Bewust zingen 6

Door omstandigheden miste u in Jubilate mei 1986 de rubriek stemvorming, maar hier zijn we weer.

Als u in Jubilate januari 1986 pagina 10 opzoekt, dan staat de ademhaling in vette letters gedrukt. Deze belangrijke lichaamsfunktie blijft in het middelpunt van onze belangstelling staan. We staan er niet bij stil, dat de mens via de uitademingslucht zijn spreek- en zangstem laat horen.

Jubilate 19, 3 (september 1986)

Zr. Leonie Schoenmakers

Het ademapparaat zit fantastisch in elkaar. Duidelijkheidshalve volgt eerst een korte gang van zaken: Bij inademing stroomt de lucht door mond en neus naar binnen, gaat door de keel en de luchtpijp met haar vertakkingen (bronchiën) in het eigenlijke ademhalingsorgaan, de in de borstholte gelegen longen. Deze bestaan (fig. 2) uit de fijnste vertakkingen (a) van de luchtpijp, die eindigen in een trechtervormige verwijding (b). De wanden hiervan zijn niet glad, maar vertonen uitpuilingen, de longblaasjes (c), het zéér elastische longweefsel. Als het uitzet en de gehele borstholte vult, kan het drie maal zo groot worden. De twee longen zijn gehuld in het rekbare borstvlies en vullen met het er tussen liggende hart, de slokdarm en enige bloedvaten, de hele borstholte. Van onderen wordt deze afgesloten (fig. 3) door het gespierde middenrif (a) dat de scheiding vormt tussen borst- en buikholte. De toevoer van verse lucht (inademing) en de afvoer van verbruikte lucht (uitademing) gebeurt door automatische bewegingen.

bewust_zingen_6

In het eerste artikel van Bewust zingen (september 1984) schreef ik: Inleidende begrippen en praktische oefeningen zullen steeds hand in hand gaan. Bovenstaande tekst is zo’n inleidend begrip. En nu gaan we snel over tot aktie:

Ademoefeningen (serie 5): N.B.: Bij al de oefeningen ademen we dit keer in door de neus (geur genieten, om te komen tot middenrifsademhaling). Schouders niet optrekken.

  1. Ga daarom op een stoel zitten en houd de onderkant van de zitting vast (de schouders zijn dan gefixeerd), dan: in- en uitademen. Buikspieren niet intrekken. Als u het goed doet, moet bij de inademing de buikwand naar buiten uitzetten.
  2. Inademen door de neus. Uitademen op p… p… p… enz. We gaan staan, beide handen in de zij.
  3. Armen langzaam zijwaarts omhoog, daarbij door de neus inademen. Armen zijwaarts omlaag, daarbij uitademen.
  4. Armen achter het hoofd, daarbij in- en uitademen.
  5. Houd een neusgat met de vinger dicht. Door elk van de neusgaten afzonderlijk in- en uitademen.

N.B.: Vooral de inademing is belangrijk. Je kunt geen geld uitgeven, als je het niet eerst verdiend hebt.

Resonans
Voor u gaat oefenen is het aan te bevelen dat u Bewust zingen III, IV en V nog eens bestudeert en er enkele oefeningen uitpikt ter repetitie. Een toon voortgebracht zonder resonans zal nooit het predikaat ‘mooi’ verdienen.

Oefeningen om de resonans bewust te maken:

  1. Zoem de m op een toon die u gemakkelijk ligt; houd hem enige seconden aan. De kaak even licht heen en weer bewegen om iedere spanning te voorkomen.
  2. Zoem de n. Maak de mond van binnen ruim (denk aan geeuwen). 3. Zoem de ng (van zang b.v.). Let op waar de tongpunt blijft. Deze dienst losjes tegen de ondertanden te liggen. Voel aan de neus de trillingen. N.B.: Herhaal de oefeningen. Stemoefeningen aan de hand van een lied:
    Ik koos voor u lied no. 485 van G.v.L. Kom tot ons, de wereld wacht, een adventslied in de eerste kerktoon, re-muziek dus. De eigenlijke titel is: Nun komm der Heiden Heiland en dateert uit de 16de eeuw. J.L. Bach vond de melodie rijk genoeg om er een kerkcantate op te bouwen. De kerkcantate als deel van de Zondagsdienst in Bach‘s tijd, vormde een lyrisch kommentaar op het door de gemeente gezongen koraal. Hiermee leverde Bach een schitterende bijdrage aan de liturgie van de Zondag. De dichter-dominee J.W. Schulte Nordholt gaf ons de omdichting in de Nederlandse taal. De melodie heeft, door de vele lange noten een gedragen karakter, dus legato of gebonden zingen, d.w.z. de ene toon niet loslaten voor de volgende er is.

Werkwijze: De hele melodie vocaliseren.

  • Op noe zingen. Lippen sterk gerond, zodat de luchtstroom ‘gericht’ wordt en men vóór in de mond zingt.
  • Op doo zingen. De d telkens voorzichtig aanzetten, dus nooit duwen met de adem.
  • Neuriën op n met de speciale opdracht: de ruimte in de mond groot houden. Denk aan geeuwen.
  • Lees het eerste couplet duidelijk gearticuleerd. Daarna zingen.

bewust_zingen_6a 10.14.20