Omgaan met kerktoonladders 3

U hebt van mij nog een afsluitend artikel tegoed over de toepassing van kerktoonladders. Door persoonlijke omstandigheden heeft het artikel wat op zich laten wachten, maar hier is het dan toch. Ik stel voor eerst nog eens de beide vorige artikelen aandachtig door te lezen en de muziekvoorbeelden op een instrument te spelen (deel I in het septembernummer van 1990 en deel II in het daaropvolgende januarinummer, dan bent u weer helemaal bij.

Jubilate 25, 1 (januari 1992)

Flip Veldmans

Aan de hand van enkele gezangen uit Gezangen voor Liturgie ga ik de behandelde stof illustreren. Het lied ‘Christus is opgestaan’ GvL 414, zie de uiteenzetting van Theo Klaus in zijn rubriek ‘Gedachten rond een lied‘ staat in d-dorisch. De reeks is d-e-f-g-a-b-c-d zonder verhogingen of verlagingen Het verschil met d-mineur zit dus in de b in plaats van de bes (dorische sext) en min of meer in de c in plaats van de cis (leidtoon van d-harmonisch). Bekijken we thans de begeleiding uit Harmoniale I van Jan Böhmer:begeleiding_christus_is_opgestaan-1

U ziet steeds het gebruik van de b, behalve de bes in maat 3 van het voorspel en maat 14 van de begeleiding, maar die zijn bedoeld als doorgangsnoten.

Laten we ook eens kijken naar de zetting van Hans Leo Hassler, zie het genoemde artikel van Theo Klaus. De eerste zin sluit af in A-majeur, de reden hiervoor is dat in de toen gebruikelijke middentoonstemming de grote tertsen c-e. d-fis, es-g, e-gis, f-a, g-b, a-cis en bes-d rein gestemd waren en daardoor als rustpunten klonken. De 2e zin sluit af in D-majeur om dezelfde reden. De zin ‘dus willen wij allen vrolijk zijn’ staat ;in F-majeur, het gebruik van de bes is derhalve toegestaan.

Wat ik met beide voorbeelden wil aantonen, is dat het omgaan met kerktoonladders op twee manieren gezien kan worden:

1e. uitgaan van de toonreeks zoals die moet worden toegepast,

2e. als uitgangspunt nemen de oorsprong van het lied en de in die tijd gebruikelijke stemming.

Laten we eens kijken naar een frygische melodie bijvoorbeeld Psalm 19: Hemelen dauwt uit den hoge. De componist Hans Besselink heeft het refrein aldus geharmoniseerd:begeleiding_christus_is_opgestaan-2

U vindt deze zetting van de schitterende Wisselende Gezangen voor het Liturgisch Jaar onder andere in de verkorte uitgave van deze serie, uitgegeven door Annie Bank (ABK 226).

Een voorbeeld van een mixolydische reeks is het lied GvL 471 Ik groet u vol genade. De harmonisatie is uit 60 kerkliederen van Jan Vermulst, uitgave Gooi en Sticht:begeleiding_christus_is_opgestaan-4

Duidelijk is, hoop ik, dat de fis (kenmerkend voor G-majeur) vermeden moet worden, waardoor de karakteristieke mixolydische septiem naar voren treedt.

De aeolische ladder wordt veelvuldig toegepast (GvL 408, 426, 428, 430, 431, 435 en ga zo maar door).

Ter illustratie heb ik het lied gekozen Gvl 546 Wie als een god wil leven hier op aarde. De begeleiding is van B. Huijbers en staat in deel I van de serie Liturgische Gezangen uitgegeven bij Gooi en Sticht:begeleiding_christus_is_opgestaan-5

Ik besef dat de stof niet gemakkelijk is, maar hoop in ieder geval begrip voor de materie op te wekken. Het pleidooi om gebruik te maken van goede bestaande orgelbegeleidingen wordt hierdoor alleen maar versterkt.

Tenslotte noem ik als aanvulling op het artikel van Theo Klaus nog enkele orgelwerken over ‘Christ ist erstanden’:

  • J.C. Fischer 1670–1746 Ariadne Musica (serie Liber Organi deel II) uitg. Schot 2267
  • idem in 80 Choralvorspiele (H. Keller) uitg. Peters 4448
  • Anonimus (serie Liber Organi deel VIII) Orgelmeister der Gotik uitg. Schott 2556
  • Seasonal Chorale Preludes (2 delen manualiter en 2 delen met pedaal) uitg. Oxford University Press
  • R. Bibl 1832–1902 Variationen und Fuge Liber Christus ist erstanden uitg. Harmonia.

Uit de orgelhoek: omgaan met kerktoonladders 2

Bij de begeleiding in kerktoonladders moet u proberen gebruik te maken van de karakteristieke kleur van de betreffende kerktoonladder. Ik zal dit met enkele muziekvoorbeelden trachten te verduidelijken. Een slotformule in d-mineur zou er als volgt uit kunnen zien:kerktoonladders_2-1

Jubilate 24, 1 (januari 1991)

Flip Veldmans

Na de tonika d gaan we vanuit de subdominant g naar de 2e omkering van het d-akkoord (het kwart-sext-akkoord), dit vormt samen met het A-akkoord de dominant, waarna de afsluiting tonika d volgt. Wanneer we nu dezelfde melodie (f-g-f-e-d) in een dorische toonladder moeten begeleiden (omdat het voorteken bes is vervallen), zou de begeleiding er als volgt uit kunnen zien:kerktoonladders_2-2

In plaats van g-mineur nemen we nu G-majeur, omdat de b de karakteristieke noot in d-dorisch is (dorisch sext). Hoort u ook de mooie kleuring van het G-majeurakkoord? Hierna komt het akkoord van F in de eerste omkering, omdat in de regel kwart-sext-akkoorden als voorhoudingsakkoord (in combinatie met het dominant-akkoord) niet toegepast worden, daar zij teveel ‘ruiken’ naar een tonale uitwerking. Nu volgt in plaats van A-majeur het akkoord van C-majeur. We hebben namelijk geen ‘last’ meer van de verhoogde 7e toon (leidtoon) en krijgen daardoor een majeur-akkoord op de 7e trap; de functie van de dominant vermindert hierdoor en het modale karakter van de kerktoonladder wordt versterkt.

We gaan nu een afsluiting in e-mineur vergelijken met die in een frygische toonladder:kerktoonladders_2-3

Na e-mineur wordt a-mineur (subdominant) gevolgd door het kwart-sext-akkoord van e met B-majeur als dominant voor tonika e. In de frygische toonladder komen na a-mineur, C-majeur, d-mineur en e-mineur. De bas gaat in tegenbeweging ten opzichte van de sopraan.

Door de beperktheid van het artikel kan ik helaas niet uitputtend alle mogelijkheden vermelden. Belangrijk is in ieder geval

  1. geen grote sprongen tussen de akkoorden maken
  2. zoveel mogelijk trapsgewijs de akkoorden elkaar op laten volgen
  3. de bas en de sopraan als het kan in tegenbeweging laten lopen
  4. de tonale functies (subdominant, dominant en dominant septiem-akkoord) vermijden
  5. de 2e omkering van een akkoord slechts als doorgangsakkoord gebruiken, de 1e omkering kan goed worden toegepast.

Interessant is het te zien hoe men vroeger met modale melodieën omging. Ik heb daarvoor als aansluiting op het artikel van Theo Klaus het koraal ‘O Haupt voll Blut und Wunden’ gekozen in een zetting zoals Joh. Seb. Bach die in zijn Matthaus-Passion heeft toegepast.kerktoonladders_2-4

De eerste regel bestaat uit twee zinnen, de eerste zin begint in a-aeolisch en eindigt op ‘scheiden’ in C-majeur. De tweede zin begint met de 1e omkering van E-majeur (dominant in a) en eindigt met a-mineur. De tweede regel ‘Wenn mir am allerbängsten’ gaat van a-mineur naar C-majeur (a is parallel van C), hetzelfde C-majeur akkoord op ‘wird’ kan als dominant voor F-majeur Worden beschouwd, deze zin eindigt op ‘sein’ na een tweetal voorhoudingen in A-majeur. ‘So reiss mich’ begint met het dorninantseptiemakkoord D in de 1e omkering van G-majeur, en het koraal eindigt met het E-majeurakkoord als dominant voor a. Opvallend is net aantal majeur-akkoorden in dit koraal, dit hangt samen met de toen gebruikelijke barokstemming, waarbij de meest voorkomende grote tertsen rein zijn gestemd en rust geven aan bijvoorbeeld het einde van een zin.

In een afsluitend artikel in de volgende aflevering van Jubilate zal ik aan de hand van een aantal fragmenten uit Gezangen voor Liturgie het omgaan met kerktoonladders nog nader toelichten.

Uit de orgelhoek: Ps. 118 – Laat ieder ’s Heren goedheid prijzen

Laten we eerst eens kijken naar het voorspel. Vaak spelen we gauw de eerste regel voor en klaar is kees. Ik betrap mij daar zelf ook wel eens op. Toch zijn er andere en mooiere mogelijkheden aan te geven om welke melodie het gaat, te laten horen welk tempo gewenst wordt of de juiste sfeer van het lied op te roepen. Bijvoorbeeld ‘voorspelen voor de psalmen’ van Jan D. van Laar, uitgave Callenbach, Nijkerk. Een prachtige ingebonden bundel die ik voor enkele guldens kocht bij boekhandel De Slegte. Ps. 118:

Jubilate 23, 1 (mei 1990)

Flip VeldmansLaat_ieder

Of uit de voorspelen bij Zang en Tegenzang, uitgave Annie Bank. Er zijn drie verschillende voorspelen, nr. 69, 219 en 228, resp. van Otto Deden, Edward Stam en Jan Valkestijn. Deze voorspelen kunnen ook als zelfstandig orgelwerk gespeeld worden. Gemakkelijk zijn deze voorspelen niet, ze dienen goed te worden ingestudeerd. Ter illustratie nr. 69:Laat_ieder2

Een andere methode is er eens voor te gaan zitten en zelf iets op papier te zetten. Een goede handleiding hiervoor is ‘Voorspelen in de eredienst’, in twee delen van Willem Vogel, uitgegeven door de Commissie voor de Kerkmuziek van de Hervormde Kerk. Een eenvoudige leerschool gericht op organisten die menen niet te kunnen improviseren, aldus de auteur. Hoewel het uitgangspunt de reformatorische psalmen is, zijn de suggesties tevens bruikbaar voor gewone liederen. In de geest voor deze leerschool heb ik Ps. 118 zelf uitgewerkt:Laat_ieder3

U merkt het, een voorspel volgens één van bovenstaande voorbeelden is veel aardiger dan het alleen maar voorspelen van de eerste regel. Wanneer u tijdens de offerande of communieuitreiking over dezelfde melodie wilt spelen, kan ik u ‘Psalm Preludes’ van de Nederlandse componist Henderick Speuy (ca. 1575–1625) en tijdgenoot van Jan Pieterszoon Sweelinck, aanbevelen. De bundel is in 1963 door Heuwekemeijer te Amsterdam uitgegeven. Hier volgt de opening van Ps. 118:Laat_ieder4Laat_ieder5

Over de verschillende versies, wel of geen rust na iedere regel zal Theo Klaus in zijn bespreking ongetwijfeld het nodige hebben geschreven. Ik volsta slechts met de opmerking dat je een begeleiding moet kiezen bij de wijze van uitvoering van het gezang. Zing je de melodie zoals in GvL gebruik dan bijvoorbeeld de begeleiding uit het Liedboek voor de Kerken nr. 160, naar een zetting van Cloude Goudimel uit 1565:Laat_ieder6Laat_ieder7

Indien steeds twee regels aan elkaar worden gezongen, zoals bijvoorbeeld in de Randstadbundel of bij Zang en Tegenzang, neem dan een zetting zoals die bijvoorbeeld te vinden is in ‘Eenvoudige voorspelen en begeleidingen’, uitgave Gooi en Sticht. Dit voorspel en begeleiding is gemaakt door Wim Witteman:Laat_ieder8

Tenslotte volgt nog een opsomming van orgelbegeleidingen en meerstemmige zettingen te vinden in de bespreking van dit lied in het praktijkschrift voor liturgie en liturgische muziek ‘Continuo’ 2e jaargang nr. 1, september 1987, pag. 107 en 108:

Orgelbegeleiding:
Deden, O.: Orgel-voorspel in: Zang en Tegenzang (serie); Annie Bank, Amsterdam 1967.
Deden, 0.: Orgelbegeleiding in: Zingt voor de Heer; Annie Bank, Amsterdam 1968.
Böhmer, 1.: Orgelbegeleiding in: Harmoniale dl. I; Harmonia, Hilversum.
Vogel. W.: Liedboek voor de Kerken/491 gezangen; orgel- en pianobegeleidingen met voorspelen nr. 160; Boekencentrum, Den Haag 1976.
Schoonhoven, G.: Voorspel-intonatie-begeleiding in: Orgelboek bij de 491 gezangen nr. 160; Boekencentrum, Den Haag 1985.

Meerstemmige zettingen:
Huijbers, B.: SATB+orgel in: Liturgische Gezangen (Partituur- uitgave deel I); Gooi en Sticht, Hilversum 1980.
Deden, O.: SA of TB. orgel in: Zang en Tegenzang (serie); Annie Bank, (N.S.G.V.) Amsterdam 1967.
Deden, 0.: SSA of TTB, in: Zang en Tegenzang (serie); Annie Bunk. Amsterdam 1967.
Goudimel, Cl.: SATB in: Liedboek voor de Kerken/491 gezangen nr. 60; Boekencentrum. Den Haag 1973.
Vermulst, J.: SATB+orgel-trompet in: 71 Kerkliederen; Gooi en Sticht, Hilversum 1980.

Een volgende keer zullen we het – zoals beloofd op de Kontaktdag in de werkwinkel voor organisten – hebben over het begeleiden van liederen in kerktoonsoorten.

Uit de orgelhoek: Nu moet gij allen vrolijk zijn

Dit paaslied uit Gezangen voor Liturgie nr. 506 is ook bekend onder de titel ‘Heerlijk verschenen is de dag’. Bij veel organisten zal nu een licht opgaan; ken ik dit niet als ‘Erschienen ist der herrliche Tag’? Inderdaad, de melodie schept de mogelijkheid liedbegeleiding en zelfstandig orgelspel nog meer als een eenheid te beschouwen. Ik kom daar straks op terug.

Jubilate, 23, 1 (januari 1990)

Flip Veldmans

De orgelbegeleiding kunt u vinden in het Liedboek voor de Kerken (groene uitgave) onder nr. 209. Let op de foute noten in maat 3, bij ‘zijn’ moet in de sopraan en alt respectievelijk een g en een e gespeeld worden. Vergelijk maar met de identieke zetting onder nr. 200. Deze prachtige zetting van Gotthard Erythräus uit 1608 kan ook door het koor meerstemmig worden uitgevoerd:

Opvallend is het veelvuldig gebruik van grondakkoorden (Zie voor omschrijving van dit begrip: Jubilate september 1988). Iedere zin eindigt steeds met een majeur-akkoord behalve de derde regel. Deze manier van harmoniseren houdt verband met het gebruik van de stemming in die tijd waarbij een aantal grote tertsen rein gestemd waren en daardoor rust en karakter gaven aan de klank. De majeur-akkoorden sluiten dus een zin af. Tekstueel horen de derde en vierde regel bij elkaar, de harmonisatie houdt hier duidelijk rekening mee. Ook de toonsoort d- dorisch is niet willekeurig gekozen. U zou deze begeleiding eens moeten spelen op een orgel in oude stemming (bijvoorbeeld te Schijf) om te ervaren hoe dit eigenlijk zou moeten klinken!

Soms komt deze melodie voor met enkele afwijkende noten, zie bijvoorbeeld het Bavoliedboek (nr. 194) de Heeswijkboekjes of Zang en Tegenzang van Annie Bank. U kunt gerust bovenstaande zetting hiervoor gebruiken als u de melodie maar aanpast. Dus bijvoorbeeld de achtste noot op het woord ‘vrolijk’ beschouwen als doorgangsnoot tussen de c en de a. Ook bij ‘in de tuin’ komt een afwijking voor. lang niet zo kernachtig als de authentieke versie in GvL en het Liedboek.

Speel ook eens de zetting uit de bruine uitgave van het Liedboek gemaakt door Nico Verrips. Mijns inzien is deze harmonisatie minder geschikt als volkszangbegeleiding, maar kan uitsluitend funktioneren als koorbegeleiding. Het voorspel hiervan is de moeite waard:Orgelhoek-nu_moet_gij_allen1

De melodie kan ook in canon-vorm worden gezongen, zie bijvoorbeeld de tweestemmige zetting voor ongelijke stemmen in Zang en Tegenzang onder nr. 163 van Kees Bornewasser. De organist kan zo’n zetting ook als voorspel of tussenspel op twee klavieren spelen:Orgelhoek-nu_moet_gij_allen2

Ook het tussenspel in Zang en Tegenzang nr. 161 eveneens van Kees Bornewasser kan goed funktioneren:Orgelhoek-nu_moet_gij_allen3

Zoals ik reeds in de inleiding zei hebben vele Duitse componisten over dezelfde melodie ‘Erschienen ist der herrliche Tag’ koraalvoorspelen gecomponeerd. Hierbij enkele namen en uitgaven: J.G. Walther, Seasonal Chorale Preludes for manuals only book II, Oxford University Press; idem in 80 Choral Preludes, Peters 4448;

G.P. Telemann, Orgelwerke band I, nr. 15 + 16 Bärenreiter 3581;

H. v. Herzogenberg, Seasonal Chorale Preludes with pedals book II, Oxford University Press;

J.G. Walther, idem;

J.S. Bach, Orgelbüchlein nr. 31, Bärenreiter 145; idem in band V nr. 15, Peters 244

Uit de orgelhoek: Jezus die langs het water liep

De orgelbegeleiding van dit lied is te vinden in de twaalfdelige serie orgelbegeleidingen bij de Belgische zangbundel ‘Zingt Jubilate’ onder nr. 562, uitgave van De Garve in Brugge. Zouden wij ooit in Nederland tot een integrale begeleidingsbundel komen bijvoorbeeld te gebruiken voor Gezangen voor Liturgie? (Zijn onze zuiderburen ons toch maar mooi voor!)

Jubilate 22, 3 (september 1989)

Flip Veldmans

Eveneens is een begeleiding te vinden in het Liedboek voor de Kerken. Als voorbeeld de schitterende zetting uit de groene bundel (nr. 47) van Frits Mehrtens die ook de melodie gemaakt heeft. Over de bruine en de blauwe uitgave van het Liedboek heb ik in vorige afleveringen reeds het een en ander gezegd.jezus_die_langs_het_water-orgelbegeleidingjezus_die_langs_het_water-orgelbegeleiding2

Zie in de eerste vier maten de monotone gang van de bas, ongetwijfeld symboliserend het ‘lopen’ in couplet 1, het ‘komen’ in couplet 2 of het ‘gaan’ in couplet 3. In het tweede systeem is er een tegenbeweging tussen de sopraan en de alt, prachtig die dissonant op de 3e tel van maat 5 en later nogeens op de 3e tel van maat 7 maar nu met een e in de bas. Ook de bas is hier belangrijk; trapsgewijs in kwintsprongen naar beneden. In het derde systeem vallen twee dingen op: De sext-akkoorden lopen in parallellen naar beneden, en de tegenstelling tussen de bas in maat 9 en 10 (neergaande lijn) en maat 11 en 12 (stijgende lijn).

Tenslotte keert de monotone gang van de bas in het laatste systeem weer terug. Vier regels beginnen steeds met een achtste noot, Frits Mehrtens heeft dit opgevangen door de beweging van de kwartnoten door te laten lopen, het ritme van de melodie wordt zodoende versterkt. Ook loopt de bas na ieder couplet gewoon door, dit geldt natuurlijk alleen voor de eerste twee coupletten, de eenheid van tekst en het doorlopend ritmische stramien worden hiermee benadrukt.

Zoals U uit bovenstaande analyse van deze polyfone begeleiding kunt opmaken hebben we hier niet te maken met een begeleiding zoals we die normaal gesproken vanuit de kennis van de harmonieleer maken, maar met een vervolg waar de melodie eigenlijk om vraagt. In de begeleiding wordt de melodie overgenomen waarbij het specifieke karakter wordt versterkt en uitgediept. Een ideale situatie. Deze begeleiding kun je met recht een compositie noemen, reden temeer mijn stokpaardje weer eens te berijden, nl. gewoon gebruik maken van zo’n prachtige zetting en niet proberen zelf iets (beters) te verzinnen.

Als registratie voldoet het beste Prestant 8’ en Octaaf 4’, of Gedekt 8’ en Prestant 4’, in ieder geval moet de begeleiding de melodie duidelijk ondersteunen en mag met recht gehoord worden.

Uit de orgelhoek: Magnificat-bewerkingen

Wanneer we de geschiedenis van de orgelmuziek nagaan, zien we dat oorspronkelijk het orgel als tegenhanger van het koor funktioneerde. Pas later ontstaat een samengaan van beide elementen, het orgel als begeleidingsinstrument van het koor. Deze z.g. alternatim-praktijk is lange tijd en in vele landen toegepast, gezien het grote aantal composities welke hiervoor zijn gemaakt.

Jubilate 22, 2 (mei 1989)

Flip Veldmans

In deze aflevering zullen we een aantal Magnificat-versetten bekijken. In de mei- en oktobermaand en rond Mariafeesten zeer geschikt om in de liturgie te gebruiken.
Er zijn verschillende uitvoeringsmogelijkheden: je kunt ze als zelfstandige orgelstukken bijv. in een eucharistieviering tijdens de offerande of de communie spelen, ook in vesper- of gebedsdiensten kan deze muziek uitstekend dienst doen. Wanneer je de authentieke opzet wil benaderen, zou je de versetten afwisselend met het koor moeten spelen. Het is niet per se noodzakelijk steeds om en om een vers uit te voeren. Het is ook mogelijk dat het koor enkele versen achter elkaar zingt of dat de organist meerdere versetten speelt, je hebt de vrijheid zelf een indeling te maken. Ook uitvoering afwisselend met een cantor of enkele cantores kan heel mooi zijn. Als eerste voorbeeld koos ik de eerste twee versetten van het Magnificat in de 8e psalmtoon van de Italiaanse componist Giovanni Battiste Fasolo, verschenen in zijn ‘Annua|e’ te Venetie in 1645, uitgave Schott 1674, serie Liber Organi deel IV:

Magnificat1

Deze versetten kunnen manualiter worden gespeeld. Ook in Spanje werd deze vorm veelvuldig toegepast. Zie het begin van het Magnificat in de 4e toon van Antonio de Cabezon (1510–1566):Magnificat2

Ook de leerlingen van Jan Pieterszoon Sweelinck houden zich met de alternatim-praktijk bezig, zie bijv. Samuel Scheidt (1587–1654) in zijn ‘Tabulatura Nova’, uitgave Breitkopf, het 2e vers van het Magnificat in de eerste toon:Magnificat3

Frankrijk is bij uitstek het land waar veel aandacht aan de Magnificats werd geschonken, bijv. door Jean Titelouze (1563–1633), uitgave Kalmus 4140Magnificat4Magnificat5

De toevoegingen in het notenbeeld, f, Ped., klavierwisselingen, etc zijn zeker niet oorspronkelijk en moeten niet letterlijk worden opgevat.

Ook Jean Frangois Dandrieu (1682–1738), die als clavecinist en organist aan de Koninklijke Kapel te Parijs werkzaam was, heeft een zestal Magnificats in zijn ‘Premier Livre de Pièces d’Orgue’ neergelegd, uitgave Schott 1880:Magnificat6

Zeker niet onvermeld mogen blijven de Magnificatfugen van Johann Pachelbel (1653–1706), 95 fuga’s in alle acht psalmtonen zijn uitgegeven in twee delen door Bärenreiter 6445 en 6446 ik koos nr. 92 in de 83e toon:Magnificat7

Bovenstaande zestal voorbeelden geven slechts een globaal inzicht op de rijke schat aan composities. Genoemde uitgaven zijn zeker niet de enige uitgave van de stukken. In de diverse catalogi van muziekuitgeverijen is het nodige verder te vinden.

Uit de orgelhoek: ‘Uit uw hemel zonder grenzen’

De orgelbegeleiding van dit lied is te vinden in ‘Liturgische gezangen’ deel 2, nr. 92 uitgave Gooi & Sticht. Omdat deze zesdelige partituuruitgave genoegzaam bekend mag worden geacht hoef ik op deze plaats daar niet verder over uit te wijden. Laten we maar eens kijken hoe we zelf tot een eenvoudige, maar bruikbare begeleiding kunnen komen.

Jubilate 21, 3 (september 1988)

Flip Veldmans

Allereerst bestuderen we de toonsoort. Organisten nemen nogal eens klakkeloos de voorgeschotelde toonsoort over. Vaak blijkt een toontje lager of iets hoger veel prettiger om te zingen. Heel globaal kunnen we de omvang van een lied het beste nemen tussen c’ en d”. Samenzang is er niet alleen voor de bassen of de sopranen onder ons kerkvolk, maar lukt pas als iedereen de kans krijgt mee te doen.

Dit lied heeft als toonsoort de toonladder van G grote terts. De laagste toon is d’ en de hoogste toon c”; in dit geval kunnen we dus G groot aanhouden.

Dan komt het moeilijkste punt van het harmoniseren: het ‘aanvoelen’ van de tonale funkties. Dit klinkt misschien wat moeilijk; ik wil hiermee zeggen dat niet elk akkoord op elke willekeurige plaats gebruikt kan worden.

Wanneer we ons beperken tot grondakkoorden dan zijn er in principe drie mogelijkheden, bijv. bij de tonen g en d:uit_uw_hemel_1

We kunnen dus niet zomaar een akkoord ergens plaatsen, maar moeten kijken naar de samenhang van de akkoorden onderling, de spanning of ontspanning die akkoorden kunnen oproepen, het vermijden van bepaalde parallellen, kortom ze plaatsen in de funktie die de toonsoort met zich meebrengt.

De hoofdfunkties zijn: tonika, subdominant en dominant. Tonika is beginpunt, eindpunt, rustpunt, ontspanning. Dominant roept spanning op, gaat naar iets toe, is zeker geen rustpunt, wil vaak gaan naar een ontspanning, naar een oplossing. Subdominant kan beschouwd worden als een opstap, een tussenhalte of overbrugging tussen tonika en dominant. In het notenvoorbeeld is akkoord g de tonika in de toonsoort G, akkoord c heeft subdominantfunktie. De toon d kan dominant (D) of tonikafunktie (G) hebben.

Het voert te ver om hier al te diep op deze materie in te gaan, daarvoor zoudt u eens een begeleidings-cursus moeten volgen, de Gregoriusvereniging wil u graag hierbij helpen. Een ding is zeker, zomaar een akkoordje pakken wat het beste uitkomt is er zeker niet bij, met overleg en beraad moeten we tot een goede keuze zien te komen.

We gaan regel 1 en 2 nu nader bekijken, boven de noten zetten we de tonale funkties:uit_uw_hemel_2

X) G6 is de eerste omkering van het G-akkoord, de grondtoon g komt nu niet in de bas maar de terts b. Het e-akkoord op deze plaats vermijden i.v.m. parallellen.

Een belangrijke regel in de harmonieleer is het in tegenbeweging laten gaan van de bas ten opzichte van de sopraan. Voorbeeld:uit_uw_hemel_3

Ziet u de tegenbeweging van de bas? D2 is de 3e omkering van het dominant-septimeakkoord, de septime komt in de bas. D6/4 is de 2e omkering van de dominant-drieklank D, de kwint komt in de bas.

Thans hebben we al twee mogelijkheden voor de beginregels van dit lied. Er zijn meer mogelijkheden. Dat is ook het interessante om hiermee bezig te zijn, aldoende ontdek je steeds meer mogelijkheden en ben je in staat bijv. variatie aan te brengen in de coupletten, Maar dit vergt natuurlijk wel veel studie.

Eén ding is zeker, bereid een melodie altijd voor, niet alleen wat betreft de keuze van de akkoorden, maar ook bijv. de registratie. Geef zorg aan het voorspel, speel dit in precies hetzelfde tempo als het lied en neem hiervoor een andere registratie. Maak op het einde van het voorspel geen groot ritenuto, maar laat als het ware het voorspel doorlopen over de halve rust heen naar de opmaat van het lied, hierdoor ontstaat een eenheid tussen voorspel en lied.

Uit de orgelhoek: ‘Zeven was voldoende’

Op de redaktievergadering voorafgaand aan het verschijnen van een nieuwe aflevering van Jubilate worden soms al mijmerend, badinerend of discussiërend nieuwe ideeën gelanceerd. Wanneer dan de overige redaktieleden deze ideeën overnemen en verdere uitwerking geven, lijkt er niets meer in de weg om tot daadwerkelijke uitvoering over te gaan. Zo ontstond afgelopen keer in het gastvrije huis van Theo Klaus het idee om de artikelen ‘gedachten rond een lied’ te koppelen aan informatie over begeleiden voor onze organisten. Kenden we reeds het ‘tandem’ Nico en Cees, vanaf heden mengt zich een tweede duo in de strijd. Maar aangezien het een ‘recreatieve’ race is hoeven de beide ‘koppels’ geen krachtmeting met elkaar te verrichten!

Jubilate 21, 2 (mei 1988)

Flip Veldmans

Heeft Theo Klaus het in zijn artikel over de achtergronden en uitvoeringswijze van het lied ‘Zeven was voldoende’, ik laat een aantal begeleidingen over dit gezang de revue passeren. Allereerst de zetting van de bekende cantor Frits Mehrtens, te vinden in het Liedboek voor de Kerken onder nr. 57A. Veel zettingen in de groene bundel zijn geschikt om als koorzetting te gebruiken, deze bewerking is m.i. een typische orgelbegeleiding. Let op de fraaie tenorpartij in de eerste regel met de syncopen op ‘vijf en twee’, de lage g in de bas kan hier het beste op het pedaal worden gespeeld. De c in de alt (hele noot) in de laatste zin moet worden gebonden aan de es. Het slotakkoord spelen met de bovenste drie noten in de rechterhand of de bastoon in het pedaal.orgelhoek_zeven_was1orgelhoek_zeven_was2

In de bundel ‘Ludiale’, eenvoudige voor- en tussenspelen bij veelgezongen liederen in de Liturgie, van Jan Böhmer, uitgave Pastoraal Centrum Dijkstr. 13 te Aalten staat dit voor- en tussenspel onder nr. 114 afgedrukt:orgelhoek_zeven_was3

Bij het kerkmuziekblad ‘Adem’ in België verscheen als bijlage van aflevering 2, jaargang 1975 onderstaande zetting. Door het gebruik van liggenblijvende tonen meer geschikt als begeleiding bij eenstemmig koor. De zetting heeft een specifieke kleuring door de toepassing van kwintparallellen en septimeakkoorden.

Omdat voorspelen in de groene bundel ontbreken en koorzettingen niet altijd geschikt zijn om als orgelbegeleiding te gebruiken, is er een nieuwe bundel ontstaan, de z.g. ’bruine‘ uitgave.

Steeds wordt een voorspel gegeven met daarna de orgelbegeleiding in overwegend driestemmige zetting. Onderstaande is van de Groningse kerkmusicus Evert Westra:orgelhoek_zeven_was4

Het voorspel kan eventueel op twee klavieren gespeeld worden. Bijv. met Prestant 8’ en Octaaf 4’ in de linkerhand, en rechts Holpijp 8’ en Fluit 4’. De liedbegeleiding kan dan met Prestant 8 en 4 gespeeld worden en er hoeft niet meer van registratie te worden gewisseld. Dit bevordert de rust in de overgang van voorspel naar begeleiding. Overigens is er ook nog een blauwe uitgave van het Liedboek, waar steeds een uitgebreid voorspel (wat ook als zelfstandig orgelstuk kan dienen), een korte intonatie en de begeleiding van het gezang in staat. Het Liedboek is een uitgave van het Boekencentrum te Den Haag. In Harmonie deel I van Jan Böhmer, uitgave Harmonia Hilversum trof ik deze zetting aan. Let bij het voorspel op de canon tussen de rechter- en de linkerhand. Fraseer steeds nauwkeurig bij de aangegeven komma’s, de andere hand gaat op dat moment gewoon door, dit vergt enige studie en werkt bevorderend voor de zelfstandigheid van beide handen.orgelhoek_zeven_was5orgelhoek_zeven_was6

Tenslotte nog wat algemene opmerkingen. Speel het voorspel in precies hetzelfde tempo als de liedzetting, neem hiervoor een andere registratie, bijv. enkele fluitregisters op een tweede klavier. Maak op het einde van het voorspel geen groot ritenuto met een lange slotnoot maar laat de begeleiding aansluiten in hetzelfde metrum, zo ontstaat een harmonisch geheel tussen voorspel en begeleiding. Speel het ritme exact, de hele noot op het einde van de eerste zin zou aanleiding kunnen geven op een te vroege inzet van de tweede zin. ‘Adem mee’ met het koor, neem de frasering steeds af van de voorgaande noot, waardoor de inzet van de volgende zin steeds op tijd komt. Maak geen grote rust tussen de coupletten maar denk steeds door in het gegeven metrum.

Uit de orgelhoek: Buxtehude

Dit jaar is het 350 jaar geleden dat Dietrich Buxtehude werd geboren. Een naam die bij veel amateurorganisten onvoldoende bekend is, daarom is de herdenking een goede gelegenheid iets over deze componist te vertellen.

Jubilate 20, 2 (mei 1987)

Flip Veldmans

Dietrich werd in 1637 te Oldesloe in Holstein, in de buurt van Lübeck geboren. Hij kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader en later studeerde hij tevens bij Johann Lorentz zoon van een bekende orgelbouwer en gehuwd met een dochter van zijn beroemde leraar Jakob Praetorius. Op 20-jarige leeftijd aanvaardde Dietrich zijn eerste organistenbetrekking aan de Mariakerk te Helsingborn, waar zijn vader reeds eerder het organistenambt had uitgeoefend. Juist in deze tijd werden hier op de Sont herhaaldelijk zeeslagen gevoerd, vanwege de tol die door de Sont varende schepen moesten betalen, o.a. in 1658 waarbij Witte de With het leven liet en in 1659 die onder Michiel de Ruyter. Vanaf zijn 31stejaar vertrok hij naar LUubeck waar hij tot zijn dood in 1707 altijd gebleven is.

Zijn voorganger in de Mariakerk te Lübeck was de bekende Franz Tunder en evenals deze werd Buxtehude tevens kerkelijk ontvanger. Vier maanden na zijn ambtsaanvaarding trad hij in het huwelijk met Anna Tunder, de dochter van zijn voorganger. In de Mariakerk te Lübeck bevonden zich twee grote, bij een bombardement in 1942 verloren gegane orgels. Een drieklaviers instrument, gebouwd in 1518 aan de westkant van de kerk met 54 registers, en een in het noordelijk zijschip geplaatst orgel, bestaande uit 38 registers met Hoofdwerk-Rugpositief Borstwerk en Pedaal, gebouwd in 1477 en geheten het ‘Totentanzorgel’, genoemd naar het laat-middeleeuwse, met dodendansvoorstellingen beschilderde kapelletje, dat in de Mariakerk onder dit instrument aanwezig was. Behalve de twee grote orgels beschikte de Mariakerk ook over een positief voor het motettenkoor en tevens over een 8- en 16-voets regaal voor de lijdenstijd en de ‘Abendmusik’-concerten. Grote bekendheid genoot Buxtehude door zijn Abendmusiken (Voor het handhaven van de orde moest de stadswacht zorgen, die een enkele maal werd bijgestaan door soldaten!). Zo groot werd op de duur de roem van de Lübecker organist dat andere kunstenaars hun werk aan hem opdroegen o.a. Johann Pachelbel.

Toen Buxtehude oud werd begon hijzelf en het kerkbestuur moeite te doen een goede opvolger te vinden. Voorwaarde was we|… dat deze opvolger met een van zijn dochters zou huwen en dat hij de oude organist tot zijn dood zou verzorgen. Indien deze koppeling met de organistenbetrekking niet had bestaan dan was J.S. Bach wellicht de opvolger van Buxtehude geworden. Bachs verering voor Buxtehude was zo groot dat hij een voetreis van 450 km. van Arnstadt naar Lübeck maakte om Buxtehude, wiens composities hij reeds kende, ook als organist te leren kennen. Ondanks het verlof van slechts één maand verbleef Bach drie maanden in Lübeck en toen hij terugkeerde ‘met vermeerderde kennis’ kreeg hij een flinke uitbrander over het lange wegblijven en net verzaken van zijn plichten!

De orgelwerken van Dietrich Buxtehude zijn in 4 delen in 1952 verschenen bij uitgeverij Hansen onder redaktie van Josef Hedar. Tevens zijn ze o.a. in de Peters en de Bärenreiter-editie verschenen. In de eerste Hansen-band staan de Passacaglia, ciaconen en canzonen. Band 2 bevat de Preludes, toccata’s en fuga’s. In de derde band vinden we de koraalvariaties en in band 4 de koraalvoorspelen. De afgedrukte muziekillustraties zijn weer met de nodige zorgvuldigheid gekozen op niet te moeilijke speelbaarheid, ze geven eerlijkheidshalve geen doorsnede van de moeilijkheidsgraad, maar tonen wel dat ook deze prachtige muziek toegankelijk is voor de amateur-organist en met veel genoegen gebruikt kan worden. In de liturgie kan zij uitermate goed functioneren mits met het tijdeigene van het liturgisch jaar rekening wordt gehouden. Veel plezier!

Uit de orgelhoek: ‘Fiori musicali’ van Frescobaldi

In dit artikel wil ik de aandacht vestigen op de bundel ‘Fiori Musicali’ van Frescobaldi met daarnaast mogelijkheden aangeven voor de zogenaamde alternatimpraktijk: de afwisseling van koorzang en orgelversetten.

Jubilate 20, 1 (januari 1987)

Flip Veldmans

Eerst iets over zijn leven. Firolamo Frescobaldi werd in 1583 te Ferrara geboren en stierf in Rome in 1643. In 1604 vestigt hij zich in Rome, eerst als student aan de Academie St. Cecilia en 4 jaar later als organist aan de St. Pieterskerk. Rond 1607 maakt hij een reis naar Nederland en Vlaanderen. Om op 25-jarige leeftijd aangesteld te worden als organist van de St. Pieter duidt op groot talent op het gebied van het orgelspel. Maar ook als componist vindt hij spoedig erkenning en roem. Tegen het einde van zijn leven was Frescobaldi’s roem ver buiten de Italiaanse grenzen doorgedrongen, in het bijzonder in Frankrijk en Duitsland. Zijn meeste composities zijn reeds tijdens zijn leven of kort na zijn dood in druk verschenen, sommige zelfs in verschillende uitgaven.

De bundel Fiori Musicali stamt uit 1635 en is het laatste en beroemdste werk van Frescobaldi. Voor het eerst bestaat de band uit louter muziek voor liturgisch gebruik bedoeld om de drie meest voorkomende gregoriaanse missen in te leiden en op te luisteren. Deze missen zijn:

  1. In Dominicis per Annum (Orbis factor) 11e mis

  2. In festis Apostolorum (Cunctipotens genitor Deus) 4e mis

  3. In Solemnitatibus et Festus Beata Maria Virginis (Cum Jubilo) 9e mis

Elke mis begint met een ‘Toccata avanti la Messa’. Dan volgen verschillende zettingen van het Kyrie bedoeld om afwisselend met het koor te spelen. Hierna komt een Canzone dopo l’ epistola, een ricercare dopo il Credo, een Toccata per l’elevazione (wat gespeeld werd tijdens de opheffing), nemen de orgelstukken de plaats in van de proprium-gezangen Introïtus, Graduale en Alleluia, Offertorium en Communio.

De Kyrie/Christe-versetten zijn bij Frescobaldi de enige stukken ontleend aan gregoriaanse melodieën. Dit in tegenstelling met het gebruik in die tijd alle ordinarium-gezangen alternerend uit te voeren. Deze versetten kunnen bijvoorbeeld in de volgorde uitgevoerd worden:

  1. Kyrie: koor – orgel – koor
  2. Christe: koor – orgel – koor
  3. Kyrie: koor – orgel – koor

Fiori Musicale is verschenen:

Aanvulling 3 december 2015

Jolando Scarpa 2003
Creative Commons Attribution Non-commercial Share Alike 3.0

Tenslotte nog een aardige anekdote. In 1674 bericht een Italiaan dat naar een orgelbespeling van Frescobaldi meer dan 30.000 bezoeker gekomen waren en dat Frescobaldi zelfs met omgekeerde handen gespeeld heeft, dat wil zeggen met de bovenkant van de hand omgedraaid…