinkel. In verband met ons uitgangspunt: – Wat is vóór in de mond zingen – vond ik nog een gouden tip voor u bij de Nederlandse zangeres, zangpedagoge. componiste en musicografe Geertruida van Vladeracken († 1947). Als componiste was ze vooral op het kind gericht. Het meest bekend zijn wel de operette ‘Goudhaartje en de troubadour’ en de Bloemencantate. Ook publiceerde ze het zangpedagogisch werkje ‘Beter zingen’. Daarin schrijft ze o.a.: Neem als normaal aan dat de mond geen spleet is, maar een trompet. Hiermee doet u al een belangrijke stap op de weg van de goede toonvorming nl. het richten van de adem, het voor in de mond zingen. Vergeet nooit dat uw wangen en lippen de trompet of trechter hebben te vormen, die de klank naar voren en naar buiten toe brengen (de mondhoeken naar elkaar toe brengen, lippen in bazuinvorm). Zo schept men de gunstigste mogelijkheid voor een volle, ronde, resonerende klank.

Weer terug naar de aktie! We herhalen de melodie van Beaux yeux, voorafgegaan door een pittige ademoefening. Maak de longen leeg door te zeggen pafff. Geef de p wat ademdruk mee en blaas de lucht krachtig uit op fff… gevolgd door een intensieve inademing door de neus. Herhaal dit alles enige keren en dan zingen maar! (De melodie staat afgedrukt in de eerste les van de schriftelijke werkwinkel en wel op pagina 8 van Jubilate Mei 1988).bewust_zingen_8_2

Nog wat stem- en ademtraining aan de hand van een lichtvoetig melodietje:bewust_zingen_9

  • Denk aan ons uitgangspunt vóór in de mond zingen: Lippen gerond enz.
  • d licht aantippen n laten resoneren
  • Herhalen, telkens een halve toon hoger
  • Herhalen in verschillende toonsterkten b.v. mf. p. pp.

Zingen is zó met ons mens zijn verbonden dat zowel lichamelijk als geestelijke factoren ons beïnvloeden. Om het u duidelijk te maken het volgende:

Uit ‘De Tijd’ geknipt: Januari 1988. Een interview met Jasperina de Jong. Ik citeer:

Toen Eric lag te lijden zong ik niet goed. Ik heb anderhalf jaar met een grote steen in mijn buik gelopen. Ik kon niet meer hoog zingen. Ik was m’n hoogte totaal kwijt. Ik ben naar een zangpedagoge gegaan en die zei: “Je zingt verkeerd”. Ik deed niets meer met m’n lijf, terwijl daar beneden, daar moet het gebeuren. Maar (aldus de interviewer) daar zat die steen. Ja, en ik deed daar niks meer, terwijl je door je lijf hoort te zingen. Ze zei: “Doe nou als je zingt je buik es uit, doe m’es naar buiten” en verrek, het was er weer, ik had m’n hoogte terug. Nu is er met m’n stem niets meer aan de hand, hij doet alles wat ik wil.

Einde citaat en tevens einde van de schriftelijke werkwinkel, volgens belofte in twee gedeelten voor u uitgeschreven.ZR. LEONIE SCHOENMAKERS

Bewust zingen 8

Belofte maakt schuld… Ik beloofde immers aan de deelnemers van de werkwinkel – stemvorming – de inhoud er van op papier te zetten. In ’t eerst volgend nummer van Jubilate zou u dan alles nog ’ns kunnen nalezen en naar ik hoop er iets mee te doen! Oefenen b.v.!

Stemvorming is een serieus vak en een uiterst secure zaak voor degene die zich aan oefeningen waagt. Er hoort ook ’n dosis doorzettingsvermogen bij, want de oefeningen zijn niet altijd zo plezant.

Jubilate 21, 2 (mei 1988)

Zr. Leonie Schoenmakers

Ons uitgangspunt op 12 maart was: Wat is voor in de mond zingen? Ja, dat hoor je nog al ’ns vermanend zeggen “Je moet voor in de mond zingen.” Meestal is daarmee de kous af. Overbodig te zeggen dat er op zo’n manier aan het stemgeluid niets zal veranderen.

Oefentherapie, uitgaande van gezonde klinkers

Fluit of blaas eens. Merk op dat bij fluiten de lippen Veerkrachtig gezond zijn en niet krampachtig. Ook dat men bij het blazen en fluiten nergens iets Voelt: “er bestaat geen keel”.

Fluister nu het woord hoos en denk daarbij aan blazen of fluiten. Merk op dat de lippen een wijdere opening hebben. De lippen vormen een steunpunt bij het fluisteren van de oo. De gefluisterde oo wordt a.h.w. gevormd tussen de lippen, zoals het geruis bij blazen.

Maak de mond van binnen, vooral achter, ruim. Denk aan heel licht geeuwen. Alles moet losjes en nonchalant gebeuren. De kaak even licht schudden terwijl de OO gefluisterd wordt.

Oefen dit met éénlettergrepige woorden:
hoos, boot, boom, boon, dool, loop, toon, soos.
Dezelfde woorden zeggen we nu met stem.
De oo wordt op één toon lang aangehouden (neem ’n toon die goed aanspreekt). Zeg nu het woord poes, houdt de oe aan. Blijf herhalen tot ’t woord poes, fijntjes tussen uw gezonde lippen fluit (niet opzettelijk gaan fluiten!).

Zeg nu het woord hobo. Blijf er even mee bezig. Merk op hoe de geronde lippen met ’n licht klapje de b articuleren.

We blijven nog even ritmisch met onze hobo bezig:bewust_zingen_8_1

er afwisseling stappen we over van spreken naar zingen. (De woorden beaux en yeux passen precies in het kader van wat ik u wilde duidelijk maken). Tip: Doe alle oefeningen voor de spiegel, dan ziet u wat u doet!bewust_zingen_8_2

Werkwijze

Ik ga er van uit dat iedereen ’n mondje Frans spreekt).

  • De tekst enkele keren lezen in ’t aangegeven ritme.
  • Idem, maar nu in canon (2 partijen).
  • De melodie vocaliseren op noe, joe, zoe.
  • De melodie zingen op beaux, yeux, (alleen deze twee woorden gebruiken).

Suggesties:
Voor op de tong leggen.
Er is geen keel.
Ruimte maken in de mond.
Zingen met een ‘hoog gewelf’ (denk aan het licht geeuwen).

  • Probeer nu de melodie op de eigenlijke tekst te zingen. Daarna ook in canon.

Charles Panzéra, Parijs, 1976 was een Frans zanger van Zwitserse afkomst. Hij was leraar aan de Juilliard School of Music te New York. Hij schreef l’Art du chant. In 1948 in het Nederlands vertaald: De Kunst van het Zingen. Bij deze grootmeester van het Franse lied las ik iets wat direct met ons onderwerp te maken heeft:

Nog een woord over de lippen: deze wonderschone klankkelk! Groot is hun invloed op de kleur van de stem. Zij zijn het laatste atelier van afwerking voor de toon.

Eenmaal de lippen gepasseerd, behoort hij ons niet meer toe. Moge de vorm van de lippen hem dus begeleiden.

Al schrijvende bemerk ik dat het artikel te lang wordt. ’t Lijkt me beter in de volgende aflevering mijn ‘schriftelijke werkwinkel’ voort te zetten. Dag allemaal, tot we elkaar weer ontmoeten in: Bewust zingen IX.

Bewust zingen 7 Boventonen

In – Jubilate September 1986 – trof U het laatste artikel over stemvorming aan. Een flinke kloof dus tussen Bewust zingen VI en VII. Op verzoek deze rubriek voort te zetten ben ik weer aan het werk gegaan. Uiteraard zal het in ons artikel voornamelijk gaan over stemhygiëne: het brengen en houden van de stem in een goede conditie. Hoewel dit voor iedereen noodzakelijk is, mag dit in de vorming van een koorzanger nooit ontbreken.

Jubilate 21, 1 (januari 1988)

Zr. Leonie

Ik kan me indenken dat een koorleider eigenlijk veel kritischer zou willen zijn bij het aannemen van zangers, maar hij is al blij een behoorlijk parochiekoor op de been te houden. Na dit inleidend praatje stappen we de praktijk in. Als we een koordirigent zouden vragen eens een aantal fouten op een rijtje te zetten die bij koorzang kunnen optreden, dan zou onzuiver zingen er zeker instaan. Het begint meestal met een onzuivere inzet. Een onzuivere inzet is een niet voorbereide inzet, dit betekent: Oren en adem hebben niet of slecht gefunctioneerd. Belangrijk is: luisteren en nog eens luisteren. Eerst intensief ademen, nooit domweg ‘zomaar aanvallen’! Als de inzet zuiver is, dan kun je gerust zeggen dat er een stukje – goed werk – verricht is. Er zijn stemmen die ook gedurende de zang constant net tegen de toon aan zitten. U kent ze wel dat soort stemmen en heeft ervaring hoe onaangenaam het is zo’n stem als buurman te hebben. Heel belangrijk is, dat een toon de ademspanning houdt. De ademtechniek op peil houden dus. Als U in het koor niet alleen zingt, maar ook luistert hoe er in Uw omgeving wordt gezongen, dan zult U b.v. horen dat er stemmen zijn die een kale vlakke toon produceren. Stemvorming is dan wel aan te raden. Elk stemgeluid heeft iets heel eigens. In het optredende geluid klinken behalve de grondtoon een aantal boventonen mee. In het boek – Phonetiek – van Dr. L. Kaiser vond ik een interessante tabel, waaruit blijkt wat boventonen op het karakter van de klank vermogen.

KLANK SAMENSTELLING
week grondtoon alleen
vol grondtoon domineert
rijk grondtoon met lage boventonen[1]
breed grondtoon met veel boventonen
sohraal grondtoon zwak
doordringend boventonen boven de 6de of 7de sterk
hoi oneven boventonen
nasaal veel oneven boventonen

Uit: Phonetiek, Dr. L. Kaiser Uitg. Servire Den Haag

Bij mij kwam de vraag op: Hoe kun je zelf invloed uitoefenen op het meeklinken van de boventonen? Ik ben, na informatie hier en daar, toch met deze vraag blijven zitten.

Persoonlijk zoek ik net in de richting van adembeheersing en resonans. De bouw van het menselijk strottenhoofd en de bouw van de resonatoren (de diverse holten) zullen er ook niet vreemd aan zijn: resonansoefeningen: warm aanbevolen! Resonans kleurt en geeft draagkracht aan Uw stemgeluid. Bij serieuze oefening loopt de ontwikkeling van de klank van een goedkoop winkelbelletje tot de mooie bronzen klank van een gong. (Het is geen geloofspunt, maar wel de waarheid!) Dit keer geen aanvullende resonansoefeningen maar U vindt er nog al wat in de vorige nummers van Jubilate: Januari 85 p. 7; Mei 85 p. 9; September 85 p. 16; Januari 86 p. 10; September 86 p. 13. Veel sukses gewenst!


  1. Boventonen zijn tonen die uit zichzelf meeklinken met de grondtoon.  ↩

Bewust zingen 6

Door omstandigheden miste u in Jubilate mei 1986 de rubriek stemvorming, maar hier zijn we weer.

Als u in Jubilate januari 1986 pagina 10 opzoekt, dan staat de ademhaling in vette letters gedrukt. Deze belangrijke lichaamsfunktie blijft in het middelpunt van onze belangstelling staan. We staan er niet bij stil, dat de mens via de uitademingslucht zijn spreek- en zangstem laat horen.

Jubilate 19, 3 (september 1986)

Zr. Leonie Schoenmakers

Het ademapparaat zit fantastisch in elkaar. Duidelijkheidshalve volgt eerst een korte gang van zaken: Bij inademing stroomt de lucht door mond en neus naar binnen, gaat door de keel en de luchtpijp met haar vertakkingen (bronchiën) in het eigenlijke ademhalingsorgaan, de in de borstholte gelegen longen. Deze bestaan (fig. 2) uit de fijnste vertakkingen (a) van de luchtpijp, die eindigen in een trechtervormige verwijding (b). De wanden hiervan zijn niet glad, maar vertonen uitpuilingen, de longblaasjes (c), het zéér elastische longweefsel. Als het uitzet en de gehele borstholte vult, kan het drie maal zo groot worden. De twee longen zijn gehuld in het rekbare borstvlies en vullen met het er tussen liggende hart, de slokdarm en enige bloedvaten, de hele borstholte. Van onderen wordt deze afgesloten (fig. 3) door het gespierde middenrif (a) dat de scheiding vormt tussen borst- en buikholte. De toevoer van verse lucht (inademing) en de afvoer van verbruikte lucht (uitademing) gebeurt door automatische bewegingen.

bewust_zingen_6

In het eerste artikel van Bewust zingen (september 1984) schreef ik: Inleidende begrippen en praktische oefeningen zullen steeds hand in hand gaan. Bovenstaande tekst is zo’n inleidend begrip. En nu gaan we snel over tot aktie:

Ademoefeningen (serie 5): N.B.: Bij al de oefeningen ademen we dit keer in door de neus (geur genieten, om te komen tot middenrifsademhaling). Schouders niet optrekken.

  1. Ga daarom op een stoel zitten en houd de onderkant van de zitting vast (de schouders zijn dan gefixeerd), dan: in- en uitademen. Buikspieren niet intrekken. Als u het goed doet, moet bij de inademing de buikwand naar buiten uitzetten.
  2. Inademen door de neus. Uitademen op p… p… p… enz. We gaan staan, beide handen in de zij.
  3. Armen langzaam zijwaarts omhoog, daarbij door de neus inademen. Armen zijwaarts omlaag, daarbij uitademen.
  4. Armen achter het hoofd, daarbij in- en uitademen.
  5. Houd een neusgat met de vinger dicht. Door elk van de neusgaten afzonderlijk in- en uitademen.

N.B.: Vooral de inademing is belangrijk. Je kunt geen geld uitgeven, als je het niet eerst verdiend hebt.

Resonans
Voor u gaat oefenen is het aan te bevelen dat u Bewust zingen III, IV en V nog eens bestudeert en er enkele oefeningen uitpikt ter repetitie. Een toon voortgebracht zonder resonans zal nooit het predikaat ‘mooi’ verdienen.

Oefeningen om de resonans bewust te maken:

  1. Zoem de m op een toon die u gemakkelijk ligt; houd hem enige seconden aan. De kaak even licht heen en weer bewegen om iedere spanning te voorkomen.
  2. Zoem de n. Maak de mond van binnen ruim (denk aan geeuwen). 3. Zoem de ng (van zang b.v.). Let op waar de tongpunt blijft. Deze dienst losjes tegen de ondertanden te liggen. Voel aan de neus de trillingen. N.B.: Herhaal de oefeningen. Stemoefeningen aan de hand van een lied:
    Ik koos voor u lied no. 485 van G.v.L. Kom tot ons, de wereld wacht, een adventslied in de eerste kerktoon, re-muziek dus. De eigenlijke titel is: Nun komm der Heiden Heiland en dateert uit de 16de eeuw. J.L. Bach vond de melodie rijk genoeg om er een kerkcantate op te bouwen. De kerkcantate als deel van de Zondagsdienst in Bach‘s tijd, vormde een lyrisch kommentaar op het door de gemeente gezongen koraal. Hiermee leverde Bach een schitterende bijdrage aan de liturgie van de Zondag. De dichter-dominee J.W. Schulte Nordholt gaf ons de omdichting in de Nederlandse taal. De melodie heeft, door de vele lange noten een gedragen karakter, dus legato of gebonden zingen, d.w.z. de ene toon niet loslaten voor de volgende er is.

Werkwijze: De hele melodie vocaliseren.

  • Op noe zingen. Lippen sterk gerond, zodat de luchtstroom ‘gericht’ wordt en men vóór in de mond zingt.
  • Op doo zingen. De d telkens voorzichtig aanzetten, dus nooit duwen met de adem.
  • Neuriën op n met de speciale opdracht: de ruimte in de mond groot houden. Denk aan geeuwen.
  • Lees het eerste couplet duidelijk gearticuleerd. Daarna zingen.

bewust_zingen_6a 10.14.20